direct naar inhoud van Artikel 3: Bedrijventerrein - 3
Plan: Kantorenpark Drachten en Bedrijvenpark Noordoostkwadrant
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2011BKA001-0401

Artikel 3: Bedrijventerrein - 3

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;

met uitzondering van risicovolle inrichtingen, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven,
maar ook voor de daarbij behorende:

  • b. restauratieve voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen en water;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. wegen, straten en paden;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. kunstobjecten;
  • h. tuinen en erven.

 

3.2. Bouwregels

3.2.1. Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen en een aan een bedrijf gerelateerde kantoorruimte;
  • b. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

3.2.2. Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 5 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste de in de aanduiding "maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven hoogte respectievelijk het aangegeven percentage bedragen.

 

3.2.3. Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten, met uitzondering van reclamemasten, mag maximaal 8 meter zijn;
  • d. de bouw van reclamemasten is niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van reclamezuilen mag maximaal 3 m zijn;
  • f. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  • g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.

 

3.3. Afwijking van de bouwregels

3.3.1. Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 3.2.2 sub b en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind dan wel een gebouw op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
  • b. de regel van lid 3.2.2 sub c en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot maximaal 15 meter;
  • c. de regel van lid 3.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  • d. de regel van lid 3.2.3 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt vergroot tot maximaal 2 meter;
  • e. de regel van lid 3.2.3 sub e en toestaan dat de bouwhoogte van overige andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 40 meter, met uitzondering van reclamemasten.

3.3.2. Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan voor de in lid 3.1 onder a genoemde bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-zelfstandige kantoren voorzover de oppervlakte van een niet-zelfstandig kantoor meer bedraagt dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf met een maximum van 1500 m².
3.5. Afwijking van de gebruiksregels

3.5.1. Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 3.4 onder a en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, op voorwaarde dat het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. de regel van lid 3.4 onder a en toestaan dat bedrijven worden gevestigd genoemd in bijlage 1 onder categorie 2, op voorwaarde dat:
    • 1. de bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorie 2;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • c. de regel van lid 3.4 onder a en toestaan dat bedrijven worden gevestigd genoemd in bijlage 1 onder categorie 3.1, op voorwaarde dat:
    • 1. de bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorie 3.1;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • d. de regel van lid 3.4 onder a en toestaan dat bedrijven worden gevestigd genoemd in bijlage 1 onder categorie 3.2, op voorwaarde dat:
    • 1. de bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorie 3.2;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • e. de regel van lid 3.4 onder b en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel:mits:
    • 1. het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;
    • 2. de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke vloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen per bedrijf zal bedragen, met een maximale oppervlakte van 50 m² per bedrijf;
    • 3. de vestiging plaatsvindt in de bestaande gebouwen.

 

3.5.2. Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 kan slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.