direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Harlingen - Saltryp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Gemeente Harlingen wil haar parkeerterreinen voor het eilandparkeren efficiënter inrichten en voorzien van een nieuwe ontsluiting waarbij de druk op het omliggende wegennet afneemt. Het voornemen is om het gehele eilandparkeren in het gebied tussen de Zuidwalweg en de Harlingerstraatweg te concentreren en het parkeerterrein op te waarderen en toekomstbestendig te maken. Een goede inpassing in de omgeving, onder andere richting de omliggende woonpercelen, is hierbij een uitgangspunt. Een belangrijk kenmerk van het project is het verplaatsen van de entree naar het parkeerterrein van de zuidzijde aan de Harlingerstraatweg naar de noordzijde aan de Zuidwalweg. Ook is er de wens om een mogelijkheid te bieden voor een overdekte parkeervoorziening.

De voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met de regeling van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin. Omwille van een goede planbegrenzing zijn ook de (woon)percelen ten oosten van het eilandparkeren tot aan de Haulewei meegenomen. Waar het deel van het eilandparkeren ontwikkelingsgericht is van aard, wordt dit deel van het plangebied overwegend conserverend geregeld.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de noordzijde van Harlingen direct ten noorden van het Van Harinxmakanaal. De begrenzing van het plangebied aan de noord- en de zuidzijde wordt gevormd door de Zuidwalweg (N390) en de Harlingerstraatweg. In de westzijde van het plangebied komen deze wegen samen nabij de Tjerk Hiddesbrug bij de sluizen. De oostzijde van het plangebied wordt gevormd door de Haulewei. De ligging van het plangebied in Harlingen en de directe omgeving is weergeven in figuur 1.1. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de planverbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Industriehaven 2006', dat op 6 november 2008 door de gemeenteraad van Harlingen is vastgesteld. In figuur 1.2 en 1.3 is een uitsnede van de bestemmingsplannen met daarop in rode omlijning het plangebied indicatief weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de planverbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Industriehaven 2006'

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0003.jpg"

Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Harlingen'

Van west naar oost zijn hiervoor de volgende bestemmingen van toepassing:

Verkeer - Parkeerterrein

Het bestaande deel van het parkeerterrein (P1) is geregeld met deze bestemming. Deze gronden zijn bestemd voor een parkeerterrein met ondergeschikte gebouwen ten behoeve van het beheer hiervan. Er is een gezamenlijke oppervlakte van 200 m2 aan gebouwen toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder een overkapping over het parkeerterrein voor een extra parkeerdek) geldt een hoogte van maximaal 5 meter. Ook zijn daarbijbehorende (ontsluitings)wegen, straten en paden, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan.

Bedrijf - Glastuinbouw

Het centrale deel van het plangebied is bestemd als 'Bedrijf - Glastuinbouw' omdat hier in het verleden een kassenbedrijf aanwezig was. Het deel ten westen van de Ried is tevens in gebruik als parkeerterrein (P2). Dit is met een (tijdelijke) omgevingsvergunning geregeld in 2020. Op de gronden binnen deze bestemming zijn kassen, schuurkassen en warenhuizen en andere bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven tot 7 meter hoogte mogelijk. Ook zijn er bedrijfswoningen mogelijk ter plaatse van de dienovereenkomstige aanduidingen. Ondergeschikt zijn hier ook tuinen, erven en terreinen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water mogelijk.

Bedrijf - Nutsvoorzieningen

In het plangebied zijn twee nutsgebouwen aanwezig (ten noorden van de woning aan de Harlingerstraatweg 90 en op de hoek van de kruising van de Haulewei met de Zuidwalweg) die door middel van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' zijn geregeld. Hier zijn gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen mogelijk tot een bouwhoogte van 5 meter.

Water

De Ried is geregeld door middel van de bestemming 'Water'. Deze doorsnijdt de bestemming 'Bedrijf - Glastuinbouw'. De gronden zijn bestemd voor waterlopen en waterpartijen, havens, vaarten, nutsvoorzieningen en sloten, oevers en bermen. Gebouwen zijn hier niet mogelijke.

Wonen

De bestaande woningen aan de Harlingerstraatweg 38 tot en met 90 en de woning aan de Haulewei 44 zijn in deze woonbestemming geregeld. Hier zijn woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een vrij beroep met bijgebouwen en daarbij behorende tuinen, erven en terreinen mogelijk. Ondergeschikt zijn ook woonstraten en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterlopen toegestaan. Het bestaande aantal woningen is hier als maximum in geregeld waarbij de gronden primair zijn bestemd voor vrijstaande woningen met een goothoogte van maximaal 6 meter met een kap met een dakhelling van minimaal 30 graden. Daar waar sprake is van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen' zijn ook halfvrijstaande woningen mogelijk.

Groen

De bestemming 'Groen' is opgenomen voor de strook grond tussen de Ried en de Zuidwalweg en voor een perceel dat is gelegen achter de woningen aan de Harlingerstraatweg 56-70. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, bebossing, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Agrarisch - Bedrijf

Een groot deel van het oostelijke deel van het plangebied is ingevuld met deze agrarische bestemming. Hier is de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met uitzondering van bosbouw, houtteelt en andere opgaande teeltvormen mogelijk met daaraan ondergeschikt nutsvoorzieningen, recreatief medegebruik en infrastructurele voorzieningen. Aan de Harlingerstraatweg 36 is sprake van een agrarisch bouwvlak waar de agrarische bedrijfsgebouwen (waaronder een bedrijfswoning) tot een maximale bouwhoogte van 15 meter gebouwd kunnen worden.

In het plangebied is ook een aantal dubbelbestemmingen van toepassing ten behoeve van geluidzones voor industriegeluid (de dubbelbestemming 'Aandachtszone industrie', archeologie (de dubbelbestemming 'Archeologisch en cultuurlandschappelijk waardevol gebied), gasleidingen (de dubbelbestemming 'Leiding - Gas') en een reserveringszone van de waterkering (de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'). Met deze dubbelbestemmingen worden beschermende regelingen geboden voor de voorgenoemde thema's.

Het bestemmingsplan 'Industriehaven 2006' is in 2015 (door middel van de 'Partiële herziening bestemmingsplan Industriehaven 2006) partieel herzien en in 2018 zijn hier regels aan toegevoegd (door middel van het 'Paraplubestemmingsplan gemeente Harlingen'). De partiële herziening is niet van toepassing op het plangebied, de regels van het paraplubestemmingsplan zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.

Op grond van het geldende bestemmingsplan is het gewenste initiatief voor het eilandparkeren niet geheel mogelijk, alleen P1 is op dit moment bestemd als parkeerterrein en P2 en P3 zijn geregeld met een tijdelijke omgevingsvergunning. De ontwikkelingen op P2 en P3 en de nieuwe ontsluitingsroute aan de noordzijde zijn in strijd met het geldende bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een gebouwde parkeervoorziening op P1. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een adequaat juridisch-planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 De bestaande situatie

Het plangebied bestaat uit de functies die hoofdstuk 1 zijn beschreven en is op de luchtfoto in figuur 2.1 weergegeven. Ten noorden van het plangebied is industrieterrein de Industriehaven aanwezig, ten zuiden woonwijk De Spiker en industrieterrein Hermes. Beide industrieterreinen betreffen gezoneerde industrieterreinen. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan het agrarisch gebied dat zich tussen het plangebied en Midlum bevindt. Ten westen van het plangebied zijn de Tjerk Hiddessluizen met daarachter het Harlinger centrum en de Waddenpromenade met de veerbootterminal aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto bestaande situatie

Het parkeerterrein bestaat in de huidige situatie uit drie gedeelten: P1, P2 en P3. P1 betreft het deel van het parkeerterrein dat van oudsher aanwezig is. Ten westen hiervan bevindt zich het kunstobject 'Broken Jug'. P2 is recentelijk als uitbreiding ontwikkeld op de locatie van de voormalige kassen. P1 en P2 zijn nagenoeg volledig verhard. Ook een deel van P3 maakte tot voor kort deel uit van een kassenbedrijf. P3 bestaat deels uit verharding en deels uit grasland dat in gebruik is als overloopparkeerterrein op momenten dat P1 en P2 vol zijn. De totale parkeercapaciteit bedraagt circa 4.500 parkeerplaatsen. Op P1 zijn circa 1.600 parkeerplaatsen aanwezig, op P2 circa 1.100 en op P3 maximaal 1.800. De ontsluiting van en naar het parkeerterrein bij P1 en P2 geschiedt in de huidige situatie via de aansluiting aan de Harlingerstraatweg tussen deze delen van het parkeerterrein. P3 is ook bereikbaar via de Harlingerstraatweg maar dan via de oprit naast de woning op nummer 92. Op de luchtfoto zijn ook het bebouwingslint van woningen aan de Harlingerstraatweg en het bestaande agrarisch bedrijf duidelijk te zien. Andere karakteristieke elementen in de huidige situatie zijn de Zuidwalweg (tevens waterkering) en de Ried.

