Plan: | Echten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0082.000100-0004 |
Agrarisch (artikel 3)
De bestemming "Agrarisch" regelt de onbebouwde agrarische gronden in het plangebied. In het algemeen kan gesteld worden dat voor deze gronden de agrarische belangen prevaleren boven andere belangen. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden. Deze komt met name tot uitdrukking in de openheid van het landschap en opstrekkende verkaveling en beplantingselementen. Onder agrarisch gebruik vallen verder sloten, bestaande infrastructurele voorzieningen en voorzieningen voor recreatief medegebruik, zoals voet-, fiets-, skeeler- en ruiterpaden.
Onder de bestemmingsomschrijving valt niet het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen door niet-agrariërs, het gebruik van de gronden als tuin of als paardenbak. Voor dit gebruik kan onder voorwaarden ontheffing worden verleend.
Op de tot Agrarisch bestemde gronden mogen enkel bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,50 meter. Voor mestfoliebassins en mestzakken is deze hoogte begrensd tot 1,50 meter. Bovendien zijn mestfoliebasssins en mestzakken slechts toegestaan voor zover zij kleiner zijn dan 1.000 m3. Ten behoeve van de milieusituatie (zie het Besluit mestbassins milieubeheer) kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering van bouwwerken, geen gebouw zijnde. Het gaat dan bijvoorbeeld om de situering van mestbassins ten opzichte van woningen. Nadere eisen kunnen ook worden gesteld ten behoeve van een landschappelijke inpassing en de milieusituatie.
Tenslotte is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met toepassing van deze bevoegdheid kan de bestemming "Agrarisch", voor zover het gebied is aangeduid met "Wro-zone - wijzigingsgebied" worden gewijzigd in de bestemmingen Wonen en Tuin. In artikel 3.7.2 wordt aangegeven welke belangenafweging er dient plaats te vinden ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de genoemde wijziging.
Agrarisch – Agrarisch Bedrijf (artikel 4)
Deze bestemming komt enkele malen voor binnen het plangebied. Per bestemmingsvlak is één agrarisch bedrijf toegestaan. Wat onder een agrarisch bedrijf moet worden verstaan is geregeld in artikel 1 (begrippen) van de planregels.
Het plan kent een bevoegdheid voor het wijzigen van de agrarische functie (na bedrijfsbeëindiging) ten behoeve van wonen en een aantal andere functies, waaronder educatieve functies, vakantieappartementen en kleinschalige ambachtelijke bedrijven. Voor wijziging gelden voorwaarden en een afwegingskader.
Bedrijf (artikel 5)
De bestemming "Bedrijf" is toegekend aan die percelen waar bedrijfsmatige activiteiten voorkomen.
Omdat Echten niet primair is bedoeld voor bedrijfsdoeleinden is in de bestemmingsomschrijving geregeld dat ter plaatse uitsluitend bedrijven zijn toegestaan - uitgezonderd het reeds aanwezige constructiebedrijf roestvrijstaal - die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen. Deze is gebaseerd op de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering"van april 2007. De "bedrijvenlijst" legt een koppeling tussen de aard van de bedrijven en de ter plaatse acceptabele milieubelasting. Per milieufactor (geur, stof, geluid en/of gevaar) wordt voor de verschillende bedrijven een afstand genoemd, welke tot de dichtstbijzijnde woonbebouwing in acht genomen moet worden. De indeling in milieucategorieën is afgeleid van de voor dat bedrijf geldende "grootste afstand" tot woonbebouwing. Voor de lichtste categorie bedrijven (categorie 1) behoeft slechts een afstand van minimaal 10 meter in acht genomen te worden. Voor categorie 2-bedrijven bedraagt deze afstand minimaal 30 meter, terwijl deze afstand voor bedrijven in de categorieën 3 en hoger 50 meter of meer bedraagt. Verder is geregeld dat bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer niet toegestaan zijn binnen dit plan.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de bedrijvenlijst of die volgens de bedrijvenlijst van een hogere categorie zijn, met dien verstande dat het bedrijf naar aard en invloed gelijk is te stellen met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bedrijvenlijst.
Horeca (artikel 10)
Het perceel met de bestemming "Horeca" is bestemd voor horecabedrijven als bedoeld in de categorieën I tot en met VI van de horecalijst. Deze lijst wordt ook bij andere bestemmingsplannen binnen de gemeente gebruikt. Bij twijfel over de uitleg dient de lijst op dezelfde wijze te worden uitgelegd als in andere plannen. Een discotheek is niet toegestaan.
Maatschappelijk (artikel 11)
Deze bestemming betreft gebouwen met een educatieve, sociaal-medisch, sociaal-culturele, religieuze of maatschappelijke functie (dan wel een combinatie daarvan) of een sportfunctie. De begrippen sociaal-medisch en sociaal-cultureel kunnen worden afgezet tegen de begrippen commercieel-medisch en commercieel-cultureel. De brandweerkazerne kan worden beschouwd als een maatschappelijke functie. Uitwisseling van deze functies is toegestaan.
Recreatie - Verblijfsrecreatie (artikel 14)
eze bestemming betreft een voormalig agrarisch hulpbedrijf waar momenteel het pensionbedrijf van de familie Schepers (Hoofdweg 31) is gevestigd.
