In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het bestemmingsplan Hegedyk 54 Luxwoude met identificatienummer NL.IMRO.0086.10BPHegedyk54-0201 van de gemeente Opsterland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waaringevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwenvan deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan wordenuitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
1.6 aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan dehoofdvorm;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telenvan gewassen en/of het houden van dieren, al dan niet in combinatie met volledigbedrijfseigen mestbewerking/-verwerking en mestraffinage in de vorm van minivergisters;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (hethuishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van hetgebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.11 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen eenrichtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting isbepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.12 bestaand:
de situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;in afwijking hiervan geldt voor stikstofemissie, zoals vergund vóór 7 december 2004 danwel de stikstofemissie, zoals vergund in een natuurbeschermingswetvergunning;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfdebouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.16 blauwe diensten:
het aanbieden door een grondeigenaar van zijn eigendommen ten behoeve vanwaterbeheersmaatregelen waaronder het (tijdelijk) vasthouden van water op basis vanvrijwilligheid en tegen een passende vergoeding;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en hetvergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijkebouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van debegane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaarbehorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deregels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aardeis verbonden;
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, hetverkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voorgebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- ofbedrijfsactiviteit;
1.24 detailhandel in weggebonden artikelen:
detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van eenautomobilist of diens passagiers;
1.25 dienstgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een maatschappelijke voorziening;
1.26 entrainement:
Paardenbedrijf gericht op het trainen van paarden ten behoeve van de draf- enrensport, niet zijnde een agrarisch bedrijf;
1.27 evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit,grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerdvuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, metuitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld inde Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeldin de Wet openbare manifestaties;
1.28 Flora- en faunawettoets:
een toets waarbij is onderzocht of op voorhand redelijkerwijs te verwachten is dat eenverklaring van geen bezwaar op grond van de Flora- en faunawet, indien vereist, kanworden verleend;
1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk metwanden omsloten ruimte vormt;
1.30 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen,alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van eenpaardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.31 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg en/of een industrieterrein;
1.32 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen,zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging ineen bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.34 groepsaccommodatie:
een verblijfsaccommodatie die naar afmetingen en inrichting specifiek bedoeld is vooreen grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in onder andere gezamenlijkefaciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding;
1.35 grond- en plaatsgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarisch bedrijf waarbij het gebruik van agrarische gronden in de omgeving vanhet bedrijf noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, in de vorm vanakkerbouw, vollegronds-tuinbouw, fruitteelt en boomteelt, grondgebonden veehouderij,en naar de aard daarmee vergelijkbare bedrijven;
1.36 grond- en plaatsgebonden veehouderij:
een veehouderij waarbij voldoende grond in de omgeving van het bedrijf aanwezig isom overwegend te voorzien in de mestafzet en het benodigde ruwvoer van deveehouderij, inclusief een neventak niet-grondgebonden veehouderij die wat betreftaard en schaal ondergeschikt is aan de grondgebonden bedrijfsvoering;7 Regels bestemmingsplan ‘Hegedyk 54 in Luxwoude’
1.37 handels, sport- of africhtingsstal:
een paardenbedrijf waarbij de omzet uitsluitend of in hoofdzaak wordt behaald uit eencombinatie van training van paarden, het uitbrengen van paarden in de sport en hetgeven van instructie aan derden op paarden die niet in eigendom zijn van het bedrijf,niet zijnde een agrarisch bedrijf;
1.38 hobbymatige veehouderij:
het houden van landbouwhuisdieren (bijvoorbeeld maximaal 5 paarden) op een nietbedrijfsmatige basis in combinatie met een woonfunctie;
1.39 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor degeluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan devoorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grondvan de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.40 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor deverwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indienmeer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming hetbelangrijkst is;
1.41 horeca van categorie 1:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bereiden van etenswaren voor consumptieal dan niet ter plaatse, waaronder wordt verstaan: snackbar, bistro, crêperie, lunchroom,koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie;
1.42 horeca van categorie 2:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bereiden van ter plaatse te nuttigenvoedsel en dranken, alsmede het bedrijfsmatig bieden van nachtverblijf en/ofzaalaccommodatie, waaronder in ieder geval wordt verstaan een pension, hotel en/ofrestaurant;
1.43 horeca van categorie 3:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bieden van vermaak in de vorm van hetbieden van gelegenheid tot luisteren naar en dansen op muziek met het verstrekkenvan bijbehorende etenswaren en dranken.
Hieronder worden onder meer begrepen bar-dancings en discotheken;
1.44 horeca van categorie 4:
een horecabedrijf dat voorzieningen ten behoeve van het houden van (meerdaagse)conferenties, recreatief verblijf in groepsaccommodaties met bij deze functies horendeen zelfstandige horecavoorzieningen biedt;
1.45 horecavloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor deverstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-,opslag- en administratieruimten, en dergelijke;
1.46 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die inprincipe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleendvan de melding- en herplantplicht in het kader van de Boswet;
1.47 intensieve veehouderij:
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van dierlijke producten doormiddel van het houden van vee - niet zijnde een wormenkwekerij of een paardenfokkerij- waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.48 invliegfunnel:
een obstakelvrije zone ten behoeve van het opstijgen en of landen van vliegtuigen.
