direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Bult 5 te Appelscha
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.WPDeBult5-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De familie Ten Hoor (hierna: 'initiatiefnemer') wil de bestemming van het perceel De Bult 5 te Appelscha (hierna: 'plangebied') wijzigen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf PTH Hout CV. Het gaat hier om een voormalig agrarisch bedrijfsperceel, dat in de loop van de tijd zodanig veranderd is dat deze niet meer in het geldende bestemmingsplan past.
Afbeelding 1.1 geeft de huidige situatie binnen het plangebied weer. Er is een bedrijfswoning met drie vrijstaande bijgebouwen aanwezig. Het meest recente bijgebouw is vorig jaar gebouwd, ter vervanging van de voormalige melkveestallen. Ten noorden van dit bijgebouw is een loods uit 2019 aanwezig. In deze loods is PTH Hout CV gevestigd.
PTH Hout CV levert hout-cv's en biomassaverbrandingsketels (inclusief installatie en onderhoud) van het merk Fröling. In de loods binnen het plangebied worden de cv's en ketels gedeeltelijk opgeslagen. Ook de bedrijfsauto's worden in de loods geparkeerd. Daarnaast is er kantoorruimte voor medewerkers (administratieve verwerking). Er is geen sprake van detailhandel. De loods functioneert evenmin als werkplaats. De meeste ketels en cv's worden rechtstreeks bij de klant bezorgd. Potentiële klanten krijgen demonstraties op locaties waar cv's en ketels geïnstalleerd zijn.
De initiatiefnemer wil de huidige bedrijfssituatie planologisch-juridisch vastleggen. Er is geen sprake van ruimtelijke ontwikkelingen of fysieke ingrepen binnen het plangebied. Het gaat enkel om een herbestemming van de bestaande situatie.
Op 27 juni 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten in principe medewerking te verlenen aan de bestemmingswijziging. Geoordeeld is dat de beoogde herbestemming past binnen het Raads- en uitvoeringsprogramma 2018-2022. Daarin zijn de volgende ambities opgenomen:

  • "We willen onze energie richten op hier reeds gevestigde bedrijven. Als bedrijven zich in onze gemeente willen vestigen, moeten we ervoor zorgen kwaliteit te leveren. We besteden aandacht aan de kwaliteit van bedrijventerreinen.
  • We willen dat er aandacht is voor de (her)ontwikkeling van alle bedrijventerreinen in onze gemeente.
  • We willen een gunstig vestigingsklimaat bevorderen.
  • We willen een visie formuleren om reeds gevestigde bedrijven te behouden en nieuwe bedrijven aan te trekken.
  • We willen blijven investeren in de rol van de bedrijvencontactfunctionaris.
  • We willen startende ondernemers en zzp-ers stimuleren en de weg wijzen."

Alhoewel PTH Hout CV niet op een bedrijventerrein gevestigd is, gaat het hier wel om een "reeds gevestigd bedrijf die de bedrijfsvoering van zijn bedrijf op een juiste manier wil voortzetten". Het college geeft aan dat het bedrijf een passende bestemming kan krijgen door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid die in het ter plaatse geldende bestemmingsplan is opgenomen (zie verder 1.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPDeBult5-VG01_0001.png"

Afbeelding 1.1 Het plangebied

1.2 Plangebied

Op afbeelding 1.1 is de globale begrenzing plangebied aangegeven. De locatie is kadastraal bekend als 'gemeente Makkinga, sectie H, nummer 613/765/766'. Nummer 613 heeft betrekking op de agrarische grond ten westen van de bedrijfsbebouwing. Hiervoor geldt op dit moment een agrarisch bouwvlak (zie afbeelding 1.2), die middels voorliggend wijzigingsplan wordt 'wegbestemd'.
Het plangebied ligt ten westen van de kern Appelscha en is onderdeel van het buitengebied van de gemeente Ooststellingwerf. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt perceel 'De Bult 5a'. De Bult 5a heeft de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning'. Hier worden op korte termijn recreatiewoningen gebouwd. De Bult 5a is in bezit bij familie van de initiatiefnemer. De oostzijde van het plangebied wordt gevormd door de Klokhuisdijk/De Bult. Aan de noord- en westkant liggen agrarische gronden. Woningen van derden liggen op tenminste 120 m.

