direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein - 3
Plan: Bestemmingsplan Bolsward De Marne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0064.040705-VG01

Artikel 4 Bedrijventerrein - 3

 

4.1.        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1:

1.    onder de categorieën 1, 2 en 3.1;

2.    onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”;

3.    onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.1”;

4.    onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.2”;

alsmede voor:

5.    een bouwmarkt, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt”;

6.    een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding “tuincentrum”;

7.    een verkooppunt van motorbrandstoffen, exclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”;

8.    watergebonden bedrijvigheid, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein - watergebonden bedrijvigheid”;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

9.    detailhandel in autoaccessoires, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in autoaccessoires”;

b.    het wonen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.    het behoud en herstel van de bestaande karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;

met daaraan ondergeschikt:

d.    restauratieve voorzieningen;

e.    parkeervoorzieningen;

f.     groenvoorzieningen;

g.    wegen, straten en paden;

h.    openbare nutsvoorzieningen;

i.      water;

met de daarbijbehorende:

j.      tuinen, erven en terreinen.

4.2.        Bouwregels

4.2.1. Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.    bedrijfsgebouwen, alsmede een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen;

b.    andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten. 

4.2.2. Voor het bouwen van de in lid 4.2.1. onder a genoemde bedrijfsgebouwen en zelfstandige kantoren gelden de volgende regels:

a.    een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste de aangegeven hoogte respectievelijk het aangegeven percentage bedragen.

c.    ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” zal de bouw­hoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedragen;

d.    indien ter plaatse een gevellijn is aangegeven, gelden de volgende regels:

1.    een gebouw dient in de gevellijn te worden gebouwd;

2.    over een horizontale diepte van 10 m, gemeten vanaf de gevellijn, mag, in afwijking van het bepaalde onder sub b, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 7 m bedragen;

3.    de onderlinge afstand tussen gebouwen zal ten hoogste 10 m bedragen;

e.    de oppervlakte van een bouwperceel zal ten hoogste 1 hectare bedragen, tenzij in een bouwperceel de aanduiding “maximum oppervlakte bouwperceel (ha)” een grotere oppervlakte is aangegeven, in welk geval de oppervlakte van een bouwperceel ten hoogste de aangegeven oppervlakte zal bedragen;

f.     de afstand van een gebouw tot de bouwperceelgrens zal ten minste 5 m bedragen.

4.2.3. Voor het bouwen van de in lid 4.2.1. onder a genoemde bedrijfswoningen en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.    er zal per bedrijf één bedrijfswoning worden gebouwd;

c.    de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;

d.    de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 6 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 10 m bedragen;

f.     de andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de (bedrijfs)woonfunctie zullen bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;

g.    de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de (bedrijfs)­woon­functie zal ten hoogste 3 m bedragen;

h.    de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de (bedrijfs)­woonfunctie zal ten hoogste 5 m bedragen;

i.      de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de (bedrijfs)­woon­functie zal ten hoogste 3 m bedragen;

j.      de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de (bedrijfs)woonfunctie zal ten hoogste 50 m² bedragen.

4.2.4. Voor het bouwen van de in lid 4.2.1. onder b genoemde andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de voorbouwgrens ten hoogste 2 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een andere bouwhoogte is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste de in het aanduidingsvlak aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

 

4.3.        Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de (bedrijfs)­woon­functie voor zelfstandige bewoning;

c.    het gebruik van gronden voor de opslag van goederen voor de voorbouw­­grens;

d.    het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven, anders dan welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”, bedrijf tot en met categorie 4.1” of “bedrijf tot en met categorie 4.2”;

e.    het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven, anders dan welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”;

f.     het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven, anders dan welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.1”;

g.    het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven, anders dan welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2., 4.1 en 4.2 ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.2 “;

h.    het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren;

i.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan het bedrijf ondergeschikte kantoorfunctie, indien de kantoorvloeroppervlakte per bedrijf meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 2.000 m²;

j.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van:

1.    productiegebonden detailhandel;

2.    een bouwmarkt, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt”;

3.    een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding “tuincentrum”;

4.    een verkooppunt van motorbrandstoffen, exclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”;

5.    detailhandel in autoaccessoires, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in autoaccessoires”;

k.    het gebruik van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg” of “specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in autoaccessoires”, voor de uitoefening van detailhandel anders dan in combinatie met een garagebedrijf of een verhuurbedrijf van transportmiddelen;

l.      het gebruik van gronden en bouwwerken die zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone”, voor bedrijfsdoeleinden, anders dan bedrijvigheid met een etalagefunctie (garagebedrijven, showrooms, technische installatiebedrijven);

m.   het gebruik van gronden en bouwwerken die zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein - watergebonden bedrijvigheid”, voor bedrijfsdoeleinden anders dan watergebonden bedrijvigheid;

n.    het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van vuurwerk.

