direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiële herziening Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.05015BP00-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan ziet toe op het industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik. Het industrieterrein ligt aan de oostzijde van de kern van Leeuwarden. Op het terrein zijn verschillende bedrijven gevestigd, in diverse milieucategorieën. Ook is op delen van het terrein perifere detailhandel mogelijk. In de begrippenlijst van het bestemmingsplan is het begrip 'perifere detailhandel' omschreven als:

'Detailhandel die vanwege de volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen: detailhandel in tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, en fietsen- en autoaccessoires.'

Deze begripsomschrijving is onjuist opgenomen in het bestemmingsplan, er is sprake van een kennelijke verschrijving. Hierdoor ontstaat strijdigheid met de Dienstenrichtlijn. Bovendien wijkt de begripsbepaling voor perifere detailhandel af van de gehanteerde begripsbepalingen voor perifere detailhandel in het beleidskader Retail 2022 en andere vigerende bestemmingsplannen.

Middels voorliggend bestemmingsplan wordt deze begripsbepaling aangepast zodat deze niet strijdig is met de Dienstenrichtlijn en in lijn is met de begripsbepaling in het beleidskader Retail 2022 en andere vigerende bestemmingsplannen.

Door de herziening van het plan wordt een onbedoelde belemmering voor een invulling van het gebied met perifere detailhandel weggenomen. In voorliggend bestemmingsplan wordt aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft, zoals reeds uit de aanleiding is gebleken, het industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern van Leeuwarden en ten opzichte van de directe omgeving weergegeven. Het plangebied is hierin indicatief aangeduid met de rode ster en rode contour. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.05015BP00-OW01_0001.png"  
Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied (Bron: PDOK)  

1.3 Huidige planologische regime

1.3.1 Algemeen

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik", dat op 30 september 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Leeuwarden. Verder zijn de bestemmingsplannen "Leeuwarden - Kamerverhuur" (vastgesteld op 25 oktober 2016), "Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren" (vastgesteld op 11 september 2017), "Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon" (vastgesteld op 7 november 2018), "Leeuwarden - Partiële herziening Archeologie" (vastgesteld op 29 maart 2022) en "Leeuwarden - Partiële herziening woningsplitsing en woonzorgfuncties" (vastgesteld op 15 juni 2022) van toepassing.

Voor de duiding van het planologische regime is met name het bestemmingsplan "Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik" van belang. Dit bestemmingsplan laat perifere detailhandel toe binnen de volgende bestemmingen:

  • 'Bedrijventerrein -1': perifere detailhandel in de vorm van ABC-goederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – ABC';
  • 'Bedrijventerrein – 2':
    • 1. perifere detailhandel in de vorm van ABC-goederen;
    • 2. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer'.
1.3.2 Strijdigheid

De voorliggende ontwikkeling voorziet in de wijziging van de begripsbepaling voor perifere detailhandel. Om het voornemen mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk waarmee wordt voorzien in een passend planologisch kader. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in deze herziening.

De huidige bestemmingen van het vigerende bestemmingsplan "Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik" worden met voorliggend bestemmingsplan één op één overgenomen. Daarnaast worden de regels van de bestemmingsplannen "Leeuwarden - Kamerverhuur", "Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren", "Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon", "Leeuwarden - Partiële herziening Archeologie" en "Leeuwarden - Partiële herziening woningsplitsing en woonzorgfuncties" met voorliggend bestemmingsplan overgenomen. Het bestemmingsplan "Leeuwarden - Partiële herziening Archeologie" vervangt daarbij de archeologische dubbelbestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan "Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik".

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels (met bijbehorende bijlagen) en deze toelichting (met bijbehorende bijlagen). De toelichting is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 het plan beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het beleidskader, waarna in Hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid van het plan wordt aangetoond aan de hand van relevante milieu- en omgevingsaspecten. In Hoofdstuk 5 volgt de wijze van bestemmen, waarin uiteen wordt gezet hoe het plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Tenslotte wordt in Hoofdstuk 6 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid, waarna in Hoofdstuk 7 de resultaten van de procedure aan de orde komen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Gewenste situatie

Zoals in paragraaf 1.1 reeds is omschreven, is het begrip 'perifere detailhandel' onjuist omschreven in de begrippenlijst van het bestemmingsplan "Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik". De begripsbepaling luidt als volgt:

'Detailhandel die vanwege de volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen: detailhandel in tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, en fietsen- en autoaccessoires.'