1.3 Huidig planologisch regime

Het plangebied maakt deel uit van bestemmingsplan 'Buitengebied 2016, Veegplan 2018' (vastgesteld d.d. 26 maart 2019) en is daarin bestemd als 'Agrarisch'. In artikel 3.7a van de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee het college onder voorwaarden de bestemming kan wijzigen in 'Bedrijf'. Uit 2.3 blijkt dat aan deze voorwaarden voldaan kan worden.
Naast de bestemming 'Agrarisch' gelden voor het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Cultuurhistorie 1' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - recreatieve zone' (zie afbeelding 1.2). De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' is gericht op behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden en bevat een onderzoeksverplichting bij bodemverzet met een oppervlak van meer dan 2.500 m2 en een ontgravingsdiepte van meer dan 40 cm. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' heeft betrekking op behoud, herstel en versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Op grond daarvan is onder meer een omgevingsvergunning nodig voor “het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2.” Aangezien de beoogde bestemmingswijziging niet tot fysieke ingrepen leidt (het gaat slechts om een herbestemming van de bestaande situatie), is er geen conflict met deze twee dubbelbestemmingen. De gebiedsaanduiding 'overige zone - recreatieve zone' heeft betrekking op ontwikkelingsmogelijkheden voor recreatie. Dat is voor dit wijzigingsplan niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPDeBult5-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 Bestemmingsplan 'Buitengebied 2016, Veegplan 2018' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk gaat in op het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige en toekomstige situatie binnen het plangebied. In Hoofdstuk 4 is het planvoornemen getoetst aan diverse wet- en regelgeving op het gebied van milieu, bodem, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie. De laatste twee hoofdstukken hebben betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld door het (voormalige) ministerie van Infrastructuur en Milieu. De SVIR heeft betrekking op de periode tot 2040 en heeft als motto: 'Nederland concurrerend, leefbaar en veilig'. Om dit motto te kunnen bereiken zijn de volgende drie doelen gesteld:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De bovengenoemde doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Nationaal belang dertien luidt: 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening, inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. "Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen." Om beide doelen te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Ladder voor duurzame verstedelijking
Het doel van de 'laddertoets' is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat een ruimtelijk plan dat geen nieuw ruimtebeslag met zich meebrengt, maar alleen een planologische functiewijziging mogelijk maakt, in beginsel niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling (cf. artikel 3.1.6 tweede lid Bro) kan worden aangemerkt. Van dit uitgangspunt wordt afgeweken als die planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (ECLI:NL:RVS:2016:1075). Hierbij komt betekenis toe aan de ruimtelijke uitstraling van de nieuwe functie ten opzichte van de voormalige functie (ECLI:NL:RVS:2016:1503). Het plangebied is op dit moment bestemd voor agrarische bedrijvigheid. Er was een melkrundveehouderij gevestigd. Dit is een bedrijf uit milieucategorie 3.2 met een grootste richtafstand van 100 m vanwege het aspect 'geur'. Het bedrijf PTH Hout CV valt onder milieucategorie 1-2. De primaire bedrijfsactiviteiten zijn opslag en kantoor (zie verder 4.3). Hiervoor geldt een grootste richtafstand van 30 m vanwege het aspect 'geluid'. Recent zijn de voormalige melkveestallen gesloopt en vervangen door een kleinere schuur (zie 1.1). De functiewijziging leidt niet tot een toename in verkeersbewegingen (zie ook 3.2). Voor PTH Hout CV gaat het om circa 20 mvt/etmaal. De ruimtelijke uitstraling (aard en omvang) van de nieuwe functie is beperker dan die van het voormalige agrarische bedrijf. Daarmee is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hoewel de laddertoets dus niet doorlopen hoeft te worden, is in deze toelichting wel ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed (zie Hoofdstuk 4). Tevens wordt aandacht geschonken aan de behoefte (1.1) en uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 5).

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) voorziet in de juridische borging van het beleid uit de SVIR. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de nationale belangen die in 2.1.1 genoemd zijn. Deze hebben geen inperkende werking voor dit wijzigingsplan.

2.1.3 Nationale Omgevingsvisie

In de 'Nationale Omgevingsvisie - Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' (NOVI, september 2020) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI gaat uit van 4 prioriteiten: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie; een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel; sterke en gezonde steden en regio’s; een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Onderdeel van laatstgenoemde prioriteit is "de opgave van agrarische leegstand en herbestemming in relatie tot het combineren van functies in het landelijke gebied, behoud en versterking van de leefbaarheid op het platteland en het voorkomen van verdere aantasting van het landschap." Dit wijzigingsplan sluit hier in algemene zin op aan. Het betreft een herbestemming van een voormalig agrarisch bedrijfsperceel. De nieuwe bedrijfsfunctie draagt bij aan de lokale werkgelegenheid/economie en leefbaarheid. Tevens wordt rekening gehouden met de waarden van het plaatselijke landschap.
Naast de 4 prioriteiten zijn 21 nationale belangen geformuleerd. Voor het maken van afwegingen met betrekking tot de deze belangen zijn 3 afwegingspricipes geformuleerd: combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies; kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; afwentelen wordt voorkomen. Voorliggend bestemmingsplan heeft geen direct raakvlak met de 21 nationale belangen uit de NOVI. Wel worden de afwegingsprincipes in acht genomen. Zo wordt bij de inrichting van het plangebied rekening gehouden met de karakteristieken van het plaatselijke woudontginningenlandschap (zie Hoofdstuk 3). Daarnaast wordt afwenteling van hemelwater voorkomen (zie 4.7).

2.1.4 Conclusie

De functieverandering binnen het plangebied past binnen de regels voor duurzaam ruimtegebruik uit de SVIR, zoals vertaald in de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is geen sprake van een nationaal belang of van een inperkende werking op grond van het Barro. Tevens wordt aangesloten bij de opgave uit de NOVI voor een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Dit gebeurt met behoud van landschappelijke karakteristieken en een goede waterhuishouding. Het wijzigingsplan past daarmee binnen het ruimtelijk beleid van het Rijk.

2.2 Provincie

2.2.1 Grutsk op 'e Romte!

In Grutsk op 'e Romte - Structuurvisie 2014 (vastgesteld dd. 1 april 2014) worden de landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is: "behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren." De provincie hanteert voor de doorwerking van Grutsk op 'e Romte een tweesporenbeleid: bestuurlijke borging gebeurt via de Samenwerkingsagenda en juridische borging via de Verordening Romte Fryslân 2014 (zie 2.2.3). Gemeenten moeten in ruimtelijke plannen motiveren hoe ze met de provinciale belangen uit Grutsk zijn omgegaan.
Het plangebied is onderdeel van de gebiedseenheid 'Zuidelijke Wouden'. Van provinciaal belang binnen dit deelgebied zijn onder meer "de langgerekte, lintvormige structuren van vaarten en wegen (met beplanting), met en zonder bebouwing, met haaks hierop de planmatig aangelegde verkaveling en wijken in de hoogveenontginningen en de daarin gelegen verveningsdorpen en -gehuchten." De provincie streeft binnen de Zuidelijke Wouden naar behoud van het contrast tussen het overwegend open karakter van de hoogveenontginningen en de dichte bebouwingslinten. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de invulling van het plangebied. Daaruit blijkt dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van dit deelgebied gerespecteerd worden. Op dit punt wordt eveneens verwezen naar 4.9 waarin het planvoornemen getoetst is aan de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) en de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. Beide kaarten geven geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied aan.

