direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Nij Beets Kom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.11BPKom-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de dorpskom van Nij Beets in de gemeente Opsterland. Met dit bestemmingsplan 'Nij Beets Kom' wordt een actuele juridisch-planologische regeling gegeven voor het gebied.

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Opsterland is al een aantal jaren bezig de verouderde bestemmingsplannen voor de dorpen te actualiseren en te uniformeren. Daarbij wordt de gehele dorpskom (en eventuele uitbreiding daarvan) in één keer voorzien van een nieuwe en uniforme planologische regeling. Dit actualisatieprogramma is vastgelegd in het door de gemeenteraad vastgestelde “Jaarverslag ruimtelijke plannen 2004 en programma 2005”. Dit programma is in het voorjaar van 2013 geactualiseerd in het “verslag bestemmingsplannen 2005-2012 en programma 2013”.

Voor een aantal dorpen is inmiddels een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Voor Nij Beets is - om de actualisatieslag te halen - een beheersverordening vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt de beheersverordening voor Nij Beets vervangen door een nieuwe regeling.

Begrenzing plangebied

De dorpskom van Nij Beets vormt het plangebied. Voor de begrenzing daarvan is de huidige dorpskom dus als uitgangspunt genomen. De begrenzing is daarnaast afgestemd op logische geografische begrenzingen en de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied. De begrenzing van het plangebied is aangegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.11BPKom-0301_0001.jpg"

De begrenzing van het plangebied

Geldende regelingen

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om een actuele juridisch-planologische regeling te geven voor het plangebied. Daarmee herziet dit plan het bestemmingsplan Nij Beets (vastgesteld op 30 juni 2003, goedgekeurd op 7 oktober 2003) en (latere) herzieningen en afwijkingen. Een van de meest recente afwijkingen van het bestemmingsplan is voor de nieuwbouw bij It Damshûs.

1.2 Opzet van de toelichting

Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting. Dit betekent in hoofdlijn dat een toelichting per bestemmingsplan plaatsvindt. De opzet is bepaald door de digitale opzet van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving per bestemming. Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen.

De omgevingsaspecten zijn in een eigen hoofdstuk (hoofdstuk 3) opgenomen. De omgevingsaspecten zijn niet per object aan te geven, maar zijn voor grotere delen van het plangebied geldig. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde aspecten. Waar nodig zijn in dit hoofdstuk links opgenomen naar uitgevoerde onderzoeken.

Ook overkoepelend zijn de toelichting op de uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk 4) en het overleg en de inspraak (hoofdstuk 5). Hoofdstuk 4 gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, waaronder de grondexploitatie. Hoofdstuk 5 geeft een samenvatting van de op het voorontwerpbestemmingsplan ingediende overleg- en inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop. Daarbij geeft het hoofdstuk inzicht in de mogelijke wijzigingen vanuit overleg en inspraak op dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 De bestemmingen

In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen is de basis van de uitgangspunten de huidige situatie en/of het geldende beleid. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.

2.1 Agrarisch - Cultuurgrond

De bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' maakt het gebruik van gronden voor agrarische cultuurgrond en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.1.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De hoofdfunctie van de bestemming is agrarisch. Het gaat daarbij vooral om agrarische gronden, die gebruikt worden als weiland of akkerland. Deels worden de gronden medegebruikt als ijsbaan. Voorzieningen die nodig zijn voor de hoofdfunctie of al aanwezig zijn, worden mogelijk gemaakt. Op die manier kan de hoofdfunctie optimaal worden uitgeoefend. Ook gebiedseigen landschappelijke elementen zijn mogelijk, daarbij kan in dit plangebied gedacht worden aan kavelsloten. Het aanbrengen van kuilbulten is via de specifieke gebruiksregels uitgesloten.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming toegestaan waar het gaat om gebouwen voor de ijsbaan. De bouwmogelijkheden daarbij zijn afgestemd op de afmetingen die wenselijk zijn voor dergelijke gebouwen.

Daarnaast is het in de hele bestemming mogelijk bouwwerken, geen gebouwen zijnde te bouwen. Daarbij gaat het om erf- en terreinafscheidingen, lichtmasten voor de ijsbaan en overige bouwwerken. De maximale bouwhoogten zijn afgestemd op een optimaal functioneren van het bouwwerk. Zo mag een lichtmast maximaal 10,00 meter hoog worden en erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,00 meter.

Omgevingsvergunning

Voor enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden is het mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij gaat het om onder meer het ophogen van gronden, het afgraven van gronden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen. Door aan dit soort werken en werkzaamheden een vergunning te koppelen, worden ze niet uitgesloten, maar zijn ze controleerbaar. Dit biedt enige flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden van de gronden. De omgevingsvergunning moet voldoen aan de opgenomen voorwaarden en toetsingscriteria, anders wordt deze niet verleend.

2.1.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het huidige extensief gebruikte agrarische gebied moet zo veel mogelijk gehandhaafd blijven;
  • De bestaande ijsbaan blijft gehandhaafd op de huidige locatie;
  • Bebouwing is op de agrarische gronden niet toegestaan, behalve wanneer het ondergeschikt ten behoeve van het gebruik (weiland en/of akkerland) nodig is. Een uitzondering hierop is bebouwing bij de ijsbaan;

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen na wijziging van de bestemming, moeten voldoen aan het welstandsbeleid dat dan geldt.
2.1.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp is omgeven door agrarische gronden, binnen een open (veenontginningen)landschap. De agrarische gronden zijn rondom het dorp aanwezig en liggen op één locatie binnen het plangebied van dit bestemmingsplan aan de noordwestzijde en langs de Domela Nieuwenhuisweg. De gronden bestaan hoofdzakelijk uit weidegrond en akkerland. Het gebruik van de gronden is extensief. Bij de agrarische gronden zijn sloten, paden en - horend bij het coulissenlandschap - boomsingels aanwezig. Ook bouwwerken als hekken horen bij de agrarische functie.

Aan de noordwestzijde van het dorp wordt een weiland in de winter onder water gezet en gebruikt als ijsbaan. Hierbij zijn de nodige bouwwerken voor die functie aanwezig, bijvoorbeeld lichtmasten en een clubgebouw.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdende landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De agrarische gronden binnen de bebouwde kom kunnen te maken hebben met de historie van het gebied. In die gevallen is speciale aandacht ervoor van belang. Bij de agrarische gronden in dit bestemmingsplan is dit niet het geval. Dit beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

Voor het agrarische gebied langs de Domela Nieuwenhuisweg geeft het beleid nadrukkelijk aan dat dit bedoeld is voor cultuurgrond en dat de handhaving van de openheid daar wenselijk is.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009 . De agrarische gronden in het plangebied vallen in het welstandsgebied 'Buitengebied (open landschap)'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.2 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' maakt het gebruik van gronden voor de individueel aanwezige bedrijven in het dorp en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.2.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is individuele bedrijven in de kern mogelijk te maken. Individuele bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 zijn in deze bestemming bij recht toegestaan. Door deze lage milieucategorie toe te staan, wordt (grote) milieuhinder voor de omgeving voorkomen. Hebben incidentele bedrijven een hogere milieucategorie, dan zijn deze specifiek aangeduid. Hierdoor zijn deze bedrijven alleen op de locatie toegestaan waarop zij zich nu bevinden. Ter plaatse van die aangeduide percelen mogen uiteraard ook bedrijven in lagere categorieën komen. Een voorwaarde is dat de mogelijk gemaakte bedrijvigheid in de bijgevoegde bedrijvenlijst opgenomen moet zijn.

Bij de bedrijven, waar al een bedrijfswoning is gebouwd, wordt deze bedrijfswoning specifiek aangeduid. Nieuwe bedrijfswoningen worden tegengegaan, zodat eventueel aanwezig omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

Andere afwijkende, maar al wel bij de bedrijven aanwezige functies, worden ook specifiek aangeduid. Enkele functies zijn echter specifiek uitgesloten. Voorbeelden daarvan zijn risicovolle inrichtingen en (perifere) detailhandel. Hierdoor ontstaat geen grotere gevaarzettende situatie en/of overlast voor de omgeving.

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen zoals wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en overkappingen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en overkappingen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. De bouwmogelijkheden hiervoor zijn deels op de ruimtelijke verbeelding en deels in de regels bij de bestemming opgenomen. Het is op de verbeelding opgenomen, omdat voor de verschillende percelen geen eenduidige regeling in de regels opgenomen kan worden. Dit heeft te maken met de diversiteit van de bebouwing. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied. Bepaald is dat per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak. Door de woningen alleen in het aangeduide vlak mogelijk te maken, verandert de situatie voor omliggende bedrijven niet. Deze bedrijven worden dan niet beperkt in hun milieucontouren en daarbij horende bedrijfsactiviteiten. De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels. Daarvoor is aansluiting gezocht bij het bestaande beeld.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen en -woningen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een algemene regeling voor dit type bouwwerken opgenomen, waarbij aansluiting is gezocht bij de mogelijkheden die bij 'gewone' woningen geldt.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 10,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Daarnaast is in de bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt een aanduiding voor een specifieke bedrijfsvorm te verwijderen, zodat meer gebruiksflexibiliteit op het betreffende bestemmingsvlak ontstaat. Bij de wijziging moet wel aangetoond zijn dat de specifieke bedrijfsfunctie beëindigd is. Een algemene wijzigingsregel maakt het mogelijk dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', 'Groen', 'Verkeer - Verblijf' en/of 'Water'.

2.2.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Bestaande individuele bedrijven met een milieucategorie 1 en 2 zijn bij recht mogelijk in deze bestemming, om ze te kunnen behouden.
  • Specifieke bedrijfsvormen met een andere milieucategorie zijn specifiek aangeduid om ze te kunnen behouden, en om een grotere overlast voor de omgeving te voorkomen.
  • Bestaande bedrijfswoningen worden door middel van een aanduiding mogelijk gemaakt. De locatie voor de bedrijfsbebouwing wordt hiermee vastgelegd.
  • Bij de bedrijven is bij recht geen nieuwe bedrijfswoning mogelijk, wanneer hiervoor geen specifieke regeling is getroffen.
  • Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen.

Uitgangspunten beleid

  • Bij recht worden geen andere bedrijfstypen in de categorieën 3.1 en hoger en een kavelomvang van meer dan 2.500 m2 toegelaten;
  • Nieuwe individuele bedrijven worden niet mogelijk gemaakt binnen het plangebied.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De bedrijven hebben maximaal een categorie 2, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
  • Bedrijven met een hogere categorie worden specifiek aangeduid. Alleen die bedrijven zijn daar toegestaan.
2.2.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Naast de aanwezigheid van het bedrijventerrein Swynswei aan de oostzijde van het dorp (zie paragraaf Bedrijventerrein) zijn er verspreid in het dorp ook een aantal bedrijven aanwezig. Het gaat hierbij om onder meer een meubelmakerij en een transport- en aannemersbedrijf. Bij dit soort bedrijven wordt van oudsher vaak ook gewoond. De woningen bij de bedrijven zijn nu in gebruik als bedrijfswoningen.

Door de verschillende typen bedrijven en bouwjaren, is de architectuur en afmeting van de gebouwen gevarieerd. Bij de bedrijfsgebouwen komt dit tot uiting in de maatvoering en kapvorm (kap of plat dak). De maximale bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen varieert in het plangebied. De bedrijfswoningen zijn in maatvoering ook zeer divers. Op een enkele uitzondering na is over het algemeen sprake van één bouwlaag met een kap.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Nij Beets is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

In het beleid is opgenomen dat ingezet wordt op het behoud van de economische structuur. Daarbij wordt vooral ingezet op de vitaliteit van de plaatselijke werkgelegenheid. Het behoud van de bestaande bedrijvigheid is een belangrijk uitgangspunt, uitbreiding ervan wordt niet voorzien.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor deze gronden in het plangebied gelden verschillende welstandsgebieden, bijvoorbeeld 'Lintbebouwing', afhankelijk van de omgeving van de bedrijven. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.3 Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is bedoeld voor het behoud van nutsvoorzieningen in het plangebied. Hiervan staat er onder andere één achter de woningen aan de Doarpsstrjitte.

