Plan: | De Swetten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0090.BP2010SSWO01-0401 |
Gezien het karakter van het plangebied als overwegend, bestaand woongebied, komt de woonfunctie uiteraard het meeste voor. Vanuit beheersoptiek is het daarom met name voor deze functie belangrijk een regeling te treffen die een goed woon- en leefklimaat waarborgt. In de huidige situatie gelden voor veelal gelijke woonsituaties verschillende regelingen. Met de regeling in dit bestemmingsplan wordt getracht deze regelingen zo goed mogelijk te harmoniseren tot zoveel mogelijk eenduidige regelingen voor gelijkwaardige woongebieden. Dit geldt ook voor de aanwezige bijzondere woonvormen. Deze worden dan ook gelijk behandeld ten opzichte van de overige woningen.
Uitgangspunten voor de regeling van de woonfunctie zijn in eerste instantie de uiterlijke verschijningsvorm en de maatvoering(en) van de woonbebouwing, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de reguliere woningbouw in de wijken zelf.
Deze worden in de planregels en de digitale verbeelding van dit bestemmingsplan vastgelegd, waarmee het behoud van deze uiterlijke verschijningsvorm wordt nagestreefd. In het volgende hoofdstuk zal nader ingegaan worden op de mogelijkheden die in de regels ten aanzien van de woonfunctie gesteld worden. Een aparte vorm van woningen betreffen de bedrijfswoningen in het plangebied.
Reguliere woningbouw
De bestaande woningbouw is geregeld onder een aantal woonbestemmingen die afgestemd zijn op de karakteristieken van de woningen. Binnen woonbestemmingen is het verschil in de (gewenste) uiterlijke verschijningsvorm geregeld door het vastleggen van de maten van het hoofdgebouw (de woning) en de daaraan gekoppelde maximale en minimale afmetingen. Deze afmetingen zijn in de bouwvlakken opgenomen. Binnen de bouwvlakken dienen de hoofdgebouwen, de bijgebouwen, de aan- en uitbouwen en overkappingen gebouwd te worden. Anders dan het hoofdgebouw vormen de laatste vier soorten bebouwing de erfbebouwing. De planregeling maakt dus onderscheid tussen hoofdgebouwen en erfbebouwing. Naast de mogelijkheden voor het realiseren van de hoofdbebouwing is ook getracht de mogelijkheden ten aanzien van erfbebouwing zoveel mogelijk te uniformeren. De voorgevels van de woningen zijn leidend voor de ligging van de bouwvlakken. Voor de afstand van de bouwvlakken tot het openbare gebied is een vaste afstand van 2 meter gehanteerd, tenzij de huidige afstand van de woningen (hoofdgebouwen) kleiner is. Voor vrijstaande woningen gelden ruimere mogelijkheden dan voor halfvrijstaande woningen en rijenwoningen. Elk type woning is ondergebracht in een separate bestemming. Bij elk type woning is een maximum oppervlakte aan bebouwing binnen de bouwvlakken van toepassing. Ook het bouwperceel mag tot ten hoogste een maximum percentage worden volgebouwd. Zo is het dat op grotere bouwpercelen bij een woning ruimere mogelijkheden gelden dan voor eenzelfde type woning op een kleiner bouwperceel. Hiermee wordt voorkomen dat bijvoorbeeld kleinere erven volledig bebouwd worden en er op grotere erven een overmaat aan erfbebouwing verschijnt. Om tot slot de ondergeschiktheid in ruimtelijke zin van de erfbebouwing ten opzichte van de hoofdbebouwing zo goed mogelijk te waarborgen, worden maximale hoogtes en dieptes gesteld.
Het stedenbouwkundige aanzicht van de woonbebouwing is vooral van belang daar waar het gaat om voor- en zijaanzichten van de woning. Deze aanzichten worden beschermd door de begrenzing van het bouwvlak langs de voorgevel (en in hoeksituaties tevens langs de zijgevel) van hoofdgebouwen te leggen. Op deze manier wordt voorkomen dat erfbebouwing het straatbeeld gaat domineren en wordt een heldere begrenzing tussen particuliere en openbare ruimte gewaarborgd.
Met het regelen van alle reguliere grondgebonden woningen in één hoofdbestemming wordt de bouwmogelijkheden voor deze woningtypen zoveel mogelijk gelijk getrokken. Daarmee wordt aan het woningbestand een zekere uniforme uitbreidingsruimte geboden.
Tevens zijn de gestapelde woningen oftewel de woongebouwen voorzien van een specifieke regeling, waarmee de meergezinswoningen in het plangebied zijn vastgelegd. Deze woongebouwen zijn bepaald door het vastleggen van de maximale bouwhoogte.
Bedrijfswoningen
Het uitgangspunt voor de bedrijfswoningen in het plangebied is dat deze op de huidige plaatsen kunnen blijven bestaan. Een verdere toename van bedrijfswoningen is met name op het bedrijventerrein, in verband met de aanwezigheid van enkele grotere en zwaardere bedrijven, ongewenst. Het bestemmingsplan biedt daarom een dergelijke regeling.