2.2.2 Omgevingsvisie De romte diele

In de Omgevingsvisie De romte diele (vastgesteld d.d. 23 september 2020) wordt de inhoud van het beleid uit het Streekplan Fryslân 2007 en Grutsk op 'e Romte in grote lijnen voortgezet. De Omgevingsvisie geeft richting aan het handelen van de provincie (en is voor andere overheden, burgers of bedrijven niet bindend). Als hoofdambitie is geformuleerd: "brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân". Er staan negen principes in voor de manier waarop de provincie te werk wil gaan en die richting geven bij het maken van keuzes. Dit zijn:

  • Zuinig ruimtegebruik;
  • Omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • Koppelen van ambities;
  • Gezond en veilig;
  • Rolbewust;
  • Decentraal wat kan;
  • Ja, mits;
  • Aansluiting zoeken;
  • Sturen op proces, ruimer op inhoud.

Met de Omgevingsvisie zet de provincie onder andere in op een "vitaal en samenhangend netwerk van steden en dorpen met een variatie aan woningen, bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen, werkgelegenheid en voorzieningen." Dit vormt een fundament voor de 'brede welvaart'. Verder wordt benadrukt dat er ruimte is voor lokaal maatwerk en een gebiedsgerichte aanpak. De Omgevingsvisie bevat geen directe aanknopingspunten of belemmeringen voor het plangebied.

2.2.3 Verordening Romte Fryslân

De Verordening Romte Fryslân 2014 (gewijzigd vastgesteld d.d. 21 maart 2021) bevat instructies op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) over de inhoud van gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de plantoelichting. Kortgezegd geeft de Verordening weer wat in een ruimtelijk plan wel (toestemming) of niet (verbod) is toegestaan. Bij een verbodsbepaling geeft de Verordening vaak ook afwijkingsbepalingen. Daaruit blijkt onder welke voorwaarden de ontwikkeling toch is toegestaan ('ja, mits'). De gemeente zal bij de toepassing van die afwijkingsbepaling afdoende moeten motiveren dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Bij het vooroverleg over ruimtelijke plannen kunnen gemeenten met de provincie afspraken maken over de invulling van de voorwaarden.

Sturingsfilosofie
De Verordening is gebaseerd op een tweesporenbenadering, met als uitgangspunt het beginsel van de Wro; 'lokaal wat kan, centraal wat moet'. Deze twee sporen zijn:

  • 1. Heldere, transparante rechtsgelijke afbakening van provinciale en gemeentelijke belangen;
  • 2. Ontwikkelingsgerichte samenwerking gebaseerd op gezamenlijke belangen die bij voorkeur vorm worden gegeven in een planologische samenwerkingsagenda en daarop gebaseerde afspraken en die, voor zover nodig, juridisch worden geborgd door middel van de Verordening.

De Verordening regelt de provinciale belangen die op voorhand door moeten werken naar gemeentelijke ruimtelijke plannen (spoor 1). Het gaat dan om belangen die niet doelmatig of doeltreffend op gemeentelijk niveau kunnen worden afgewogen en behartigd, omdat de effecten het lokale niveau overstijgen. Uitgangspunt is dat niet meer geregeld wordt dan noodzakelijk is. Dubbele regelgeving wordt ook vermeden. Verder is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen kwantitatieve en kwalitatieve randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk. In het ontwikkelingsgerichte spoor levert de provincie actief haar bijdrage met kennis en inzicht, investeringen, programma's en projecten, organisatie- en regiekracht (spoor 2). Voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt nadrukkelijk ingezet op vooroverleg met gemeenten en afstemming tussen gemeenten.

Hergebruik vrijkomende bebouwing
Het plangebied ligt volgens de Verordening binnen de begrenzing van het 'landelijk gebied'. In artikel 1.1.1.1 is bepaald dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden voor nieuwe stedelijke functies mogen worden opgenomen. In afwijking daarvan kunnen nieuwe stedelijke functies worden toegestaan "indien sprake is van hergebruik, verbouw of vervanging van vrijkomende gebouwen" (artikel 1.2.1.1). Het gaat dan onder meer om "dienstverlening en niet-industriële bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1, 2 en 3 of naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbare bedrijven, mits ruimtelijk en functioneel passend in de karakteristiek van de omgeving" (artikel 1.2.1.2b). Aan de toepassing van artikel 1.2.1.1 stelt de provincie als voorwaarde dat:

  • a. bestaande karakteristieke en monumentale gebouwen behouden blijven;
  • b. de plaatsing, omvang, vorm en het gebruik van gebouwen passen in de karakteristiek van de omgeving;
  • c. geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.

Zoals gezegd vinden er geen ruimtelijke ingrepen binnen het plangebied plaats (ad. a/b). Dit wijzigingsplan heeft slechts betrekking op een herbestemming van de bestaande situatie. Daarbij wordt geen afbreuk gedaan aan de ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen agrarische bedrijven (ad. c; zie 4.3). Verder is sprake van een kleinschalig bedrijf uit milieucategorie 1-2, die zowel landschappelijk als milieuhygiënisch goed is ingepast (zie Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4). Het planvoornemen voldoet daarmee aan de voorwaarden van artikel 1.2.1.1.
Op de kaarten die als bijlage bij de Verordening zijn opgenomen, zijn geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied aangegeven.

2.2.4 Conclusie

De structuurvisie Grutsk op 'e Romte!, de Omgevingsvisie De Romte Diele en de Verordening Romte Fryslân 2014 leggen geen specifieke belemmeringen aan het plangebied op. Zie ook Hoofdstuk 3 waaruit blijkt dat de toekomstige situatie binnen het plangebied geen afbreuk doet aan landschapswaarden die van provinciaal belang zijn. Het planvoornemen is aldus in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeente

2.3.1 Bestemmingsplan Buitengebied

Het plangebied maakt deel uit van bestemmingsplan 'Buitengebied 2016, Veegplan 2018' (vastgesteld d.d. 26 maart 2019) en is daarin bestemd als 'Agrarisch'. In artikel 3.7a van de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee het college de bestemming kan wijzigen in 'Bedrijf'. Daaraan zijn tien voorwaarden verbonden. Hieronder zijn ze opgesomd, waarbij steeds in cursief is aangegeven hoe eraan voldaan wordt.

