Plan: | Verzamelplan Gemeente Slochteren 2014 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0040.bp00036-41vg |
In juli 2013 is de actualisatie van de bestemmingsplannen voor het grondgebied van Slochteren afgerond. Op een aantal percelen na en het gebied van Masterplan Meerstad buiten beschouwing gelaten, hebben alle percelen in de gemeente Slochteren een actuele bestemming gekregen.
Met onderhavig bestemmingsplan worden een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Ook worden er drie particulieren verzoeken voor eenvoudige wijzigingen meegenomen.
Het betreft hierbij de volgende zaken:
Ambtshalve aanpassingen:
Het plangebied bestaat uit diverse losse percelen in de gemeente Slochteren. De verschillende percelen worden ieder apart weergegeven op de verbeelding.
Hieronder volgt een opsomming van de betreffende percelen. Hierbij wordt tevens aangegeven onder welk moederplan zij vallen.
Bestemmingsplan Hellum-Siddeburen, vastgesteld d.d. 1 november 2012:
Bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde, vastgesteld d.d. 5 april 2012:
Bestemmingsplan Slochteren, Korenmolenweg, vastgesteld d.d 13 december 2012
Bestemmingsplan Slochteren Kern, vastgesteld d.d. 18 maart 1985:
Bestemmingsplan Froombosch-Kolham, vastgesteld d.d. 4 juli 2013:
Bestemmingsplan Buitengebied 2012, vastgesteld d.d. 4 april 2013:
Bestemmingsplan Buitengebied (herziening 1997), vastgesteld d.d. 22 december 1997:
In vervolg op dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 verder ingezoomd op het plangebied. Hierbij zal na een algemene historische beschrijving ingegaan worden op de huidige ruimtelijke en functionele kenmerken van de onder 1.2.1 genoemde percelen.
Hoofdstuk 3 vormt een overzicht van het beleidskader dat als bovenliggend toetsingskader valt aan te merken. De (milieu)onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan worden in hoofdstuk 4 toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt aangegeven op welke manier de opgestelde beleidsregels zijn verwerkt in het plan. In dit zelfde hoofdstuk wordt ook ingegaan op de doorvertaling van ruimtelijke thema's uit het provinciaal beleid (POP en omgevingsverordening). Hoofdstuk 7 beschrijft de financiële consequenties van het plan en geeft een toets weer of het plan economisch uitvoerbaar is. Tenslotte wordt in hoofdstuk 8 het verloop van de voorbereidende procedure weergegeven waaronder een verslag van de inspraak en reacties van overlegpartners. In een bijgevoegde Nota Inspraak en Overleg zijn aanpassingen genoemd naar aanleiding van de inspraak en het vooroverleg.
In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de (historische) ontwikkeling van het grondgebied van Slochteren en vervolgens ingezoomd op de verschillende percelen van het plangebied. Deze inventarisatie is gesplitst in een ruimtelijke en een functionele analyse.
De gemeente Slochteren beslaat een groot deel van de streek 'Duurswold'. Het Duurswold heeft zijn naam te danken aan het karakter dat het vroeger bezat. Er was sprake van lage gronden waarop struiken en bomen elkaar afwisselden. Het gebied werd ook wel de Zevenwolden genoemd, naar de zeven concentraties die op de zandrug waren ontstaan. De streek behoort tot de laagste delen van de provincie. Vroeger stroomde het water van de hogere klei- en zandgronden hier naar toe en ontstonden er meren. Het huidige Schildmeer is hiervan nog een overblijfsel. Bewoning ontstond op de hogere, drogere zandrug in het Duurswold. Het huidige bewoningspatroon is nog steeds op deze rug, die loopt van Ruischerbrug (via Harkstede, Slochteren en Siddeburen) naar Wagenborgen, gesitueerd. Door deze concentratie van bebouwing is een groot deel van het open buitengebied. Buiten de lintbebouwing liggen slechts enkele bebouwingsconcentraties, waaronder Overschild en Tjuchem vallen.
Siddeburen ligt op een zandrug die ontstaan is in de voorlaatste ijstijd. In Siddeburen zijn een 20-tal voorwerpen uit de prehistorische tijd gevonden. Men is ervan uitgegaan dat omstreeks 977 hier ter plaatse een vrij grote nederzetting moet hebben gelegen.
Siddeburen is ontstaan op een knooppunt van twee evenwijdig lopende lintwegen, de Hoofdweg en de Oudeweg. Uit historisch kaartmateriaal valt op te maken dat van de twee linten de Hoofdweg van oorsprong het dichtst is bebouwd.