2.2 Voorgenomen initiatief

Het voorgenomen initiatief bestaat in hoofdzaak uit het opwaarderen van (de verschillende delen van) het parkeerterrein en het veranderen van aan- en afvoerroutes voor autoverkeer van en naar het terrein. Dit is in figuur 2.1 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0005.png"

Figuur 2.2 Concept ontwerptekening

Het bestaande aantal parkeerplaatsen van circa 4.500 blijft hierbij behouden. P1 en P2 worden hierbij in vijf 'losse' delen ingericht met daartussen groene wiggen die via en verbindingsweg aan de noordzijde met elkaar zijn verbonden. Bij P1 wordt in de toekomst ook gedacht aan de gebouwde parkeervoorziening van maximaal 10 meter hoog waarbij twee extra parkeerlagen mogelijk zijn. Voor het (overloopparkeerterrein) P3 wordt een nieuwe brug over de Ried gerealiseerd, die dit deel laat aansluiten met de verbindingsweg. De bestaande voormalige bedrijfsgebouwen ten zuiden van P3 worden in de toekomst gebruikt als werkplaats, busremise en/of opslagruimte en mogelijk ook vergelijkbare functies. Verspreid over het parkeerterrein wordt eveneens een mogelijkheid geboden voor gebouwen die ten behoeve van het parkeerterrein benodigd zijn. Ook zonnepanelen (als overkapping boven de parkeerplaatsen) behoren tot de mogelijkheden.

De ontsluiting van en naar het parkeerterrein zal niet meer aan de zuidkant langs de Harlingerstraatweg plaatsvinden, maar aan de noordzijde door middel van een nieuwe aansluiting bij de Zuidwalweg. In figuur 2.3 is dit gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0006.png"

Figuur 2.3 Aansluiting Zuidwalweg

Om dit mogelijk te maken, wordt de Ried mogelijk in zuidelijke richting verlegd of voorzien van damwanden. Deze nieuwe aansluiting is ten opzichte van de bestaande situatie een sterke verbetering. Verkeer hoeft in de nieuwe situatie niet meer gebruik te maken van het kruispunt bij de Tjerk Hiddessluizen en de afstand van en naar de oprit bij de A31 wordt aanzienlijk korter. De nieuwe aansluiting voorkomt ook sluipverkeer door Midlum. De Harlingerstraatweg kan daardoor worden afgewaardeerd en zal vriendelijker worden ingericht, waarbij de nadruk meer komt te liggen op de verblijfsfunctie dan op de verkeersfunctie.

Om het beoogde initiatief mogelijk te maken worden de bestaande (bedrijfs)woningen aan de Harlingerstraatweg 90, 92 en 94 gesloopt. Voor de overige woonpercelen aan de Harlingerstraatweg en de Haulewei en het agrarisch bedrijf zijn geen veranderingen beoogd. Voor dit deel van het plangebied heeft het bestemmingsplan een conserverend karakter. Het gebied tussen de bestaande woonpercelen en P3 krijgt een groen karakter.

2.3 Ruimtelijke kwaliteit

Van belang is dat nieuwe functies en bebouwing op een goede manier worden ingepast bij de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. Met dit project is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling. Door de inklemming van het parkeerterrein binnen de bestaande infrastructuur zijn er ten aanzien van de landschappelijke inpassing ten opzichte van de bestaande situatie geen grote veranderingen. Omdat de verkavelingsstructuur van het landschap ongewijzigd blijft, worden geen cultuurhistorische waarden aangetast. De huidige landschappelijke inpassing wordt hiermee gecontinueerd.

Met het initiatief neemt de ruimtelijke kwaliteit aanzienlijk toe doordat het parkeerterrein vriendelijker en groener wordt ingericht. Bij bouwplannen dient voldaan te worden aan de criteria die door de welstandsnota worden geboden. Paragraaf 3.3.4 gaat hier nader op in.

2.4 Verkeer (mobiliteitstoets)

Inleiding

Wat betreft de verkeersaantrekkende werking, blijft het bestaande aantal parkeerplaatsen behouden en is het project met name gericht op een opwaardering van het totale parkeerterrein en een verbetering van de aan- en afvoerroutes. Het project heeft voor Harlingen geen extra verkeersaantrekkende werking. De parkeervraag is namelijk afhankelijk van de beddencapaciteit op Terschelling en Vlieland en de aan- en afvaarten van de veerboten naar deze eilanden. Hier zijn geen veranderingen in beoogd die resulteren in meer verkeer van en naar de parkeerterreinen in het plangebied. De verwachting is dat het per saldo rustiger zal worden doordat de nieuwe ontsluiting voor minder overlast zorgt in de omgeving en de route naar het hoofdwegennet directer wordt.

Het zal hierbij niet (veel) drukker worden op Harlingerstraatweg, (het westelijke deel van) de Zuidwalweg en Haulewei door de aanleg van de nieuwe noordelijke aansluiting. Het halen en brengen van passagiers zal nog deels bij de veerbootterminal plaatsvinden, dat is echter in de huidige situatie ook het geval. Door de nieuwe ontsluiting wordt de kans groter dat men niet meer eerst naar de veerbootterminal gaat. Ook de realisatie van een nieuwe uitnodigende wandelroute zal hier aan bijdragen.

In planologisch opzicht is echter wel sprake een toename van het aantal parkeerplaatsen en uitbreiding van het parkeerterrein, omdat alleen P1 in het geldende bestemmingsplan is geregeld en P2 en P3 met een tijdelijke omgevingsvergunning zijn vergund.

Huidige verkeersstructuur

Het huidige parkeerterrein P1 en P2 wordt momenteel ontsloten op de Harlingerstraatweg via een eigen aansluiting. P3 heeft een eigen aansluiting direct ten oosten van het perceel Harlingerstraatweg 92. De Harlingerstraatweg sluit in westelijke richting aan op de Zuidwalweg. In oostelijke richting leidt deze naar Midlum en is via de Haulewei ook een verbinding met de Zuidwalweg aanwezig.

In figuur 2.4 zijn de relevante intensiteiten in motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) opgenomen van de ontsluitende wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0007.png"

Figuur 2.4 Verkeersintensiteiten gemiddelde werkdag (eind juni, begin juli 2019)

Deze verkeersintensiteiten zijn van toepassing voordat de Corona-maatregelen van kracht werden en voordat het huidige P2 en P3 in gebruik werden genomen. Ze geven daarom een representatief beeld van de geldende planologische situatie waarin alleen P1 mogelijk is. Overigens was voordat het huidige P2 en P3 in gebruik werden genomen ook al een (overloop)parkeerterrein aanwezig in de buurt van dit gebied ten noorden van het kanaal. Het huidige P3 heette vroeger P2.

Verkeersgeneratie en afwikkeling

Alhoewel het project (zoals in de inleiding is aangegeven) tot minder drukte en tot een betere ontsluiting zal leiden, dient er voor het planologisch regelen van P2 en P3 met circa 2.900 parkeerplaatsen voor het bestemmingsplan uitgegaan te worden van een verandering in de verkeersstromen. Om te bepalen hoeveel extra verkeer het nieuwe parkeerterrein in planologisch opzicht per dag zal genereren, is een aanname gedaan op basis van het huidige parkeerterrein P1 van circa 1.600 parkeerplaatsen en de huidige intensiteiten van de Harlingerstraatweg. De Harlingerstraatweg verwerkt vooral verkeer van dit huidige parkeerterrein (P1), het voormalige bedrijfsperceel ten oosten hiervan (waar P2 is gerealiseerd), parkeerlocatie P3 verder in oostelijke richting en de aangelegen woningen. Daarbij is de intensiteit van het westelijke wegvak 1.373 mvt/etmaal en ten oosten, ter hoogte van de woningen 749 mvt/etmaal. Op basis van deze gegevens is de inschatting dat circa 50% van de westelijke intensiteit tot stand komt door het huidige parkeerterrein. Dit betekent dat het parkeerterrein P1 van circa 1.600 parkeerplaatsen leidt tot circa 590 mvt/etmaal (verdeeld over de aankomst- en/of vertrekbewegingen).

In verhouding met het P1 zullen P2 en P3 circa 1.070 mvt/etmaal genereren. Daarnaast kan de verkeersgeneratie van het nu nog planologisch geregeld bedrijfsperceel in de huidige situatie in mindering worden gebracht. Omdat de verkeersgeneratie is berekend met aannames wordt de verkeersafwikkeling in deze mobiliteitstoets worst-case beoordeeld. Hierdoor wordt uitgegaan van 1.070 mvt/etmaal voor het nieuwe parkeerterrein, wat als verkeerstoename geldt op de in de figuur 2.4 genoemde verkeersintensiteiten. In de huidige situatie is het parkeerterrein bewegwijzerd via de Zuidwalweg en Oude Ringmuur. Dit betekent dat de intensiteiten uit figuur 1 van 1.373 naar circa 2.440 mvt/etmaal zal toenemen op gemiddelde werkdagen. Vervolgens gaat het verkeer grotendeels naar de Zuidwalweg, die daardoor toeneemt tot circa 6.000 mvt/etmaal. De route in oostelijke richting is niet bewegwijzerd maar geldt wel als (ongewenst) alternatief, bijvoorbeeld vanuit navigatiesystemen. Deze zal naar verwachting toenemen van 749 naar maximaal 1.250 op basis van de huidige bewegwijzering. Dit verkeer gaat vervolgens via de Haulewei naar de Zuidwalweg. De Haulewei neemt hierdoor ook met maximaal enkele honderden mvt/etmaal toe.