2.3.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Binnen de bestemming zijn nutsvoorzieningen mogelijk. Voor een goed functioneren van de bestemming zijn ook daarbij horende bouwwerken toegestaan. Ondergeschikt is het mogelijk groenvoorzieningen, water, wegen, paden en parkeervoorzieningen bij deze bestemming te realiseren. Zo kan de functie maximaal uitgeoefend worden.

Bouwmogelijkheden

Het is mogelijk binnen de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen. Het gaat daarbij om gebouwen die niet vergunningvrij zijn, dus een inhoud hebben van minimaal 45 m3. Wanneer een nutsvoorziening een inhoud heeft tot 45 m3 is deze vergunningvrij, mits de bestemming nutsvoorzieningen toelaat (Besluit omgevingsrecht). Voor de nutsvoorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale afmetingen van de bebouwing zijn in de regels opgenomen.

De afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bijvoorbeeld een erfafscheiding, zijn afgestemd op de functie van het betreffende bouwwerken en aangepast op de mogelijkheden vanuit het Besluit omgevingsrecht.

2.3.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De bestaande nutsvoorzieningen in het plangebied blijven mogelijk;
  • De bestaande afmetingen worden mogelijk gemaakt;
  • De antennemasten worden specifiek geregeld.
2.3.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Op verschillende plaatsen in het plangebied zijn (gebouwen voor) nutsvoorzieningen aanwezig. Daarbij gaat het onder andere om een hokje van KPN nabij de Domela Nieuwenhuisweg, achter de woningen aan de Doarpsstrjitte.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Dit beleid geeft geen concrete uitgangspunten voor deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan. Dit beleid geeft echter geen concrete uitgangspunten voor deze bestemming.

Zoals hiervoor aangegeven is voor nutsvoorzieningen van dergelijke aard geen specifiek beleid aanwezig. Wel is het Besluit omgevingsrecht hiervoor van belang. Hierin is namelijk aangegeven dat gebouwtjes voor nutsvoorzieningen onder bepaalde voorwaarden vergunningvrij zijn. De gebouwtjes in het plangebied die binnen deze bestemming vallen, zijn niet vergunningvrij.

2.4 Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' maakt het gebruik van gronden voor het bedrijventerrein aan de Swynswei en de Doarpsstrjitte en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.4.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is bedrijven mogelijk te maken met milieucategorieën 1, 2 en 3.2. Dit komt voort uit de regeling van het voorheen geldende bestemmingsplan. De bedrijven die zijn toegestaan, zijn in de bedrijvenlijst bij de regels opgenomen. De basis hiervoor is de geldende regeling en de bestaande situatie.

Bestaande bedrijven met een grotere categorie kunnen blijven bestaan, maar alleen op de locatie waarop zij zich nu bevinden. Deze bedrijven zijn specifiek aangeduid. Ter plaatse van die aangeduide percelen mogen uiteraard ook bedrijven in lagere categorieën komen.

Bij de bedrijven, waar al een bedrijfswoning is gebouwd, is deze specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen worden toegestaan, mits het de eerste bedrijfswoning bij een bedrijf is. Tweede bedrijfswoningen bij een bedrijf zijn niet mogelijk.

Bestaande afwijkende functies kunnen blijven bestaan, deze hebben een specifieke aanduiding. Een voorbeeld van een afwijkende functie is perifere detailhandel. Hiervoor is in deze bestemming een specifieke aanduiding en regeling opgenomen. Andere functies zijn binnen de bestemming niet toegestaan, waaronder kantoren en inrichtingen waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen. Dit voorkomt een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende bedrijven. Andere, voor de bedrijven van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: gebouwen en overkappingen, bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor alle gebouwen en overkappingen geldt dat deze per bouwperceel voor één bedrijf zijn toegestaan. Daarbij is een maximaal bebouwingspercentage gegeven, zodat voldoende ruimte overblijft voor bijvoorbeeld parkeren op eigen terrein.

Bedrijfsgebouwen moeten in het bouwperceel en het speciaal daarvoor aangeduide gebied worden gebouwd. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen zijn voornamelijk in de regels bij de bestemming opgenomen. Dit zijn regels over de maximaal te bebouwen oppervlakte, de goot- en bouwhoogte, de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de onderlinge afstand tussen gebouwen. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk. Door het hanteren van een maximum te bebouwen oppervlak, blijft op het perceel voldoende parkeerruimte en ruimte voor opslag van goederen.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied. Bepaald is dat per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak. Door de woningen alleen in het aangeduide vlak mogelijk te maken, verandert de situatie voor omliggende bedrijven niet. Deze bedrijven worden dan niet beperkt in hun milieucontouren en daarbij horende bedrijfsactiviteiten. De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels. Daarvoor is aansluiting gezocht bij het bestaande beeld.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een algemene regeling voor dit type bouwwerken opgenomen, waarbij aansluiting is gezocht bij de mogelijkheden die bij 'gewone' woningen geldt.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 10,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor de bouw van een bedrijfswoning bij de bedrijven waar nog geen bedrijfswoning aanwezig is. Deze afwijkingsmogelijkheid is gekoppeld aan een aanduiding, waardoor de woningen langs de doorgaande route worden gebouwd. Dit is een stedenbouwkundig wenselijke situatie. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Daarnaast is in de bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt een aanduiding voor een specifieke bedrijfsvorm te verwijderen, zodat meer gebruiksflexibiliteit op het betreffende bestemmingsvlak ontstaat. Bij de wijziging moet wel aangetoond zijn dat de specifieke bedrijfsfunctie beëindigd is.

2.4.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De bestaande bedrijventerreinen aan de Swynswei en de Doarpsstrjitte zijn ondergebracht in deze bestemming, om deze te kunnen behouden.
  • De al mogelijke milieucategorieën 1 t/m 3.2 worden mogelijk gemaakt.
  • Al aanwezige afwijkende functies worden specifiek aangeduid.
  • Per bedrijf is maximaal 1 bedrijfswoning mogelijk, deze mag vrijstaand of inpandig;
  • Behoud van voldoende parkeerruimte op het erf bij de bedrijven. Dit is nodig in verband met de afwezigheid van openbare parkeerplaatsen op het bedrijventerrein;
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen;

Uitgangspunten beleid

  • Bij recht worden geen bedrijven met een kavelomvang groter dan 2.500 m2 toegestaan;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De bedrijven hebben maximaal een categorie 3.2 toegestaan. Deze kan hoger dan de standaard, in verband met de relatief grote afstand ten opzichte van het woongebied in het plangebied.
2.4.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Oostelijk van de woonkern van Nij Beets ligt aan de Swynswei een bedrijventerrein. Aan de Doarpsstrjitte, noordwestelijk in de kern ligt een klein terrein. Deze bedrijventerreinen hebben gezamenlijk een verscheidenheid aan bedrijven in de categorieën 1 t/m 3.2. Daarnaast is in een enkel geval sprake van perifere detailhandel op het bedrijventerrein. Op het terrein aan de Swynswei zijn dit een bouwmarkt en een meubelzaak. Bedrijfswoningen zijn bij enkele bedrijven aanwezig. De woningen zijn vrijstaand bij of aan het bedrijfsgebouw gesitueerd. Het parkeren voor de bedrijven vindt hoofdzakelijk op het eigen erf plaats. Op de bedrijventerreinen zijn geen openbare parkeerplaatsen aangelegd.

Door de verschillende typen bedrijven en bouwjaren, is de architectuur en afmeting van de gebouwen gevarieerd. Bij de bedrijfsgebouwen komt dit tot uiting in de maatvoering en kapvorm (kap of plat dak). De maximale bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen varieert. De bedrijfswoningen zijn in maatvoering ook zeer divers. Over het algemeen is sprake van één bouwlaag met een kap.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Nij Beets is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. De basis hiervoor is de voorheen geldende regeling, deze maakt meer mogelijk dan de provinciale verordening en het beleid. Om onnodige beperking te voorkomen, wordt het hiervoor beschreven beleid deels overgenomen.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

Het bedrijventerrein aan de Swynswei is aangewezen als 'Bedrijventerrein', het terrein aan de Doarpsstrjitte als 'bedrijvigheid'. Het uitgangspunt is voor beide hetzelfde, namelijk het behoud van de bedrijfsfunctie. Een uitbreiding van deze functie wordt voor het dorp in het Structuurplan niet voorzien.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor het bedrijventerrein aan de Swysnwei geldt het welstandsgebied 'bedrijventerreinen'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.5 Bos

De bestemming 'Bos' maakt het gebruik van gronden voor bebossing en de daarbij horende voorzieningen mogelijk. Daarnaast is de bestemming bedoeld voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijk, geologische en cultuurhistorische waarden van de gronden.

2.5.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De hoofdfunctie van de bestemming is bos en bebossing. Dagrecreatief medegebruik van de bossen (bijvoorbeeld wandelen) is bij recht in deze bestemming toegestaan. Om het recreatief medegebruik mogelijk te maken zijn paden, waterlopen andersoortige bijbehorende voorzieningen ook mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen en overkappingen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter worden gebouwd. Deze afscheidingen zijn bijvoorbeeld nodig voor de veiligheid.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.

Omgevingsvergunning

Voor enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden is het mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij gaat het om onder meer het ophogen van gronden en het verwijderen van houtwallen. Door aan dit soort werken en werkzaamheden een vergunning te koppelen, worden ze niet uitgesloten, maar zijn ze wel controleerbaar. Dit biedt enige flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden van de gronden. De omgevingsvergunning moet voldoen aan de opgenomen voorwaarden en toetsingscriteria, anders wordt deze niet verleend. Hierbij is bijvoorbeeld een nadrukkelijke koppeling met de Boswet aanwezig. De voorwaarden en toetsingscriteria zijn gesteld om de specifieke waarden van het bos te kunnen behouden, herstellen en/of ontwikkelen.

2.5.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De bestaande bosstroken in het plangebied blijven behouden;
  • Het behoud van de afschermende functie van de bosstroken;
  • Bouwwerken als terreinafscheidingen zijn mogelijk tot een hoogte van 2,00 meter.

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van het bos is gewenst vanuit gemeentelijk beleid (groene dragers);
  • Extensief (dag)recreatief medegebruik is gewenst;
  • Voor het (dag)recreatief gebruik bedoelde voorzieningen zijn mogelijk binnen de bestemming;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Het behoud van de bosstroken als zodanig is van belang, dit komt voort uit wet- en regelgeving (Boswet);
  • Voorkomen wordt dat bomen zonder meer gekapt kunnen worden, anders dan voor onderhoud en beheer.
2.5.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Rond het bedrijventerrein aan de Swynswei en aan de Doarpsstrjitte bevinden zich bosstroken. Deze zijn bedoeld voor de ruimtelijke afscherming van deze gebieden. Het is van belang deze gebieden zo veel mogelijk te behouden en waar mogelijk te herstellen en verder te ontwikkelen.