Tegenwoordig vormen de Hoofdweg en de Oudeweg nog steeds de ruggengraat van het dorp. Bij de meeste uitbreidingen van de dorpsstructuur zijn de straten in elkaars verlengde, haaks op deze twee linten, doorgetrokken. Deze straten zijn vervolgens verbonden met parallel aan de Oudeweg en de Hoofdweg lopende straten, waardoor uiteindelijk het huidige grid van Siddeburen is ontstaan.
In de loop der tijd is het belang van de Hoofdweg als doorgaande route op zowel regionaal als lokaal niveau sterk afgenomen. Op regionaal niveau worden de verkeersstromen via de N387 en de N33 om het dorp heen geleid. Op lokaal niveau is er voor gekozen het doorgaande verkeer zoveel mogelijk uit het centrum te weren en via de Oudeweg te geleiden.
Schildwolde is als agrarische nederzetting ontstaan op de pleistocene zandrug, welke tussen de stad Groningen en het dorp Wagenborgen opduikt uit het omringende laagveengebied dat bekend staat als het Duurswold.
Schildwolde maakt deel uit van het lint, welke wordt gevolgd door de Hoofdweg, die - de natuurlijke ondergrond volgend - licht slingert. Dwars hierop leiden veel onverharde landbouwontsluitingswegen en -lanen, parallel aan de verkavelingsrichting, het land in. De geschiedenis van Schildwolde gaat in ieder geval terug tot het jaar 1204.
Het kruispunt van de Meenteweg en Hoofdweg bij de Juffertoren kan als dorpskern van Schildwolde worden beschouwd. De ruimtelijke ontwikkeling van Schildwolde heeft zich beperkt tot de lintbebouwing langs de Hoofdweg, Schildwolderdijk en Meenteweg, aangevuld met naoorlogse woningbouw in het gebied tussen deze drie wegen.
Slochteren is een wegdorp dat in de middeleeuwen is ontstaan op de zandrug van Duurswold, nabij lage veenlanden. Ruimtelijk gezien maakt het onderdeel uit van het lint dat zich uitstrekt van Ruischerbrug tot Wagenborgen. Het dorp is ontstaan als ontginningsnederzetting.
De oudste dorpskern is in het zuiden rond de dertiende eeuwse kerk ontstaan. Noordelijker is bij de in de zestiende eeuw gestichte Fraeylemaborg een tweede kern gegroeid. In de loop van de achttiende en negentiende eeuw zijn deze twee streken met elkaar versmolten.
Tot de jaren vijftig was de bebouwing voornamelijk gesitueerd langs het lint en de aanpalende dwarslinten. Naoorlogse uitbreidingen zijn van dit patroon afgeweken. In de jaren vijftig en zestig zijn parallel aan het lint in Slochteren (tussen de Hoofdweg en de provinciale weg) nieuwe straten aangelegd. In de jaren zeventig en tachtig is Slochteren uitgebreid met een woonwijk tussen de Schildwolderdijk, Slochterdiep en Hoofdweg.
De dorpskern van Slochteren wordt gevormd door monumentale panden, waaronder de Fraeylemaborg, het (toekomstige) erfgoedplein en de Slochterhaven.
Froombosch is een voorbeeld van concentratie van lintbebouwing op de zandrug. De Hoofdweg is de belangrijkste weg in Froombosch. In dit hoofdlint is een mix van verschillende functies te vinden. Het gaat met name om woonbebouwing, agrarische bedrijven en aannemersbedrijven.
Dwars op de Hoofdweg zijn enkele kleinere bebouwingslinten te vinden. Dit zijn de Langewijk, Slochterdijk, Ruitenweg en de 1e en 2e Muggenbeeklaan. Op grond van oude kaarten blijkt dat deze wegen reeds in 1853 aanwezig waren. In de loop der jaren is de bebouwing langs de Hoofdweg en langs de dwarslinten enigszins verdicht. Na de oorlog heeft er op kleine schaal woningbouw plaatsgevonden ten noorden van de hoek Hoofdweg-Ruitenweg.
Het betreft een perceel aan de rand (oostzijde) van het bedrijventerrein Kalverkampen in Siddeburen. Het perceel heeft twee eigen ontsluitingen op de Oudeweg. Het bedrijventerrein wordt omsloten door een brede sloot. Aan de andere zijde van de sloot bevindt zich een groot bosperceel.
Het perceel is al geruime tijd niet in gebruik (geweest) als bedrijfslocatie. Er staat nog wel bedrijfsbebouwing op het voorste deel van het perceel. Het achterste deel werd gebruikt voor agrarische doeleinden.
In het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 1997 had het gehele perceel de bestemming 'Agrarische hulpbedrijven (AH4)'. Met de actualisatie van het bestemmingsplan voor Siddeburen in 2012 heeft het voorste deel van het perceel, in het bestemmingsplan Hellum-Siddeburen, de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Het achterste deel heeft toen, conform het gebruik destijds, de bestemming 'Agrarisch' gekregen.