De capaciteit van de omliggende wegen is te bepalen per wegvak en op kruispuntniveau. De capaciteit van een wegvak neemt af naar mate veel wegen op aansluiten en de wegbreedte smaller is dan standaard voorgeschreven in het CROW. De Zuidwalweg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg en voldoet qua wegbreedte, ook zijn er relatief weinig kruispunten kort na elkaar gelegen. De Zuidwalweg zou hierdoor meer dan 10.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) goed moeten kunnen verwerken, wat volgens figuur 2.4 niet behaald wordt. De Harlingerstraatweg is gecategoriseerd als erftoegangsweg, met een vrijliggend fietspad. Vanaf 3.000 à 4.000 mvt/etmaal zou hier eventueel bermschade kunnen ontstaan (CROW publicatie 329). Hierbij is rekening gehouden met fietsers op de rijbaan. Doordat een vrijliggend fietspad is gelegen naast de Harlingerstraatweg wordt verondersteld dat het wegvak meer dan 4.000 mvt/etmaal goed kan verwerken. Deze intensiteit wordt ook hier niet behaald. Op de wegvakken zullen in een gemiddeld verkeersbeeld dan ook geen knelpunten ontstaan.

Cruciaal in de capaciteit van wegen zijn echter de kruispuntvormen en de piekmomenten die kunnen optreden. Bij momenten van het aanmeren of het vertrekken van schepen kan het drukker zijn in de haven en vinden wisselingen plaats op de parkeerterreinen. Op deze momenten kan het dan ook drukker zijn op de wegen, wat tot langere wachttijden en wachtrijen leidt bij kruispunten. Uit de verkeerstellingen is gebleken dat met name de vrijdag erg druk is. Daarbij is het vooral druk met aankomend verkeer. Op zondag en in mindere mate ook vrijdag is er meer vertrekkend verkeer. Het voorrangskruispunt van de Harlingerstraatweg met de Zuidwalweg, Oude Ringmuur wikkelt per etmaal circa 10.000 auto's af. Een voorrangskruispunt kan het verkeer tot 15.000 à 18.000 mvt/etmaal doorgaans verwerken (CROW publicatie 330). Afwikkelingstechnisch zal het dan ook goed gaan. De situatie is echter gevoelig voor piekmomenten.

Verkeersveiligheid

Naast doorstroming is ook verkeersveiligheid een belangrijk punt. Bij de gekozen nieuwe ontsluitingsvariant met een nieuwe aansluiting op de Zuidwalweg (N390) is sprake van een invloed op de doorstroming van de Zuidwalweg. De intensiteit op de Zuidwalweg laat het toe om hier een nieuwe aansluiting te realiseren. Bijkomend voordeel is dat het kruispunt van de Zuidwalweg met de Oude Ringmuur en Harlingerstraatweg wordt ontlast van verkeer. Dit komt zowel de doorstroming van het gemotoriseerd verkeer als de verkeersveiligheid van het langzame verkeer ten goede.

Daarnaast leidt de gekozen ontsluiting ook tot een verkeerstoename op het kruispunt van de Zuidwalweg met de Haulewei. Het kruispunt is voorzien van een enkelstrooksrotonde. Volgens het CROW (publicatie 330) kan een rotonde de som van de toeleidende stroken goed verwerken tot 20.000 à 25.000 mvt/etmaal. Deze intensiteiten worden ook inclusief de ontwikkeling van het nieuwe parkeerterrein niet gehaald waardoor er sprake is van een verkeersveilige situatie.

Verbinding voetpad met Waddenpromenade (noord- of zuidzijde)

In de huidige situatie ligt het voetpad op de brug over het Van Harinxmakanaal ten oosten van de rijbaan. Ten zuiden van de brug zal het verkeer oversteken, waarbij het voetpad ten noorden van de Oude Ringmuur naar de Waddenpromenade leidt. De oversteekpunten zijn hierbij niet duidelijk voor het autoverkeer. Vanwege het eventueel open gaan van de brug is het ook niet logisch vlakbij de brug een oversteek te plaatsen. Hierdoor zijn twee alternatieven mogelijk: het voetpad doortrekken ten zuiden van de Oude Ringmuur waarbij een oversteek ter hoogte van de Waddenpromenade wordt voorgesteld. Of de Oude Ringmuur ten noorden van de brug oversteken bij het kruispunt, waarbij de langzaam verkeersverbinding op de brug van oostelijke naar westelijke zijde wordt verplaatst. Dit laatste heeft als voordeel dat het langzaam verkeer ten zuiden van de brug niet meer hoeft over te steken naar de Waddenpromenade. Het nadeel is dat het twee oversteken vergt bij het kruispunt ten noorden van de brug. Door de vele verkeersstromen op dit punt is dit niet de meest veilige oplossing. De langzaam verkeersverbinding ten noorden van de brug en op de brug behouden is het meest overzichtelijk en meest verkeersveilig. Door de verbinding ten zuiden van de Oude Ringmuur (aan de stadszijde) door te trekken kan mogelijk een nieuwe veiligere oversteek ter hoogte van de Waddenpromenade worden gerealiseerd. De uitwerking hiervan wordt nog verder uitgezocht.

Conclusie 

Feitelijk gezien is er geen sprake van een verhoging van het aantal parkeerplaatsen. De planologische ontwikkeling van P2 en P3 met circa 2.900 parkeerplaatsen leidt tot verschuivingen in de verkeersstromen. Ondanks dat het op een aantal wegen tot vermindering in zoekverkeer leidt, is worstcase gerekend met een verkeerstoename van 1.070 mvt/etmaal op de ontsluitende wegen van het parkeerterrein. In de huidige situatie is dit via het voorrangskruispunt van de Harlingerstraatweg met de Oude Ringmuur en Zuidwalweg. Volgens de tellingen vanuit het drukste uur ontstaan hier geen problemen in de verkeersafwikkeling. Toch kan het op piekmomenten erg druk zijn (ook wanneer de brug open staat) en oogt de situatie daarnaast niet verkeersveilig. Om deze redenen is gekozen voor een noordelijke ontsluiting op de Zuidwalweg voor een betere toekomstige verkeersontsluiting. Hierbij geldt dat het kruispunt van de Harlingerstraatweg met de Oude Ringmuur en de Zuidwalweg wordt ontlast. Dit is voordelig voor zowel de doorstroming van het gemotoriseerde verkeer als de verkeersveiligheid voor het oversteken van het langzame verkeer.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven  

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Realiseren opgaven

In de NOVI zijn twee instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.

Momenteel wordt voor Noord-Nederland gewerkt aan een omgevingsagenda. Als voorloper is er gewerkt aan een Contour Omgevingsagenda waarin acht omgevingsopgaven zijn benoemd:

    • 1. Druk op de ruimte in het landelijk gebied vraagt om gezamenlijke keuzes;
    • 2. Benutten van de brede effecten van de energietransitie;
    • 3. Economisch perspectief ten aanzien van kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw;
    • 4. Toekomstgerichte bereikbaarheid van Noord-Nederland;
    • 5. Versterken Stedelijk Netwerk Noord-Nederland;
    • 6. Toekomstkracht voor gebieden met bevolkingsdaling en sociaaleconomische achterstand;
    • 7. Water als verbindende schakel in klimaatadaptieve maatregelen;
    • 8. Waarborgen van de omgevingskwaliteit.

  • 2. De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Ten aanzien van de bovenstaande belangen zijn voor het plangebied de waterkering (met reserveringszone) en de Waddenzee van belang. Voor de reserveringszone bij de waterkering biedt het bestemmingsplan een beschermende regeling. De Waddenzee betreft een Natura 2000-gebied. Tevens is het natuurgebied onderdeel van het UNESCO-werelderfgoed. De gebieden met deze statussen zijn gelegen buiten het plangebied. Aangezien dit bestemmingsplan is bedoeld voor om het bestaande parkeerterrein op te waarderen en de routering van en naar het terrein efficiënter te maken, zijn er geen negatieve effecten tot de beschermde gebieden te verwachten.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels aan de aangewezen nationale belangen. Voor het bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het Waddengebied van belang.

Op basis van artikel 2.5.3 (aanwijzing en begrenzing Waddengebied en Waddenzee) ligt het plangebied in het Waddengebied. In artikel 2.5.6 (externe werking) is bepaald dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het Waddengebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt en daardoor afzonderlijk of in combinatie met ander gebruik of andere bebouwing significante gevolgen kan hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten, bedoeld in artikel 2.5.2, zijn de artikelen 2.5.4 en 2.5.5 van overeenkomstige toepassing.

In de gestelde artikelen 2.5.4 en 2.5.5 worden landschappelijke en cultuurhistorische regels beschreven bij de voorbereiding op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee. Het voorliggende plan heeft de bedoeling om het bestaande langparkeerterreinen en de routes hier naartoe op te waarderen. Gelet hierop heeft het voornemen geen significante gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het Waddengebied.