Door de toevoeging van het woord 'uitsluitend', worden andere vormen dienstverlening dan detailhandel in tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, en fietsen- en autoaccessoires door middel van deze regels uitgesloten. Dit is niet toegestaan op grond van de Dienstenrichtlijn. De Dienstenrichtlijn heeft als doel dat dienstverleners in de Europese Unie zich onbelemmerd in een andere lidstaat kunnen vestigen of tijdelijk diensten kunnen verrichten. De regels van het bestemmingsplan "Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik" werpen in dit geval een belemmering op.

Tevens wijkt het begrip 'perifere detailhandel' zoals het nu is opgenomen af van de gehanteerde begripsbepalingen in het Beleidskader Retail 2022 en andere vigerende bestemmingsplannen. Het Beleidskader Retail 2022 is getoetst aan de dienstenrichtlijnscan.

Door middel van voorliggend bestemmingsplan wordt de begripsbepaling voor perifere detailhandel gewijzigd, zodat deze in overeenstemming is met de Dienstenrichtlijn, het beleidskader Retail 2022 en andere vigerende bestemmingsplannen. De gewijzigde begripsbepaling luidt als volgt:

'Detailhandel die vanwege de volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder (maar niet uitsluitend) worden begrepen: detailhandel in tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, en fietsen- en autoaccessoires.'

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de begripsbepaling voor perifere detailhandel gewijzigd. Voor het overige vinden er geen wijzigingen plaats ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
3.1.1.1 Algemeen

Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.

3.1.1.2 Vier prioriteiten

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.

  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
    Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's
    Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
    Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zet het Rijk in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.
3.1.1.3 Afwegingsprincipes

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies. In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal. Het verschilt tussen gebieden wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling en tussen concurrentiekracht en leefbaarheid. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen. Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie inwoners, zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
3.1.1.4 Toetsing aan de NOVI

Voorliggend bestemmingsplan ziet enkel op het wijzigen van de begripsbepaling voor perifere detailhandel. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen belangen raakt als genoemd in de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
3.1.2.1 Algemeen

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), de voorloper van de NOVI, is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In het Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

  • bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
  • stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
3.1.2.2 Toetsing aan de Ladder

Wat betreft de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ wordt opgemerkt dat de Ladder van toepassing is bij ‘nieuwe stedelijke ontwikkelingen’. Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over deze begripsdefinitie. Uit Afdelingsjurisprudentie blijkt dat de vraag wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in grote mate casuïstisch wordt beantwoord. Zo heeft de Afdeling uitgemaakt dat er in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen worden gerealiseerd (ABRvS 16 september 2015;ECLI:NL:RVS:2015:2921). Daarnaast geldt dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling wanneer sprake is van een ruimtebeslag van meer dan 500 m2. Onder andere de overzichtsuitspraak ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724 is van belang. Uit deze uitspraak blijkt dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2 er in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de wijziging van de begripsbepaling voor perifere detailhandel. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. De Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en inpassingsplannen.

In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:

  • 4. rijksvaarwegen;
  • 5. mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 6. kustfundament;
  • 7. grote rivieren;
  • 8. Waddenzee en waddengebied;
  • 9. Defensie
  • 10. hoofdwegen en landelijke spoorwegen
  • 11. elektriciteitsvoorziening;
  • 12. buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 13. ecologische hoofdstructuur;
  • 14. primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 15. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 16. erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • 17. Ruimtereservering parallel Kaagbaan.

Defensie

De veiligheid van het stijgen en landen van vliegverkeer vanwege de Vliegbasis Leeuwarden brengt hoogtebeperkingen met zich mee. Tevens dient rekening te worden gehouden met de radarverstoringsgebieden van de radarstations Wier en Leeuwarden. De bouwbeperkingen (in hoogte) worden bepaald op basis van de afstand tot de radarstations. Dit bestemmingsplan staat geen nieuwe bouwmogelijkheden toe. Het vliegverkeer wordt met dit bestemmingsplan daarom niet belemmerd.

3.1.4 Conclusie toetsing van het initiatief aan het rijksbeleid

Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân - De Romte diele
3.2.1.1 Algemeen

De provinciale Staten van Fryslân hebben op 23 september 2020 de Omgevingsvisie Fryslân - De Romte diele vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft de komende jaren richting aan de activiteiten van de provincie. Hierin staat beschreven waar naar toe wordt gewerkt en hoe de toekomst er uit ziet. De provincie wil met de samenleving goede ideeën en mooie plannen voor Fryslân realiseren. Bij de ruimtelijke inpassing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit kan door efficiënt ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de mogelijkheden van herstructurering te onderzoeken. Ook zijn een goede beeldkwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van groot belang. De provincie kiest voor een concentratie van wonen, werken en voorzieningen in stedelijke gebieden.