  • 1. Het moet gaan om bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in Bijlage 3 van de regels (milieucategorie 1 en 2) of die naar aard en invloed op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn.
    De primaire bedrijfsactiviteiten van PTH Hout CV zijn opslag en kantoor. Deze combinatie van bedrijfsactiviteiten komt niet voor in Bijlage 3. Ze zijn wel naar aard en invloed op de omgeving als vergelijkbaar aan te merken, omdat ze in categorie 1-2 vallen (zie 4.3).
  • 2. De agrarische bedrijfsactiviteiten moeten volledig zijn beëindigd.
    Dit is het geval (zie 3.2).
  • 3. Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was, en de woonfunctie wordt ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning.
    De huidige 'agrarische bedrijfswoning' op nr. 5 wordt een reguliere bedrijfswoning.
  • 4. De bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd.
    De bedrijfsactiviteiten zijn in de bestaande bedrijfsbebouwing gehuisvest. Nieuwbouw is niet aan de orde.
  • 5. Er mag geen sprake zijn van opslag buiten gebouwen.
    Er vindt geen buitenopslag plaats.
  • 6. Er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij rekening wordt gehouden met het regionale landschapsbeleidsplan.
    De landschappelijke inpassing wordt versterkt op basis van een ruimtelijk inrichtingsplan (zie Hoofdstuk 3).
  • 7. Er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
    PTH Hout CV genereert circa 20 mvt/etmaal. Dit is een afname ten opzichte van de voormalige agrarische activiteiten. De facto is daarmee geen sprake van een verkeersaantrekkende werking.
  • 8. Parkeren moet op eigen erf plaatsvinden.
    Er zijn minimaal 10 parkeerplaatsen aanwezig. Daarmee kan de parkeerbehoefte volledig op eigen erf worden opgevangen (zie 3.2).
  • 9. Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen agrarische bedrijven.
    Dit is niet het geval (zie 4.3 ).
  • 10. Voor het overige zijn de regels van de bestemming 'Bedrijf' van toepassing.
    Deze regels zijn van toepassing verklaard in dit wijzigingsplan (zie Regels).

Naast de bestemming 'Agrarisch' gelden voor het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Cultuurhistorie 1' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - recreatieve zone'. Hierop is in 1.3 ingegaan. Deze dubbelbestemmingen en gebiedsaanduiding vormen geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

2.3.2 Omgevingsvisie Ooststellingwerf

Op 23 november 2021 heeft de gemeenteraad de 'Omgevingsvisie Ooststellingwerf' vastgesteld. De Omgevingsvisie vervangt de 'Structuurvisie 2010-2020-2030' (15 september 2009). Het is een visie op de toekomst van de leefomgeving. Het toekomstbeeld is vertaald naar ambities. Eén van die ambities is: "Uniek Ooststellingwerf: Ons landschap en onze (cultuur)historie vormen de basis van onze gemeente. We willen deze kwaliteiten behouden, benutten en versterken bij nieuwe ontwikkelingen." Dit betekent onder meer dat plannen moeten passen in het landschap en een meerwaarde moeten opleveren. Bij plannen in het landelijk gebied en aan de randen van de dorpen zal de gemeente beoordelen of er een passend ruimtelijk inrichtingsplan is gemaakt, dat zorgt voor een goede verankering van het plan in het landschap. Dat is voor dit wijzigingsplan het geval. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op dit inrichtingsplan. Daaruit blijkt dat de bestaande landschappelijke inpassing versterkt wordt.
In de Omgevingsvisie zijn drie gebiedskompassen opgenomen. Het plangebied ligt op de grens van gebiedskompas 'Het westelijke Ooststellingwerf' en gebiedskompas 'Het Drentse Ooststellingwerf'. In algemene zin is aangegeven dat ondernemen in het landelijk gebied om 'maatwerk' vraagt en 'multifunctioneel' benaderd dient te worden. De twee gebiedskompassen geven geen concrete aanknopingspunten of belemmeringen voor dit wijzigingsplan aan.

2.3.3 Conclusie

Het planvoornemen voldoet aan de 'wijzigingsregels' die zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016, Veegplan 2018'. Daarnaast wordt, voor wat betreft de landschappelijke inpassing, aangesloten bij de 'Omgevingsvisie Ooststellingwerf'. Het wijzigingsplan past daarmee binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

De huidige situatie binnen het plangebied is weergegeven op de luchtfoto in afbeelding 1.1. Het plangebied valt grofweg uiteen in drie deelgebieden: een noordelijk, zuidelijk en westelijk deelgebied. Het noordelijk deelgebied betreft perceel Makkinga/H/766. Hier is de loods van PTH Hout CV gelegen (zie afbeelding 3.1). Op dit perceel vinden de feitelijke bedrijfsactiviteiten plaats (opslag, kantoor, parkeren). Er zijn 10 parkeerplaatsen aanwezig. De randen van het terrein zijn ingericht als tuin. Het zuidelijk deelgebied heeft betrekking op de bedrijfswoning met twee vrijstaande bijgebouwen (bedoeld voor hobbymatig gebruik). Dit perceel is kadastraal bekend als Makkinga/H/765 en bestaat grotendeels uit tuin. In dit deelgebied wordt primair gewoond ten dienste van PTH Hout CV. Tussen het noordelijk en zuidelijk deelgebied is een forse boomwal met beuken aanwezig. Rondom de overige delen van het zuidelijk deelgebied is een heg aangeplant. Het westelijk deelgebied heeft tenslotte betrekking op agrarisch perceel Makkinga/H/613, waarvoor op dit moment nog een agrarisch bouwvlak geldt (zie 1.3). Dit bouwvlak wordt 'wegbestemd'. Er vinden geen bedrijfsactiviteiten van PTH Hout CV op dit perceel plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPDeBult5-VG01_0003.png"