Wat betreft de maximale bouwhoogten in het Waddengebied, is in artikel 2.5.12 geregeld dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het Waddengebied en het oprichten van nieuwe bebouwing mogelijk maakt regels stelt die ertoe strekken dat de maximaal toelaatbare bouwhoogte aansluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing. Voor stedelijke bebouwing in Harlingen kan worden afgeweken mits de nieuwe bebouwing blijft binnen de verticale bebouwingscontour. De gemeente Harlingen heeft een Notitie Bouwhoogte Harlingen opgesteld. Door middel van deze notitie wordt de bouwhoogte van nieuwe objecten geborgd. De bouwhoogten die in dit nieuwe bestemmingsplan zijn geregeld passen binnen het voorgenoemde beleid. Zie hiervoor paragraaf 3.3.3.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt het langparkeerterrein opgewaardeerd op de locatie waar onder andere een kassencomplex aanwezig was. De locatie is grotendeels gelegen binnen het stedelijk gebied, zie hiervoor paragraaf 3.2.2. Alleen een deel van P3 is gelegen buiten stedelijk gebied op gronden die op dit moment nog zijn bestemd voor agrarische doeleinden. In dat opzicht is er sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder. Omdat de locatie van P3 aansluit bij de andere delen van het parkeerterrein, is de locatiekeuze logisch. Het project is ook juist bedoeld om het langparkeren in het plangebied voor Harlingen en omgeving beter de faciliteren. De behoefte aan parkeergelegenheid is met de huidige bezetting van het parkeerterrein ruimschoots bewezen (zie hiervoor ook paragraaf 2.4) en komt voort uit het toeristisch aanbod op Terschelling en Vlieland en de veerboten hier naar toe. Het plan is in overeenstemming met het beleid van de ladder.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.

3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030 - 2050 zijn uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud. De insteek om de ambities te realiseren is niet door verandering tegen te houden, maar door de gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.

Toetsing aan de Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Voor Harlingen is aangegeven dat de historische binnenstad en de havens voor de veerboten en cruiseschepen belangrijke toeristische trekkers zijn. Ook is benoemd dat in de stad, voor de regio, een gevarieerd aanbod aan voorzieningen aanwezig is.

Op het gebied van recreatie zet de provincie in op kwaliteitsverbetering van de recreatieve voorzieningen als een nieuwe vitaliteit en economisch cluster in de gastvrijheidseconomie. De provincie bevordert de mogelijkheden voor recreatie en toerisme als nieuwe sociaal economische drager van Fryslân. De opwaardering van het parkeerterreinen draagt hier niet alleen voor Harlingen maar ook voor de Waddeneilanden aan bij. Omdat veel recreatievoorzieningen in de nabijheid van natuurgebieden liggen is het van belang dat rekening moet worden gehouden met de invloed van recreatievoorzieningen op omliggende natuurgebieden. Concrete initiatieven in de nabijheid van Natura 2000-gebieden moeten wel getoetst worden op de plaatselijke effecten op plaatselijke natuurwaarden. Dit is voor dit plan gedaan en dit is nader onderbouwd in paragraaf 4.1. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk bij stedelijke en regionale centra en de recreatiekernen. Harlingen betreft zo'n stedelijk centra.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden en in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan (de voorloper Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele), vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. Naar verwachting wordt de verordening vervangen door de nieuwe Omgevingsverordening Fryslân zodra de Omgevingswet in werking treedt.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Tot het bestaand stedelijk gebied van een kern rekent de provincie het (aaneengesloten) gebied met stedelijke functies (woonbebouwing, bedrijfsbebouwing in brede zin en maatschappelijke functies), waaronder mede begrepen de daarbij behorende voorzieningen (inclusief groenvoorzieningen) en verkeersinfrastructuur. Volgens de verordening valt de locatie gedeeltelijk buiten het stedelijk gebied, zoals te zien is in figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0008.png"

Figuur 3.1 Begrenzing stedelijk gebied

Het betreft het oostelijke deel van P3 dat binnen het landelijke gebied valt. In paragraaf 3.1.3 is gemotiveerd waarom dit nodig is, hiermee is de ontwikkeling passend binnen regels van de verordening. In artikel 2 is aangegeven dat een ruimtelijke plan voor een uitbreidingslocatie en/of nieuwe infrastructuur dan wel aanpassing van infrastructuur in landelijk gebied sprake moet zijn van een zorgvuldige inpassing, in paragraaf 2.3 is gemotiveerd dat hieraan wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0009.png"

Figuur 3.2 Reserveringszone primaire waterkering

Net als in paragraaf 3.1.2 is aangegeven, zijn ook in de verordening in artikel 8 regels opgenomen voor de reserveringszones voor de versterking van de primaire waterkeringen. In figuur 3.2 is aangegeven dat de 'reserveringszones binnen aaneengesloten bebouwd gebied' van toepassing zijn in het plangebied. In de verordening is aangegeven dat de reserveringzone in een bestemmingsplan moet zijn vastgelegd. Zoals in paragraaf 5.2 is aangegeven, is hieraan voldaan. Binnen deze reserveringszone mogen nieuwbouw en uitbreiding van bestaande bebouwing worden toegestaan mits dit geen onomkeerbare belemmering oplevert voor versterking van de waterkering en hierover advies is gevraagd aan de waterkeringbeheerder. De regeling van het bestemmingsplan is hierop afgestemd.

Gelet op het voorgaande is dit bestemmingsplan passend binnen de Verordening Romte Fryslân.

3.2.3 Fryslân klimaatbestendig 2050+

Door klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling neemt de kans op overstromingen, wateroverlast, droogteschade, hittestress en verzilting toe. Hoe zorgen we ervoor dat we in de tweede helft van deze eeuw nog goed kunnen wonen, werken en recreëren in Fryslân en het Groninger Westerkwartier? Deze vraag staat centraal in de visie ‘Fryslân Klimaatbestendig 2050+’, van Wetterskip Fryslân en Provincie Fryslân. Een visie die ervoor pleit om water en bodem sturend te maken in de ruimtelijke inrichting van Fryslân. Dit vraagt om maatwerk per deelgebied (veengronden, kleigronden, zandgronden, Waddeneilanden en bebouwd gebied), want elk gebied kent zijn eigen uitdagingen en mogelijke oplossingen.

Verschillende partijen, zoals gemeenten, natuurorganisaties, landbouworganisaties en particulieren, vinden dat samenwerking belangrijk is om de visie te realiseren. Daarom benadrukken Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân in de definitieve versie van de visie nog meer het belang van samenwerking. De visie zal als basis dienen voor het ontwikkelen van toekomstig beleid en plannen over water, bodem en ruimte. De visie is daarmee een leidraad met denkrichtingen voor toekomstige plannen en is geen uitvoeringsplan. De concrete acties zullen de komende jaren en decennia samen met de mienskip worden uitgewerkt in uitvoeringsplannen en gebiedsplannen, in de verschillende delen van Fryslân.

Op 18 juli 2023 heeft het Algemeen Bestuur van Wetterskip Fryslân ingestemd met de toekomstvisie. Provinciale Staten behandelen de visie als onderdeel van het provinciale vraagstuk Nationale Omgevingsvisie Extra (NOVEX) en het Fries Programma Landelijk Gebied (FPLG).

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Harlingen 2025

De gemeente Harlingen heeft haar toekomstvisie vastgelegd in de Structuurvisie Harlingen 2025 (vastgesteld 8 november 2012). De structuurvisie is een verdere uitwerking van de stadsvisie uit 2008. De structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en sociaal maatschappelijke beleid van de gemeente Harlingen. In de structuurvisie is aangegeven dat het langparkeerterrein in het plangebied mogelijk kan worden uitgebreid in oostelijk richting zoals aangegeven in figuur 3.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0011.png"

Figuur 3.3 Uitsnede structuurvisie Harlingen 2025

Met het voorliggend plan wordt aangesloten bij de doelen van de structuurvisie om het langparkeerterrein uit te breiden.

3.3.2 Programma Harlingen

De gemeente Harlingen heeft als enige Friese havenstad aan de Waddenzee te maken met

omvangrijke opgaven. Opgaven die veelal vragen om samenwerking met de provincie en het Wetterskip. De provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en de gemeente Harlingen hebben daarom in augustus 2020 de intentie vastgelegd om de projecten meer gezamenlijk en integraal vorm te geven in het 'Programma Harlingen'. Dit programma is het gezamenlijke kompas waarin de doelstellingen en ambities zijn vastgelegd. Het gaat onder meer om het verbeteren van de veerbootlogistiek, het opwaarderen of mogelijk vervangen van de Tsjerk Hiddessluizen en het ontwikkelen van het Westerzeedijkgebied. Ook de ontwikkeling van de Nieuwe Willemshaven en de herinrichting van de Waddenpromenade worden verder uitgewerkt. Nieuwe initiatieven kunnen worden toegevoegd. De financiering maakt deel uit van de gezamenlijke opgave. Hiervoor wordt gekeken naar de mogelijkheden binnen het Investeringskader Waddengebied, het Waddenfonds en waar mogelijk naar private investeringen.

Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit

In december 2022 heeft het college van B&W in het kader van Programma Harlingen het document Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. Daarin is de focus gelegd op de kustzone, in het bijzonder het havenfront/veerhaven en het langparkeerterrein (Pterrein). De handreiking heeft als doel de ruimtelijke kwaliteit in projecten op een eenduidige en consistente manier mee te nemen. De partners (gemeente, provincie en Wetterskip) hebben voor deze gebiedsontwikkeling zogenaamde transitielijnen vastgesteld. Langs deze lijnen moet de ambitie op duurzaamheid worden geborgd. De speerpunten zijn het vergroten van biodiversiteit, een klimaatbestendig ontwerp, bijdragen aan de energietransitie en daarnaast aandacht voor kringloop met circulaire economie en een inclusieve samenleving.

