Plan: | Jirnsum |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0055.BPJirnsum2010-OH01 |
In Nederland is het rijksbeleid voor natuur vormgegeven via de Ecologische Hoofdstructuur. Het beleid van de Europese Unie (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn), heeft echter grote invloed op dit nationale natuurbeleid. Veel Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, ook wel aangeduid als speciale beschermingszones) liggen dan ook binnen de Ecologische Hoofdstructuur.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura 2000).
Er kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.
Het dichtstbijzijnde beschermingsgebied "Sneekermeer" ligt op een afstand van circa 2 kilometer ten zuiden het bedrijventerrein van Jirnsum. Dit Natura 2000-gebied is een Vogelrichtlijngebied. Aangezien er geen ontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn meegenomen hoeft een natuurtoets niet plaats te vinden.
Natura 2000 gebied ' Sneekermeergebied' (Jirnsum is rood omcirkeld)
Natura 2000 gebied ' Alde Feanen' (Jirnsum is rood omcirkeld)
Soortenbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Gelet op het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden. Indien er wordt gebouwd of een andere activiteit plaatsvindt binnen de regeling van het bestemmingsplan, zal echter wel rekening moeten worden gehouden met de aanwezige beschermde soorten.