Afbeelding 3.1 De loods van PTH Hout CV met het parkeerterrein (bron: Google Street View, 2019)

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPDeBult5-VG01_0004.png"

Afbeelding 3.2 De bedrijfswoning (bron: Google Street View, 2019)

3.2 Toekomstige situatie

Kleinschalige bedrijvigheid
Binnen het plangebied was een melkrundveehouderij gevestigd. Dit bedrijf is geleidelijk afgebouwd. Op dit moment vinden er geen agrarische bedrijfsactiviteiten meer plaats. Na de oprichting van PTH Hout CV zijn de bedrijfsgebouwen (deels) in gebruik genomen voor opslag van hout-cv's en biomassaverbrandingsketels. In 2019 is de loods op perceel Makkinga/H/766 gebouwd. Sindsdien zijn alle bedrijfsactiviteiten hier ondergebracht. In de loods worden vooral materialen opgeslagen. Ook de onderhoudsauto's worden in de loods geparkeerd. Aan de voorzijde is kantoorruimte ingericht voor administratieve verwerking. Er is geen sprake van detailhandel en evenmin van een werkplaats. De meeste ketels en cv's worden door de leverancier rechtstreeks bij de klant bezorgd. Potentiële klanten krijgen demonstraties op locaties waar reeds cv's en ketels geïnstalleerd zijn. PTH Hout CV is te typeren als een bedrijf in milieucatgorie 1-2 (zie verder 4.3). Ten opzichte van de voormalige melkrundveehouderij gaat het om een kleinschalige bedrijfsactiviteit met een beperkte ruimtelijke uitstraling.

Landschap
Er is een Inpassingsplan opgesteld op basis van het 'Procesboek Ontwikkeling (agrarische) erven Ooststellingwerf' (20 augustus 2015). Dit Inpassingsplan is in vijf stappen tot stand gekomen, rekening houdend met de karakteristieken van het plaatselijke landschap en de bedrijfseconomische wensen van de initiatiefnemer. Het Inpassingsplan is opgenomen in afbeelding 3.5. Aan de basis van het Inpassingsplan ligt een cultuurhistorische en landschappelijke analyse ten grondslag, die hierna besproken wordt.
Het plangebied ligt volgens het Procesboek op de grens van het heideontginningenlandschap en woudontginningenlandschap. Dit is geïllustreerd op afbeelding 3.3. De grens tussen deze landschapstypen is in werkelijkheid minder hard dan op deze kaart is aangegeven. Er is sprake van een geleidelijke overgang. Het plangebied en de omgeving bevatten hierdoor kenmerken van beide landschapstypen, waarbij het karakter van het woudontginningenlandschap het meest zichtbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPDeBult5-VG01_0005.png"

Afbeelding 3.3 Landschapstypen (bron: Procesboek Ontwikkeling (agrarische) erven Ooststellingwerf)

Een van karakteristieken van het woudontginningenlandschap die binnen en rond het plangebied waarneembaar is, betreft het opstrekkend verkavelingspatroon dat haaks op de weg staat (hier: de Klokhuisdijk/De Bult). De structuur van groene erven met erfrandbeplantingen langs wegen, is eveneens zichtbaar en vormt een andere karakteristiek van dit landschapstype. Het plangebied zelf bevat geen (noemenswaardige) erfrandbeplanting. Het smalle en niet-rechte profiel van de Klokhuisdijk/De Bult is ook kenmerkend te noemen voor wegen binnen het woudontginningenlandschap. Dat geldt tenslotte ook voor de, al dan niet onderbroken, laanbeplanting die langs deze weg ligt. Ten westen van het plangebied wordt de verkaveling grootschaliger en meer blokvormig. Hier is het landschap ook een stuk opener. Dit zijn kenmerken die bij het heideontginningenlandschap horen.
Er vindt geen nieuwbouw binnen het plangebied plaats. Ook van andere (terrein)werkzaamheden is geen sprake. Dit wijzigingsplan heeft slechts betrekking op een herbestemming van de bestaande situatie. Wel wordt de landschappelijke inpassing verbeterd. De inpassing aan de zuidzijde van het plangebied hangt samen met de werkzaamheden die aan de Bult 5a te Appelscha worden uitgevoerd. Afbeelding 3.4 laat het Inpassingsplan zien dat voor nr. 5a is opgesteld. Hier worden recreatiewoningen gebouwd binnen de reguliere typologie van een 'woning met een schuur'. Er komt een bomenrij op de zuidelijke perceelgrens. Tussen de bomen, ter plaatse van het achtererf, worden struiken aangebracht. Dit geeft het groen 'massa', hetgeen past binnen een woudontginning. Het achtererf wordt ingevuld met hoogstamfruitbomen. Op het voorerf komt een rode beuk ter verfraaiing van het aanzicht. De verharding (parkeerplaatsen, terrassen, ed.) wordt ingepast met een beukenhaag. De landschappelijke inpassing van dit recreatieperceel - dat in eigendom is bij familie van de initiatiefnemer - zorgt ook voor de inpassing van de zuidkant van het plangebied.
Binnen woudontginningen volgen houtsingels de verkavelingsrichting van het landschap. Dit betekent dat naast de zuidzijde ook de noordzijde vraagt om erfbeplanting. Door de situering van de loods, op korte afstand van de kavelgrens, is hier onvoldoende ruimte aanwezig voor een bomenrij zoals op nr. 5a wordt aangeplant. Gekozen wordt voor een beukenhaag met een breedte van 2 m langs de gehele perceelrand. De huidige haag wordt daarmee verbreed en verlengd (zie afbeelding 3.1). De beukenhaag wordt beheerd op een hoogte van circa 1,8 m. Op het voorterrein worden twee Grootbladige lindes van de eerste orde aangeplant. Deze bomen geven 'schaal' aan dit voorterrein en breken het aanzicht van de loods vanaf de weg. De beukenhaag en lindes zorgen tezamen voor een verbeterde landschappelijke inpassing van de noordzijde van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPDeBult5-VG01_0006.png"