De basis van de Handreiking is een integrale ontwerpopgave met de volgende uitgangspunten:

  • het gebied maakt onderdeel uit van de primaire waterkering, houd rekening met mogelijke dijkverzwaring;
  • combineer de maatregelen die bijdragen aan duurzaamheid, biodiversiteit en klimaatadaptief zijn;
  • bied ruimte voor innovatie en houdt rekening met een gefaseerde uitvoering.

In de Handreiking is het parkeergebied aan de Harlingerstraatweg nader uitgewerkt met als

ontwerpopgave:

“De centrale doelstelling is een parkeerterrein te realiseren dat in gebruik en beleving sterk is verbeterd. Daarbij gaat het om een totaalconcept waar gebruikersgemak samen gaat met gastvrijheid. Met een nieuwe entree voor de auto vanaf de Zuidwal en herkenbare routing voor de voetgangers richting bushalte en Waddenpromenade. Met innovatieve oplossingen die een bijdrage leveren aan de biodiversiteit, die klimaatbestendig zijn en daarnaast voldoen aan de duurzaamheidsambitie om energie uit de zon te halen. Waarbij inrichting en voorzieningen tegemoet komen aan het comfort van de reiziger”. 

De ontwerpopgave heeft geresulteerd in de concept ontwerptekening (figuur 3.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0012.png"

Figuur 3.4 Concept-ontwerptekening uitbreiding parkeerterrein

(bron: Handreiking ruimtelijke kwaliteit)

Met het ontwerpbestemmingsplan Saltryp kan deze toekomstige inrichting mogelijk worden gemaakt. Daarin is de noordelijke ontsluiting mogelijk gemaakt en krijgt ook het zogenaamde P-3 terrein (meest oostelijk gelegen parkeerterrein) een verkeersbestemming.

In de concrete uitvoering zal dit terrein met grasbetonkeien worden aangelegd. Daardoor blijft het groene karakter behouden. In de concrete planuitwerking wordt nog nagedacht of het water van De Ried mogelijk kan worden verlegd in zuidelijke richting, waardoor meer ruimte ontstaat voor de ontsluiting op de Zuidwalweg.

Gebiedsverkenning, kustzone Harlingen

Als uitwerking van het Programma Harlingen is voorts op 17 januari 2023 het document ‘Gebiedsverkenning, kustzone Harlingen’ vastgesteld door de gemeente Harlingen, provincie Fryslân en het Wetterskip. Met deze verkenning wordt vanuit Programma Harlingen een bredere verkenning op de kustzone gegeven, waarbij het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) een rode draad vormt.

Wetterskip Fryslân werkt voor het HWBP aan de versterking van de Friese Waddenzeedijk. Het noordelijke deel van het plangebied Saltryp nabij de Zuidwalweg ligt niet binnen de primaire waterkering. Wel is dit deel gelegen binnen de vrijwaringszone van de dijk. Op dit moment is nog niet duidelijk welke maatregelen in het kader van het HWBP nodig zijn bij Harlingen. Wel zijn volgens de Gebiedsverkenning beide havendammen in Harlingen aan versterking toe. Wanneer ze weer op deltasterkte zijn, komt de officiële primaire kering daarna vrijwel probleemloos door de beoordeling. Als de havendammen niet worden versterkt, neemt de druk op de primaire kering toe. In dat geval zijn over bijna de hele lengt van de kering maatregelen nodig om het achterland tegen (toekomstige) overstromingen te beschermen.

De verkenningsfase voor de dijkversterking door het Wetterskip wordt naar verwachting gestart in het jaar 2026 en de realisatie tussen 2031 en 2034. Eventuele benodigde maatregelen voor de primaire kering en naastgelegen vrijwaringszone zullen dan ook duidelijk kunnen worden.

3.3.3 Notitie Bouwhoogte Harlingen

De gemeente Harlingen heeft voor ontwikkelingen met betrekking tot hogere bebouwing de 'Notitie Bouwhoogte Harlingen' (versie 9 april 2010) vastgesteld. In deze bouwhoogtevisie zijn de uitgangspunten uit de stadsvisie vertaald naar uitgangspunten waaraan de initiatieven getoetst kunnen worden. Het betreft dan initiatieven met een hoogte tot 15 meter. Indien een initiatief uitgaat van een grotere hoogte is een afzonderlijke afweging van de gemeenteraad noodzakelijk.

Met dit plan wordt alleen een mogelijkheid geboden voor een gebouwde parkeervoorziening van ten hoogste 10 meter op P1. Hierbij wordt voldaan aan de in notitie hoogbouw opgenomen maximale hoogte van 15 meter.

3.3.4 Welstandsnota

De welstandsnota van Harlingen is van toepassing op het plangebied. Het plangebied maakt deel uit van drie verschillende welstandsgebieden:

De locatie van het parkeerterrein valt grotendeels onder het welstandsgebied welstandsgebied 8 'Bedrijventerreinen' waar een regulier welstandsniveau geldt. In dit gebied wordt gestreefd naar een balans tussen de individualiteit van de bedrijfsobjecten en de samenhangende kwaliteit van het gebied en haar omgeving. De gemeente streeft ernaar een evenwicht met het omringende landschap en de groeninvullingen in het gebied te bewerkstelligen door de toepassing van rustiger en coherentere kleurstellingen van de bedrijfsvolumes. De massaliteit van deze volumes wordt hiermee ook minder opvallend. Voor de bedrijfsgebouwen bij de Industriehaven wordt hierbij ten gevolge van de ligging aan de Waddenzee naar andere kleurstellingen gestreefd, dan bij de gebouwen op de andere bedrijventerreinen. De woon- en bedrijfsvolumes op de bedrijventerreinen kunnen zowel met een plat dak als met een kap afgedekt worden.

Voor de bestaande (woon)bebouwing aan de Harlingerstraatweg is het welstandsgebied 5 'Lintbebouwing' waar een bijzonder welstandsniveau van toepassing is. Het beleid is hier gericht op het handhaven en versterken van de historisch-ruimtelijke structuur en beeld in het gebied.

Het oostelijke deel van het plangebied valt tenslotte onder het welstandgebied 11 'Buitengebied'. Ook hier is een regulier welstandsniveau van toepassing. Het beleid is hierbij gericht op het zoveel mogelijk handhaven van het karakteristieke bebouwingsbeeld van het buitengebied.

Bij bouwaanvragen in het plangebied dient voldaan te worden aan de in de welstandsnota opgenomen criteria.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming (hierna Wnb). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.1.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Waddenzee (op circa 500 meter). Ter plaatse is dit niet stikstofgevoelig, de stikstofgevoelige habitats in dit natuurgebieden bevinden zich voornamelijk bij de Waddeneilanden op meer dan 10 kilometer afstand. Andere Natura 2000-gebieden liggen op een grotere afstand van het plangebied. Gezien het relatief kleinschalige karakter van de voorgenomen ontwikkeling zijn er geen negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

Het plangebied ligt ook buiten overige beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Omdat het plan is gericht op de opwaardering van het parkeerterrein en het korter en efficiënter maken van de aanrijroutes, is het aannemelijk dat het project per saldo positieve effecten heeft op de stikstofdepositie. Het feitelijke aantal parkeerplaatsen neemt ook niet toe.

De planologische uitbreiding van het parkeerterrein en de veldwerkzaamheden die hiermee gepaard gaan, zouden echter kunnen leiden tot een toename in stikstofdepositie. In AERIUS calculator is voor dit project de depositie berekend. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Hieruit blijkt dat significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten en dat de Wnb en het beleid van de provincie Fryslân de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

4.1.2 Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. In het plangebied is een ecologische quickscan uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting. Hieronder blijkt het volgende:

Vogels

De aanwezigheid van jaarrond beschermde boomnesten, nesten van de huismus en/of de torenvalk binnen het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. In het plangebied kunnen daarnaast ook andere vogelsoorten tot broeden komen waarvan de nesten geen jaarronde bescherming genieten, maar wel beschermd zijn tijdens het broedproces (grofweg 15 maart - 15 juli).

Het jaarrond beschermd nest en de broedmogelijkheden voor torenvalken bevindt zich in de groenstrook achter de woonpercelen aan de Harlingerstraatweg. Hier zijn geen ingrepen voorzien van waaruit een vervolgonderzoek nodig is. In dit deel van het plangebied zijn ook veel maatregelen genomen die de plaatselijke biodiversiteit verhogen.
De aanwezigheid van de huismus heeft betrekking op de onderzochte woning en de bijgebouwen aan de Harlingerstraatweg 94. Omdat deze gesloopt zal worden, is ten aanzien van de huismus een vervolgonderzoek noodzakelijk. Alhoewel de bestaande en te slopen woningen aan de Harlingerstraatweg 90 en 92 niet zijn meegenomen in het onderzoek, is het aannemelijk dat deze zelfde conclusie ook voor deze woningen getrokken kan worden en hier eveneens voor de huismus een vervolgonderzoek voor nodig is.

Vleermuizen

De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen en bebouwing in het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. De bomenrijen waar dat van toepassing is, zijn in het volgende figuur weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0013.png"

Figuur 4.1 bomenrijen waarin potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen

Naast de hierboven behandelde bomenrijen, staan er ook enkele bomen voor de woning aan de Harlingerstraatweg waarvan zich in één van deze bomen een holte bevindt waarin vleermuizen kunnen verblijven.

