direct naar inhoud van Regels
Plan: Leeuwarden Buitengebied - Realisatie 3 recreatie-arken De Burd 22
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.01012BP00-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Leeuwarden Buitengebied - Realisatie 3 recreatie-arken De Burd 22 met identificatienummer NL.IMRO.0080.01012BP00-VG01 van de gemeente Leeuwarden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels;

1.3 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet onevenredig publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afmeren:

het vastmaken van een vaartuig of ander drijvend object aan een vast object, zoals een kade of oever;

1.7 bestaand(e) (situatie):
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
    • 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:
    • 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van en hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.11 bijboot:

een gebruiksklaar open vaartuig of een open drijvend voorwerp dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het uitvoeren van inspecties, klein onderhoud, kleine reparaties en soortgelijke werkzaamheden aan en om het schip, met een maximale lengte van 5 meter, zoals vletten, roeischouwen, reddingsbootjes, werkvlotten en dergelijke;

1.12 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.13 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een drijvend bouwwerk dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane gronden en met uitsluiting van zolder;

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 bêd & brochje:

het tegen betaling aanbieden van tijdelijke logies en ontbijt;

1.16 buitenruimte:

een bij de recreatie-ark behorend terras, veranda en/of omloop;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 drijvend bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die drijft, die op de plaats van bestemming direct of indirect met de grond verbonden is en bedoeld is om ter plaatse te functioneren, met uitzondering van een schip dat wordt gebruikt voor verblijf en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart zoals bedoeld in artikel 1, lid 7, van de Woningwet;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen);

1.21 ligplaats innemen:

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een vaartuig;

1.22 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, een verkeersaantrekkende werking, de effecten op bodem, water en lucht maar ook de gevolgen voor natuur en landschap;

1.23 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor het bouwen van een bouwwerk in of op het water: het feitelijk wateroppervlak;
1.24 pleziervaartuig:

een gebruiksklaar vaartuig dat is bestemd voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

1.25 recreatie-ark:

een drijvend bouwwerk, niet (meer) bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een rechthoekige opbouw, en uitsluitend bestemd voor recreatief gebruik;

1.26 recreatief gebruik:

dagrecreatief en verblijfsrecreatief gebruik;

1.27 recreatief verblijf:

het verblijf buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;

1.28 schip:

een vaartuig dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart en dat niet mag worden gebruikt voor wonen;

1.29 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 steiger:

een aan de oever en boven water gebouwde constructie en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, bedoeld voor de aanleg van een vaartuig;

1.31 watergrens:

de rand van het water met de aanliggende oever of kade waaraan een recreatie-ark is afgemeerd;

1.32 wonen:

het huisvesten in een woning van één afzonderlijk huishouden;

1.33 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of twee alleenstaanden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de oppervlakte van een recreatie-ark:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, waarbij dakoverstekken tot 2,00 m niet worden meegerekend;

2.3 de oppervlakte van een buitenruimte bij een recreatie-ark:

het product van de lengte en breedte van de bij een recreatie-ark behorende buitenruimte;

2.4 de lengte van een recreatie-ark:

in een rechte lijn over de langste lengte van de recreatie-ark; stootranden, loopranden, dakranden, goten etc worden meegemeten;

2.5 de breedte van een recreatie-ark:

over de grootste breedte van de recreatie-ark; stootranden, loopranden, gangboorden, dakranden, goten etc. worden meegemeten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Water

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vaarwater, waterberging, waterhuishouding, watergangen en waterlopen en oeverstroken;
  • b. recreatief gebruik van recreatie-arken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - recreatie-ark', met dien verstande dat:
    • 1. het aantal recreatie-arken per aanduiding niet meer mag bedragen dan 1;
  • c. instandhouding van de natuurlijke waarden,

met de daarbij behorende bouwwerken, steigers en loopplanken en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van recreatie-arken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - recreatie-ark' gelden de volgende regels:
    • 1. de recreatie-ark inclusief de aan de recreatie-ark bevestigde al dan niet drijvende constructie(s) mogen uitsluitend liggen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van water - recreatie-ark';
    • 2. de lengte van een recreatie-ark mag niet meer dan 15,00 m bedragen;
    • 3. de breedte van een recreatie-ark mag niet meer dan 7,00 m bedragen;
    • 4. de oppervlakte van een recreatie-ark mag niet meer dan 90 m2 bedragen;
    • 5. de oppervlakte van de bij de recreatie-ark behorende buitenruimte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • 6. de bouwhoogte van een recreatie-ark mag niet meer dan 3,80 m bedragen.

  • b. Voor het bouwen van steigers, loopplanken en plankieren gelden de volgende regels:
    • 1. steigers, loopplanken en plankieren mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van water - recreatie-ark' en 'steiger' worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van steigers, loopplanken en plankieren bedraagt ten hoogste 1,00 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het afmeren van meer dan 1 bijboten en of het afmeren van meer dan 1 pleziervaartuigen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van water - recreatie-ark' met dien verstande dat:
    • 1. de bijboten en pleziervaartuigen niet mogen liggen buiten de strook water zoals die is aangegeven met de aanduiding 'specifieke vorm van water - recreatie-ark';
  • b. het afmeren van pleziervaartuigen in de periode 1 november - 1 april binnen de aanduiding 'specifieke vorm van water - recreatie-ark';
  • c. het wonen in een schip of in een recreatie-ark;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 onder b opgenomen bestemmingsomschrijving zonder het inpassen van de recreatie-arken door de aanleg en instandhouding van riet rondom de waterpartij en lage opgaande beplanting ter afscherming van het plangebied zoals opgenomen in Bijlage 1 binnen een periode van twee jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de recreatie-arken.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van natuurlijke waarden;
  • b. water, oeverstroken en voorzieningen voor de waterhuishouding,

en mede voor:

  • c. erf bij de aanliggende recreatie-ark,


met daarbij behorende bouwwerken, steigers en loopplanken ten behoeve van de recreatie-ark.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Er mogen uitsluitend steigers, loopplanken en plankieren worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 1,00 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor één of meer onzelfstandige woonruimten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken, recreatie-arken of schepen voor aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten en/of bêd & brochje;
  • c. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden, bouwwerken, recreatie-arken of schepen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
7.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapbepalend element.

7.1.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van de bouwregels bij de onderliggende bestemming(en) geldt dat op of in deze gronden niet hoger mag worden gebouwd dan:
    • 1. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de bouwhoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
    • 2. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder 1 vermeerderd met 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen;
  • b. De onder a bedoelde regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
7.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1.2 in die zin dat hogere in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.

7.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 7.1.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.

b Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 7.1.4 a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.1.4 a wordt uitsluitend verleend indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de molen als werktuig en landschapbepalend element.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan.
8.2 Afwegingskader

De in lid 8.1 bedoelde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting wordt gedaan aan:

  • a. de stedenbouwkundig kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Parkeren
  • a. Een drijvend bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer in de omgeving van de ligplaats van het drijvend bouwwerk niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden, tenzij sprake is van een bestaande situatie of vervanging van die bestaande situatie waarbij voldoende parkeergelegenheid in de omgeving van de ligplaats van het drijvend bouwwerk niet kan worden gerealiseerd.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014 (mei 2015) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, waarbij indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de cultuurhistorische waarden;
    • 4. de landschappelijke waarden;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de natuurlijke waarden;
    • 7. de sociale veiligheid;
    • 8. de verkeersveiligheid;
    • 9. de watersituatie;
    • 10. de woonsituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en afwijking wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Leeuwarden Buitengebied - Realisatie 3 recreatie-arken De Burd 22' van de gemeente Leeuwarden.