direct naar inhoud van 4.8 Cultuurhistorie
Plan: Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.000300-0004

4.8 Cultuurhistorie

4.8.1 Visie provincie

Cultuurhistorie vormt een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit van de provincie. De provincie streeft ernaar de belangrijke cultuurhistorische kwaliteiten en waarden in de provincie in stand te houden en waar mogelijk verder te ontwikkelen.

De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische, aardkundige en archeologische waarden is in 2004 verankerd in de Nota Erfgoed. Daarbij wordt uitgegaan van 'behoud door ontwikkeling'. De provincie beschouwt het als een uitdaging om nieuwe ontwikkelingen zodanig in te passen, dat recht wordt gedaan aan de cultuurhistorische erfenis.

Met de verplichting van een archeologische paragraaf in ruimtelijke plannen wordt gewaarborgd dat gemeenten in de belangenafweging aandacht schenken aan archeologie. Bij de plantoetsing hanteert de provincie de FAMKE (de digitale Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra), waarop alle vastgestelde en verwachte archeologische waarden staan aangegeven.

De cultuurhistorische kenmerken in Fryslân zijn geïnventariseerd en op een digitaal raadpleegbare cultuurhistorische kaart (CHK) gezet. Op de CHK staan gebouwde monumenten, historische buitenplaatsen, beschermde stads- en dorpsgezichten, historisch geografische elementen, archeologische terreinen en monumenten en enige aardkundige elementen. Aan gemeenten en initiatiefnemers wordt verzocht om vooruitlopend op de waardering rekening te houden met de op de CHK aangegeven elementen en structuren. Er wordt voortdurend gewerkt aan de verbetering, aanvulling en verdieping van de gegevens over cultuurhistorie. Op dit moment geldt de CHK2.

4.8.2 Visie gemeente

Het bestemmingsplan richt zich op behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Cultuurhistorie kan worden gedefinieerd als: "Sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie en ontwikkeling" (Nota Belvedère, 1999). Cultuurhistorische waarden zijn daarom verbonden aan landschappelijke kwaliteiten, archeologie en bouwkundige monumenten. De gemeentelijke beleidsuitgangspunten ten aanzien van landschap zijn in paragraaf 4.3.2 reeds aan de orde gekomen. Deze paragraaf gaat in op de wijze van bescherming van archeologische waarden en bouwkundige monumenten.

Archeologische waarden

Op de FAMKE heeft de provincie alle vastgestelde en verwachte archeologische waarden in beeld gebracht. Aan de te onderscheiden gebieden is een provinciaal advies gekoppeld, dat wil zeggen of bij bodemingrepen al dan niet een nader archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. De gemeente Lemsterland heeft zelf ook een inventariserend archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek laten uitvoeren door RAAP Archeologisch Adviesbureau (zie ook paragraaf 2.5.3.). Dit onderzoek heeft onder andere geleid tot een gedetailleerde archeologische verwachtingskaart, welke gezien kan worden als een verfijning van de FAMKE, en een archeologische kwetsbaarheidskaart. In paragraaf 3.7. worden beide kaarten (weergegeven op afbeelding 3 Archeologische verwachtingskaart en afbeelding 4 Archeologische kwetsbaarheidskaart ) nader beschreven. Op 19 december 2006 is de Wet op de archeologische monumentenzorg aangenomen door de Eerste Kamer (zie volgend kader).

Wet op de archeologische monumentenzorg
Met de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 19 december 2006, is aangenomen door de Eerste Kamer, is het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta, tot stand gekomen op 16 januari 1992 te Valletta, is een Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed. Afgesproken is dat er bij ruimtelijke plannen meer rekening wordt gehouden met archeologie. In de Wet op de archeologische monumentenzorg is geregeld wat dit concreet betekent. Met de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg vervalt het provinciaal archeologiebeleid, zoals de provincie dat heeft neergelegd in de Nota Erfgoed.  

De FAMKE dient als leidraad voor het nieuwe bestemmingsplan. Bij de toetsing van bestemmingsplannen hanteert de provincie immers de FAMKE. Het eigen onderzoek wordt gebruikt bij voorgenomen bodemingrepen en de afweging of een nader archeologisch onderzoek in dat geval al dan niet noodzakelijk is. Op de verbeelding zijn de gebieden die op de FAMKEkaart "advieskaart ijzertijd-middeleeuwen" zijn aangeduid als gebieden waar behoud van waarden wordt nagestreefd bestemd met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Het advies voor deze gebieden is om een karterend onderzoek 3 uit te voeren voorafgaand aan bodembewerkingen.

Bouwkundige monumenten

Een aantal karakteristieke oude gebouwen en bouwwerken zijn aangewezen als Rijksmonument (zie ook paragraaf 3.7.). Deze gebouwen en bouwwerken zijn beschermd ingevolge de Monumentenwet 1988 (zie volgend kader). Het buitengebied van de gemeente Lemsterland kent geen gemeentelijke monumenten.

Monumentenwet
De Monumentenwet 1988 heeft als doel de bescherming van monumenten en de bescherming van stads- en dorpsgezichten. Wat monumenten zijn omschrijft de wet als volgt: (1) alle voor tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde; en (2) terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1. Bij monumenten kan het dus zowel gaan om bouwkundige als om aardkundige (archeologische) monumenten. Stads- en dorpsgezichten zijn groepen van onroerende zaken welke van algemeen belang zijn en in welke zich één of meerdere monumenten bevinden.  

De Rijksmonumenten worden in het bestemmingsplan aangeduid als "specifieke bouwaanduiding - monument". Naast de wettelijk aangewezen monumenten kent de gemeente Lemsterland ook een aantal andere karakteristieke panden met een bijzondere architectonische of cultuurhistorische kwaliteit. Voor deze panden is de aanduiding "karakteristiek" opgenomen. Hiervoor geldt dat de hoofdvorm in stand moet blijven.