direct naar inhoud van Artikel 17 Waarde - Archeologie
Plan: Frieschepalen - Kom
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.04BPKom-0401

Artikel 17 Waarde - Archeologie

 

17. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.

17. 2.    Bouwregels

17. 2. 1. Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

a.    bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 50 m² wordt uitgebreid;

b.    bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek;

c.    bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.

17. 3.    Ontheffing van de bouwregels

17. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 17.2.1. sub a. en toestaan dat bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bestaande oppervlakte met meer dan 50m² wordt uitgebreid;

b.    het bepaalde in lid 17.2.1. sub c. en toestaan dat bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 50 m² worden ge­bouwd.

17. 3. 2. De in lid 17.3.1. genoemde ontheffing kan worden verleend, mits:

a.    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

b.    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet blijvend of onevenredig worden aangetast; of

c.    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden weliswaar worden verstoord maar deze afdoende kunnen worden beschermd op een van de volgende manieren:

1.    een verplichting tot het treffen van technische maatrege­len waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of

2.    een verplichting tot het doen van opgravingen; of

3.    een verplichting de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

17. 3. 3.  Indien Burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de ontheffing voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 17.3.2. sub c., wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de ontheffing niet verleend.

17. 4.     Aanlegvergunning

17. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), op de tot ‘Waarde - Archeologie’ bestemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.    het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50m² en dieper dan 30 cm;

b.    het graven van watergangen;

c.    het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie, drainage of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

d.    het verlagen van het waterpeil;

e.    het rooien van bomen, waarbij de stobben worden verwijderd.

17. 4. 2. De in lid 17.4.1. genoemde vergunning wordt niet verleend dan nadat:

a.    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.    op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet oenevenredig worden geschaad;

c.    de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:

1.    een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of

2.    een verplichting tot het doen van opgravingen; of

3.    een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begelei­den door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg. 

17. 4. 3. Indien Burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de ontheffing voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 17.3.2. sub c., wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de ontheffing niet verleend.

17. 4. 4. Het verbod als bedoeld onder in lid 17.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

a.    reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

b.    het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in ieder geval verstaan vervang van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;

c.    mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;

d.    op archeologisch onderzoek gericht zijn.

17. 5.    Wijzigingsbevoegdheid

17. 5. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

17. 5. 2. Indien Burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de wijzigingsbevoegdheid toe te passen, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.