Plan: | Buitengebied 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0082.000300-0004 |
Op provinciaal niveau zijn de volgende plannen richtinggevend voor het te voeren ruimtelijk beleid: het Streekplan Fryslân 2007, de Nota Erfgoed en de gebiedsplannen De Zuidwesthoek en Het Lage Midden. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op deze beleidsnota's en hun betekenis voor het plangebied.
In het Streekplan Fryslân 2007 staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. De provincie stuurt daarbij op bovenlokale belangen, met als leidende gedachte: lokaal wat kan en provinciaal wat moet.
Als centraal uitgangspunt van haar ontwikkelingsgerichte ruimtelijke beleid kiest de provincie voor een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit. Het gaat de provincie 'om de kwaliteit fan de romte'. Daarnaast biedt de provincie 'romte foar kwaliteit'. Een ondeelbaar Fryslân benadrukt dat stad en platteland elkaar nodig hebben en elkaar ondersteunen. Een Fryslân met ruimtelijke kwaliteit benadrukt het bovenlokale belang bij het instandhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte, aldus de provincie. Het gaat de provincie vooral om het instandhouden en verder ontwikkelen van de landschappelijke kwaliteiten van Fryslân. De provincie wil een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Fryslân. Vanuit dit centrale uitgangspunt streeft de provincie naar onder andere een herkenbaar Fryslân (het vasthouden en versterken van de herkenbare kwaliteiten), een leefbaar Fryslân en een waterbestendig Fryslân.
Het landschap met daarbinnen de vele karakteristieke steden en dorpen en de kenmerkende functies landbouw, natuur, water en recreatie, vormt het kapitaal van Fryslân, aldus de provincie. Dit kapitaal wil de provincie samen met anderen instandhouden en verder versterken. Meer dan voorheen spelen de kernkwaliteiten van de landschapstypen een richtinggevende rol in de totale belangenafweging bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De provincie vindt het verder noodzakelijk om de groene en blauwe ruimten te reserveren voor functies die hiermee een directe relatie hebben. Als één van de grondgebruikers zich deels terugtrekt verdient het de voorkeur dat de andere landelijke functies de leeggevallen ruimte opvullen. Door versterkt in te zetten op concentratie van verstedelijking kan de druk op het landelijk gebied worden beheerst. Dat is voor alle gebruikers van de groene en blauwe ruimten van belang, niet in de laatste plaats voor de landbouw.
Verder is het duidelijk dat de verschillende gebruikers van het landelijk gebied elkaar nodig hebben. De landbouw kan niet zonder een goede waterhuishouding, terwijl sommige vormen van natuur niet zonder de landbouw kunnen. Ook natuur is afhankelijk van de waterkwantiteit en –kwaliteit. Daarnaast zorgt de natuur voor de aantrekkelijkheid van gebieden waarvan de recreatie weer afhankelijk is. De provincie zet daarom in op multifunctionaliteit als een belangrijke ruimtelijke oplossingsrichting. Multifunctionaliteit is echter niet overal in dezelfde mate toepasbaar. Er zijn bijvoorbeeld gebieden waar bestaande kernkwaliteiten zo belangrijk zijn dat functiescheiding voorrang heeft boven functieverweving, zoals natuurgebieden met zeer kwetsbare waarden.
Na de visie (en missie) van de provincie voor de komende tien jaar wordt in het streekplan thematisch op het ruimtelijk beleid ingezoomd. Gekozen is het provinciaal ruimtelijk beleid per thema aan de orde te laten komen in hoofdstuk 4 van deze toelichting.
De Nota Erfgoed omvat het provinciaal beleid op het terrein van de cultuurhistorie. Onder cultuurhistorie verstaat de provincie het volgende: "Sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie en ontwikkeling" (Nota Belvedère, 1999). De Nota Erfgoed bestaat uit een tweetal afzonderlijke deelnota's: de deelnota Archeologie (vastgesteld in november 2003) en de deelnota Cultuurhistorie en monumentenzorg (vastgesteld in november 2004).
De deelnota Archeologie 2004-2007 omvat interim provinciaal archeologiebeleid; beleid dat geldt tot aan de vaststelling van nieuwe wetgeving op het gebied van archeologie. Inmiddels is de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht. De deelnota Archeologie is daarmee komen te vervallen. In deze paragraaf wordt daarom niet nader op deze deelnota ingegaan.
De deelnota Cultuurhistorie en monumentenzorg 2005-2010 bevat onder andere voorstellen inzake de Cultuurhistorische Kaart (CHK).
In de periode 1999-2002 heeft de provincie het cultuurhistorisch erfgoed in Fryslân geïnventariseerd en gedigitaliseerd. Het resultaat is de CHK. De CHK heeft een informatieve en signalerende functie bij planvorming van ruimtelijke inrichting. De informatie is ingedeeld in vier lagen: aardkunde, archeologie (de FAMKE; de digitale Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra), historische geografie en bouwhistorie. In het kader van het ruimtelijke ordeningsbeleid wordt gevraagd met deze elementen en structuren rekening te houden bij plannen en ontwikkelingen. Er wordt voortdurend gewerkt aan de verbetering, aanvulling en verdieping van de gegevens over cultuurhistorie. Op dit moment geldt de CHK2.
Naar aanleiding van het in het jaar 2000 ingevoerde Programma Beheer zijn er door de provincie nieuwe gebiedsplannen opgesteld. Voor Lemsterland gelden de gebiedsplannen De Zuidwesthoek en Het Lage Midden. Deze paragraaf gaat in op het gebiedsplan De Zuidwesthoek.