Afbeelding 3.4 Inpassingsplan De Bult 5a, Appelscha (bron: BügelHajema Adviseurs BV)

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPDeBult5-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 3.5 Inpassingsplan (bron: BügelHajema Adviseurs BV)

Verkeer en parkeren
Bij PTH Hout CV werken vijf personen op locatie, waarvan er vier met de auto komen. In de buitendienst werken drie personen, waarvan er twee met de auto komen. Deze medewerkers maken gebruik van de bedrijfsauto's die buiten werktijden in de loods staan. Verder worden twee keer per week materialen door de leverancier bezorgd. Tenslotte vinden driewekelijks bezorgingen door een pakketdienst plaats. In totaal is sprake van circa 20 verkeersbewegingen per etmaal (heen en terug). Dit is als volgt samengesteld: Er komen dagelijks 6 medewerkers met de auto. Dat is 12 motorvoertuigbewegingen voor de heen- en terugreis. 3 medewerkers maken gebruik van een bedrijfswagen die op locatie aanwezig is. Dit leidt tot 6 motorvoertuigbewegingen voor de heen- en terugreis. Daarnaast worden 5 keer per week materialen/pakketjes gebracht, wat neerkomt op 0,7 motorvoertuigbeweging per dag. In totaal gaat het dus om 18,7 motorvoertuigbewegingen per dag (12+6+0,7).
Het plangebied wordt rechtstreeks ontsloten op de Klokhuisdijk/De Bult. Vanaf het ontsluitingspunt is naar beide kanten toe goed zicht op de weg (en vice versa). Mede gelet op de beperkte verkeersgeneratie, ontstaan er geen knelpunten met betrekking tot de verkeersveiligheid en/of -doorstroming.
Voor de zes personen die met de auto dagelijks naar het plangebied komen, is meer dan voldoende parkeergelegenheid beschikbaar. Zoals blijkt uit het Inpassingsplan in afbeelding 3.5, zijn er tien parkeerplaatsen bij de loods aanwezig. Dat betekent dat er ook voor incidentele bezoekers en bezorgdiensten ruimte is om te parkeren. Op het erf kan dus volledig in de parkeerbehoefte worden voorzien.

3.3 Juridische vormgeving

Dit wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 3.7a van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016, Veegplan 2018' (vastgesteld d.d. 26 maart 2019). Een wijzigingsbevoegdheid stelt burgemeester en wethouders in staat te besluiten om de bestemming van een locatie te wijzigen, onder de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden (zie 2.3.1). De procedure die wordt doorlopen is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is tevens van toepassing.
Een wijzigingsplan dient vergezeld te gaan van een Toelichting. In de toelichting wordt uiteengezet of er vanwege de voorgenomen wijziging sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening’. Het wijzigingsplan zelf bestaat uit een verbeelding en Regels. In de regels worden de bestemmingen 'Agrarisch' (artikel 3) en 'Bedrijf' (artikel 6) uit het 'moederplan' van toepassing verklaard (inclusief twee dubbelbestemmingen). Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Op grond daarvan moet de landschappelijke inpassing (zie 3.2) binnen één jaar na het vaststellen van dit wijzigingsplan gerealiseerd en daarna in stand gehouden worden.
Het wijzigingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voor de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.

Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving

4.1 m.e.r.-plicht

Op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet getoetst worden of een plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Het planvoornemen valt niet onder onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.. In bijlage D wordt gesproken over "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject". In aansluiting bij de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie 2.1.1) geldt onderhavig planvoornemen niet als stedelijke ontwikkeling. Dat betekent dat er geen sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht. Er geldt wel een vergewisplicht, waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden doorlopen. Het geheel van (de onderzoeken in) dit hoofdstuk wordt beschouwd als vormvrije m.e.r.-beoordeling. Daaruit blijkt dat sprake is van beperkte effecten en een aanvaardbaar project.

4.2 Wet geluidhinder

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van wegen die tot een woonerf behoren en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De breedte van een geluidzone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Als een ruimtelijk plan voorziet in nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen de zone van een weg, kan akoestisch onderzoek nodig zijn.
Binnen het plangebied is een bedrijfswoning aanwezig. Conform artikel 76 lid 3 Wgh zijn bestaande (bedrijfs)woningen uitgesloten van onderzoek. Er wordt geen nieuwe geluidsgevoelige bebouwing aan het plangebied toegevoegd. Dit betekent dat akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.
In 3.2 is aangegeven dat het bedrijf PTH Hout CV een verkeersgeneratie van circa 20 motorvoertuigen per etmaal met zich meebrengt. Dit aantal verkeersbewegingen heeft een verwaarloosbaar effect op de gevelbelasting van omliggende woningen rond het plangebied. Het aspect 'indirecte hinder' vormt daarmee geen knelpunt.

4.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Het bedrijf PTH Hout CV valt onder milieucategorie 1-2. De primaire activiteiten zijn opslag en kantoor. Er vindt geen detailhandel plaats. Van een werkplaats is evenmin sprake. Opslaggebouwen zijn in de VNG-publicatie aangeduid als categorie 2-inrichting (SBI 52109). Voor kantoren wordt uitgegaan van categorie 1. Dit betekent dat er een grootste richtstand geldt van 30 m voor het aspect 'geluid' ten opzichte van hindergevoelige objecten.
De feitelijke bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen het noordelijke deel van het plangebied (zie 3.1). Het gaat om perceel 'gemeente Makkinga, sectie H, nummer 766', waar de loods aanwezig is en de meeste verkeersbewegingen plaatsvinden. Het overige deel van het plangebied - binnen de bestemming 'Bedrijf' - betreft de bedrijfswoning met bijbehorende tuin en bijgebouwen (perceelnummer 765). De afstand van eerstgenoemd perceel tot hindergevoelige objecten bedraagt minimaal 50 m. Het gaat hier om de recreatiewoningen die op het adres De Bult 5a te Appelscha gebouwd worden (zie 3.2). Overige hindergevoelige objecten liggen op tenminste 120 m afstand. Dit betekent dat er geen milieu hygiënisch conflict is en dat onderzoek op dit punt achterwege kan blijven.