Bebouwing is binnen de bestemming niet aanwezig en niet gewenst. Hekwerken en andersoortige terreinafscheidingen zijn al wel aanwezig. Op sommige plaatsen zijn deze nodig voor de bescherming van de gebruikers van het gebied en om ongewenste activiteiten te voorkomen.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het bos geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

De groengebieden, waaronder de genoemde bosstroken, zijn aangewezen als groene drager voor het dorp en daarmee ruimtelijk van belang. Het behoud is van belang voor de groene uitstraling van het dorp en de ruimtelijke afscherming van de achterliggende bebouwing.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009 . Voor deze gronden in het plangebied gelden de criteria van de gebieden 'buitengebied (open landschap)', 'bedrijventerrein' en 'nieuwbouw individueel'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.6 Cultuur en ontspanning

De bestemming 'Cultuur en ontspanning' maakt het museum It Damshûs met de daarbij horende voorzieningen en bebouwing mogelijk.

2.6.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming wordt een openluchtmuseum met daarbij horende gebouwen mogelijk gemaakt. De bij het museum horende en van belang zijnde andere functies en voorzieningen zijn ook mogelijk. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en verhardingen. Enkele functies zijn uitgesloten via de specifieke gebruiksregels, daarbij gaat het om onder meer het gebruik van gebouwen voor bewoning. Hiermee wordt onrechtmatig gebruik van de gebouwen voorkomen.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. De plaatsing van de gebouwen is vrij, wel is hiervoor een maximum bebouwingspercentage geregeld. Hiermee is een maximale flexibiliteit van inrichting van het terrein van het openluchtmuseum mogelijk. De bebouwing op het terrein varieert in afmeting, in de regels zijn daarom alleen maximale afmetingen opgenomen.

Tot slot zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Specifieke voorzieningen, waaronder een windmolen, hebben een eigen maximale maatvoering, zodat ze mogelijk worden.

2.6.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het bestaande openluchtmuseum blijft mogelijk.
  • De afgeronde nieuwbouw en uitbreiding van het openluchtmuseum wordt voorzien van een nieuwe regeling.
  • De bestaande bebouwing wordt mogelijk gemaakt, daarbij is flexibiliteit in de plaatsing ervan wenselijk.

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van het museum is van belang.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;
2.6.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan het Polderhoofdkanaal ligt, westelijk van de dorpskern, het openluchtmuseum It Damshûs. Dit museum geeft onder meer een beeld van de geschiedenis van de veenontginningen; het ontstaan van Nij Beets en haar omgeving. Het museumterrein bestaat uit een nabootsing van een veenontginningengebied (gras en water) en heeft daarbij enkele voor de ontginningentijd typerende bebouwing. In 2013 is het nieuwe entreegebouw bij het museum geopend, hiervoor is 2012 een eigen planologische procedure doorlopen.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de (ontwerp) Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Nij Beets is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot het bestaande museum. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

Het oude deel van het openluchtmuseum is in het structuurplan aangewezen als 'sport- en recreatievoorziening'. Het beleid van de gemeente is gericht op het behoud en de verbetering van het basispakket voorzieningen. Daarbij is het mogelijk de maatschappelijke, sport- en welzijnsvoorzieningen te koppelen. Op die manier moet voorkomen worden dat het draagvlak voor dergelijke voorzieningen slinkt en de voorzieningen te weinig ruimte krijgen.

In 2008 heeft de gemeente nieuw beleid voor recreatie en toerisme in Opsterland vastgesteld; Kansen benutten 2008-2010 . Dit beleidstuk geeft aan waar kansen voor recreatie en toerisme liggen en welke kansen in de periode 2008-2010 en daarna benut moeten worden.

Het museum It Damshûs is belangrijk voor de beleving van de cultuurhistorie van Opsterland in het algemeen en de regio rond Nij Beets in het bijzonder. De voortzetting van dergelijke initiatieven is een belangrijk beleidsuitgangspunt voor de gemeente.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009 . Voor deze gronden in het plangebied gelden de criteria van de gebieden 'buitengebied (open landschap)'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.7 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' maakt het gebruik van gronden voor gemengde functies en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.7.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming mogen gemengde functies een plaats hebben. Het gaat daarbij onder meer om de menging van de functies wonen, winkels en maatschappelijke voorzieningen. Horecabedrijven zijn via de specifieke gebruiksregels uitgesloten, onder meer vanwege de verkeersaantrekkende werking ervan. Hetzelfde geldt voor de Sparwinkel, deze is alleen toegestaan via een specifieke regeling.

Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De bouw van een hoofdgebouw is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste is van een of meerdere van de toegestane functies binnen de bestemming. Het hoofdgebouw mag alleen binnen een bouwvlak worden gebouwd. De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan omdat het ruimtelijk beeld van de verschillende hoofdgebouwen divers is en per perceel kan verschillen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld. In de regels is een algemene regeling voor dit type bouwwerken opgenomen, waarbij aansluiting is gezocht bij de mogelijkheden die bij 'gewone' woningen geldt.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van horecabedrijven in de categorie A, B, C of F. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.7.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt de functiemenging van wonen met andere functies als detailhandel mogelijk;
  • Het hoofdgebouw is overwegend vrijstaand, hiervoor is een regeling opgenomen;
  • De aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij de bestaande situatie hier al van afwijkt;

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van de functiemenging van wonen, detailhandel, bedrijvigheid en voorzieningen is wenselijk;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Verkeersaantrekkende functies als horeca en een supermarkt zijn niet toegestaan.
2.7.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de Doarpsstrjitte 10 staat het voormalige gebouw van de Rabobank; een kantoorfunctie. De Rabobank is inmiddels niet meer als zodanig aanwezig, een nieuwe functie is daarom mogelijk in het pand. Het pand leent zich, naast kantoorpand, ook goed voor bewoning, dienstverlening of maatschappelijke voorzieningen. De gemeente maakt dit dan ook mogelijk via dit bestemmingsplan.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Nij Beets is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot de bestaande bebouwing met gemengde functies. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

Het gebied rond deze bestemming is aangewezen als 'Kernzone'. Deze zone wordt gekenmerkt door functiemenging van wonen, detailhandel, bedrijvigheid en voorzieningen. Belangrijke uitgangspunten voor het gebied zijn het behoud van het winkelbestand en de versterking en kwaliteitsverbetering van de woon- en leefomgeving in het centrum. Herstructurering van de bebouwing en opwaardering van het openbaar gebied wordt voorzien, daar waar dat in de loop van de tijd nodig blijkt. De bereikbaarheid van het centrum is altijd een centraal thema.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor deze gronden in het plangebied gelden de welstandsgebieden 'Lintbebouwing'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.8 Groen

De bestemming 'Groen' maakt het gebruik van gronden voor groenvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.8.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In relatie tot het doel zijn groenvoorzieningen en bebossing toegestaan. Daarbij gaat het dus om zowel lagere groenvoorzieningen (grasvelden) als opgaande vormen (bomen / bosjes). Naast de groenvoorzieningen zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om wegen, paden en speelvoorzieningen.

Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder meer waterlopen en -partijen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen toegestaan. Door dit soort functies bij recht toe te staan, ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid in het plan. Wanneer in de bestaande situatie blijkt dat een dergelijke voorziening – in ondergeschikte mate – al binnen de bestemming aanwezig is, dan is de functie niet in strijd met de bestemming.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. Wel is het mogelijk in de hele bestemming erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Deze zijn bijvoorbeeld nodig voor de veiligheid van de gebruikers. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.

2.8.2 Uitgangspunten voor de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de bestaande groenstructuren met een ruimtelijk belang;
  • Het groen kent een passieve gebruiksfunctie en is in ieder geval niet bedoeld als agrarisch, sport- of recreatiegebied;
  • Veelvoorkomende functies in het groen, bijvoorbeeld voet- en rijwielpaden, en speelvoorzieningen mogelijk maken;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;
  • Gebouwen zijn in het groen niet toegestaan;
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten behoeve van de toegestane functies worden gebouwd, echter met beperkte afmetingen.

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van de groenstructuren is gewenst vanuit gemeentelijk beleid (groene dragers).
2.8.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De gronden met deze bestemming hebben vooral een ruimtelijk belang voor het dorp. Dit zijn groenstructuren die in belangrijke mate het ruimtelijk beeld van (een deel van) het dorp bepalen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake langs de Domela Nieuwenhuisweg en De Els.

De ruimtelijke verschijningsvorm van het groen is niet overal gelijk, dit is afhankelijk van de functie en de ontwikkelingsgeschiedenis ervan. Er is sprake van grasland, struweel en bebossing. Het groen kan (dagrecreatief) gebruikt worden, wanneer paden aangelegd zijn of als trapveldjes en speelterreintjes.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

De groengebieden zijn in veel gevallen aangewezen als groene drager voor het dorp en daarmee ruimtelijk van belang. Het behoud is van belang voor de groene uitstraling van het dorp en de ruimtelijke afscherming van de achterliggende bebouwing.

2.9 Horeca

De bestemming 'Horeca' regelt het gebruik en de bebouwing van de horecavoorzieningen die niet opgenomen zijn in andere bestemmingen.

2.9.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming zijn horecabedrijven in de categorieën A t/m D toegestaan. De aanduiding geeft aan welke categorieën waar zijn toegestaan. De begripsbepalingen geven aan om wat voor horecabedrijven dit gaat. Daarnaast is een inpandige bedrijfswoning toegestaan, zodat de uitbater bij het bedrijf kan wonen. Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, overkappingen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De bouw van een bedrijfsgebouw, bedrijfswoningen en overkappingen is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste is van een of meerdere van de toegestane functies binnen de bestemming. Bovendien is het gebouw alleen binnen het bouwvlak mogelijk. Zo kan de bestaande situatie gehandhaafd blijven. De bouwmogelijkheden zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan vanwege het specifieke ruimtelijke beeld van de gebouwen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zijn eigen regels opgenomen. Deze maken het mogelijk bij een bedrijfswoning, net als bij een reguliere woning, dergelijke bebouwing te bouwen. De maximale maten die daarbij zijn toegestaan zijn in de regels opgenomen en afgestemd op de regeling hiervan bij reguliere woningen (bestemming 'Wonen').

Daarnaast is de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een geringe uitbreiding van het gebouw buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van horecabedrijven in de categorie F (een hotel en/of pension). Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.9.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt de horecabedrijven in het plangebied mogelijk, al dan niet in combinatie met een bedrijfswoning.
  • De bestaande bebouwing wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De hoofdvorm van het gebouw moet blijven behouden, vanwege het cultuurhistorische belang ervan.
  • De bestemming staat alleen horecabedrijven toe in de lichtere categorieën A t/m C, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
2.9.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Nij Beets is aan de Domela Nieuwenhuisweg 48 een café aanwezig. De bebouwing voegt zich in de lintbebouwing er omheen en bestaat uit één bouwlaag met een kap. Aan de achterzijde zijn aan- en uitbouwen aanwezig.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot de horeca stellen de visie en verordening geen specifieke regels. Deze hebben dan ook geen invloed op deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan. Specifiek beleid met betrekking tot horeca is niet genoemd. Wel is de horeca ook van belang voor de recreanten die gebruik maken van de dag- en/of verblijfsrecreatieve voorzieningen in het dorp. Het behoud van de horecafunctie is daarom van belang. De gemeente faciliteert dit, omdat sturing van de ontwikkeling hiervan nauwelijks mogelijk is.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied "dorpskern". De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.10 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt het gebruik van gronden voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.10.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het om algemene maatschappelijke voorzieningen als onderwijsdoeleinden, doeleinden van sport en recreatie en religieuze doeleinden. Bijzondere woonvormen al dan niet in combinatie met maatschappelijke voorzieningen zijn mogelijk gemaakt binnen een specifiek aangeduid gebied. Bij recht zijn bedrijfswoningen mogelijk, mits het gaat om maximaal één bedrijfswoning per voorziening.