Een gebiedsplan omvat per deelgebied de kaders op grond waarvan subsidie kan worden aangevraagd voor natuurbeheer danwel agrarisch natuurbeheer. Per deelgebied is de begrenzing aangegeven van het natuurgebied of beheersgebied, de natuurdoelen en de subsidiabele beheerspakketten. Het gebiedsplan De Zuidwesthoek is met ingang van 1 oktober 2002 in werking getreden. In 2009 hebben wijzigingen op perceelsniveau plaatsgevonden. Het ontwerp-besluit voor deze wijzigingen heeft ter inzage gelegen. De deelgebieden Lemsterpolders, Uitheiingpolder en de Doniagaasterpolder liggen (gedeeltelijk) binnen de gemeente Lemsterland. In Bijlage 9 Deelgebieden gebiedsplannen is de begrenzing van de verschillende deelgebieden (stand van zaken 2002) weergegeven. Hierna worden de gebieden beschreven.
Het gebied Lemsterpolders is een open graslandgebied met oeverzones (ruige rietvegetaties) aan de oever van De Grutte Brekken. Het gebied is van belang voor weidevogels en winter- en trekvogels, zoals kol- en brandganzen. In de oeverzones broeden en foerageren moeras- en rietvogels. Het gebied Lemsterpolders is als natuurgebied aangewezen en heeft een weidevogel- en een botanische doelstelling. In het kader van het landinrichtingsproject Lemsterpolders is het natuurgebied via het Plan van Toedeling vrijgemaakt van agrarisch gebruik. Het gebied is in eigendom en beheer bij Staatsbosbeheer. Agrarisch (mede)gebruik vindt plaats ten dienste van de natuur.
Het beheersgebied Uitheiingpolder is een open graslandgebied. Kievit, grutto, tureluur en watersnip broeden er. In de winter zijn er veel ganzen en eenden. Het beheersgebied, dat een oppervlakte heeft van 35 hectare, heeft een weidevogeldoelstelling en een botanische nevendoelstelling, gericht op bloemrijk grasland.
Het beheers- en natuurgebied Doniagaasterpolder ligt voor een klein gedeelte binnen de gemeente Lemsterland. Het gebied bestaat uit voormalige boezemlanden met soortenrijke begroeiingen. Er is sprake van rietlanden en halfnatuurlijke graslanden. Het gebied is een broedbiotoop voor weide-, riet- en moerasvogels. Daarnaast heeft het een functie voor ganzen, eenden en steltlopers. Het gedeelte van het gebied dat binnen de gemeente Lemsterland ligt is aangewezen als natuurgebied. Het natuurgebied heeft een botanische doelstelling, gericht op de ontwikkeling van levensgemeenschappen van rietland en moeras. Voor deze gronden is It Fryske Gea de eerste gegadigde bij verwerving van de gronden.
Het gebiedsplan Het Lage Midden is (ook) met ingang van 1 oktober 2002 in werking getreden. In 2009 hebben wijzigingen op perceelsniveau plaatsgevonden. Het ontwerp-besluit voor deze wijzigingen heeft ter inzage gelegen. De deelgebieden Grietenijdijk en De Kampen, Otterweg, Zandhuizerveld, Tjongermonding en Schoteruiterdijken liggen (gedeeltelijk) binnen de gemeente Lemsterland. In Deelgebieden gebiedsplannen is de begrenzing van de verschillende deelgebieden weergegeven. Hierna worden de gebieden beschreven.
Het natuurgebied Grietenijdijk en De Kampen bestaat respectievelijk uit een oude Zuiderzeedijk en een binnendijks perceel. De natuurdoelstelling is natte verbindingszone bestaande uit bloemrijk grasland en rietcultuur. Het natuurgebied ligt in het landinrichtingsproject Echtener en Groote Veenpolder.
Het beheersgebied Otterweg is een open graslandgebied. Het is een goed weidevogelgebied waar kievit, scholekster, watersnip, grutto en tureluur broeden. In de winter rusten en foerageren watersnippen en kemphanen in het gebied. Het beheersgebied heeft als hoofddoelstelling botanisch beheer en als nevendoelstelling weidevogelgrasland. Het meest noordoostelijk gelegen perceel is eigendom van It Fryske Gea en kan worden aangemerkt als bestaande natuur. Dit perceel is daarom buiten de begrenzing gelaten.
De percelen, die deel uitmaken van het natuurgebied Zandhuizerveld, sluiten aan bij het bestaande natuurreservaat, dat beheerd wordt door Staatsbosbeheer. Het gebied is vooral van belang voor de ontwikkeling van botanische waarden. Het natuurgebied Zandhuizerveld heeft als doelstelling weidevogels en bloemrijk grasland.
Het natuurgebied Tsjongermonding betreft een aantal graslanden, waarvan een deel rechtstreeks onder invloed van de Tsjonger staat. De graslanden aan de westkant van de Tsjonger liggen binnen de gemeente Lemsterland. Het natuurgebied Tsjongermonding heeft als doelstelling bloemrijk grasland, riet en ruigte. Het natuurgebied ligt in het landinrichtingsproject Echtener en Groote Veenpolder.
Het natuurgebied Schoteruiterdijken bestaat uit zeer laag gelegen graslanden met weidevogels, rietpercelen en petgaten. De oeverstrook van de Tsjonger heeft op veel plaatsen een fraaie rietkraag. Het beheersgebied bestaat voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met rietland. Het beheersgebied heeft een weidevogeldoelstelling.