Plan: | Echten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0082.000100-0004 |
In het onderhavige geval is nagegaan of zich binnen of nabij het plangebied (agrarische) bedrijven bevinden die van invloed zijn op gewenste ontwikkelingen in het plangebied. Uit de inventarisatie is gebleken dat zich binnen het plangebied meerdere, al dan niet agrarische bedrijven bevinden. Voor de bestaande situaties waar geen ontwikkelingen in de nabijheid spelen kan vermeld worden dat de milieuvergunningen zijn afgestemd op de bestaande omgeving.
Hierna wordt in verband met de gewenste ontwikkelingen ingegaan op de Eethuijs "De Koetswagen" en het agrarisch bedrijf Hoofdweg 19.
Eethuijs "De Koetswagen"
Met betrekking tot de mogelijke ontwikkeling van de locatie ten westen van de horecagelegenheid ten behoeve van een woning is gekeken naar eventuele hinder van het horecabedrijf. De VNG-bedrijvenlijst hanteert voor bedrijven zoals Eethuijs "De Koetswagen" een afstand van 10 meter. Hieraan kan ruimschoots worden voldaan.
Agrarisch bedrijf Hoofdweg 19
Het bedrijf heeft een milieuvergunning voor 29 melk- en kalfkoeien, 10 stuks jongvee, 15 schapen en 3 pony's. De agrariƫr heeft aangegeven in de nabije toekomst toe te willen naar 100 stuks melkvee. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is sinds 1 januari 2007 het landsdekkende beoordelingskader voor geurhinder vanuit veehouderijen. De Wgv schrijft voor op welke wijze de geurhinder vanwege dierenverblijven beoordeeld moet worden indien een veehouderij een milieuvergunning aanvraagt. Indirect heeft de Wgv ook consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten (zoals woningen) en dus voor de ruimtelijke ordening. Dit wordt ook wel de "omgekeerde werking" genoemd. De reden hiervoor is duidelijk: een geurnorm is bedoeld om mensen te beschermen tegen overmatige geurhinder, omgekeerd moet een bevoegd gezag dan ook niet toestaan dat mensen zichzelf blootstellen aan die overmatige hinder.
Bij besluitvorming omtrent (wijziging van) een bestemmingsplan moet worden bepaald of sprake is van een goede ruimtelijke ordening en of het plan niet in strijd is met het recht. In het geval van nieuwe woningen zijn er twee relevante partijen: de toekomstige bewoner(s) van de woningen en de veehouder(s). De toekomstige bewoner heeft belang bij een goed woon- en leefklimaat. Dit betekent dat voor die plek getoetst moet worden of voldaan wordt aan de (daar) geldende geurnorm. De veehouder heeft twee belangen: voortzetting van de bestaande bedrijfsactiviteiten en indien hij concrete uitbreidingsplannen heeft (bijvoorbeeld bij een reeds vergunde uitbreiding), deze ook te realiseren. Volgens bestaande jurisprudentie geldt dat bouwen binnen stankcirkels niet is toegestaan.
Voor melk- en kalfkoeien, (vrouwelijk) jongvee en pony's zijn, via de Regeling geurhinder en veehouderij, geen geuremissiefactoren bepaald. Wanneer geen geuremissiefactor geldt, geldt de regel dat binnen de bebouwde kom een afstand van tenminste 100 meter moet worden aangehouden. Deze afstand dient gemeten te worden vanaf de buitenzijde van het geurgevoelig object tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf. Wanneer deze afstand wordt aangehouden, betekent dit dat er op de "open plekken" in de nabijheid van het agrarisch bedrijf, op basis van de Wet geurhinder en veehouderij, geen woningen van derden gerealiseerd kunnen worden.