4.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels met betrekking tot luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Het wijzigingsplan leidt, zoals gezegd in 4.2, tot een verkeersgeneratie van circa 20 motorvoertuigen per etmaal. Op grond van de Wet milieubeheer draagt het project daarmee 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit blijkt uit de doorlopen NIBM-toets, waarvan het resultaat is opgenomen in afbeelding 4.1. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPDeBult5-VG01_0008.png"
Afbeelding 4.1 NIBM-berekening (bron: infomil.nl)

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op de miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:

  • de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen;
  • het aantal potentiële slachtoffers. In een omgeving met veel inwoners is dit aantal bijvoorbeeld groter dan in een dunbevolkt gebied.

Het plangebied ligt buiten de invloedzones van bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen (minimaal 3 km), van transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (minimaal 850 m) en van aardgastransportleidingen (minimaal 5 km). Zie hiervoor afbeelding 4.2. Ten zuiden van het plangebied is een monovergister bij een agrarisch bedrijf aanwezig. Dit is een inrichting die onder het Activiteitenbesluit valt. De bijbehorende risicocontour (50 m uit het midden van de gasopslag) ligt op meer dan 165 m uit de grens van het plangebied. Onderzoek naar 'externe veiligheid' is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPDeBult5-VG01_0009.png"

Afbeelding 4.2 Risicokaart (bron:atlasleefomgeving.nl)

4.6 Bodem

De Wet bodembescherming (Wbb) beoogt een effectieve bescherming te bieden voor de kwaliteit van de bodem en het grondwater. Aan de ene kant bevat de wet bepalingen ter regulering van handelingen die een bedreiging vormen voor bodem en grondwater. In de tweede plaats is de wet gericht op de aanpak en sanering (of beheer) van bestaande verontreinigingen. Door bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' te toetsen aan de Wbb, kan voorkomen worden dat de woning gebouwd wordt op verontreinigde grond. De Wbb is de wettelijke grondslag voor enkele besluiten en regelingen. Eén daarvan is het Besluit Bodemkwaliteit.
Het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden beantwoord of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogeheten stand still-beginsel.
Ortageo heeft een historisch bodemonderzoek met terreininspectie uitgevoerd. Ortageo komt tot de volgende conclusies:

  • Bij gemeente en Omgevingsdienst zijn geen gegevens bekend over bodembedreigende activiteiten en/of situaties op het perceel;
  • Er zijn op of nabij de onderzoekslocatie geen eerder uitgevoerde bodemonderzoeken bekend;
  • Op basis van een in 2020 uitgevoerde asbestinventarisatie blijkt dat op het dak en westgevel van de voormalige gesloopte schuur/stal asbestgolfplaten waren toegepast. Nagenoeg alle daken waren voorzien van hemelwaterafvoeren, behoudens de daklijn aan de noordelijke zijde. Dit dak waterde af op het naastgelegen kadastrale perceel op tegelverharding. Achter de voormalige schuur (aan de westzijde) lagen asbestgolfplaten opgeslagen onder een bouwzeil. Deze golfplaten zijn ook verwijderd door het erkend gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf;
  • Gedurende de terreininspectie zijn op het maaiveld en in de uitkomende grond geen bodemvreemde zaken opgemerk;
  • Uit een gesprek met de eigenaar is gebleken dat bij de bouw van de nieuwe loods grondroering heeft plaatsgevonden en het maaiveld met circa 0,2 m is opgehoogd, waarbij onder de klinkerverharding van de loods gravel is toegepast. De grond naast de loods is voor een deel verhard met bestrating en opgehoogd en ingezaaid met gras;
  • Er zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat er mogelijk sprake is van een sterke bodemverontreiniging met bijbehorende mogelijke gezondheidsrisico’s. De loods dient als berging voor materieel en opslag van materialen. Het is geen verblijfsruimte. De noodzaak voor het instellen van een bodemonderzoek welke ook voorziet in chemische grond- en grondwateranalyses of analyses op asbest in grond lijkt ons niet noodzakelijk.

Nader bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Voor de details van het historisch onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.WPDeBult5-VG01_0010.png"

Afbeelding 4.3 Uitsnede Kaart Bodemloket (bron: bodemloket.nl)

4.7 Water

Beleid
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het 'Waterbeheerprogramma 2022-2027'.

Plangebied
De huidige en toekomstige inrichting van het plangebied zijn toegelicht in Hoofdstuk 3. Daaruit blijkt dat dit wijzigingsplan niet leidt tot ruimtelijke ontwikkelingen of fysieke ingrepen. Er vindt alleen een herbestemming van de bestaande situatie plaats. Het verharde oppervlak binnen het plangebied neemt niet toe. Ook worden er geen sloten gedempt (of gegraven). Dat betekent dat er geen afwenteling van hemelwater plaatsvindt. Verder vindt binnen het plangebied geen uitspoeling van verontreinigende stoffen naar het grond- of oppervlaktewater plaats. Verwacht mag worden dat de functiewijziging van melkveehouderij naar kleinschalig bedrijf (opslag/kantoor), in dit opzicht zelfs een positieve uitwerking heeft. Geconcludeerd kan worden dat het wijzigingsplan geen (negatief) effect heeft op de waterhuishouding.

Watertoets
Op 2 september 2022 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Daaruit volgt dat er 'geen waterschapsbelang' is. Het watertoetsdocument is opgenomen in Bijlage 2.

 

4.8 Ecologie

In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) is het noodzakelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen te beoordelen in hoeverre er natuurwaarden in het geding zijn. Daarbij gaat het zowel om soortbescherming als gebiedsbescherming.