Er is nu een verzoek binnengekomen om op het gehele perceel weer een bedrijfsbestemming te leggen. Verzoeker wil zijn bedrijf, gevestigd op twee percelen in Wagenborgen, verplaatsen naar Siddeburen. Zij hebben dan echter wel het gehele perceel nodig om hun bedrijf te kunnen uitoefenen.
Ruimtelijk gezien is zou het logisch zijn geweest om met de actualisering het gehele perceel de bestemming 'Bedrijf' te geven. Met de actualisatie is er echter zoveel mogelijk conform bestaand gebruik bestemd.
Dit perceel is al sinds jaar en dag gereserveerd voor de uitbreiding van de Hervormde begraafplaats in Siddeburen. Het ligt ingeklemd tussen de sportvelden en de nieuwe wijk De Weerterij. De ingang van de begraafplaats bevindt zich aan de Hoofdweg via de laan tussen nummer 107 en 109.
Met de actualisering van het bestemmingsplan voor Siddeburen in 2012 is het perceel in het bestemmingsplan Hellum-Siddeburen per abuis bestemd als 'agrarisch'. Met deze herziening zal dit worden hersteld en zal het perceel de bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats' krijgen, net als de begraafplaats zelf.
Op dit perceel is een garagebedrijf (verkoop en reparatie van auto's) met lpg tankstation gevestigd. Enkele jaren gelegen is er een planologische procedure gevoerd om uitbreiding en (gedeeltelijke) vernieuwing van het bedrijf mogelijk te maken. Inmiddels is een nieuwe werkplaats en wasstraat gerealiseerd.
Om de schaalvergroting van het bedrijf te laten aansluiten bij dit deel van het lint is aan de procedure destijds een landschapsplan verbonden. Dit plan voorziet in een groenstrook aan de noord en oostzijde van het perceel voor een goede overgang naar het open landschap en een fraaier aangezicht vanaf de provinciale weg (N387).
Deze herziening voorziet alleen in een wijziging van de aanduiding 'vulpunt lpg' en gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg', vanwege de verplaatsing van het vulpunt. De aflevervoorziening bij het tankeiland wordt niet verplaatst. De bestemmingsregels voor het bedrijf blijven verder ongewijzigd. De verplaatsing van de contour levert geen beperking op voor de omliggende bestemmingen. De nieuwe locatie van het vulpunt en reservoir ligt in de uiterste grens van het bedrijfsperceel, verder van de lintbebouwing af dan in de oude situatie. Hierdoor is er voldoende afstand tot bestaande (beperkt) kwetsbare objecten. De kortste afstand is 65 meter. Na verplaatsing van de lpg voorziening zal de inrichting van de groenstrook worden voltooid.
In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op het onderdeel externe veiligheid. In dit hoofdstuk is ook het advies van de omgevingsdienst, naar aanleiding van de verplaatsing van de lpg-voorziening, verwerkt.
Op dit perceel is Manege De Woldstreek gevestigd. Binnenin de manege bevinden zich onder andere de stallen, een rijhal en een inrijhal. Buiten bevindt zich een rijbak.
Dit perceel heeft met de actualisatie in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 de bestemming 'Sport - Manege' gekregen. Per abuis is in de regels opgenomen dat gebouwen en overkappingen niet gebouwd mogen worden ten behoeve van een binnenrijbak. Dit zal met deze herziening gecorrigeerd worden, daar het vanzelfsprekend is dat in een manege binnenrijbakken nodig zijn. Dit verbod wordt uit de regels geschrapt.
De meest recente woningbouw vindt plaats in Schatterswold, een uitbreiding van Schildwolde ten noorden van de Schildwolderdijk. Deze woonwijk is nog niet geheel gerealiseerd en voorziet in een aantal zeer ruime kavels om tegemoet te komen aan de vraag naar landelijk wonen.
Vastgoud Ontwikkeling, heeft een aantal percelen te koop in dit gebied. Door de gewijzigde marktsituatie willen zij de bouwmogelijkheden op acht kavels wijzigen om bij de huidige woonwensen aan te kunnen sluiten. Het aantal nog te bouwen woningen neemt niet toe. De percelen liggen nu in het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde. De belangrijkste wijziging ten opzichte van dit bestemmingsplan is dat er nu vrijstaande woningen met lessenaarsdakken mogelijk worden gemaakt. Voorheen waren hier met name twee-onder-1- kapwoningen met traditionele kapvorm mogelijk. Daarnaast wordt er 1 bouwvlak verplaatst. De nieuwe locatie is kavel 34 op onderstaande situering. Deze bouwmogelijkheid was voorheen ingetekend als de helft van een twee-onder-1-kap woning aan de zuidkant (omgeving kavel 51 op onderstaande situering).