1.49 kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enigander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, eenen ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijnbestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatiefnachtverblijf;
1.50 kampeerboerderij:
het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deeluitmakend van een agrarisch bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf;
1.51 kas:
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas ofander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen ofplanten;
1.52 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in bijlage 3 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op deomgeving daaraan gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bijeen woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.53 kleinschalige camping:
een vorm van verblijfsrecreatie in kampeermiddelen op kleine schaal in combinatie meteen bestaande (agrarische) bedrijfs- of woonfunctie, met dien verstande dat:
- het aantal kampeermiddelen op een terrein ten hoogste 15 mag bedragen;
- de kampeermiddelen uitsluitend in de periode van 15 maart tot 31 oktober geplaatstmogen zijn, en:
- uitsluitend mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan;
- geen stacaravans of kampeerbungalows zijn toegestaan;
1.54 kleinschalige duurzame energiewinning:
winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig totgeen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan debronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aarden omgevingswarmte;
1.55 kleinschalige logiesverstrekking:
het bieden van de, ten opzichte van de woon- of agrarische bedrijfsfunctieondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf al dan niet in combinatie metontbijt in de (bedrijfs)woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben,waaronder tevens wordt verstaan bêd en brochje;
1.56 kwekerij:
een agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel vanhet telen van bomen, heesters of andere siergewassen en op de groothandel in dezeproducten;
1.57 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen eengrenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting isbepaald, die in acht genomen moet worden;
1.58 landschappelijke en cultuurhistorische waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid vanwaarneembare structuren en/of elementen in dat gebied, gekenmerkt door het beeld datis ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat gebiedheeft gemaakt;
1.59 ligplaats:
een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;
1.60 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningenen voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvang, alsookproductiegebonden detailhandel, dagrecreatie en ondergeschikte horeca ten dienstevan deze voorzieningen;
1.61 manege:
een paardenbedrijf waarbij de omzet uitsluitend of in hoofdzaak wordt behaald uit hetgeven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden ineigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden vanhuisvesting aan die paarden, niet zijnde een agrarisch bedrijf;
1.62 mestopslag:
voorziening voor het opslaan van meststoffen, waaronder mestsilo's en mestbassins;
1.63 minivergister:
bouwwerken en installaties ten behoeve van volledige bedrijfseigen mestvergisting en -verwerking;
1.64 mobiel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met debedoeling deze te plaatsen op een kleinschalige camping gedurende ten hoogste 3aansluitende maanden per kampeerseizoen;
1.65 naafhoogte
De afstand tussen het peil en het midden van de rotor;
1.66 natuurbeschermingswettoets:
een toets waarbij is onderzocht of op voorhand redelijkerwijs te verwachten is dat eenvergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, indien vereist, zal wordenverleend;
1.67 natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundigeen biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijkewaarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Floraen faunawet;
1.68 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- enelektriciteitsdistributie, voorzieningen ten dienste van de exploitatie en/of winning vanaardgas, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in iedergeval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen,zendmasten en oplaadvoorzieningen voor elektrische motorvoertuigen;
1.69 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel metten hoogste één wand;
1.70 paardrijbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en aldan niet voorzien van een omheining;
1.71 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandigeeenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar enafsluitbaar is;
1.72 peil:
- indien op het land wordt gebouwd:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien op of in het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
1.73 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/oftoegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aande productiefunctie;
1.74 recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijfelders hebben;
1.75 risicogevoelig bouwwerk cq. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, datkan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperktkwetsbaar object;
1.76 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen eengrenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet wordenaangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperktkwetsbare objecten;
1.77 ruimtelijk beeld:
het beeld opgebouwd uit bebouwing, beplanting, water, wegen, verkavelingspatroon enandere voor het landschap van Opsterland karakteristieke elementen;
1.78 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvangalsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen vanerotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elkgeval verstaan: een seks-bioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub ofeen prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al danniet in combinatie met elkaar;
1.79 serrestal / boogstal:
een lichtdoorlatend gebouw met rechte wanden en een dakconstructie die is voorzienvan kleine meervoudige boogvormige overspanningen;
1.80 stal:
een agrarisch bedrijfsgebouw ten behoeve van het houden van vee;
1.81 vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welkenaar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan nietdirect steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aante merken;
1.82 verblijfseenheid:
niet voor zelfstandig gebruik geschikte ruimte of ruimten gericht op kortdurend recreatiefverblijf voor ten hoogste 4 personen;
1.83 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor degeluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan wordenafgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.84 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de(detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk,c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.85 waterbergingsgebied:
een gebied dat in gebruik is ten behoeve van de waterhuishouding met het oog op detijdelijke berging van (hemel)water;
1.86 windturbine:
een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind;
1.87 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijkhuishouden;
1.88 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel ofgedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijkeverschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.89 woonwagen:
voor bewoning bestemd (hoofd)gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat inzijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.90 zorgboerderij agrarisch:
een agrarisch bedrijf waar zorgactiviteiten gecombineerd worden met agrarischeactiviteiten. Er wordt op kleine schaal opvang c.q. dagverblijf geboden aan zorgvragersdie op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van)hoofdzakelijk agrarische werkzaamheden;
1.91 zorgboerderij maatschappelijk:
een instelling waar wonen in combinatie met zorg wordt aangeboden gesitueerd inlandelijk gebied en in de vorm van een boerderij, eventueel gecombineerd worden methet uitoefenen van beperkte agrarische activiteiten door zorgvragers die optherapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) hoofdzakelijkagrarische werkzaamheden (dagverblijf).