Soortbescherming
Er vinden op grond van dit wijzigingsplan geen ruimtelijke ontwikkelingen of fysieke ingrepen plaats. Dit wijzigingsplan heeft alleen betrekking op een herbestemming van de bestaande situatie binnen het plangebied. Negatieve effecten op beschermde soorten (en nest-/verblijfplaatsen) zijn daarmee uit te sluiten.

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op ruime afstand van Natura 2000-gebieden en gebieden die tot het Natuur Netwerk Nederland (NNN) behoren (beide circa 500 m). Gelet op de grote afstand tot deze gebieden, de tussenliggende stedelijke functies (waaronder wegen) en het gegeven dat het wijzigingsplan consoliderend van aard is, zijn negatieve effecten op deze beschermde gebieden uit te sluiten.

Stikstof
Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de vrijstelling voor bouw-, sloop- en eenmalige aanlegactiviteiten, de zogeheten 'bouwvrijstelling'. De Raad van State heeft inmiddels geoordeeld dat deze bouwvrijstelling niet voldoet aan het Europees natuurbeschermingsrecht (ABRvS, 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3159). Dit betekent dat zowel voor de realisatie- als gebruiksfase de stikstofbelasting beoordeeld moet worden.
In 3.2 is aangegeven dat het bedrijf PTH Hout CV 18,7 motorvoertuigbewegingen per dag genereert. Aangezien het hier gaat om een bestaand bedrijf die niet wordt uitgebreid, komen de realisatiefase en gebruiksfase overeen met de huidige situatie. Er is een Aeriusberekening opgesteld waarbij is uitgegaan van 18 motorvoertuigbewegingen van licht verkeer en 2 motorvoertuigbewegingen van zwaar verkeer (worst case scenario). Het Aerieusrapport is opgenomen als Bijlage 3. Uit dit rapport blijkt dat er geen sprake is van een stikstofdepositie van > 0,00 mol/ha/jaar binnen Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat het aspect 'stikstof' geen rol speelt bij de bestemmingswijziging van het plangebied.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Uit de gemeentelijke Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart blijkt dat voor het plangebied een ‘middelhoge verwachting’ voor archeologische waarden geldt (WR-a5). Dit is in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016, Veegplan 2018' (vastgesteld d.d. 26 maart 2019) vertaald naar de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Deze dubbelbestemming schrijft een onderzoeksplicht voor bij grondverzet met een oppervlak van meer dan 2.500 m2 en een ontgravingsdiepte van meer dan 40 cm.
Op grond van de Verordening Romte Fryslân en de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra moet niet alleen gekeken worden naar het grondverzet, maar tevens naar de omvang van de bestemmingswijziging. Het plangebied is groter dan 2.500 m2. Daarmee zou onderzoek alsnog aan de orde kunnen zijn. Echter, de bestemmingswijziging leidt niet tot ruimtelijke ingrepen waarbij meer dan 2.500 m2 aan grondverzet kan optreden. In de eerste plaats staat de toegekende bestemming 'Bedrijf' alleen de bestaande bebouwing toe. Er is op dit moment circa 1.000 m2 aan bebouwing aanwezig. Uitbreiding van dit bebouwde oppervlak is niet toegestaan. In de tweede plaats geldt dat een groot deel van het plangebied is ingericht als tuin van de bedrijfswoning. Hier zijn geen grootschalige ingrepen te verwachten. In de derde plaats is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' opnieuw aan het plangebied toegekend. Daarmee worden eventueel aanwezige archeologische waarden in de toekomst beschermd.
Uit het voorgaande volgt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit is gebeurd door raadpleging van diverse beleidsnota's (zie Hoofdstuk 2 en door het uitvoeren van een cultuurhistorische analyse (zie 3.2). Een en ander is verwerkt in het Inpassingsplan dat is opgenomen in Bijlage 1.
Uit de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) blijkt dat het plangebied deel is van een gebied met een waardevolle verkaveling (opstrekkend) en geomorfologie (grondmorene/kleileem). Dit wijzigingsplan heeft geen invloed op deze aspecten. Er vinden immers geen ruimtelijke ontwikkelingen of fysieke ingrepen binnen het plangebied plaats. De verkaveling en eventueel aanwezige hoogteverschillen blijven dus in tact.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor realisatie van dit wijzigingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee ‘anderszins verzekerd’ zijn. Omdat het kostenverhaal anderszins verzekerd is, zal het college bij de vaststelling van het wijzigingsplan tevens besluiten dat er geen exploitatieplan zal worden vastgesteld. Dit is conform artikel 6.12 onder 2 van de Wet ruimtelijke ordening.
Met de initiatiefnemer wordt een planschadeovereenkomst afgesloten waarin vastgelegd wordt dat eventueel uit te betalen vergoedingen voor planschade, verhaald worden op de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit wijzigingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de 'overlegpartners', waaronder de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. De provincie Fryslân en Brandweer Fryslân hebben een vooroverlegreactie ingediend. Deze zijn opgenomen als Bijlage 4. Naar aanleiding van de reactie van de provincie is nader onderbouwd waarom geen archeologisch onderzoek nodig is. Daarnaast is een stikstofberekening toegevoegd wegens het vervallen van de 'bouwvrijstelling'. De brandweer adviseert om een brandkraan nabij het plangebied aan te leggen. De gemeente gaat hierover in gesprek met de brandweer. Voor de aspecten externe veiligheid, brandscenario, opkomsttijd, bereikbaarheid en zelfredzaamheid voorziet de brandweer geen knelpunten. Wel wordt de initiatiefnemer meegegeven dat detectie kan bijdragen aan een snellere ontdekkingstijd en daarmee de kans op een escalatie kan verminderen. Tenslotte wordt het advies gegeven om rookmelders in de bedrijfswoning te plaatsen.
Het ontwerp-wijzigingsplan is vanaf 3 mei 2023 voor de duur van zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen binnengekomen.