direct naar inhoud van 2.4 Provinciaal beleid
Plan: Stiens
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0081.02BP0001-VA01

2.4 Provinciaal beleid

Het Streekplan Fryslân

Het beleid met betrekking tot de ruimtelijke inrichting van Friesland is in grote lijnen neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007, 'Om de kwaliteit fan de romte'. Provinciale Staten van Fryslân hebben op 13 december 2006 het Streekplan voor Fryslân vastgesteld.

Het streekplan is de schakel tussen het abstracte rijksbeleid en het concrete gemeentelijke beleid. Het bovenlokaal belang wordt benadrukt bij het in stand houden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Stad en platteland hebben elkaar nodig en ondersteunen elkaar. Het doel is een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Friesland.

De provincie zet in op versterking van de kwaliteiten en de aantrekkelijkheid van de centrummilieus als plekken van ontmoeting, dienstverlening, ontspanning en vermaak.

Op 2 maart 2010 hebben GS het Voorontwerp van de Verordening Romte Fryslân en de daarbij behorende Samenwerkingsagenda vastgesteld. De aanleiding hiervoor is de systematiek van de nieuwe Wro, die per 1 juli 2008 in werking is getreden, en de daaraan verbonden opdracht van Provinciale Staten om de provinciale belangen in een provinciale ruimtelijke verordening te waarborgen.

In de verordening Romte Fryslân worden die onderwerpen uit het Streekplan geregeld, waarvan de juridische doorwerking en borging in ruimtelijke plannen van de gemeente noodzakelijk is. Het onderliggende beleid staat in het Streekplan en enkele andere provinciale plannen.

Bundelingsbeleid

De provincie zet in op concentratie van woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek, Harlingen, en Dokkum.

Hiermee beoogt de provincie:

  • voldoende schaal en massa voor sterke steden en voldoende draagvlak voor (hoogwaardige) stedelijke voorzieningen en werkgelegenheid;
  • een gevarieerde bevolkings- en huishoudensamenstelling voor de leefbaarheid in de stedelijke centra, waarbij ook hogere inkomensgroepen aan de stad worden gebonden;
  • een vermindering van de woningvraag op het platteland waardoor in de kleine kernen meer ruimte over is voor de opvang van de plaatselijke woningbehoefte en de landschappelijke openheid zoveel mogelijk behouden wordt;
  • een evenwichtige regionale woningbouwverdeling;
  • een ontwikkeling van stadsranden en stedelijke uitloopgebieden met hoge(re) landschappelijke, natuurlijke en recreatieve kwaliteiten.

De begrenzing van de stedelijke bundelingsgebieden is ingegeven door de stedelijke ontwikkeling en de beoogde woonkwaliteiten. Daarnaast ligt er in en rond de stedelijke kern ook een belangrijke groene en blauwe opgave, in combinatie met recreatieve ontwikkelingen.

Stiens is als belangrijke woonplaats bij Leeuwarden in het bundelingsgebied opgenomen;

Bedrijven

In gemeenten zonder een stedelijk en/of regionaal centrum, exclusief de waddengemeenten, is voorraadvorming van bedrijventerrein mogelijk in de bedrijfsconcentratiekernen: Dronrijp, Heeg, Marrum, Stiens, Veenwouden en Winsum. Stiens wordt dus aangewezen als een bedrijfsconcentratiekern.

De voorraad bedrijventerreinen is afgestemd op lichte en modern-gemengde bedrijven, voornamelijk in de milieucategorieën 1 en 2 en de lichte vorm van milieucategorie 3 (bij uitzondering ook overig milieucategorie 3). Met het benoemen van deze kernen komt de provincie tegemoet aan de wens om ook op het platteland tot verdere concentratie van bedrijvigheid te komen. Hiermee worden de landschappelijke kwaliteiten in stand gehouden en investeert de provincie in het economisch vitaal houden van het platteland.

Bedrijfsconcentratiekernen hebben een functie voor de opvang van bedrijven van enige schaal en omvang, uit de plaats zelf en/of vanuit de omgeving, waarvoor de stap naar een regionaal centrum te groot is. Daarnaast kunnen ze tegemoet komen aan de behoefte van clustering van bedrijven die aan de landbouw gelieerd zijn en, waar van toepassing, van watersportgebonden bedrijven.

Nota Erfgoed 2010-2013

De provincie heeft een belangrijke rol in het behoud en de ontwikkeling van het cultureel erfgoed. Het erfgoedbeleid uit de Nota Erfgoed 2010-2013 richt zich op het onroerende erfgoed. Het beleid richt zich op behoud en ontwikkeling van Friese archeologische, monumentale, cultuurhistorische elementen, patronen en structuren door:

  • integratie van cultuurhistorische waarden in ruimtelijke plannen;
  • koppelingen met gebiedsontwikkeling;
  • het stimuleren van het particulier initiatief om in erfgoed te investeren;
  • het leggen van verbindingen tussen cultuurhistorie en economie;
  • het creëren van draagvlak en het vergroten van het publieksbereik van cultuurhistorische waarden.