HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Inhoudsopgave
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Wonen - Uit te werken
Artikel 8 Waarde - Archeologie
Artikel 10 Algemene bouwregels
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 1 Begrippen
1.5 aan-huis-verbonden beroep:
1.18 erotisch getinte vermaaksfunctie:
1.24 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
1.1 plan:
het Bestemmingsplan Sinnebuorren te Akkrum met identificatienummer NL.IMRO.0074.BPSbuorrenAkkrum-VG01 van de gemeente Heerenveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep:
een in de bijlage genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de beroepsuitoefening aan huis gebonden medewerker en dat is gericht op het verlenen van diensten;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.11 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.16 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.17 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.18 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.19 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 hoofdgebouw:
een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.21 huishouding:
een zelfstandig persoon, dan wel samenwonend persoon of personen die in een zekere continue samenstelling met elkaar wonen en binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, én tussen wie een zekere mate van verbondenheid bestaat;
1.22 kampeermiddel:
tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens of voertuigen, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.23 kap:
een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
1.24 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in de bijlagegenoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerker;
1.25 mantelzorg:
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak,
1.26 nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.27 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
1.28 peil:
-
indien op het land wordt gebouwd:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd:
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.29 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.30 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.31 wooneenheid:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Groen
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen en erven;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
sloten en bermen;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden worden geen gebouwen en geen overkappingen gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 4 Verkeer
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ontsluitingswegen;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
sloten en bermen;
-
speelvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden worden geen gebouwen en geen overkappingen gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 5,00 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor een verkooppunt van motorbrandstoffen.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonstraten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
sloten en bermen;
-
speelvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden worden geen gebouwen en geen overkappingen gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 5,00 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor een verkooppunt van motorbrandstoffen.
Artikel 6 Wonen
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
-
een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
en de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
sloten en bermen;
-
speelvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw worden uitsluitend woonhuizen gebouwd;
-
een hoofdgebouw wordt binnen een bouwvlak gebouwd;
-
diepte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
-
het aantal hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal;
-
het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden" aangegeven aantal;
-
de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)" aangegeven hoogte;
-
de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
-
bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden ten minste 1,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij:
-
een vrijstaande woning, twee-onder-één-kap- of hoekwoning bedraagt ten hoogste 100 m²;
-
een andere woning bedraagt ten hoogste 50 m²;
-
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
-
de dakhelling van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer dan 60º bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, voor zover gebouwd buiten het bouwvlak, bedraagt ten hoogste 2 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m , met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, niet meer dan 2,00 m bedraagt;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,00 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 6.2.2 sub a en toestaan dat bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelgrens, indien en voor zover deze grenst aan het openbaar gebied, ten minste 1,00 m bedraagt.
6.4.2 Toetsingscriteria
Een in 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
-
detailhandel;
-
recreatieve bewoning;
-
een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit indien de bruto vloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
-
het gebruik van de gronden voor meer dan één wooneenheid per bouwperceel.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 6.5 sub a onder 2 en toestaan dat gebouwen en gronden worden gebruikt voor recreatieve bewoning in het kader van logiesverstrekking, mits:
-
de vloeroppervlakte ten behoeve van logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
-
er voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf beschikbaar is;
-
het bepaalde in lid 6.5 sub b en toestaan dat een bouwperceel wordt gebruikt voor meer dan één wooneenheid, mits:
-
de bewoning van de extra wooneenheid uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
de oppervlakte van de extra wooneenheid niet meer bedraagt dan 50 m².
6.6.2 Toetsingscriteria
Een in 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 7 Wonen - Uit te werken
7.3.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
7.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woongebouwen en woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
sloten en bermen;
-
speelvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen.
7.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en Wethouders werken, overeenkomstig artikel 3.6. lid 1. sub b. van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 7.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
-
er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing;
-
er zal geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan mogelijke archeologische en ecologische waarden;
-
er dient voldaan te worden aan de normen met betrekking tot externe veiligheid;
-
er dient voldaan te worden aan de normen met betrekking tot de Wet geluidhinder;
-
er zullen ten hoogste 32 wooneenheden worden gebouwd;
-
bij de uitwerking kunnen Burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de bestemming en de uitwerkingsregels afwijkingsregels opnemen ten aanzien van in het uitwerkingsplan opgenomen bouw- en gebruiksregels.
7.3 Bouwregels
7.3.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw worden uitsluitend woongebouwen en woonhuizen gebouwd;
-
de bouwhoogte van een woongebouw zal ten hoogste 16,00 m bedragen;
-
de goothoogte van een woonhuis zal ten hoogste 6,00 m bedragen
7.3.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 100 m²;
-
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
-
de dakhelling van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer dan 60º bedragen.
7.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,00 m.
7.3.4 Bijzondere regel
Zo lang en voor zover de in lid 7.1 en 7.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd, mits:
-
het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerpuitwerkingsplan
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
8.3.2 Het bepaalde in lid 8.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,40 m beneden het maaiveld.
8.3.3 De in lid 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
8.3.4 Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
8.3.5 Indien uit het in lid 8.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3.6 Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 8.3.5, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:
-
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
-
de hoogte van erkers, serres, entreeportalen e.d. niet meer bedraagt dan 4,00 m;
-
de breedte van erkers, serres, entreeportalen in een gevel niet meer bedraagt dan 40 % van die gevel;
-
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 meter.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
het storten van puin en/of afval;
-
de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar-, en/of vliegtuigen;
-
het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
-
de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
-
deze vergroting niet meer dan 10 m² per plaatselijke verhoging zal bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak zal bedragen;
-
de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 125% van de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
-
Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
regels van het Bestemmingsplan Sinnebuorren te Akkrum.