Voor de bomen(rijen) aan de Harlingerstraatweg en het groengebied achter de woonpercelen zijn geen ingrepen voorzien die schadelijk kunnen zijn voor vleermuizen. Deze conclusie geldt niet voor de bomenrij langs de Ried. Tevens kunnen negatieve effecten op essentiële vliegroutes en/of essentieel foerageergebied van vleermuizen als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden niet op voorhand worden uitgesloten.

Naast de aanwezigheid van verblijfplaatsen in bomen, kan ook de aanwezigheid van verblijfplaatsen in gebouwen niet op voorhand worden uitgesloten. Dit heeft specifiek betrekking op de kantoortjes bij de ingang van P1, de woning en de bijgebouwen aan Harlingerstraatweg 94, het bedrijfspand aan Skieppedykje 6 en de bebouwing in de groenstrook achter de woonpercelen aan de Harlingerstraatweg. Het is aannemelijk dat deze conclusie ook geldt voor de niet onderzochte maar wel te slopen woningen aan de Harlingerstraatweg 90 en 92.

Om deze redenen is ten aanzien van vleermuizen vervolgonderzoek nodig.

Overige plant- en diersoorten

Voor flora en overige diersoorten (reptielen, amfibieën, vissen, ongewervelden en andere zoogdieren dan vleermuizen) geldt dat negatieve effecten op beschermde soorten kunnen worden uitgesloten dan wel er sprake is van licht beschermde soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen en waarvoor de zorgplicht geldt.

Conclusie

Ten aanzien van de huismus en vleermuizen is vervolgonderzoek nodig. Voorafgaand aan de concrete werkzaamheden wordt om deze reden een vervolgonderzoek naar de genoemde diersoorten voorgesteld. Dit vervolgonderzoek kan pas plaatsvinden als duidelijk is welke concrete werkzaamheden waar nodig zijn in het plangebied. Dit zal bij de uitvoering plaatsvinden. Wanneer dan blijkt dat verblijfplaatsen van beschermde soorten aanwezig zijn, wordt op basis van een activiteitenplan (met mitigerende en compenserende maatregelen) een ontheffing aangevraagd bij het bevoegd gezag.

De Omgevingswet waarborgt een adequate omgang met de beschermde soorten in het gebied.

Voor het overige worden de aanbevelingen uit het ecologisch onderzoek opgevolgd en wordt binnen de zorgplicht gewerkt.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Een gemengd gebied betreft een gebeid met een matige tot sterke functiemenging waarbij er bij woningen ook andere functies voorkomen. Dit kan lintbebouwing betreffen of gebieden langs bedrijventerreinen en/of hoofdwegenstructuur. De planologische mogelijkheden zijn hiervoor bepalend.

In verband met de ligging van het plangebied nabij de Industriehaven, bedrijventerrein Hermes en hoofdinfrastructuur zoals de Zuidwalweg en het Van Harinxmakanaal is de omgeving te definiëren als een gemengd gebied.

In het kader van bedrijven en milieuhinder is de afstand tussen het parkeerterrein en omliggende woningen van belang. Voor een autoparkeerterreinen en/of een parkeergarage is op basis van de VNG-brochure milieucategorie 2 van toepassing. Hiervoor geldt een richtafstand 10 meter vanaf de grens van het parkeerterrein tot aan de omliggende woningen. Hier wordt aan voldaan. Tussen P3 en de Harlingerstraatweg is daarnaast ook een werkplaats, opslaggebouw en/of busremise mogelijk onder andere in de aldaar aanwezig loods. Hiervoor geldt ten hoogste een milieucategorie 3.2, met een richtafstand van 50 meter in verband met geluid. De bestaande loods is gelegen op een afstand van 55 meter ten opzichte van de dichtstbijzijnde woning aan de Harlingerstraatweg 86. Wat betreft de loods wordt aan de richtafstand voldaan. Het bijbehorende terrein bij de loods is echter gelegen op een afstand van 25 meter tot aan de woning. In de huidige (planologische) situatie is echter een glastuinbouwbedrijf mogelijk waarbij de ontsluiting van en naar de Harlingerstraatweg verliep. In de huidige situatie wordt de loods ook op deze wijze ontsloten. In de nieuwe situatie is de hoofdontsluiting niet aan deze zijde maar aan de zijde van de Zuidwalweg aanwezig. Ten opzichte van de bestaande situatie is dit een verbetering in de milieuzonering. Bovendien zullen de meeste (werkplaats)activiteiten zich binnen in de loods voordoen, waarbij voldaan wordt aan de richtafstanden.

Voor het agrarisch bedrijf is de bestaande situatie vastgesteld, waardoor er ten aanzien van de milieuzonering geen veranderingen zijn.

Uit de voorgaande toetsing is vanuit milieuzonering geen belemmering voor dit bestemmingsplan en het beoogde initiatief.

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken' (zoals gezoneerde industrieterreinen), een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Zuidwalweg, de Harlingerstraatweg en de Haulewei. Ook ligt het plangebied binnen de geluidzones van de gezoneerde industrieterreinen Industriehaven en Hermes. Voor ontwikkelingen binnen deze wettelijke geluidszone die voorzien in nieuwe geluidgevoelige functies, geldt dat een akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De ontwikkeling in het plangebied betreft de opwaardering van het parkeerterrein, er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies zoals nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Om deze reden hoeft er geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit plan. De nieuwe ontsluiting van en naar het parkeerterreinen op de Zuidwalweg aan de noordzijde van het plangebied heeft voor de woningen aan de Harlingerstraatweg ook positieve gevolgen voor de geluidsbelasting omdat de verkeersintensiteiten zullen afnemen. Zie hiervoor ook paragraaf 2.4.

4.4 Water

Van belang is ook de wettelijke verplichte watertoets. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.

Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Wetterskip. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater. De ontwikkeling wordt nog aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets. Hier zal uitkomen dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Om die reden is een beschrijving van de water aspecten opgenomen. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Beschrijving huidige situatie

Waterkwantiteit

Langs de zuidzijde van het plangebied is boezemwater aanwezig. Langs de Harlingerstraatweg ligt het Van Harinxmakanaal. Het betreft een hoofdwatergang, waarop diverse wateren zijn aangesloten die van belang zijn voor de afvoer van water uit het gebied. Ook de Ried betreft een hoofdwatergang. Op de hoofdwatergangen is een beschermingszone van 5 meter van toepassing. Voor alle ingrepen in en langs deze watergangen moet afstemming worden gezocht met het waterschap. Het Van Harinxmakanaal is ook een vaarweg zoals bedoeld in de Provinciale Vaarwegenverordening. Voor ingrepen binnen een afstand van 15 meter moet afstemming worden gezocht met de provincie.

Waterkwaliteit

De watergangen binnen het plangebied maken geen deel uit van een KRW waterlichaam, hierdoor zijn er geen specifieke doelstellingen en maatregelen van toepassing voor het verbeteren van de waterkwaliteit.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemeentelijk rioolstelsel.

Keringen

Direct ten noorden van het plangebied zoals eerder is aangegeven een primaire kering aanwezig. Op deze kering is een beschermingszone van toepassing. De buitenbeschermingszone is gelegen over vrijwel het gehele plangebied. Vanaf de berm langs de Westerzeedijk strekt deze zone 100 meter landinwaarts. Daaroverheen is nog een ruimtelijke reserveringszone gelegen die nog eens circa 10 meter landinwaarts is gelegen. Langs het Van Harinxmakanaal is oostelijk en zuidelijk van de Ried sprake van een regionale waterkering. Deze hebben een kernzone van 10 meter en een beschermingszone van 5 meter vanaf de kernzone. De verschillende zones zijn weergegeven in een fragment van de legger van het waterschap in figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0014.png"

Figuur 4.2 Legger Wetterskip Fryslân

Toekomstige situatie

Waterkwantiteit

Door de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak niet relevant toe omdat grotendeels gebruik wordt gemaakt van de bestaande verharding. Het is niet nodig om een eventuele versnelde afvoer van hemelwater te compenseren. De bergende capaciteit van het gebied is niet in het geding. Eventuele dempingen van water dient voor 100% te worden gecompenseerd. Mogelijk wordt de Ried in zuidelijke richting verlegd.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Ook moeten doodlopende watergangen zoveel mogelijk worden voorkomen.

Veiligheid en waterkeringen

Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Een onderdeel van het project is het realiseren van bouwwerken en het doen van ingrepen in de bodem binnen de kern- en beschermingszone van een primaire kering. Het is op grond van de keur verboden zonder watervergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones.

Op basis van de Friese klimaatatlas geldt voor het plangebied een buitendijkse overstromingsdiepte van meer dan 50 centimeter. Nieuwe bebouwing dient dusdanig hoog aangelegd te worden zodat de gevolgen van een overstroming worden verkleind en grote schade bij wateroverlast zo veel mogelijk wordt voorkomen. Er dient ook rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing.

Met de voorgenomen ontwikkeling is een vergunning noodzakelijk voor het bouwen binnen een beschermingszone van de primaire kering. Hieraan zullen eisen worden gesteld om te waarborgen dat het bouwwerk de functie en onderhoud van de kering nooit zal benadelen. Ook kan het waterschap eisen stellen over de bouwhoogte van de betreffende panden. Deze zullen op een nader bepalende hoogte moeten worden gebouwd om te kunnen voldoen aan de veiligheidsnormen voor de komende 100 jaar. In de vergunningaanvraag zal de hierboven genoemde punten door middel van onderzoek moeten worden aangetoond.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor dit project is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Vervolg

Dit bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ook voorgelegd aan Wetterskip Fryslân. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 5. Ook is de digitale watertoets doorlopen. Dit heeft geleid tot het resultaat zoals opgenomen in bijlage 2 (aanvraagnummer 00019463).

