Plan: | Echten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0082.000100-0004 |
Het beleid inzake de ruimtelijke inrichting van Friesland is in grote lijnen neergelegd in het Streekplan "Fryslân 2006, Om de kwaliteit fan de romte" (vastgesteld 20 december 2005). In dat beleid wordt veel gewicht toegekend aan het stimuleren van werkgelegenheid, de bevordering van de leefbaarheid op het platteland en de versterking van het draagvlak voor voorzieningen.
Friesland is een provincie met veel kleinere (plattelands)kernen. Ook Echten kan worden getypeerd als een plattelandskern.
Elke kern in Friesland heeft zijn eigen karakteristiek waar het gaat om de omvang, de ligging, de schaal en het karakter. Ook hun ontwikkelingsperspectieven kunnen sterk variëren. Samen bepalen zij voor een niet onaanzienlijk deel de ruimtelijke structuur van de provincie. Hun functioneren is een belangrijke factor voor de leefbaarheid van het platteland. Een kwalitatief goed woonmilieu is van groot belang voor de leefbaarheid van elk dorp.
Voor de overige kernen (zoals de kleine kernen in het streekplan worden genoemd) wordt een terughoudend woningbouwbeleid voorgestaan. Woningbouw is primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte, dat wil zeggen op de reële woningvraag die voorkomt uit het gebied zelf. De verdeling van de beschikbare woningbouwruimte op het platteland is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Als de woningtypen en de bouwstromen goed worden afgestemd op de plaatselijke behoefte, kan de woningbouw naar mening van de provincie samengaan met de schaal en ruimtelijke karakteristiek van bestaande dorpen.
Ruimte voor ontwikkeling van lokale bedrijven in overige kleine kernen draagt bij aan de levendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau.
Deze ruimte wordt primair geboden binnen bestaand bebouwd gebied en secundair voor nieuwe locaties aan de rand van de kern. Hierbij wordt meer dan voorheen gestreefd naar verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan, waarbij maatwerk als begrip centraal staat.
Het recente verleden kent een afname van arbeidsplaatsen in de landbouw. De plattelandskernen hebben dit echter in behoorlijke mate kunnen compenseren door toename van werk in andere sectoren. De kleine kernen hebben vaak weinig voorzieningen en werkgelegenheid. De bewoners zijn dan ook grotendeels aangewezen op voorzieningen in andere kernen.
Door schaalvergroting in diverse factoren neemt het aantal (commerciële) voorzieningen op het platteland af. Afstanden worden betrekkelijker door de toegenomen automobiliteit, moderne communicatiemiddelen en nieuwe vormen van vraaggericht openbaar vervoer. Het belang van directe nabijheid van voorzieningen is kleiner geworden, terwijl het belang van bereikbaarheid van voorzieningen is toegenomen. Toch kan een afname van het aantal voorzieningen een probleem vormen voor de mensen die minder mobiel zijn, zoals ouderen en gehandicapten.
De beschikbaarheid van betaalbare woningen voor de plaatselijke woningbehoefte loopt in kleine kernen terug. Vooral jonge starters kunnen moeilijk een geschikte woning vinden, waardoor er een eenzijdige bevolkingssamenstelling kan ontstaan (vergrijzing, ontgroening). Ook ouderen met een kleine beurs vinden in hun woonomgeving soms moeilijk een geschikte woning.
In de uitvoering van het provinciaal plattelandsbeleid worden lokale initiatieven ondersteund om de leefbaarheid en de vitaliteit van het platteland te verbeteren. De provincie gaat uit van het actief benutten van kansen en het zoeken naar nieuwe mogelijkheden, naast het wegnemen van achterstanden.
De provincie streeft naar behoud en versterking van de leefbaarheid en de vitaliteit van het platteland, vooral ten behoeve van de inwoners van het platteland zelf.
Deze doelstelling komt tot uitdrukking in:
Ruimte voor lokale bedrijven in kleine kernen draagt bij aan de levendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Primair wordt binnen het bestaande bebouwde gebied naar ruimte gezocht door functieveranderingen, het intensiveren en combineren van functies, of het benutten van open ruimten. Daarnaast is er onder voorwaarden ruimte voor nieuwe bedrijvigheid aan de rand van de kern. Kantoorfuncties, detailhandel en voorzieningen zijn afgestemd op de lokale verzorgingsfunctie van de kleine kernen.