direct naar inhoud van 2.5 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.000300-0004

2.5 Gemeentelijk beleid

Deze paragraaf gaat in op reeds vastgestelde beleidsnota's en rapporten van de gemeente Lemsterland zelf, die (tevens) betrekking hebben op het buitengebied.

2.5.1 Ecologische basiskaart gemeente Lemsterland

De ecologische basiskaart omvat een digitale kaart - een set kaartlagen met per kaartlaag specifieke informatie - die ecologische informatie bevat over de natuurwaarden in de gemeente Lemsterland. Het systeem heeft tot doel de verspreiding van relevante soorten en waarden met een hoge mate van bescherming aan te geven. Op deze wijze kan beoordeeld worden of een plan of project al dan niet op bezwaren kan stuiten in het kader van de regelgeving op het gebied van natuurbescherming (Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en Ecologische hoofdstructuur).

Aan de hand van de ecologische basiskaart kan een natuurtoets of ecologische beoordeling worden gemaakt. Kleinere plannen en projecten kunnen op basis van de kaart en de bijbehorende toelichting worden beoordeeld. Voor grote projecten en/of kwetsbare gebieden zal aanvullend (veld)onderzoek gewenst c.q. wettelijk noodzakelijk zijn.

2.5.2 Welstandsnota gemeente Lemsterland

Met de welstandsnota, vastgesteld door de gemeenteraad in april 2010, geeft de gemeente Lemsterland beleidsregels voor het welstandstoezicht. Als gevolg van een aanpassing van de Woningwet (Ww) mogen bouwplannen na 1 juli 2004 namelijk alleen nog maar op basis van een welstandsnota worden getoetst. De gemeente Lemsterland heeft ervoor gekozen het welstandstoezicht op haar gehele grondgebied van toepassing te laten zijn.

De welstandsnota bevat (dus) welstandscriteria: toetsingskaders, die worden gehanteerd bij de beoordeling van bouwplannen in de gemeente. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsgerichte welstandscriteria, criteria voor kleine bouwwerken (de zogenaamde sneltoetscriteria), het toetsingskader voor de grotere (her-)ontwikkelingslocaties en algemene principes. Hierna wordt in het kort ingegaan op de gebiedsgerichte welstandscriteria.

De gebiedsgerichte welstandscriteria zijn niet alleen gebaseerd op de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van gebieden; ze zijn ook ontstaan vanuit de doelstelling om in elk gebied een gewenst toekomstbeeld te realiseren. Deze uitgangspunten hebben er toe geleid dat voor elk gebied een toetsingskader is ontstaan waarbinnen nieuwe bouwplannen dienen te passen. Het buitengebied is onderverdeeld in een zestal verschillende deelgebieden:

  • Brekkenpolder en de Mudsert;
  • De Lemsterpolders;
  • Oosterzee;
  • Veenpolder Delfstrahuizen;
  • Echtener Veenploder;
  • Polder Lemsterhop en de Lemstervaart;

De welstandsnota geeft ook objectgerichte criteria voor de verschillende boerderijtypes (kop-hals-romp-boerderij, stelpboerderij en agrarische nieuwbouw), mestvergistingsinstallaties en windturbines.

Met behulp van de gebiedsgerichte welstandscriteria wordt aangegeven welke gewaardeerde karakteristieken in het ontwerp moeten worden gebruikt om het gebouw of bouwwerk in zijn omgeving te laten passen. Binnen dit beoordelingskader is ruimte opengehouden voor juist eigentijdse en/of afwijkende vormgeving.

De architectonische vormgeving van gebouwen valt buiten de reikwijdte van bestemmingsplannen. De welstandsnota beweegt zich binnen de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven.

2.5.3 Archeologische verwachtingskaart en historisch geografische overzichtskaart gemeente Lemsterland

Door RAAP Archeologisch Adviesbureau is een inventariserend archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd in het buitengebied. Het onderzoek heeft geleid tot een gedetailleerde archeologische verwachtingskaart, een archeologische kwetsbaarheidskaart en een historisch geografische overzichtskaart (cultuurhistorische relictenkaart). De archeologische verwachtingskaart is (voor het grondgebied van de gemeente Lemsterland) een verfijning van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE; provincie Fryslân).

De vervaardigde kaarten dienen als leidraad voor het gemeentelijk archeologisch en cultuurhistorisch beleid. In geval van bodemingrepen heeft RAAP advies gegeven op welke manier met de kaarten dient te worden omgegaan voor wat betreft het uitvoeren van een nader archeologisch onderzoek. De bevindingen uit het rapport zijn meegenomen in de FAMKE. De FAMKE wordt regelmatig bijgesteld.