De verdere uitwerking van het project wordt afgestemd met Wetterskip Fryslân, waarbij voor alle ingrepen in de waterhuishouding een vergunning wordt aangevraagd dan wel een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt in de vrijwaringszone alleen een ontsluitingsweg aangelegd die aansluit op de reeds bestaande Zuidwalweg in de primaire

kering. De civieltechnische stukken van deze werkzaamheden zullen in het kader van de

benodigde vergunningen ter goedkeuring worden aangeboden aan het Wetterskip.

Verder zal rekening worden gehouden met de uitvoering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP, zie paragraaf 3.3.2). Op dit moment is nog niet duidelijk welke maatregelen in het kader van het HWBP nodig zijn bij Harlingen. De verkenningsfase voor de dijkversterking door het Wetterskip wordt naar verwachting gestart in het jaar 2026 en de realisatie tussen 2031 en 2034. Eventuele benodigde maatregelen voor de primaire kering en naastgelegen vrijwaringszone zullen dan ook duidelijk worden.

4.5 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het betreft dus geen ontwikkelingen buiten het plangebied. Hiervoor zijn de volgende grenswaarden van toepassing:

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0015.png"

Figuur 4.2 Grenswaarde luchtkwaliteit

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland voor 2025 en 2030 geldt in Harlingen een gemiddelde PM10-concentratie van minder dan 18 ìg/m3. De gemiddelde NO2-concentratie bedraagt minder dan 10 ìg/m3 in 2025 en 2030. De waarden liggen ver onder de grenswaarden. In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.

Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, ontstaat er voor Harlingen als geheel geen extra verkeersaantrekkende werking. Omdat de verkeersontsluiting van en naar het parkeerterrein verbetert met een directe aansluiting op het hoofdwegennet (waardoor er en minder sluipverkeer zal zijn), zijn ten aanzien van de luchtkwaliteit per saldo geen negatieve effecten te verwachten. In planologische zin is echter sprake van een toename van 3.100 parkeerplaatsen op P2 en P3, die op grond van het onderzochte in paragraaf 2.4 een verkeersaantrekkende werking van 1.070 mvt/etmaal tot gevolg hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0016.png"

Figuur 4.3 NIBM rekentool

Uit een berekening (zie bovenstaande Nibm-rekentool) blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer lager ligt dan de grens voor 'Niet in betekenende mate bedragen'. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is om deze reden niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2023 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden is op basis van archeologisch historisch, bodemkundig en geo(morfo)logisch onderzoek een verwachtingskaart opgesteld.

De Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) geeft hiervoor informatie. Het gemeentelijke archeologiebeleid volgt de FAMKE. De FAMKE gaat uit van twee advieskaarten, een voor de steentijd-bronstijd en een voor de ijzertijd-middeleeuwen. Vanuit de FAMKE-advieskaart voor de steentijd-bronstijd wordt er geen onderzoek aanbevolen. Dit geldt ook op basis van de FAMKE-advieskaart voor de ijzertijd-middeleeuwen voor zover het westelijke en noordoostelijke deel van het plangebied betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0017.png"

Figuur 4.4 Uitsnede FAMKE 'ijzertijd - middeleeuwen'

Uit figuur 4.4 blijkt echter dat in het zuidwestelijke deel van het plangebied 'steven naar behoud' van toepassing is en in het centrale deel 'karterend onderzoek 1' wordt aanbevolen. In het deel van het plangebied waar 'streven naar behoud' van toepassing is zijn geen ingrepen voorzien. Hiervoor is een beschermende archeologische dubbelbestemming in het bestemmingplan opgenomen waarmee is geregeld dat vanaf 50 m2 aan bodemingrepen archeologisch onderzoek gedaan moet worden. Dit geldt ook voor het deel van het plangebied waar 'karterend onderzoek 1' wordt aanbevolen, echter is hier vanaf 500 m2 aan bodemingrepen archeologisch onderzoek nodig. Beide archeologische dubbelbestemmingen zijn in paragraaf 5.2 beschreven.

Ten aanzien van archeologie gelden geen belemmeringen voor het bestemmingsplan omdat de archeologisch waardevolle gebieden zijn voorzien van een beschermende regeling. Mochten er tijdens de werkzaamheden archeologische grondsporen en/of vondsten worden gedaan, dan dient daarvan direct melding te worden gemaakt bij de gemeente Harlingen conform de Erfgoedwet.

Cultuurhistorie

Voor het aspect cultuurhistorie is de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Een uitsnede hiervan is opgenomen in figuur 4.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0018.png"

Figuur 4.5 Uitsnede cultuurhistorische kaart

Hieruit dat ter plaatse van het agrarisch perceel aan de oostzijde van het plangebied en ten westen van de Ried sprake is van cultuurhistorisch waardevolle boerderijplaatsen. Dit is met de roodbruine vlakken aangegeven. Ook zijn enkele cultuurhistorisch waardevolle wegen en dijken in het plangebied aanwezig. Met uitzondering van het gebied ten westen van de Ried vinden er geen ontwikkelingen plaats die deze cultuurhistorische waarden kunnen schaden. Het gebied ten westen van de Ried is in het verleden in gebruik geweest als kassencomplex en is thans in gebruik en ingericht als P2. Er is op dit moment geen sprake meer van cultuurhistorische waarden. Door de opwaardering van het parkeerterrein wordt de ruimtelijke kwaliteit verhoogd, dit doet in de toekomstige situatie ook geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden.

Gelet op het vorenstaande is het niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.

4.7 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

In het plangebied zijn in het verleden verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Hieruit blijken op voorhand geen grote belemmeringen. Met de ontwikkeling die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zijn geen functies beoogd waarvoor op voorhand een nieuwe bodemonderzoek gedaan moet worden.

Op grond van de Ontgrondingenwet kan daarnaast een ontgrondingsvergunning nodig zijn voor afgravingen. Provincie Fryslân is bevoegd gezag voor dergelijke ontgrondingen. Hierin is onder andere bepaald dat geen vergunning nodig is voor ontgrondingen die noodzakelijk zijn voor de verwerkelijking van een in een bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming als in het bestemmingsplan is aangegeven dat de diepte van de ontgronding niet meer bedraagt dan 2,00 meter beneden het maaiveld of en bij de ontgronding niet meer dan 10.000 m3 bodemmateriaal naar elders wordt afgevoerd of in depot wordt gezet. Hier is in het plangebied geen sprake van.

Vanuit bodem zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Uit de risicokaart blijkt dat rekening gehouden worden met de aanwezigheid van twee hogedruk aardgasleidingen. De ligging hiervan is aangeven in het figuur hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPSaltryp-VA01_0019.png"

Figuur 4.6 Ligging aardgastransportleidingen

In de externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijke vastgelegd beperkingszones (plaatsgebonden risico) en invloedgebieden waarin de gemeente de risico’s moet afwegen en verantwoorden (groepsrisico). De beide gasleidingen hebben geen plaatsgebonden risicocontouren die binnen het plangebied liggen. Er geldt alleen een verantwoordingsplicht. Hiervoor is Brandweer Fryslân om advies gevraagd. Dit is opgenomen in bijlage 5. Hierin is aangegeven dat bij de verdere uitwerking van het project ten aanzien van de (externe) veiligheid nadere afspraken met de brandweer worden gemaakt.

Ook worden in overleg met de Gasunie nadere afspraken gemaakt met betrekking tot de gasleiding in het plangebied en relatie tot het project. In het bestemmingsplan is voor de gasleiding een beschermende dubbelbestemming 'Leiding – Gas' opgenomen. Paragraaf 5.2 gaat hier nader op in.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Aan de oostzijde van het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofd waterleiding die in dit bestemmingsplan van een beschermende regeling is voorzien door middel van een dubbelbestemming 'Leiding – Water'. Paragraaf 5.2 gaat hier nader op in.

4.10 Vormvrije mer-beoordeling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). Daarnaast komt het wijzigen van een weg (D1.2) in aanmerking voor een mer-beoordeling. De drempelwaarde hiervoor is 5 kilometer of meer. De beoogde ontwikkeling is veel kleiner dan deze drempelwaarden en is daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Deze is uitgevoerd en opgenomen in bijlage 3. Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase is op basis hiervan een m.e.r-beoordelingsbeslissing genomen, waarin is aangegeven dat er geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen en aanduidingen

In deze paragraaf worden de afzonderlijke (dubbel)bestemmingen en aanduidingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven.

Agrarisch - Bedrijf

Deze bestemming is opgenomen voor het agrarisch bedrijf gelegen aan de oostzijde van het plangebied en de daaromheen liggende gronden. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Door middel van het bouwvlak op de verbeelding is de locatie van de bebouwing (zowel hoofd- als bijgebouwen) vastgelegd. Een bedrijfswoning mag uitsluitend gebouwd worden binnen het gebied dat op de verbeelding is voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

De maximale goot- en bouwhoogte voor de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning zijn afgestemd op de bestaande gebouwen. Dit betekent dat de bedrijfsgebouwen een goothoogte van 5 meter en een bouwhoogte van 15 meter mogen hebben. Voor de bedrijfswoning geldt een goothoogte van 4 meter. De bedrijfsgebouwen dienen te zijn voorzien van een kap met een helling tussen 20° en 60°, voor bedrijfswoningen is deze helling tussen 30° en 60°.