Ondergeschikte, voor de hoofdfunctie van belang zijnde, functies als parkeervoorzieningen en sport- en speelterreinen zijn ook bij recht mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten. Dit geldt niet voor detailhandel en horeca die ten dienste staat van de maatschappelijke functie.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de maatschappelijke gebouwen, bedrijfswoningen, overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De maatschappelijke gebouwen, bedrijfswoningen en overkappingen mogen binnen het op de ruimtelijke verbeelding aangeduide bouwvlak worden gebouwd. Bedrijfswoningen mogen daarbij alleen in een specifiek aangeduid vlak gerealiseerd worden. De toegestane afmetingen zijn zowel op de ruimtelijke verbeelding als in de regels aangegeven. Dit heeft te maken met de verscheidenheid in hoofdvorm en afmeting van de verschillende maatschappelijke voorzieningen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij de maatschappelijke voorziening. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een algemene regeling voor dit type bouwwerken opgenomen, waarbij aansluiting is gezocht bij de mogelijkheden die bij 'gewone' woningen geldt.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Bij de afwijkingsmogelijkheden gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Bij de wijzigingsbevoegdheid gaat het om de mogelijkheid voor de uitbreiding van de hoofdfunctie, met dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en bijzondere woonvormen. Ook daarbij zijn voorwaarden aangegeven waaraan voldaan moet worden. Een specifieke voorwaarde betreft de toetsing aan de geluidsbelasting, wanneer nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt voor alle gronden met deze bestemming. Een algemene wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk dat de bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', 'Groen', 'Verkeer - Verblijf' en/of 'Water'.

2.10.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Maatschappelijke functies als onderwijs en religie zijn mogelijk binnen de bestemming;
  • Wanneer sprake is van ondergeschikte andere (maatschappelijke) functies dan de hoofdfunctie, dan is die ondergeschikte functie ook mogelijk;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm is per functie op de verbeelding geregeld;

Uitgangspunten beleid

  • Bij de bestaande maatschappelijke functies worden de nodige ontwikkelingsmogelijkheden geboden (in ruimtelijke en functionele zin);
  • Wanneer geen sprake is van een bestemming 'Maatschappelijk' zijn nieuwe maatschappelijke functies niet toegestaan;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.10.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het dorp kent meerdere maatschappelijke voorzieningen, waaronder kerk, basisscholen, een verenigingsgebouw (Prikkewei 35) en een huisartsenpraktijk/apotheek. De voorzieningen zijn verspreid over het dorp aanwezig, bijvoorbeeld aan de Doarpsstrjitte. De ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw met een maatschappelijke functie is bepaald door het gebruiksfunctie ervan. Waar het gaat om een school is vooral sprake van hoofdgebouwen van een bouwlaag, met een plat dak. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn in alle gevallen ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Nij Beets is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot maatschappelijke voorzieningen. Het gaat daarbij om voorzieningen die gericht zijn op de lokale bevolking. De verordening heeft geen invloed op deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

De maatschappelijke voorzieningen zijn in het structuurplan aangeduid. Het beleid is gericht op het behoud van de bestaande voorzieningen. Een uitbreiding van dergelijke voorzieningen wordt niet verwacht.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Deze gronden in het plangebied vallen onder verschillende het welstandsgebieden. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.11 Recreatie - Verblijfsrecreatie

De bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' maakt het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatieve voorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.11.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden met deze bestemming zijn vooral bedoeld voor verblijfsrecreatieve voorzieningen en functies. Het gaat daarbij om chalets. De overige recreatieve voorzieningen, zoals fiets- en voetpaden, worden naast deze bestemming in overige bestemmingen mogelijk gemaakt.

Dit bestemmingsplan maakt ondergeschikt andere voorzieningen mogelijk, waaronder dagrecreatieve voorzieningen, waaronder sport- en speelvoorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen en waterpartijen.

In de specifieke gebruiksregels is het gebruik van gebouwen en chalets voor permanente bewoning uitgesloten.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn chalets, gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Voor de bebouwing is geen bouwvlak opgenomen, waardoor de plaatsing ervan vrij is. Het maximum aantal te plaatsen chalets bedraagt 18.

Voor de chalets zijn specifieke bouwregels geformuleerd. Deze bepalen het maximum aantal te plaatsen chalets, de maximale oppervlakte en maximale hoogte. Hiermee blijft het bestaande recreatieterrein vrij van recreatiewoningen.

Gebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd wanneer ze ten dienste staan van de hoofdfunctie. Dit zijn bijvoorbeeld gebouwen voor onderhoud en beheer. Om te grootschalige gebouwen en overkappingen te voorkomen zijn in de regels de maximale oppervlakte en bouwhoogte geregeld.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen erf- en terreinafscheidingen en overige. In de hele bestemming is het mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Hierdoor kan de veiligheid van de gebruikers van de gronden worden verzekerd. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn mogelijk tot een hoogte van maximaal 5,00 meter. Hieronder vallen onder andere verlichtingsmasten.

2.11.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De aanwezige verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn mogelijk gemaakt binnen de bestemming;
  • Bij de hoofdfunctie horende voorzieningen zijn ondergeschikt mogelijk binnen de bestemming;
  • Het maximum aantal chalets is specifiek geregeld;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm van de bebouwing voor de hoofdfunctie is specifiek geregeld;
  • Aanwezige aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt, deze mogen niet gebruikt worden als recreatieverblijf/kampeermiddel;
  • Bouwwerken zijn toegestaan, bijvoorbeeld erf- en terreinafscheidingen en lichtmasten;

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van het aantal recreatiemiddelen is wenselijk, een kwantitatieve uitbreiding van het aantal recreatiewoningen is voorzien;
  • Kwaliteitsverbetering voor het bestaande terrein is toegestaan;
  • Uitbreiding van het aantal verblijfsrecreatieve middelen is niet toegestaan;
  • Permanente bewoning wordt zo veel mogelijk tegengegaan;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.11.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Recreatie en toerisme zijn belangrijke sectoren in de gemeente Opsterland. De recreanten en toeristen kunnen genieten van een veelheid aan landschappen, waaronder de bossen rond Beetsterzwaag, de heide bij Bakkeveen en de veenlandschappen rond Nij Beets. Door de ligging van Nij Beets aan het Polderhoofdkanaal wordt de ligging in het voormalige veenontginningenlandschap nogmaals benadrukt. Aan ditzelfde Polderhoofdkanaal ligt een recreatieterrein waarop chalets aanwezig zijn. Het is een relatief kleinschalige terrein, dat qua aard en schaal goed passend is in het dorp. De aanwezig bouwwerken en gebouwen hebben geen grootschalige uitstraling. Daarnaast zijn bouwwerken als erf- en terreinafscheidingen (hekwerken/schuttingen), verlichtingspalen en vlaggenmasten aanwezig op het terrein.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Nij Beets is niet aangewezen is als recreatiekern. Uitbreiding van de (bestaande) verblijfsrecreatie is niet toegestaan. Daarnaast geeft de verordening nadrukkelijk aan dat een terrein dat bedoeld is voor de recreatie, geen permanente woonbestemming kan krijgen. Ontheffing hiervan is mogelijk, mits voldaan wordt aan de verschillende voorwaarden die de provincie in de verordening noemt.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

Het beleid voor het terrein is gericht op beheer. Het behoud van de huidige situatie is het uitgangspunt, uitbreiding van het terrein wordt niet voorzien. Meerdere aanwezige recreatieve voorzieningen kunnen versterkend werken op de aanwezige verblijfsrecreatie. Een voorbeeld is de opwaardering van het Polderhoofdkanaal tot een vaarroute. Tot slot kunnen het aanwezige museum en andere functies een belangrijke rol vervullen in de verdere ontwikkeling van recreatie en toerisme in het dorp.

In 2008 heeft de gemeente nieuw beleid voor recreatie en toerisme in Opsterland vastgesteld; Kansen benutten 2008-2010 . Dit beleidstuk geeft aan waar kansen voor recreatie en toerisme liggen en welke kansen in de periode 2008-2010 en daarna benut moeten worden.

Voor de verblijfsrecreatie richt de gemeente zich op de verbetering van het bestaande aanbod en het stimuleren van particuliere initiatieven. Ruimte wordt geboden aan kleinschalige ontwikkelingen. Een uitbreiding van kampeerplaatsen wordt bij Nij Beets niet uitgesloten. Dit kan in de vorm van een grotere camping, maar ook in de vorm van kleinschalig kamperen. De gemeente ziet hierin een sterke samenhang met het bevaarbaar maken van het Polderhoofdkanaal. Dit kan een stimulans bieden voor nieuwe verblijfsrecreatie in en in de omgeving van Nij Beets.

De gemeente biedt daarnaast ruimte voor perceelsgerichte en gebiedsgerichte verblijfsrecreatie. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om minicampings en kleinschalige vaste verblijfsvormen zoals bed&breakfast, plattelandskamers, gastenkamers, etc. Deze ontwikkelingen richten zich vooral op de waterzone van Tijnje/Nij Beets en de regio Bakkeveen.

Het initiatief komt van particulieren en/of ondernemers, de gemeente faciliteert waar mogelijk. Hierbij hanteert de gemeente het beleidskader en de uitgangspunten die genoemd zijn in het beleidsdocument.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009 . Het recreatieterrein valt onder het welstandsgebied 'sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan. Omdat bij de overige vormen van recreatie (bijvoorbeeld fietspaden) niet gebouwd mag worden, is de welstandsnota hiervoor minder van belang.

2.12 Sport

De bestemming 'Sport' maakt het gebruik van gronden voor sportvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.12.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De bestemming is bedoeld voor sport- en speelterreinen, daarbij gaat het om zelfstandige sport- en speelterreinen. Daarnaast is geregeld dat de gebouwen, ten behoeve van de hoofdfunctie en voor de recreatie, zijn toegestaan. Dit zijn bijvoorbeeld gebouwen voor onderhoud en beheer en kantines. Het openluchtzwembad heeft een specifieke aanduiding, die bepaald dat alleen daar alle activiteiten die daarbij horen mogen plaatsvinden. Daaronder valt de opslag van chloor, die binnen de grenzen van de inrichting is toegestaan.

Ondergeschikte functies, die van belang zijn voor de hoofdfunctie zijn ook toegestaan. Daarbij gaat het om onder meer wegen en paden, parkeervoorzieningen en waterlopen en -partijen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen en overkappingen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd, zodat de bebouwing niet de overhand neemt in dit deel van het gebied. In de regels is de maximum bouwhoogte opgenomen. Deze verschilt tussen gebouwen en overkappingen en gebaseerd op de huidige situatie.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen onder meer lichtmasten en ballenvangers.

De lichtmasten en ballenvangers hebben vooral een doel bij de voetbalvelden. Deze bouwwerken mogen hoog worden, namelijk 20,00 en 10,00 meter hoog, waardoor deze het beste functioneren. Dit is gebaseerd op de werkelijke maten van dergelijke bouwwerken en is nodig voor de functie ervan.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 5,00 meter. Hieronder vallen onder meer vlaggenmasten, maar ook erf- en terreinafscheidingen. Een uitzondering voor de maximale bouwhoogte wordt gemaakt voor de bouw van een antennemast, deze mag 30,00 meter hoog zijn. Die hoogte is nodige voor een zo goed mogelijk functioneren ervan.

2.12.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De activiteiten op het sportcomplex aan de Blauwe Kampwei blijven mogelijk;
  • Bij de hoofdfuncties horende voorzieningen zijn (ondergeschikt) mogelijk, daarbij gaat het om bijvoorbeeld parkeerterreinen;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm voor de hoofdgebouwen voor de genoemde functies is specifiek geregeld;
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ruimtelijk ondergeschikt aan de hoofdgebouwen, tenzij dit vanwege de functie niet mogelijk is;
  • Bouwwerken die nodig zijn voor de functies zijn mogelijk gemaakt, daarbij gaat het bijvoorbeeld om terreinafscheidingen en lichtmasten.