2.5.4 Notitie Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing

Al een aantal jaren daalt het aantal agrarische bedrijven. Ook in de gemeente Lemsterland. De markt zoekt naar mogelijkheden om de vrijkomende panden zinvol te gebruiken. De notitie Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing (2003) geeft aan hoeveel ruimte de gemeente Lemsterland wil bieden om op een verantwoorde wijze om te gaan met vrijgekomen of vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing.

De afweging omtrent de toelaatbaarheid van een niet-agrarische activiteit bestaat uit twee stappen. Eerst wordt de beoogde locatie in ogenschouw genomen. Belangrijke vraag is: welke gebiedsbestemming is er van toepassing?1 (eindnoten zijn achter in het plan opgenomen: op de laatste pagina) In kwetsbare gebieden, zoals in of in de nabijheid van natuurgebied, dient terughoudend te worden omgegaan met niet-agrarische bedrijfsfuncties. Functies die hier passend zijn, zijn de woonfunctie, activiteiten op het gebied van natuur- en landschapsbeheer en -educatie en kleinschalige verblijfsrecreatie. Binnen het agrarisch gebied zijn diverse mogelijkheden voor hergebruik. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan zakelijke dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid en recreatieve bedrijven (boerderijkamers, bed & brochje).

Indien de beoogde locatie op voorhand geen probleem is, dient te worden nagegaan of voldaan wordt aan de in de notitie gestelde voorwaarden (tweede stap). De voorwaarden zijn ondergebracht onder: algemene voorwaarden, voorwaarden met betrekking tot bebouwing, voorwaarden met betrekking tot gebruik, voorwaarden met betrekking tot landschap en visuele aspecten en voorwaarden met betrekking tot verkeer. De voorwaarden zijn als volgt geformuleerd:

  • De aard van de bedrijvigheid moet toepassing van de overige voorwaarden, ook op lange termijn, mogelijk maken.
  • De agrarische bedrijvigheid moet geheel zijn beëindigd.
  • De activiteit moet worden gerealiseerd binnen een vastgestelde oppervlakte bebouwing, waarbij het meerdere wordt geamoveerd.
  • De activiteit mag geen aanleiding zijn voor de bouw van een extra woning.
  • Karakteristieke bebouwing met cultuurhistorische en/of architectonische waarde moet behouden blijven.
  • De nieuwe activiteit mag geen nadelige effecten uitoefenen op gebruik van gronden in de directe omgeving.
  • De nieuwe activiteit mag geen onevenredig nadelige effecten uitoefenen op milieu, natuur en landschap.
  • De nieuwe activiteit mag geen buitenopslag met zich meebrengen.
  • De visuele uitstraling van het voormalige agrarisch complex moet aansluiten bij de landelijke omgeving.
  • Het bedrijfscomplex moet landschappelijk zijn ingepast.
  • De bestaande verkeersinfrastructuur moet afdoende zijn voor de nieuwe activiteit.
  • De nieuwe activiteit dient te voorzien in eigen parkeergelegenheid.

De notitie Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing is geïntegreerd in het voorliggende bestemmingsplan voor het buitengebied.

2.5.5 Beleid kleinschalig kamperen

Kleinschalig kamperen was tot 1 januari 2008 geregeld in de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR). De gemeenteraad heeft op 26 februari 1996 de Beleidsnota op de Openluchtrecreatie vastgesteld en vervolgens het Besluit op de Openluchtrecreatie, waarin de in de beleidsnota gemaakte keuzes zijn vertaald. De koppeling met het agrarisch bedrijf is hierin gehandhaafd. Op 27 mei 2004 heeft de gemeenteraad besloten een motie aan te nemen, waarin gevraagd was met voorstellen te komen betreffende ontkoppeling van het kleinschalig kamperen aan het agrarisch bedrijf.

In de raadsvergadering van 20 december 2004 zijn de voorstellen aan de orde gekomen. Besloten is toen het beleid ten aanzien van kleinschalig kamperen te verruimen, in die zin dat kleinschalig kamperen ook op het erf van een vrijkomend agrarisch bedrijfscomplex uitgeoefend kan worden, met dien verstande dat:

  • het kampeerterrein niet is gelegen in een bebouwde kom;
  • het kampeerterrein niet is gelegen aangrenzend aan of binnen een afstand van 500 meter ten opzichte van een ander kampeerterrein;
  • het kampeerterrein is gelegen binnen het (oorspronkelijke) agrarisch bouwperceel;
  • het kampeerterrein is voorzien van een zodanige beplanting dat het een passend element vormt in de omgeving.

Daarnaast is het aantal kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente gemaximeerd op 15.

In 2005 is opnieuw een beleidswijziging doorgevoerd. Het College van Burgemeester en wethouders kan op basis van deze wijziging ook een vrijstelling voor een kleinschalig kampeerterrein verlenen wanneer de gronden in directe relatie staan tot de (oorspronkelijke) bestemming Agrarische bedrijfsdoeleinden.