Plan: | Buitengebied 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2 |
In paragraaf 5.2 Toelichting bestemmingen zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht en in paragraaf 5.1 Algemene uitgangspunten zijn de algemene uitgangspunten die voor het gehele buitengebied gelden, weergegeven.
Het buitengebied van Franekeradeel leent zich, vooral dankzij de geografische ligging, bij uitstek voor meerdere vormen van het opwekken van duurzame energie. In het kader van de Structuurvisie (opgenomen in de Bijlagen bij de toelichting) is voor wat betreft duurzame energieopwekking met name gericht op windenergie. Indien er aanvragen komen voor andere vormen van grootschalige projecten in het kader van duurzame energie, zoals bijvoorbeeld grootschalige zonne-energie of koude/warmteopslag, dan kan eventueel maatwerk worden geboden door middel van een apart bestemmingsplan of een omgevingsvergunning.
Het gemeentelijk beleid, zoals dat is vastgelegd in de Structuurvisie (opgenomen in de Bijlagen bij de toelichting) en het bestemmingsplan "Buitengebied 2001", is erop gericht om de solitaire turbines op te ruimen en opschaling mogelijk te maken in de bestaande parken; de Bjirmen en Herbaijum. Uitbreiding is niet mogelijk vanuit het provinciaal beleid. De provincie wil windturbines concentreren langs en bij de Afsluitdijk, in het Friese gedeelte van het IJsselmeer en bij de grootschalige infrastructuur van het klaverblad Heerenveen (zie ook paragraaf 3.4.4 Ontwerp Structuurvisie Fryslân Windstreek 2012).
De windturbineparken Bjirmen en Herbaijum zijn bestemd als "Bedrijf - Windturbinepark". Binnen het windturbinepark Herbaijum bevindt zich een hondendressuurterrein. Dit terrein is specifiek aangeduid aangezien dit terrein niet binnen de functie past.
In de bouwregels is aangegeven wat er binnen het bestemmingsvlak gebouwd mag worden (zie artikel 12.2 Bouwregels).
Het aantal, de hoogte en de rotordiameter van de windturbines zijn vastgelegd. Dit komt voort uit het provinciaal beleid. De beide parken hebben een aparte aanduiding, omdat de maximale toegestane hoogte per park verschilt.