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van de bestaande sportcomplexen is belangrijk;
  • Verdere ontwikkeling van het sportcomplex is mogelijk binnen de kaders van de (voorheen) geldende planologische mogelijkheden;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten Omgevingsaspecten

  • Het openluchtzwembad op de huidige locatie aanduiden, in verband met de zwaardere milieucategorie (4.2) en de mogelijkheid voor chlooropslag binnen de grenzen van de inrichting van het zwembad.
2.12.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het dorp is aan de Blauwe Kamp een sportcomplex aanwezig. Het terrein heeft tennisvelden, voetbalvelden en een openluchtzwembad. Bij de verschillende voorzieningen op het complex is bebouwing aanwezig, waarbij het gaat om (verenigings)gebouwen voor kantines en kleedruimten en gebouwtjes voor de opslag van goederen voor de sportfunctie. De bebouwing varieert in afmeting, vooral waar het gaat om de oppervlakte. De hoogte van de bebouwing is beperkt en relatief uniform. De afmeting en architectuur van de bebouwing is bepaald door de functie ervan. Bij de bebouwing horende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ruimtelijk ondergeschikt aan de hoofdgebouwen.

Voor de functionaliteit van de sportvoorzieningen zijn verschillende bouwwerken (geen gebouwen zijnde) aanwezig. Daarbij horen onder andere de hekwerken rond de voorzieningen, maar ook de ballenvangers achter de goals op de voetbalvelden. Daarnaast zijn er ook (grotere) lichtmasten en vlaggenmasten die dienst doen voor de hoofdfunctie.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot sport geven de visie en verordening geen specifieke regels.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

Het genoemde sportcomplex is in het Structuurplan aangewezen als 'sport- en recreatievoorziening'. Het beleid van de gemeente is gericht op het behoud en de verbetering van het basispakket voorzieningen. Daarbij is het mogelijk de maatschappelijke, sport- en welzijnsvoorzieningen te koppelen. Op die manier moet voorkomen worden dat het draagvlak voor dergelijke voorzieningen slinkt en de voorzieningen te weinig ruimte krijgen.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009 . Voor deze gronden in het plangebied gelden de welstandsgebieden 'sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen' en (klein deel bij tennisvelden) 'lintbebouwing'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.13 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' maakt het gebruik van gronden voor verkeersafwikkeling en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.13.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het doel van de bestemming wordt mogelijk gemaakt door in de bestemming de functies wegen, straten, voet- en rijwielpaden bij recht mogelijk te maken. Ook daarbij horende, maar ondergeschikte, functies als groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat nieuw aan te leggen wegen en straten niet meer dan twee rijstroken hebben.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. Gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten, om zo hinder voor de verkeersfunctie te voorkomen. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale en verkeersveiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden.

2.13.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behoud van de verkeersfunctie van de Domela Nieuwenhuisweg, Swynswei en Tolheksbuurt binnen de bebouwde kom van het dorp;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van Domela Nieuwenhuisweg, Swynswei en Tolheksbuurt als (gebieds)ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom van het dorp;
  • De herinrichting van de genoemde wegen mogelijk maken, met inachtname van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Het aantal rijbanen van de wegen binnen de bestemming blijft gelijk, zodat toename van geluid wordt voorkomen.
2.13.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied liggen enkele ontsluitingswegen voor het dorp, namelijk de Domela Nieuwenhuisweg, Swynswei en Tolheksbuurt. Via deze wegen kunnen de bewoners en bezoekers in de dorpskern komen. Dit zijn ook wegen die (in)direct naar de A7 leiden.

Op een deel van deze wegen is, vanwege de ontsluitingsfunctie, binnen het plangebied een snelheid van 50, 60 of 80 km/uur toegestaan. In sommige gevallen is er daarom ook sprake van vrijliggende voet- en fietspaden naast de weg, bijvoorbeeld langs de Tolheksbuurt.

De overige wegen in het plangebied zijn erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden. Deze hebben vooral een verblijfsfunctie en zijn daarom bestemd als “Verkeer - Verblijf”.

Gebouwen zijn in de gebieden met deze bestemming niet aanwezig. Wel komen gebouwtjes voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, zoals hekwerken, voor. Deze hebben een beperkte afmeting in oppervlakte en hoogte.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied lopen geen wegen met een provinciaal belang. Daarnaast zijn in het plangebied geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

De Tolheksbuurt is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg. De Domela Nieuwenhuisweg, Swynswei, Prikkewei, Doarpsstrjitte en Kanaelwei-noord als erftoegangswegen binnen en buiten de bebouwde kom. Op de wegen buiten de bebouwde kom is over het algemeen een snelheidsregime van 60 of 80 km/uur van toepassing. Langs de genoemde wegen zijn in het structuurplan voornemens voor herinrichting en dergelijke genoemd. Deze zijn deels al uitgevoerd.

Naast het beleid uit de structuurvisie, geldt ook het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010 . In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

Zoals ook in het structuurplan aangegeven is de herinrichting van enkele wegen gewenst. Een voorbeeld daarvan is de Prikkewei. Vanuit het dorp is in een (eigen) visie aangegeven dat het kruispunt Domela Nieuwenhuisweg / Prikkewei de gewenste beeldkwaliteit aangeeft. De gemeente heeft de Prikkewei meegenomen in het maatregelenplan, waarbij rekening wordt gehouden met groot onderhoud van de weg.

In het GVVP is daarnaast aangegeven dat de ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zo veel mogelijk gaan vallen onder een 30km/uur zone. Dit is inmiddels gerealiseerd.

De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete maatregelenplannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010.

2.14 Verkeer - Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.14.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfuncties naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren.

Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies bijvoorbeeld mogelijk.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige. Gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten, om zo hinder voor de verkeersfunctie te voorkomen.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden. Maar ook bouwwerken als bruggen, duikers en dammen zijn mogelijk in de bestemming.

2.14.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • Behoud van de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie, door naast de wegen voet- en rijwielpaden, parkeerterreinen en dergelijk toe te staan;
  • Flexibiliteit bieden voor aanpassing van de wegen, door (ondergeschikt) andere functies toe te staan, zoals groen- en watervoorzieningen;
  • Bieden van veiligheid door toestaan van bouwwerken als hekwerken en lichtmasten;

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van erftoegangswegen als dusdanig;
  • Herinrichting van de bestaande gebieden mogelijk maken;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Behoud van de 30 km/uur-zones om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen.
2.14.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Een groot deel van de infrastructuur in het plangebied heeft naast de verkeersfunctie een verblijfsfunctie. Het gaat daarbij vooral om woonstraten / erfontsluitingswegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Enkele kleinere groenstroken, waterpartijen en/of waterlopen horen bij deze infrastructuur, bijvoorbeeld als scheiding tussen weg en fietspad. Op de woonstraten / erfontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur, zodat de verblijfsfunctie gegarandeerd kan worden.

Rondom deze infrastructuur zijn op sommige plaatsen bouwwerken, zoals hekwerken en lichtmasten, aanwezig. Deze dienen voor de sociale en verkeersveiligheid van de gebruikers van de infrastructuur.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied lopen geen wegen met een provinciaal belang. Daarnaast zijn in het plangebied geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

De Tolheksbuurt is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg. De Domela Nieuwenhuisweg, Swynswei, Prikkewei, Doarpsstrjitte en Kanaelwei-noord als erftoegangswegen binnen en buiten de bebouwde kom. Op de wegen buiten de bebouwde kom is over het algemeen een snelheidsregime van 60 of 80 km/uur van toepassing. Langs de genoemde wegen zijn in het structuurplan voornemens voor herinrichting en dergelijke genoemd. Deze zijn deels al uitgevoerd.

Naast het beleid uit de structuurvisie, geldt ook het beleid van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010 . In het GVVP 2010 wordt voor de wegen in het plangebied onderscheid gemaakt tussen (gebieds)ontsluitingswegen, verzamelwegen en woonstraten. De laatste twee vallen onder de erftoegangswegen.

Zoals ook in het structuurplan aangegeven is de herinrichting van enkele wegen gewenst. Een voorbeeld daarvan is de Prikkewei. Vanuit het dorp is in een (eigen) visie aangegeven dat het kruispunt Domela Nieuwenhuisweg / Prikkewei de gewenste beeldkwaliteit aangeeft. De gemeente heeft de Prikkewei meegenomen in het maatregelenplan, waarbij rekening wordt gehouden met groot onderhoud van de weg.

In het GVVP is daarnaast aangegeven dat de ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zo veel mogelijk gaan vallen onder een 30km/uur zone. Dit is inmiddels gerealiseerd.

De beleidsuitgangspunten zijn vertaald in concrete maatregelenplannen. Daarbij zijn algemene inrichtingseisen voor wegen en parkeren opgenomen. Deze maatregelen en inrichtingseisen zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan GVVP 2010.

2.15 Water

De bestemming 'Water' maakt het gebruik van gronden voor een waterlopen en/of waterpartijen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.15.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In eerste instantie vallen onder de bestemming de waterlopen en -partijen, bermen en beplanting in het plangebied. Ondergeschikt zijn andere functies mogelijk, bijvoorbeeld groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Dagrecreatief medegebruik van de gronden binnen deze bestemming is ook toegestaan. Door deze functies bij recht toe te staan ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid binnen bestemmingen.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen, oeverbeschoeiingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Steigers en daarmee vergelijkbare bouwwerken zijn binnen de bestemming niet toegestaan.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Oeverbeschoeiingen mogen een hoogte hebben van maximaal 0,40 meter. Door beschoeiingen van deze hoogte toe te staan, kan bijvoorbeeld verzakking van oevers voorkomen worden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als bruggen, duikers en/of dammen.

2.15.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behouden van waterhuishoudkundige en ruimtelijk van belang zijnde waterlopen en -partijen;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten beleid

  • Belangrijke waterlopen uit het structuurplan behouden;
  • Het grondwaterbeschermingsgebied wordt specifiek geregeld in dit bestemmingsplan (aanduiding);

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voor nieuwe ontwikkelingen die met een flexibiliteitsbepaling mogelijk worden gemaakt, moet een watertoets worden uitgevoerd;
  • Het vrijhouden van 5 meter bufferzone langs in ieder geval één zijde van de hoofdwatergangen in het plangebied. Hierbij horen de watergangen zuidelijk in het plangebied.
2.15.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het plangebied heeft meerdere watergangen en -partijen. Deze horen nadrukkelijk bij de ontstaansgeschiedenis van het dorp en haar omgeving. Het Polderhoofdkanaal is daarbij het meest in het oog springend. De watergangen en -partijen hebben naast een ruimtelijk, ook een waterhuishoudkundig functie.

Bij watergangen kan sprake zijn van bruggen, dammen en/of duikers. De bruggen over het Polderhoofdkanaal zijn hier een voorbeeld van.

Het meest oostelijk gedeelte van het dorp maakt deel uit van het grondwaterbeschermingsgebied. In dit gebied is grondwater aanwezig van een dusdanig kwaliteit, dat gewonnen wordt voor drinkwater. De kwaliteit van het grondwater moet daarom beschermd worden.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening is een regeling opgenomen voor vaarwegen met een CEMT-klasse. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig. De verordening is niet van toepassing op deze bestemming.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

Het beleid richt zich voor het plangebied op het behoud van aangewezen belangrijke waterlopen in het plangebied. Het Polderhoofdkanaal is daarnaast specifiek aangegeven als belangrijke waterloop. Ter hoogte van het museum It Damshûs is daarin een knooppunt land - water aangegeven. Dit biedt mogelijkheden om water- en landrecreatie met elkaar te verbinden.

Opvallend in het Structuurplan is dat aan de oostelijke zijde van het plangebied een grondwaterbeschermingsgebied is aangegeven. Binnen dit gebied mogen geen activiteiten plaatsvinden die de kwaliteit van het grondwater negatief kunnen beïnvloeden.