3.2.1.2 Vier opgaven

In dialoog met de samenleving zijn vier opgaven benoemd die de provincie actief wil aanpakken. Het zijn urgente vraagstukken waarvoor de provincie nú al alles op alles gaat zetten om met de samenleving oplossingen te vinden.

  • Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  • Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  • Fryslân wordt klimaatadaptief ingericht;
  • Fryslân versterkt de biodiversiteit.

Deze opgaven zijn groot, onderling verbonden en ze raken de hele provincie. De opgaven vragen om een integrale en gezamenlijke aanpak.

3.2.1.3 Toetsing van het voornemen aan de Omgevingsvisie Fryslân - De Romte diele

Voorliggend bestemmingsplan ziet enkel op het wijzigen van de begripsbepaling voor perifere dienstverlening. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt door middel van voorliggend bestemmingsplan. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling niet in strijd is met de Omgevingsvisie Fryslân - De Romte diele.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân 2014
3.2.2.1 Algemeen

De Verordening Romte Fryslân 2014 is op 25 juni 2014 vastgesteld. Op 23 maart 2021 is de verordening geconsolideerd. De verordening stelt concrete regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen uit onder andere de in voorgaande paragraaf beschreven Omgevingsvisie doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

3.2.2.2 Toetsing van het voornemen aan de Verordening Romte Fryslân 2014

Voorliggend bestemmingsplan ziet enkel op het wijzigen van de begripsbepaling voor perifere dienstverlening. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt door middel van voorliggend bestemmingsplan. Met deze wijziging worden geen provinciale belangen geraakt.

3.2.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening van de provincie Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Leeuwarden
3.3.1.1 Algemeen

Op 22 december 2021 is de Omgevingsvisie Leeuwarden vastgesteld. De omgevingsvisie heeft als subtitel 'Vergroenen, verbinden, verwaarden'. De omgevingsvisie is opgesteld in het kader van de wetgevingsoperatie rond de Omgevingswet en biedt een nieuwe integrale visie op de fysieke leefomgeving van de gemeente Leeuwarden. De gemeente gebruikt hierin drie hoofdambities uit het positioneringsdocument 'Leeuwarden in 2028' als uitgangspunt:

  • 1. Het is goed leven in Leeuwarden in 2028;
    • a. In 2028 voldoet de kwaliteit van de leefomgeving aan de principes van de brede welvaart waardoor Leeuwarden een fijne plek is om te wonen, te werken, te ondernemen en te verblijven.
  • 2. Leeuwarden is in 2028 het hart van een bijzondere groen-blauwe regio;
    • a. In 2028 is Leeuwarden een gemeente waar water, natuur en open ruimte worden gekoesterd.
  • 3. Leeuwarden is in 2028 een sterke economische gemeente.
    • a. In 2028 is Leeuwarden een sterke, centrale stad waarin veel functies en organisaties op het terrein van zorg, onderwijs, kennis en bedrijvigheid samenkomen.


De opgaven waar de gemeente Leeuwarden voor staat zijn groot en de ambities zijn hoog. Dat betekent dat keuzes zullen moeten worden gemaakt: niet alles kan tegelijkertijd, niet alles gaat even goed samen en niet alles kan overal. Om keuzes te kunnen maken, worden drie ontwikkelprincipes gehanteerd: vergroenen, verbinden en verwaarden.

3.3.1.2 Toetsing van de ontwikkeling aan de Omgevingsvisie Leeuwarden

Voorliggend bestemmingsplan ziet enkel op het wijzigen van de begripsbepaling voor perifere detailhandel. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen belangen raakt als genoemd in de Omgevingsvisie Leeuwarden.

