direct naar inhoud van Artikel 15: Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
Plan: Ballum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.080202-VG01

Artikel 15: Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

15.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. appartementen;
    • 2. het bedrijfsmatig bereiden van maaltijden voor groepsverblijven, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - maaltijdservice";
    • 3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • c. straten en paden;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. terrassen en overige verhardingen;
  • f. sport- en speelvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. sloten, bermen en beplanting;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2. Bouwregels
15.2.1. Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 15.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mogen bijgebouwen ten behoeve van appartementen tevens worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen";
  • c. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • d. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
15.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal, voor zover deze buiten het bouwvlak worden gebouwd, ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 80% van de oppervlakte van de bedrijfswoning bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen;
  • b. de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,50 m bedragen, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de hoogte van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. indien de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden afgedekt met een kap, zal de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
15.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal per hoofdgebouw ten hoogste 2 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 1,00 m bedragen.
15.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4. Afwijken van de bouwregels
15.4.1. Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2.1 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. het bepaalde in lid 15.2.3 onder c in die zin dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt verhoogd tot ten hoogste 5,00 m.
15.4.2. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.5. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden anders dan ten behoeve van een bedrijfswoning binnen de gronden die zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, tenzij het een bedrijfswoning betreft;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van fastfoodbedrijven, bar-/cafés en/of bar-/dancings;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m².
15.6. Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1. Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.5 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. een bedrijf zoals genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;

mits:

      • de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
      • de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
      • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
      • er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
      • het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan drie;
      • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
      • er geen onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteiten uitgaat;
      • het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeer- en verkeersdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.6.2. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie,
  • b. de woonsituatie; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.7. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
15.7.1. Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
15.7.2. Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
15.7.3. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
15.8. Wijzigingsbevoegdheid
15.8.1. Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:

  • a. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid pand (weer) karakteristiek wordt;
  • b. de aanduiding “karakteristiek” wordt verwijderd, indien blijkt dat een karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie die het pand moet vervullen;
  • c. de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - maaltijdservice" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • d. de aanduiding "verblijfsrecreatie" wordt aangebracht om in een woonhuis één appartement te vestigen of logies te verstrekken, mits:
    • 1. het appartement of logiesgedeelte zich in het woonhuis bevindt en direct toegankelijk is vanuit het woonhuis;
    • 2. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is ten opzichte van de woonfunctie, zodanig dat:
      • indien het appartement of logiesgedeelte wordt gevestigd op de eerste verdieping van het woonhuis, de gebruiksoppervlakte van het appartement of het logiesgedeelte niet meer bedraagt dan 70 m²;
      • indien het appartement of het logiesgedeelte elders in of bij het woonhuis wordt gevestigd, de gebruiksoppervlakte van een appartement niet meer bedraagt dan 30% van de totale gebruiksoppervlakte van het woonhuis met inbegrip van aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de gebruiksvloeroppervlakte van een appartement of logiesgedeelte ten hoogste 70 m² zal bedragen;
  • e. de aanduiding "bedrijfswoning" wordt aangebracht om één bedrijfswoning per recreatiebedrijf te realiseren.