In 2008 heeft de gemeente nieuw beleid voor recreatie en toerisme in Opsterland vastgesteld; Kansen benutten 2008-2010 . Dit beleidstuk geeft aan waar kansen voor recreatie en toerisme liggen en welke kansen in de periode 2008-2010 en daarna benut moeten worden.

Voor Nij Beets noemt de gemeente verschillende beleidsdoelstellingen. Een eerste is het Polderhoofdkanaal en de verbinding van het dorp daarmee. De gemeente steekt daarbij in op het opnieuw bevaarbaar maken van dit kanaal. Dit betekent een groei van de toervaart in Opsterland. Het geeft een stimulans aan de watersport, verblijfsrecreatie en dagrecreatie in de regio Nij Beets-Tijnje.

Voor de gemeente is daarnaast specifiek waterbeleid vastgesteld; het Waterplan Opsterland 2008-2011 “Wetter yn 'e Wâlden” en het daarbij horende Maatregelenplan. Vanuit dit beleid wordt waarde gehecht aan schoon water, voldoende water en veiligheid. Deze drie thema's hebben raakvlakken met de ruimtelijke ordening. Vooral de thema's schoon water en voldoende water.

Bij 'schoon water' is het beleid gericht op de realisatie van natuurvriendelijke oevers voor de grotere wateren. De natuurlijke oevers vormen een buffer voor van de omliggende wegen afstromend, mogelijk vervuild, regenwater.

Bij 'voldoende water' is het beleid gericht op de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren', om op die manier wateroverlast te voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen laat de gemeente in het vervolg het aspect water nadrukkelijk meewegen. Het waterschap wordt daarom vroegtijdig bij de planvorming betrokken.

2.16 Wonen

De bestemming 'Wonen' maakt het gebruik van gronden voor woonhuizen (eengezinswoningen) en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.16.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Alle functies die bij de functie wonen horen, worden in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om grondgebonden woonhuizen, deze vormen de hoofdfunctie, met de daarbij horende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk. In bestaande woonhuizen is een combinatie met kantoorruimte mogelijk, wanneer een gebouw is aangeduid met 'kantoor'. Dit is gedaan om bestaande kantoren in woningen mogelijk te maken. Uitbreiding van deze functie binnen deze bestemming is niet voorzien.

Ondergeschikt zijn onder andere woonstraten, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt.

Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat om de bewoning van vrijstaande bijgebouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid, anders dan een aan-huis-verbonden beroep. Een aan-huis-verbonden beroep is alleen bij recht toegestaan wanneer voldaan wordt aan oppervlaktevereisten. Deze regeling is opgenomen in de specifieke gebruiksregels.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende bouwwerken mogelijk gemaakt: hoofdgebouwen, aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt een regel voor de maximaal te bebouwen oppervlakte. Deze regel bepaalt dat de gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken, maximaal 50% van het bouwperceel mag zijn. Het bouwperceel is in dit geval niet gelijk aan het bouwvlak (zie ook begrippen). Dit met uitzondering van die gevallen waarbij de totale oppervlakte van alle bouwwerken dit percentage overschrijdt. Deze algemene bouwregel biedt een richtlijn binnen de globale regeling, maar biedt ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.

Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in deze bestemming om woonhuizen gaat, omdat deze in ruimtelijk en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Deze moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Uitgegaan wordt daarbij van vrijstaande hoofdgebouwen, mits dit op de ruimtelijke verbeelding anders is aangeduid (maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen).

Voor de hoofdgebouwen is geen maximale bouwdiepte aangegeven. Wel is een afstand tot de zijdelingse en achtererfgrens opgenomen, waar het hoofdgebouw minimaal vanaf gebouwd moet worden. Deze regels gelden niet op het moment dat in de bestaande situatie de genoemde afstanden al kleiner zijn, bijvoorbeeld bij rijen- en twee-onder-één-kap woningen. In die gevallen gelden de kleinere afstanden.

De maatvoering van de hoofdgebouwen is in het hele plangebied erg divers. Het is daarom per bouwvlak aangeduid. Het gaat daarbij om de maximale goothoogte en minimale en maximale dakhelling per woongebied.

Door deze bouwregels te hanteren kan de hoofdstructuur van een woongebied gehandhaafd blijven, maar zijn de plaatsing en afmetingen van de hoofdgebouwen vrijer dan voorheen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. In principe is dit type bebouwing in het achtererfgebied bij het hoofdgebouw overal buiten het bouwvlak toegestaan. Het achtererfgebied is wettelijk bepaald en overgenomen in de regels.

Voor deze bouwwerken is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomen, in m2 en een percentage van het bouwperceel. Hierdoor wordt volbouwen van het achtererf voorkomen, maar ontstaat wel een flexibele regeling.

Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen is een specifieke regeling opgenomen. Daarbij is gerefereerd aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. Hetzelfde geldt voor de toegestane dakhelling, wanneer een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping wordt voorzien van een kap. Daardoor kan een dergelijk bouwwerk op een passende manier gebouwd worden aan het bestaande hoofdgebouw.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouw- en (specifieke) gebruiksregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels.

Voorbeelden van mogelijke afwijkingen van de bouwregels zijn de lagere maximale dakhelling (bijvoorbeeld plat dak) en het bouwen van een hoofdgebouw achter de aangeduide rooilijn, tot een maximum van 5,00 meter.

Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de gebruiksregels is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning voor maximaal één huishouden, waarbij aangetoond is dat er sprake is van zorgbehoefte die tijdelijk van aard is.

Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.16.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De functie van de hoofdgebouwen (woonhuizen) is wonen en deze blijft behouden;
  • Waar naast de woonfunctie sprake is van een kantoorfunctie, wordt deze specifiek toegestaan, van uitbreiding van kantoren is geen sprake;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woonhuizen, maar is ondergeschikt;
  • De bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de bebouwing blijft behouden, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bestaande afmetingen van de hoofdgebouwen zijn leidend voor de toekomst, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bebouwingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen en daarbij horende bebouwing zijn verruimd;

Uitgangspunten beleid

  • Mogelijk maken dat deze woningen niet alleen vrijstaand, maar ook maximaal in rijen van 4 aaneen gebouwd mogen worden;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door wegverkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.16.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Nij Beets bestaat vooral uit woongebieden, de hoofdfunctie van het dorp is dus wonen. Er zijn verschillende deelgebieden in de woongebieden te onderscheiden, namelijk de linten (bijvoorbeeld langs de Doarpsstrjitte en Prikkewei) en de meer planmatig gerealiseerde woonbuurten in de rest van het dorp.

De genoemde woongebieden zijn in verschillende perioden ontstaan en onderscheiden zich nadrukkelijk in de ruimtelijke structuur. De lintbebouwing kent een afwisselend bebouwingsbeeld in plaatsing, hoofdvorm en afmetingen van de bebouwing. De lintbebouwing is niet planmatig aangelegd tot circa 1950.

Deze bestemming richt zich op de grondgebonden woningen in de genoemde woongebieden. De woningen zijn in het hele dorp verschillend in verschijningsvorm. Per planmatig opgezette buurt is meer uniformiteit in plaatsing, hoofdvorm en afmetingen van de hoofdgebouwen. Dit vertaald zich onder meer in een vaste rooilijn of een vast ritme van bebouwing in het straatbeeld. Deze woongebieden zijn planmatig aangelegd vanaf circa 1950.

In de loop van de tijd hebben bewoners uitbreidingen gedaan bij de woningen, in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. De gemeente Opsterland heeft in de meeste gevallen positieve medewerking aan dergelijke bouwwerken verleend en wil deze lijn doorzetten. Uiteraard worden de bouwwerken vanuit het Besluit omgevingsrecht ook bij de woningen toegestaan. Hiervoor is bij een bestemming een specifieke regeling gemaakt.

Bij woningen zijn, ook in Nij Beets, beroepen- en bedrijven-aan-huis gerealiseerd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een architect of een kapsalon aan huis. De hoofdfunctie moet echter wonen blijven. Een enkele keer is er sprake van een volwaardig kantoor bij een woning. Deze vallen niet onder beroepen- en bedrijven-aan-huis, maar zijn wel bestaand en blijven daarom mogelijk.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

Het grootste deel van de woongebieden is aangeduid als 'woongebied'. Het behoud daarvan staat voorop, waarbij nadrukkelijk ruimte wordt geboden voor perceelsgebonden ontwikkelingen.

In het plangebied is een gebied aangeduid als uitbreidingsgebied in de periode tot 2010. Het gaat om het gebied De Bjirk. Dit gebied is al ingevuld. Een verdere uitbreiding van het dorp wordt niet voorzien in het structuurplan.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002. Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. Zowel de herstructureringsopgave als de nieuwbouwvoornemens komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

In 2009 is er een nieuw woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. Met dit nieuwe woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skarsterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016.

In verband met de nadien veranderende situatie op de woningmarkt heeft de provincie in 2012 een evaluatie uitgevoerd van de in 2009 gemaakte woningbouwafspraken. Deze evaluatie heeft begin 2013 geleid tot nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode tot 2020. In het kader van de nieuwe woningbouwafspraken is het beschikbare contingent voor de periode 2008-2016 doorgeschoven naar 2020. Tevens is er een nieuwe regio-indeling gekomen, waarbij Opsterland nu deel uit maakt van de regio Zuidoost Friesland (samen met de gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf). Enkele gemeenten uit deze regio, waaronder Opsterland hebben in het kader van de nieuwe woningbouwafspraken de afspraak met de provincie dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen). Op basis van de nieuwe regionale woningbouwafspraken zal het gemeentelijk woningbouwprogramma nog gewijzigd moeten worden.

Voor Nij Beets wordt in het woningbouwprogramma 2008-2016 uitgegaaan van een ambitie van een netto toename van het aantal woningen van 52. Dit aantal is toegewezen aan verschillende locaties in Nij Beets. De uitbreidingslocatie De Bjirk en de herstructureringslocaties Nawijnstrjitte, Gietersewei en V/d Brugghenstrjitte (totaal 18 woningen) zijn al gerealiseerd. Voor de locaties 'Doarpsstrjitte' resteren er netto nog 34 woningen. Dit aantal zal in het nog te wijzigen gemeentelijk woningbouwprogramma worden opgenomen.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.17 Wonen - Wooncentrum

De bestemming 'Wonen - Wooncentrum' maakt het gebruik van gronden voor een wooncentrum en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.17.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De mogelijkheden van deze bestemming wijken af van andere woonbestemmingen, omdat het hier nadrukkelijk gaat om een combinatie van wonen met maatschappelijke voorzieningen. Daaronder vallen onder meer zorgvoorzieningen. Bij de bestemming zijn ondergeschikt parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, en waterlopen toegestaan. Bij de bestemming horende tuinen, erven en terreinen zijn bij recht mogelijk. Het gebruik van gronden voor bedrijfsdoeleinden en detailhandel is in de specifieke gebruiksregels uitgesloten.

Bouwmogelijkheden

Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor gebouwen en overkappingen geldt dat deze in een bouwvlak mogen worden gerealiseerd. Het bouwvlak is ruim om de bestaande bebouwing gelegd, zodat flexibiliteit in plaatsing ontstaat. De maatvoering van de gebouwen is in de ruimtelijke verbeelding aangeduid, daarbij gaat het om een maximale bouwhoogte en een maximale dakhelling. Hierdoor is een plat dak bij dit type gebouw ook mogelijk.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouwregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de bouwregels is het buiten het bouwvlak bouw van ondergeschikte gebouwen.

Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.17.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Naast de woonfunctie (niet-grondgebonden wonen / appartementen) zijn ondergeschikt ondersteunende functies toegestaan, bijvoorbeeld zorgvoorzieningen;
  • Bij het wooncentrum horende functies als parkeren en water zijn toegestaan binnen de bestemming;
  • De afmetingen van het wooncentrum worden specifiek geregeld, maar ruimte wordt geboden voor mogelijk toekomstige ontwikkelingen;
  • De maximale bouwhoogte voor het noordelijk deel van het wooncentrum mag hoger zijn dan de maximale bouwhoogte van het zuidelijk deel ervan;
  • Bouwwerken worden mogelijk gemaakt, maar daarbij zijn erf- en terreinafscheidingen uitgesloten;

Uitgangspunten beleid

  • Ontwikkelingsmogelijkheden bieden, zodat een kwalitatieve verbetering speciale woongebouwen en woonzorgcomplexen mogelijk is;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.17.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In Nij Beets is aan de Dumnysbosk een wooncentrum aanwezig. Dit centrum bestaat uit een gebouw met woningen en ondersteunende functies. Gedacht kan worden aan zorgvoorzieningen en maaltijdverzorging. Bij het wooncentrum horen (ondergeschikt) voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen- en watervoorzieningen.

Het wooncentrum is een uit meerdere bouwvolumes samengesteld gebouw. Het gebouw is op een goede manier in de omgeving ingepast, door het beperkte bouwvolume (goot- en bouwhoogte en bouwdiepte). Bij het wooncentrum is geen sprake van aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De functies daarvan zijn ondergebracht in het hoofdgebouw.

Rond het gebouw zijn vrijwel geen hekwerken aanwezig, het gebouw staat in een groene omgeving (erf). Bovendien is aan de noordzijde een klein parkeerterrein aanwezig.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In de verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwcontingenten over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van de verordening hebben echter geen invloed op deze bestemming. Zorgwoningen vallen niet onder het 'normale' woningbouwcontingent.

In de Structuurvisie Opsterland in beeld is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het destijds geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel. Ook voor Nij Beets is dit gedaan.

Het grootste deel van de woongebieden is aangeduid als 'woongebied'. Het behoud daarvan staat voorop, waarbij nadrukkelijk ruimte wordt geboden voor perceelsgebonden ontwikkelingen.

Een specifiek gebied is het gebied rond Gietersewei en Van der Brugghenstrjitte. Daar is 'Herstructureringsgebied' aangeduid. In het structuurplan is voor dit gebied aangegeven dat voor dit gebied een herstructurering van zowel bebouwing als openbare ruimte is voorzien. Een groot deel van de herstructurering vindt plaats door middel van verbetering en nieuwbouw.

In het plangebied is een gebied aangeduid als uitbreidingsgebied in de periode tot 2010. Het gaat om het gebied De Bjirk. Dit gebied is al grotendeels ingevuld met grondgebonden woningen. Een verdere uitbreiding van het dorp wordt niet voorzien in het structuurplan.

Het Woonplan gemeente Opsterland is door de raad vastgesteld op 6 mei 2002.

Het Woonplan betreft een visie op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad. Zowel de herstructureringsopgave als de nieuwbouwvoornemens komen in het woonplan aan de orde. Het woonplan bevatte een woningbouwprogramma voor de periode 2000-2010.

In 2009 is er een nieuw woningbouwprogramma opgesteld voor de periode 2008-2016. Met dit nieuwe woningbouwprogramma is rekening gehouden met de gemaakte regionale woningbouwafspraken tussen de provincie en zes A7-regio gemeenten (Smallingerland, Opsterland, Heerenveen, Skarsterlân en Wymbritseradiel en Sneek) voor de periode 2008-2016.

In verband met de nadien veranderende situatie op de woningmarkt heeft de provincie in 2012 een evaluatie uitgevoerd van de in 2009 gemaakte woningbouwafspraken. Deze evaluatie heeft begin 2013 geleid tot nieuwe regionale woningbouwafspraken voor de periode tot 2020. In het kader van de nieuwe woningbouwafspraken is het beschikbare contingent voor de periode 2008-2016 doorgeschoven naar 2020. Tevens is er een nieuwe regio-indeling gekomen, waarbij Opsterland nu deel uit maakt van de regio Zuidoost Friesland (samen met de gemeenten Heerenveen, Smallingerland, Ooststellingwerf en Weststellingwerf). Enkele gemeenten uit deze regio, waaronder Opsterland hebben in het kader van de nieuwe woningbouwafspraken de afspraak met de provincie dat er binnenstedelijk een vrije ruimte is voor het toevoegen van woningen (plafondloos bouwen). Op basis van de nieuwe regionale woningbouwafspraken zal het gemeentelijk woningbouwprogramma nog gewijzigd moeten worden.

Voor Nij Beets wordt in het woningbouwprogramma 2008-2016 uitgegaaan van een ambitie van een netto toename van het aantal woningen van 52. Dit aantal is toegewezen aan verschillende locaties in Nij Beets. De uitbreidingslocatie De Bjirk en de herstructureringslocaties Nawijnstrjitte, Gietersewei en V/d Brugghenstrjitte (totaal 18 woningen) zijn al gerealiseerd. Voor de locaties 'Doarpsstrjitte' resteren er netto nog 34 woningen. Dit aantal zal in het nog te wijzigen gemeentelijk woningbouwprogramma worden opgenomen.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Het wooncentrum valt onder het welstandsgebied 'nieuwbouw individueel'. De welstandscriteria die daarbij horen zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De criteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.18 Leiding - Riool

De dubbelbestemming "" heeft tot doel de nodige bescherming te bieden voor de aanwezige rioolpersleiding.

2.18.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, ook bedoeld voor een rioolpersleiding. Dit betekent dat bij het gebruik van de gronden altijd rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van de rioolpersleiding.

Bouwmogelijkheden

Ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, zijn op de gronden met deze bestemming alleen gebouwen, overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor deze bestemming toegestaan. Dergelijke bouwwerken mogen een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben. Daaronder valt onder meer het al aanwezige rioolgemaaltje.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het gaat daarbij onder meer om het ontgronden en afgraven van gronden (dieper dan 0,30 meter) of het planten van diepwortelende bomen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of een goede functionaliteit van de rioolpersleiding gewaarborgd blijft wordt na de ingreep.

De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Bijvoorbeeld voor werken die niet dieper gaan dan 0,30 meter. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze maakt het mogelijk, binnen de onderliggende bestemmingen, gebouwen en andere bouwwerken toe te staan, mits wordt voldaan aan de bij de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voorwaarden. Hierdoor kunnen bestaande rechten toch worden uitgevoerd.

2.18.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten

  • De rioolpersleiding moet beschermd worden;
  • Aan weerszijden van de leiding moet een zone van 3,00 meter vrij worden gehouden van bebouwing en diepwortelende beplanting;
  • Werkzaamheden rond de leiding zijn toegestaan, mits vooraf een omgevingsvergunning is verkregen.
2.18.3 Huidige situatie en beleid

Langs de Domela Nieuwenhuisweg loopt door het plangebied een rioolpersleiding. Een nadere toelichting op de rioolpersleiding is opgenomen bij de beschrijving van het omgevingsaspect "Water".

2.19 Waarde - Archeologie 2

De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' biedt een regeling voor de bescherming en bijbehorende onderzoeksplicht voor archeologische waarden (zie paragraaf 3.4).

2.19.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, bedoeld voor de bescherming van de archeologische waarden in de gronden.

Bouwmogelijkheden

Om het doel van deze bestemming te halen is het, ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, noodzakelijk om bij het bouwen over een grotere oppervlakte dan 500 m², archeologisch onderzoek te laten uitvoeren.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of de archeologische waarden behouden kunnen blijven. De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud en ingrepen over een oppervlakte van minder dan 500 m² en ondieper dan 50 cm.

2.19.2 Uitgangspunten van de regeling

Omgevingsaspecten

  • Bij ingrepen groter dan 500 m2 is onderzoek nodig, voordat een omgevingsvergunning voor ingrepen (bebouwing en gebruik) eventueel wordt verleend.
2.19.3 Huidige situatie en beleid

De huidige situatie en het beleid met betrekking tot archeologie zijn opgenomen in paragraaf 3.4.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.

3.1 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het woongebied, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

3.1.1 Bedrijven en milieuzonering

In en om het plangebied zijn bedrijven aanwezig die mogelijk hinder veroorzaken. Een eerste indicatie van mogelijke hinder is te achterhalen door het raadplegen van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering".

De bedrijven en voorzieningen in het plangebied vallen vooral in de categorieën 1 en 2. Dit zijn categorieën met een richtafstand van respectievelijk 10 en 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, of een rustig buitengebied. Dit is bijvoorbeeld van toepassing bij een tekenbureau aan De Els en de kerk aan de Doarpsstrjitte. Omdat dergelijke bedrijven en voorzieningen tussen woongebieden liggen, moeten genoemde categorieën hier maximaal mogelijk zijn.

Uitzondering hierop zijn bedrijven met een zwaardere categorie die al aanwezig zijn, deze worden specifiek aangeduid. In het plangebied zijn ook enkele bedrijven met een hogere categorie aanwezig. Het gaat daarbij vooral om bedrijven tot een categorie 3.1 (richtafstand 50 meter) en in een enkel geval tot een categorie 3.2 (richtafstand 100 meter). Voorbeelden daarvan zijn enkele bedrijven op het bedrijventerrein aan de Swynswei. De genoemde categorie kan op dit hele terrein worden toegestaan, omdat de afstand tot (particuliere) woningen voldoende is.

Rond het plangebied zijn enkele agrarische bedrijven aanwezig, daarbij gaat het vooral om (extensieve) veehouderijen. Een voorbeeld hiervan is het bedrijf aan de Prikkewei 42. Dergelijke bedrijven hebben een categorie 3.2 met een richtafstand van 100 meter, gebaseerd op het aspect geur. In sommige gevallen liggen woningen binnen deze richtafstand. Daarnaast zijn wettelijke afstanden (Wet geurhinder en veehouderijen) van toepassing die aangehouden moeten worden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object (bijvoorbeeld woningen) binnen en buiten de bebouwde kom.

3.1.2 Geluid

Het aspect geluid is in dit plangebied onder te verdelen in twee typen: wegverkeerslawaai en industrielawaai. Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van geluidhinder op bestaande gevoelige objecten wordt daarom niet verwacht. Mocht er sprake zijn van nieuwe ontwikkelingen, dan is in de meeste gevallen een akoestisch onderzoek noodzakelijk.

Van negatieve effecten door wegverkeerslawaai is in de huidige situatie in het plangebied geen sprake. In het grootste deel van het plangebied zijn geen zoneringsplichtige wegen aanwezig. De meeste wegen in het plangebied hebben een snelheidsregime dat maximaal 30 km/uur toestaat. Zoneringsplichtige wegen zijn wegen waar een maximale snelheid van 50 km/uur of meer is toegestaan.

Uitzonderingen daarop zijn onder meer een deel van de Domela Nieuwenhuisweg, de Tolhekbuurt, Swynswei en Leppedyk. Deze wegen hebben een snelheidsregime van maximaal 50, 60 of 80 km/uur. Akoestische onderzoeken zijn nodig op het moment dat met ontwikkelingen langs deze (delen van) wegen geluidsgevoelige objecten gerealiseerd kunnen worden.

Akoestisch onderzoek naar industrielawaai hoeft in de huidige situatie niet plaats te vinden. Want door industrielawaai van bestaande bedrijven ontstaan geen negatieve effecten voor de huidige omgeving. In het plangebied zijn enkele bedrijven aanwezig, maar deze hebben overwegend milieucategorie 1 of 2. Deze zijn goed verenigbaar met geluidgevoelige objecten.

Geluid van wegverkeer en industrie is wettelijk vastgelegd in de Wet geluidhinder.