Wonen (artikel 19)
De bestemming Wonen regelt alle woningen in het plangebied. Echten kent een grote variatie voor wat betreft woningen. Om rechtsongelijkheid te voorkomen is gekozen voor een standaard regeling voor alle woningen. Een enkele woning is voorts voorzien van de aanduiding "recreatiewoning".
Deze woning mag zowel permanent als recreatief bewoond worden. De andere woningen dienen permanent te worden bewoond. Voor alle woningen geldt dat onder voorwaarden bed & brochje is toegestaan. De voorwaarden zien erop dat een woning niet verandert in een hotel.
Binnen het bestemmingsvlak zijn bebouwingsvlakken aangegeven waar de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 meter te zijn voor halfvrijstaande woningen en 5 meter voor vrijstaande woningen, een en ander om het open karakter van de bebouwing te waarborgen. De goothoogte is op de plankaart aangeduid. Daarbij is gekozen een goothoogte van maximaal 4 meter, aangezien het fixeren van de huidige situatie zou resulteren in een keur aan verschillende goothoogtes. De bouwhoogte is in de planregels gemaximeerd op 10 meter. Ten aanzien van de dakhelling van een woning is bepaald, dat deze ten minste 25o en ten hoogste 60o dient te bedragen. Als er afwijkende maatvoeringen aanwezig waren op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan gelden die maten als maximale maat (bij de minimale dakhelling als minimale maat).
Voor gebouwen met de aanduiding "karakteristiek" geldt een aparte regeling in afwijking van en in aanvulling op de overige bouwregels.
De bijgebouwen mogen zowel aangebouwd als vrijstaand worden gebouwd. Tevens zijn aan- en uitbouwen toegestaan. De bouwregels bevatten regels omtrent de oppervlakte, de goothoogte en de situering van aan-, uit- en bijgebouwen. Zo is bepaald dat bij iedere halfvrijstaande woning in totaal 40 m² en bij een vrijstaand huis in totaal 50 m2aan aan-, uit- en bijgebouwen mag worden gebouwd. Hierbij wordt tevens de eis gesteld dat het bebouwingspercentage van het bijbehorend erf ten hoogste 50% mag zijn, teneinde de verhoudingen "bebouwd-onbebouwd" en "hoofdgebouw-bijgebouw" te waarborgen.
Ten aanzien van de situering van een bijgebouw is bepaald dat deze op een afstand van ten minste 4 meter achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde van deze gevel dient te worden gebouwd. De hoogte van aan-, uit- en aangebouwde bijgebouwen bedraagt in beginsel ten hoogste 3 meter. Voor vrijstaande bijgebouwen zijn een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale hoogte van 5 meter opgenomen.
Ten aanzien van de functie van aan-, uit- en bijgebouwen zijn in beginsel geen nadere eisen opgenomen. De bestemming voor woonhuizen impliceert dat ze mede mogen worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep.
Ontheffing is mogelijk voor een aantal met name genoemde aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat maximaal 35% van de gezamenlijke begane grondoppervlakte tot een maximimum van 75 m² van de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bedoelde ondergeschikte beroeps-/bedrijfsfuncties. De woning dient in overwegende mate een woonfunctie te behouden. Er mag geen ruimtelijke uitwerking of uitstraling ontstaan die met de woonfunctie in strijd is.
Anti-dubbeltelregel (artikel 23)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich met name voordoen indien een deel van het bouwperceel, dat reeds eerder bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom - nu ten behoeve van een ander bouwperceel - wordt betrokken.
Algemene gebruiksregels (artikel 24)
Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving (in deze regels steeds lid A van het betreffende artikel) voldoende duidelijk is.
Van een aantal activiteiten is expliciet aangegeven of zij als strijdig met de bestemming dan wel als niet strijdig met de bestemming worden aangemerkt.
Algemene aanduidingsregels (artikel 25)
Geluidszones langs wegen
Via deze regel worden, in combinatie met de wijze van bestemmen, de beperkingen van de Wet geluidhinder veiliggesteld. Een aanvraag om bouwvergunning wordt immers niet rechtstreeks aan de Wet geluidhinder getoetst.
Algemene ontheffingsregels (artikel 26)
In dit artikel is een aantal regels opgenomen, teneinde het mogelijk te maken het plan op ondergeschikte punt aan te passen. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden geschaad.
Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de planregels opgenomen, dan wel op de kaart aangeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Ook kunnen volgens dit artikel kleine bouwwerken ten dienste van het openbaar nut worden opgericht.
Omdat één en ander zich niet tot één bestemming beperkt, maar bij diverse bestemmingen gewenst c.q. noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels op alle bestemmingscategorieën van toepassing.
Algemene procedureregels (artikel 27)
De wet regelt dat het bestemmingsplan aangeeft op welke wijze belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijzen kenbaar te maken. In deze regels wordt daaraan invulling gegeven.
Overgangsregels (artikel 29)
Bebouwing die niet voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan, dan wel bebouwing waarvoor bouwvergunning voor dit tijdstip moet worden verleend, is onder het overgangsrecht gebracht, uitgezonderd illegale bebouwing.
Een geringe uitbreiding van de bebouwing kan mogelijk worden gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat, is volledige herbouw toegestaan. Daarnaast maakt de regeling het mogelijk om de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing gedeeltelijk te vernieuwen of te veranderen.
Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van het van rechtskracht worden daarvan, mag worden voortgezet, tenzij dat gebruik reeds voor dat moment strijdig met de bestemming was. Wijziging van dit strijdige gebruik is strafbaar gesteld, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.