4.4.        Aanlegvergunning

4.4.1. Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

-       het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.

4.4.2. Het bepaalde in lid 4.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

4.4.3. De in lid 4.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:

a.    de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;

b.    de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;

c.    het delen van een gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop waarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

4.5.        Wijzigingsbevoegdheid

4.5.1. Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.    de bestemming ‘Bedrijventerrein - 3’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Kantoor’, mits:

1.    deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied”;

2.    de bebouwing binnen het bestaande bouwvlak wordt gerealiseerd;

3.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de bestemming ‘Kantoor’ van overeenkomstige toepassing zijn;

b.    de aanduiding “detailhandel volumineus” wordt aangebracht, mits:

1.    vestiging alleen wordt toegestaan indien het vanwege ruimtebeslag of verkeersoverlast onmogelijk en/of ongewenst is de betreffende detailhandelsfunctie in de binnenstad van Bolsward of andere delen van de stad te handhaven;

2.    geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het functioneren van bestaande detailhandelscentra in de regio, zowel in kernwinkelgebieden als in andere detailhandelsconcentraties;

3.    de detailhandelsfunctie qua aard en schaal passend is in Bolsward;

4.    er blijkens een in te stellen distributie-planologisch onderzoek de bestaande distributiestructuur niet onevenredig wordt aangetast;

5.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeers- en parkeersituatie op het bedrijventerrein. Het parkeren dient op het eigen terrein plaats te vinden;

c.    de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in brand- of explosiegevaarlijke goederen” wordt aangebracht, mits:

1.    de detailhandelsfunctie qua aard en schaal passend is in Bolsward;

2.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeers- en parkeersituatie op het bedrijventerrein. Het parkeren dient op het eigen terrein plaats te vinden;

3.    het geen risicovolle inrichtingen betreft;

d.    de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg” wordt aangebracht, mits:

1.    het verkooppunt onderdeel uitmaakt van een garagebedrijf of een verhuurbedrijf van transportmiddelen;

2.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeers- en parkeersituatie op het bedrijventerrein. Het parkeren dient op het eigen terrein plaats te vinden;

e.    de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in autoaccessoires” wordt aangebracht, mits:

1.    de detailhandelsactiviteiten deel uitmaken van een garagebedrijf of een verhuurbedrijf van transportmiddelen;

2.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeers- en parkeersituatie op het bedrijventerrein. Het parkeren dient op het eigen terrein plaats te vinden;

f.     bedrijven kunnen worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, mits:

1.    ter plaatse de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1” van toepassing is;


2.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.1, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;

3.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;

g.    bedrijven kunnen worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, mits:

1.    ter plaatse de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2” van toepassing is;

2.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;

3.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;

h.    bedrijven kunnen worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, mits:

1.    ter plaatse de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.1” van toepassing is;

2.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 4.1, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;

3.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;

i.      bedrijven kunnen worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, mits:

1.    ter plaatse de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.2” van toepassing is;

2.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 4.2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;

3.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;

j.      de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt”, “tuincentrum”, “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”, “specifieke vorm van bedrijventerrein - watergebonden bedrijvigheid” of “specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in autoaccessoires” ter plaatse wordt verwijderd, mits:

-       de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

k.    de aanduiding “bedrijfswoning” ter plaatse wordt verwijderd;

l.      wordt afgeweken van de in de regels opgenomen afstandseisen ten aanzien van de ligging van bedrijfsgebouwen, mits:

1.    de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

2.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied;

m.   de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.    de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

2.    de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

3.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de oppervlakte en de ligging van een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfsgebouw;

n.    de aanduiding “maximum oppervlakte bouwperceel (ha)” voor een bouwperceel wordt aangegeven, mits:

1.    de oppervlakte van een bouwperceel ten hoogste 2 hectare zal bedragen;

2.    de vergroting van het bouwperceel noodzakelijk is uit een oogpunt van de bedrijfsvoering;

o.    in het aanduidingsvlak “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een ander maximale goot- en bouwhoogte en/of bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

1.    het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

2.    de goothoogte van een gebouw ten hoogste 14 m zal bedragen;

3.    de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 16 m zal bedragen;

p.    voor andere bouwwerken de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” wordt aangebracht dan wel in het aanduidingsvlak “maximale bouwhoogte (m)” een andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

1.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m bedraagt;

2.    de bouwhoogte van kranen, silo’s en schoorstenen ten hoogste 20 m bedraagt;

3.    de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 10 m bedraagt;

q.    de aanduiding “karakteristiek” ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.    de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.    de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

4.5.2. Burgemeester en Wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.5.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijk­heden van de aangrenzende gronden.