3.1.3 Geur

In de gemeente Opsterland is een Geurverordening van kracht. De Verordening geldt alleen voor bestaande dierenverblijven. De Verordening geeft een afwijking van de wettelijke afstanden. De in de Geurverordening opgenomen afstand betreft ten minste 50 meter tussen een veehouderij en een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom (wettelijk is dit 100 meter). Daarnaast moet de afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom ten minste 25 meter zijn (wettelijk is dit 50 meter). Voor nieuwbouw gelden de wettelijke afstanden van 100 en 50 meter. Door deze gereduceerde afstanden is in het plangebied bij woningen geen sprake van hinder van veehouderijen. Bovendien is sprake van een bestaande (planologische) situatie, waarbij geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen nabij de bedoelde agrarische bedrijven. De afstanden rond de veehouderijen zijn bij ontwikkeling van (nieuwe) geurgevoelige objecten van belang.


Het aspect geur is wettelijk onder meer vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderijen of het Besluit landbouw.

3.1.4 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling.

 

In planologische zin worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In dat geval is een bodemonderzoek niet nodig. Dit bestemmingsplan maakt bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wel is een wijzigingsbevoegdheid voor woningbouw in dit bestemmingsplan opgenomen. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor die woningbouw in dat gebied moet een bodemonderzoek uitgevoerd zijn.

3.2 Water

Water is een belangrijk ordenend principe. Bij een bestemmingsplan is toetsing van dit aspect van belang. Dit kan door middel van het uitvoeren van een watertoets (bijgevoegd als bijlage 1). Voor het plangebied is dit gedaan en daaruit blijkt dat in het plangebied enkele aspecten aanwezig zijn die invloed hebben op dit bestemmingsplan.

In eerste instantie ligt langs de Domela Nieuwenhuisweg een rioolpersleiding die uitkomt bij een gemaaltje. Voor de bescherming van de leiding is het belangrijk dat aan weerszijden van de leiding een zone van 3,00 meter vrij gehouden wordt van bebouwing en diepwortelende beplanting. Rond het gemaaltje is een milieuzone van 30 meter van toepassing, in verband met eventuele geluid- en geurhinder. Bij de realisatie van nieuwe gevoelige objecten in de omgeving van het gemaal is dat een aandachtspunt.

Daarnaast zijn in het plangebied meerdere watergangen aanwezig, waaronder het Polderhoofdkanaal, die van belang zijn voor de wateraan- en afvoer van het gebied. Het Wetterskip wil in ieder geval aan één zijde een zone van 10 meter vrijhouden, waardoor de watergang onderhouden en beheerd kan worden.

Aan de oostzijde van het plangebied is een grondwaterbeschermingsgebied aangewezen. Binnen dat gebied zijn enkele activiteiten uitgesloten, die een negatieve invloed op het grondwater kunnen hebben.

Tot slot zijn lokale waterkeringen in het gebied aanwezig. Dit zijn kaden langs of buiten de Friese boezemwateren die een beschermingsfunctie hebben. Deze kaden moeten zo veel mogelijk vrij worden gehouden van bebouwing en (diepwortelende) beplanting om een optimaal functioneren te garanderen. Dit is bovendien wenselijk in verband met het beheer en onderhoud van zowel de kaden als de boezem.

Verder raakt het bestemmingsplan geen waterschapsbelangen, omdat er bij recht geen nieuwe bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Het bebouwd en verhard oppervlak neemt daardoor niet toe ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden.

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, Nota Ruimte en Kaderrichtlijn Water. De watertoets kan in Opsterland aangevraagd worden via www.dewatertoets.nl.

3.3 Ecologie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van effecten op ecologische waarden wordt daarom niet verwacht.

In het plangebied en de directe omgeving ervan zijn geen beschermde natuurgebieden (Natura 2000) en Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aanwezig. Op een afstand van enkele kilometers zuidelijk van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Van Oordts Mersken, deze is beschermd via de Natuurbeschermingswet. Noordelijk en zuidelijk zijn op afstand EHS aanwezig. De EHS is aangewezen door de provincie en geregeld in de provinciale ruimtelijke verordening.

Voor dergelijke gebieden heeft de provincie in de verordening regels opgenomen. Deze geven aan dat in de toelichting een verantwoording opgenomen moet zijn van de manier waarop met deze natuur is omgegaan. De beschermde gebieden hebben geen invloed op dit bestemmingsplan, vanwege de ligging ervan ten opzichte van het plangebied.

De aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten in het plangebied is niet uit te sluiten. De Flora- en faunawet biedt wetgeving over beschermde plant- en diersoorten. Bij (grotere) nieuwe ontwikkelingen moet in ieder geval een verkennend ecologisch onderzoek worden overwogen.

3.4 Archeologie en cultuurhistorie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt daarom niet verwacht.

Archeologie

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is in het hele plangebied een karterend onderzoek 2 (steentijd) nodig. Dit betekent dat bij ontwikkelingen groter dan 2.500 m2 een onderzoek moet worden gedaan. Voor een klein deel van het plangebied is - voor dezelfde periode - een karterend onderzoek 1 (vanaf 500 m2) nodig. Wanneer de ontwikkelingen groter zijn dan 5.000 m2 is bovendien een karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) vereist. De bron voor deze informatie is de FAMKE-kaart van de provincie Fryslân, die ook gekoppeld is aan de provinciale ruimtelijke verordening. In onderstaande afbeeldingen staan achtereenvolgens de verwachtingskaarten voor de periode steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.11BPKom-0301_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.11BPKom-0301_0003.jpg"

fragmenten Famke-kaarten steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen

Voor het plangebied is een dubbelbestemming opgenomen, op de plaats waar een karterend onderzoek 1 nodig is. Een nadere toelichting op de bestemming staat in 2.19.

Cultuurhistorie

In het plangebied is een rijksmonument aanwezig. Het gaat daarbij om een voormalig turfmakershuisje (onderdeel van It Damshûs) aan de Domela Nieuwenhuisweg 49. Bij ontwikkelingen aan deze monumenten is - voor verlening van een omgevingsvergunning - een toetsing nodig. De Monumentenwet is van toepassing, omdat het een rijksmonument is. Een extra regeling in het bestemmingsplan is voor deze panden niet meer nodig.

Naast rijksmonumenten is in het plangebied sprake van gebouwen die vallen onder de jongere bouwkunst en daarom cultuurhistorisch gewaardeerd worden. De jongere bouwkunst (periode 1850 - 1940) heeft geen eigen wettelijke bescherming en wordt daarom in dit bestemmingsplan specifiek geregeld (aanduiding 'karakteristiek').

3.5 Externe veiligheid

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van externe veiligheidssituatie wordt daarom niet verwacht.

In het plangebied is op één plaats sprake van mogelijke risico's in het kader van de externe veiligheid. Bij het zwembad De Blauwe Kamp aan de Blauwe Kampwei is sprake van de opslag van chloor. Het betreft een inrichting die valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit en niet is opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het betreft een opslagmogelijkheid van 1.000 liter. De plaatsgebonden risicocontour (10-6) is 0 meter, deze komt niet buiten de grens van de inrichting. Het groepsrisico hoeft voor een dergelijke opslag niet berekend te worden. De opslag van chloor levert geen risicovolle situatie op voor omliggende (beperkt) kwetsbare objecten.

Op grotere afstand lopen ten noordoosten en zuidoosten gasleidingen. Deze gasleidingen hebben geen directe gevolgen voor dit bestemmingsplan, omdat de beschermingsstroken van de buizen niet in het plangebied ligt. Deze liggen maximaal 5 meter aan weerszijden van de buis. Deze afstand is gerelateerd aan de maximale druk die door de buis komt. Wanneer dit 40 bar of meer is, dan bedraagt de beschermingszone 5 meter. Deze afspraak is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Bovendien ligt de plaatsgebonden risicocontour van de leidingen ruim buiten het plangebied en is een verantwoording van het groepsrisico - door de ruime afstand naar de leidingen - niet nodig.

De snelweg A7, op grotere afstand ten zuidwesten van het plangebied, is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Deze is opgenomen in de Circulaire en wordt op termijn opgenomen in het Besluit externe veiligheid transportroutes. De plaatsgebonden risicocontouren (PR 10-6) liggen op de rand van de weg en hebben geen invloed op het plangebied. Een berekening van het groepsrisico is niet van belang in verband met de ruime afstand tussen het plangebied en de snelweg.

Bij ontwikkelingen die (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maken binnen de inventarisatieafstand van de risicobronnen (gasleidingen en A7), moet externe veiligheid afgewogen worden. In dit plangebied is hiervan geen sprake, bij recht wordt de toevoeging van (beperkt) kwetsbare objecten niet mogelijk gemaakt.

3.6 Luchtkwaliteit

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Ook bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen worden negatieve effecten niet verwacht. De ontwikkelingen zijn hiervoor te kleinschalig van aard, waardoor ze onder de gevallen 'niet in betekenende mate' vallen. Ze voldoen aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.

3.7 Kabels en leidingen

Zoals aangegeven bij 3.2 is in het plangebied een rioolpersleiding die in dit bestemmingsplan voorzien wordt van een passende regeling. Andere van belang zijnde kabels en leidingen zijn niet aanwezig.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan. Daarbij gaat het om de maatschappelijk en de economische uitvoerbaarheid. In de volgende paragrafen wordt hierop een nadere toelichting gegeven.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en/of instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

4.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is.

Het bevoegd gezag heeft gereageerd op de ingediende overleg- en inspraakreacties, welke zijn verwerkt in hoofdstuk 5.

4.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gepubliceerd is in de Staatscourant, de lokale krant en op internet en ligt het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage. Een ieder is daarbij in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen. Eventueel ingediende zienswijzen worden door de gemeenteraad voorzien van een antwoord. De eventuele zienswijzen kunnen leiden tot wijzigingen in dit bestemmingsplan.

Deze procedure heet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

4.1.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vervolgens, al dan niet gewijzigd, vast. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting van dit jaar een bedrag beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.

4.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. De grondexploitatieregeling uit de Wro en het Bro is niet van toepassing, omdat het in dit bestemmingsplan niet gaat om de realisatie van 'bouwplannen'. Het bestemmingsplan geeft alleen een nieuwe juridische regeling voor bestaand bebouwd gebied.

Hoofdstuk 5 Overleg en inspraak

5.1 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:

  • 1. Provincie Fryslân;
  • 2. Rijkswaterstaat Directie Noord-Nederland;
  • 3. Ministerie EL&I / energie;
  • 4. Ministerie van Defensie;
  • 5. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • 6. Vitens;
  • 7. Bestuur Plaatselijk Belang Nij Beets;
  • 8. Brandweer Fryslân;
  • 9. Enexis (netbeheerder);
  • 10. KPN;
  • 11. Ziggo;
  • 12. Directie van het Wetterskip Fryslân;
  • 13. de directie van de N.V. Nederlandse Gasunie;
  • 14. de directie van Elkien;
  • 15. WoonFriesland.


De provincie en Brandweer Fryslân hebben gereageerd. De volledige reacties van beide instanties is opgenomen in bijlage 2.

De provincie meent dat de provinciale belangen op een juiste wijze zijn verwerkt in het plan en heeft geen verdere opmerkingen.

Brandweer Fryslân ziet geen noodzaak om bij dit bestemmingsplan opmerkingen te maken. Dit omdat er geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen CRnvgs) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op het plangebied van invloed zijn.

5.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Nij Beets Kom” heeft, op grond van de Algemene inspraakverordening Opsterland 2006, vanaf 10 maart 2014 gedurende een termijn van 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden burgers, organisaties e.d. hun reactie op het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. Van de gelegenheid een inspraakreactie in te dienen is geen gebruik gemaakt.