3.3.2 Beleidskader Retail 2022
3.3.2.1 Algemeen

Leeuwarden is een dynamische stad waar tal van ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en plaats zullen vinden. Zo is de historische binnenstad de afgelopen jaren flink opgewaardeerd, mede vanwege het feit dat Leeuwarden de culturele hoofdstad van Europa was. Het huidige Cambuurstadion wordt verplaatst naar het WTC-gebied. Deze verhuizing gaat gepaard met toevoeging van grootschalige detailhandel en (grootschalige) leisure. Ook heeft PDV/GDV-gebied de Centrale een uitbreidingswens van 12.000 m² bvo waar inmiddels een omgevingsvisie voor is vergeven en de bouw ondertussen is gestart. De juiste afstemming moet ervoor zorgen dat ook de leefbaarheid van de omliggende dorpen, met Stiens en Grou voorop, op orde blijft.

Al deze ontwikkelingen en de bijkomende landelijke ontwikkelingen als de toename van online bestedingen in de detailhandelsbranche en de groei van het belang van horeca en leisure vragen om duidelijke kaders voor zowel gemeente als ondernemers.

Om meer duidelijkheid en consistentie te bereiken, maar ook om een antwoord te kunnen geven op actuele trends en ontwikkelingen, is het Beleidskader Retail 2022 opgesteld. Doel is het economisch functioneren van de verblijfsgebieden te verbeteren in een tijd waarin de sector in een grote transitie verkeert.

Het Beleidskader Retail 2022 is getoetst aan de dienstenrichtlijnscan. In het Beleidskader Retail 2022 wordt perifere detailhandel als volgt omschreven:

'Perifere detailhandelsvestigingen zijn winkels die vanwege hun aard en omvang over het algemeen niet in de traditionele winkelcentra (binnenstad, buurt- en wijkcentra) gevestigd kunnen worden. Het gaat hierbij vooral (en niet uitsluitend) over de volumineuze aard van de goederen. Deze benadering van perifere winkels is vanuit het voormalige rijksbeleid ingestoken en dus met name branchegericht. Veelvoorkomende branches zijn: auto’s, boten en caravans (ABC), bouwmarkten, tuincentra en detailhandel in woninginrichting.'

3.3.2.2 Toetsing van de ontwikkeling aan het Beleidskader Retail 2022

De begripsbepaling voor perifere detailhandel in het huidige bestemmingsplan wijkt af van onder andere het Beleidskader Retail 2022. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de begripsbepaling voor perifere detailhandel gewijzigd, zodat deze weer in overeenstemming is met het Beleidskader Retail 2022. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met het Beleidskader Retail 2022.

3.3.3 Conclusie

De voorgestelde ontwikkeling sluit aan bij de Omgevingsvisie Leeuwarden en het Beleidskader Retail 2022.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

De volgende milieu- en omgevingsaspecten zijn hierbij van belang: geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer en parkeren, het besluit milieueffectrapportage en de waterhuishouding. Hierna wordt kort op deze aspecten ingegaan.

Geluid

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er zullen dan ook geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden toegevoegd. De geluidsgevoelige objecten die reeds zijn toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan "Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik", zijn bij de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan getoetst aan het aspect geluid. Het onderdeel geluid vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Bodem

In het kader van het vigerende bestemmingsplan is reeds onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. Hieruit is gebleken dat het aspect bodem geen belemmering vormt. Aangezien voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, vormt het aspect bodem daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Luchtkwaliteit

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het is dus een plan dat 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Daarnaast worden met de ontwikkeling geen nieuwe gevoelige bestemmingen in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen' gerealiseerd.

Externe veiligheid

Bij de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan is reeds onderzoek gedaan naar het aspect externe veiligheid en geconcludeerd dat het geen belemmering vormt voor het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan ziet enkel op de wijziging van de begripsbepaling voor perifere detailhandel en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Milieuzonering

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er worden dus geen nieuwe milieubelastende bedrijven of milieugevoelige objecten toegevoegd. Milieuzonering is daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Ecologie

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er is geen sprake van sloop, het verwijderen van groenstructuren, of andere activiteiten die invloed hebben op beschermde soorten. Ook vinden met de voorgenomen ontwikkeling geen nieuwe stikstof veroorzakende activiteiten plaats. Ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Archeologie & cultuurhistorie

Bij de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan zijn de cultuurhistorische waarden in het plangebied geïnventariseerd. Enkele gebouwen zijn aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek'. Met voorliggend bestemmingsplan wordt enkel de begripsbepaling van perifere detailhandel gewijzigd. De overige onderdelen van het vigerende bestemmingsplan worden met voorliggend bestemmingsplan ongewijzigd overgenomen. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen plaats vinden, heeft de voorgenomen ontwikkeling geen invloed op cultuurhistorische aspecten binnen het plangebied.