Naast bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning, is ook de bouw van bijgebouwen bij de bedrijfswoning toegestaan. Deze bijgebouwen moeten ruimtelijk ondergeschikt zijn aan de bedrijfswoning. De bouwregels (goothoogte maximaal 3 meter en dakhelling maximaal 60°) zijn hierop afgestemd. Per bedrijfswoning mogen maximaal twee bijgebouwen aanwezig zijn met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 45 m².

Bedrijf - Nutsvoorziening

Ten behoeve van gebouwen van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, is de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' opgenomen. Deze bestemming is op twee locaties van toepassing: in de noordoostzijde van het plangebied en tussen P2 en P3 langs de Ried. De bebouwingsregeling is afgestemd op de bestaande situatie.

Groen, Verkeer en Water

De groenstrook achter de woningen aan de Harlingerstraatweg is geregeld met de bestemming 'Groen', de Harlingerstraatweg zelf met de bestemming 'Verkeer'. Het oostelijke deel van de Ried is tenslotte met de bestemming 'Water' geregeld, het westelijke (en mogelijk te verleggen deel) van de Ried ter hoogte van het parkeerterrein is geregeld onder de bestemmingen 'Agrarisch - Bedrijf', 'Groen', 'Verkeer - Parkeerterrein'.

De bestemmingen hebben gemeen dat er geen gebouwen gebouwd mogen worden. Wel is sprake van een onderlinge uitwisselbaarheid, zo zijn in de groenbestemming ook wegen, paden en water mogelijk en worden in de verkeersbestemming ook mogelijkheden geboden voor water. In alle bestemmingen is ook een trailerhelling mogelijk als bouwwerk, geen gebouw zijnde. De Broken Jug is in de verkeersbestemming als kunstwerk geregeld tot een bouwhoogte van 10 meter. In de groenbestemming is tenslotte nog educatief medegebruik mogelijk.

Verkeer - Parkeerterrein

Het parkeerterrein (P1, P2 en P3), de toegangswegen en het westelijke deel van de Ried zijn geregeld met de bestemming 'Verkeer - Parkeerterrein'. Hier zijn parkeervoorzieningen en water mogelijk, maar ook bijbehorende wegen, straten, groen, water en nutsvoorzieningen. Bij P1 aan de westzijde behoort de bouw van een overdekte parkeervoorziening tot ten hoogte 10 meter tot de mogelijkheden. Dit is door middel van de aanduiding 'parkeergarage' geregeld. Aan de oostzijde (bij P3) behoort de mogelijkheid van de gebouwen voor een werkplaats, een busremise en onderhoud en beheer tot de mogelijkheden ter plaatse van de aanduiding 'garage'. Hiervoor geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4,5 en 10 meter, waarbij wordt aangesloten bij de hoogten van de bedrijfsgebouwen van het voormalige kassencomplex. Buiten deze aanduidingsvlakken (waarbij ter plaatse van het aanduidingsvlak 'garage' een maximum bebouwingspercentage van 35% geldt) zijn ook gebouwen voor onderhoud en beheer mogelijk tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 500 m² en een goot- en bouwhoogte van 3,5 en 6,5 meter, overeenkomstige de hoogten die vanuit het geldende bestemmingsplan op het parkeerterrein mogelijk waren. Op deze wijze wordt een flexibele, toekomstgerichte regeling geboden voor eventueel toekomstige benodigde gebouwen. Er worden tevens mogelijkheden geboden voor overkappingen voor zonne-energie bovenop de parkeerplaatsen. Door water en waterhuishoudkundige voorzieningen op te nemen in de bestemmingsomschrijving, is een mogelijke verlegging van de Ried binnen deze bestemming ook mogelijk.

Wonen

Voor de bestaande woningen aan de Harlingerstraatweg en de Haulewei is de bestemming 'Wonen' opgenomen. De woonfunctie is de hoofdfunctie binnen de bestemming. Naast het wonen zijn bij recht ook vrije beroepen mogelijk ondergeschikt aan de woonfunctie. Door middel van de bouwvlakken op de verbeelding is de locatie van de bebouwing (zowel hoofd- als bijgebouwen) vastgelegd. De woningen mogen een goothoogte van maximaal 6 meter hebben en dienen voorzien te worden van een kap met een helling tussen de 30° en 60°. Het maximaal aantal te bouwen en aaneen te bouwen woningen is afgestemd op de bestaande situatie en geregeld met aanduidingen op de verbeelding.

Naast hoofdgebouwen, is ook de bouw van bijgebouwen toegestaan. Deze bijgebouwen moeten ruimtelijk ondergeschikt zijn aan de hoofdgebouwen en minimaal 2,00 m achter de weg gekeerde gevel worden gebouwd. De bouwregels (goothoogte maximaal 3,00 m en dakhelling maximaal 60°) zijn hierop afgestemd. In totaal mag per hoofdgebouw een oppervlakte van 45 m² aan bijgebouwen worden gebouwd, tot een maximum van 40% van het deel van het bouwperceel dat achter de naar de weg gekeerde gevel ligt (het hoofdgebouw niet meegerekend). Ook mag de gezamenlijk oppervlakte niet meer bedragen dan 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw. Er mogen maximaal twee al dan niet vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd.

Leiding - Gas en Leiding - Water

In de noordoostzijde van het plangebied zijn gasleidingen en een waterleiding gesitueerd met aan te houden bebouwingsvrije afstanden van 5 meter (voor de gasleidingen) en 2 meter (voor de waterleiding) aan weerszijden van de leidingen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Waarde - Archeologie 1 en 2

Zoals in paragraaf 4.6 is beschreven is in het plangebied sprake van twee archeologisch waardevolle gebieden. Het strengst beschermde gebied aan de zuidoostzijde van het plangebied is geregeld met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', hier is vanaf 50 m2 aan bodemingrepen archeologisch onderzoek nodig. In het gebied met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' bedraagt dit 500 m2. Ook zijn bepaalde werken en werkzaamheden binnen deze gebieden omgevingsvergunningsplichting. Zie hiervoor artikel 12.3 en 13.3 van de regels.

geluidzone - industrie

De Industriehaven en bedrijventerrein Hermes hebben een geluidzone in het kader van de Wet geluidhinder zoals in paragraaf 4.3 is beschreven. Deze geluidzones liggen deels over het plangebied. Het is wettelijk verplicht om deze geluidzones in het bestemmingsplan te regelen. Binnen de geluidzones wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting, dit is ook het uitgangspunt. Geluidgevoelige bebouwing mag hier alleen worden opgericht als is aangetoond dat de geluidbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde.

vrijwaringszone - dijk

De reserveringszone van de waterkering is geregeld met de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. De ligging van het aanduidingsvlak is afgestemd op de provinciale verordening. De reserveringszone is opgenomen voor toekomstige versterking van de waterkering langs de Waddenzee vanwege de te verwachten stijging van het waterpeil.

De aanduidingsregeling geldt 'boven' de onderliggende bestemming en houdt in dat behalve de bestaande bouwwerken bij recht geen andere zijn toegestaan. Nieuwe bouwwerken zijn alleen mogelijk met een afwijkingsmogelijkheid als is gebleken dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterkerende functie van de primaire waterkering en geen onomkeerbare gevolgen voor de toekomstige versterking van de waterkering optreden. Ook is het nodig om voor het uitvoeren van bepaalde werken (zoals het ophogen of afgraven van gronden) een omgevingsvergunning te verkrijgen. Zie hiervoor artikel 16.2.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Participatie

Op 15 november 2023 is er een inloopbijeenkomst georganiseerd waarop de concept planstukken en tekeningen konden worden ingezien. Hierbij was er gelegenheid tot het stellen van vragen. De bijeenkomst was goed gezocht en de reacties waren overwegend positief.

Overleg

Dit plan is ook voorgelegd aan de betrokken diensten als bedoeld in het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De binnengekomen reacties zijn door de gemeente beantwoord en in het bestemmingsplan verwerkt. Zie hiervoor bijlage 5.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 27 december 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is tijdens deze periode in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen. Er zijn zienswijzen ontvangen van de provincie Fryslân en het Wetterskip Fryslân. Deze zienswijzen hebben alleen aanleiding gegeven tot een aantal aanpassingen en aanvullingen in de toelichting. De reactienota zienswijzen is toegevoegd als bijlage 6.

Vaststellingsfase

De gemeenteraad heeft vervolgens met inachtneming van de ingediende zienswijzen het bestemmingsplan op 5 juni 2024 ongewijzigd vastgesteld.

Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Voor de ontwikkeling in het plangebied wordt een exploitatieopzet gemaakt van waaruit reserveringen worden gemaakt voor de kosten van de opwaardering van het parkeerterreinen. Deze worden mede gedekt door de exploitatie daarvan. Zo is de ontwikkeling financieel haalbaar.

Kostenverhaal

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Omdat de gemeente de gronden voor (de opwaardering van) het parkeerterrein zelf in eigendom heeft en voor het overige deel van het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk en is het kostenverhaal voldoende vastgelegd.