Er vinden geen bodemingrepen plaats met de voorgenomen ontwikkeling. De archeologische dubbelbestemming wordt gehandhaafd. Archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Verkeer en parkeren

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen of het aantal benodigde parkeerplaatsen, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Besluit milieueffectrapportage

De voorgenomen ontwikkeling gaat uit van het wijzigen van de begripsbepaling voor 'perifere detailhandel'. Er is daarmee geen sprake van verslechtering van de milieukwaliteit ter plaatse en er is geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden uit het besluit MER. Het plan is niet m.e.r.-plichtig

Waterhuishouding

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op de waterhuishouding, aangezien voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het aspect 'water' vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Er is dan ook geen watertoets uitgevoerd.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten en planverantwoording

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

5.2 Opzet van de regels

5.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.
5.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen (Artikel 1)
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
  • Wijze van meten (Artikel 2)
    Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze bouwhoogtes, afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
5.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bouwhoogte, etc.);
  • Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarden van bepaalde bouwregels kan worden afgeweken;
  • Specifieke gebruiksregels: (indien opgenomen) welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval toegestaan dan wel strijdig zijn;
  • Afwijken van de gebruiksregels: onder welke voorwaarden van bepaalde gebruiksregels kan worden afgeweken.

In paragraaf 5.3 zijn de bestemmingen die voorkomen binnen dit bestemmingsplan op een rij gezet.

5.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel (Artikel 18): Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
  • Algemene bouwregels (Artikel 19): Dit artikel bevat regels over de activiteit bouwen die aanvullend gelden op één of meerdere bestemmingen.
  • Algemene gebruiksregels (Artikel 20): Dit artikel is opgenomen om aan te geven welk gebruik van de gronden als strijdig gebruik wordt begrepen;
  • Algemene aanduidingsregels (Artikel 21): In dit artikel zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Hierin zijn de bepalingen opgenomen in verband met de ligging van het plangebied binnen de ‘geluidzone – industrie’ en ten aanzien van het uitvoeren van ontwikkelingen nabij het gasdrukmeet- en regelstation in het noordwesten van het plangebied, binnen de 'overige zone - Activiteitenbesluit'. Ten slotte is in dit artikel de bepaling ten aanzien van het maximum toegestaan aantal woningen in het plangebied opgenomen.
  • Algemene afwijkingsregels (Artikel 22): In deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
  • Algemene wijzigingsregels (Artikel 23): In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels geven burgemeester en wethouders onder andere de bevoegdheid om het plan te wijzigen ten behoeve van ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan.
  • Overige regels (Artikel 24): In dit artikel zijn de overige regels opgenomen. Hierin staan onder andere de regels ten aanzien van parkeren en is een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het slopen van een bouwwerk.

De algemene regels zijn conform het bestemmingsplan "Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik" overgenomen.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

Het overgangsrecht geldt voor bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming komt met de gegeven bestemming.

In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Meestal is dat een eenmalige handeling aan het bouwwerk. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.

5.3 Verantwoording regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.

Alle bestemmingen en aanduidingen van het bestemmingsplan "Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik" zijn overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Het betreft de volgende bestemmingen:

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

Artikel 5 Bedrijventerrein - 3

Artikel 6 Groen

Artikel 7 Verkeer

Artikel 8 Verkeer - Railverkeer

Artikel 9 Water - Vaarweg

Artikel 10 Leiding - Gas

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 12 Leiding - Riool

Artikel 13 Leiding - Slib

Artikel 14 Leiding - Water

Ten slotte zijn er drie archeologische dubbelbestemmingen opgenomen, conform het bestemmingsplan “Partiële herziening Archeologie”. Het betreft de volgende dubbelbestemmingen:

Waarde - Archeologie 2

Waarde - Archeologie 3

Waarde - Archeologie 5

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds aangetoond door de financiële haalbaarheid en anderzijds via de grondexploitatieregeling vanuit de wetgeving. Voorliggend bestemmingsplan betreft een gemeentelijk plan waarbij ten opzichte van het vigerende plan enkel de begripsbepaling voor perifere detailhandel wordt gewijzigd. De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet van toepassing.

Hoofdstuk 7 Inspraak en zienswijzen

7.1 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval wordt geen voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd, aangezien geen sprake is van nieuw beleid.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan wordt voor een termijn van 6 weken ter inzage gelegd. Deze paragraaf wordt ingevuld na afloop van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.