Globale situering plan 8 woningen Schatterswold
In het bestemmingsplan zijn ook enkele bestaande woningen opgenomen. De reden hiervoor is dat in het oude bestemmingsplan complete "woningblokken" zijn opgenomen met een voorgeschreven aantal woningen. Omdat dit blokje al 1 geheel is getekend, moet het blokje ook als 1 geheel worden meegenomen in het nieuw bestemmingsplannen. In de nieuwe situatie heeft elke woning een eigen bouwblok. Op deze manier is de situatie duidelijker. De bestaande en nieuwe woningen in een blok hebben ieder een eigen bouwperceel en bouwvlak.
In het bestemmingsplan "Slochteren kern" heeft dit perceel de bestemming bijzondere doeleinden A-B-E. Hierin zijn toegestaan: onderwijs, verzorging en openbare dienstverlening. Dit is in feite een maatschappelijke bestemming (met mogelijkheid voor inpandige dienstwoning). Het nettobouwvlak is hierbij 1530m2. Het pand is een voormalig schoolgebouw. De afgelopen jaren is het pand in gebruik geweest als kantoorgebouw voor meerdere bedrijven (waaronder thuiszorg).
Gedurende de actualisering van het bestemmingsplan bleek dat een aanvrager hier een groepsaccommodatie wilde vestigen. Hiervoor was een planologische procedure nodig. Om te voorkomen dat er tegelijk twee planologische procedures voor hetzelfde perceel zouden worden gevoerd, is besloten om de locatie uit het actualiseringsplan Slochteren-Schildwolde te laten. Uiteindelijk bleken de plannen toch niet door te gaan. Het vigerende bestemmingsplan is echter ouder dan 10 jaar. Dit betekent dat de gemeente verplicht is om de regeling te actualiseren.
Er is voor gekozen om qua bestemming zoveel mogelijk aan te sluiten bij de huidige bestemming. Het perceel krijgt de bestemming maatschappelijk (inclusief inpandige dienstwoning). Het netto bouwvlak zal 1530 m2 blijven. Het huidige pand kan dan nog met ongeveer 260 m2 worden uitgebreid. De huidige eigenaar heeft aangegeven in te stemmen met de actualisering. Op langere termijn zal mogelijk worden verzocht om een andere bestemming op het perceel. Dit is geheel afhankelijk van toekomstige eigenaren. In ieder geval wordt in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bestemming "gemengd 2". Op deze manier kunnen de mogelijkheden voor het perceel op een relatief eenvoudige manier worden vergroot.
Op dit perceel is de Camperplek Duurswoldje gevestigd.
Met de actualisatie heeft het perceel in het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' met op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - camperplaats' gekregen. Per abuis is echter de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - camperplaats' niet opgenomen in de regels. Met deze herziening zal dit worden hersteld en zal de aanduiding alsnog worden opgenomen in de regels.
Met deze aanduiding wordt het gebruik als camperplaats door ten hoogste vijf campers mogelijk gemaakt. Een camper mag ten hoogste 72 uur achtereen binnen een tijdvak van een maand aanwezig zijn op een camperplaats. Dit is conform de in 2011 vastgestelde Beleidsregels kamperen gemeente Slochteren.
Dit perceel was tot 2007 in gebruik als Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) voor het dorp Slochteren en directe omgeving. Na de aanleg van een nieuwe rioolpersleiding vanuit Siddeburen via Slochteren naar de grotere RWZI in Foxhol zijn de locaties in Slochteren en Siddeburen gesloten. In 2009 zijn beide percelen verkocht aan particulieren.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voor de locatie aan de Groenedijk in Slochteren een nieuwe functie als culturele (buiten)werkplaats mogelijk gemaakt met de bestemming 'Cultuur en Ontspanning - ORIZU'. ORIZU staat voor Ontwikkeling Rioolzuiveringslocatie en is als bedrijf speciaal hiervoor opgericht door eigenaar Haiko Meijer als soort proeftuin/ visitekaartje voor de herbestemming van voormalige RWZI-terreinen. Op basis van de bestaande kunstwerken is ORIZU van plan het terrein te benutten als broedplaats voor culturele en educatieve activiteiten. Daarbij komt er ruimte voor bouwexperimenten voor onder andere studenten, kunstenaars en andere geïnteresseerden. Het bouwen kan daarbij zowel in de openlucht als onder dak plaatsvinden. Verder zal het terrein ook plaats zijn voor een theetuin, gericht op passanten.
Om in de toekomst de gebruiksmogelijkheden te vergroten zijn er afwijkingsregels opgenomen voor nachtverblijf. In de eerste plaats kan er op het terrein een gastatelier met overnachtingsmogelijkheden voor kunstenaars ('artist in residence') worden ingericht. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor het inrichten van een groepsaccommodatie (voor recreatief gebruik).
Het terrein beslaat 1,5 hectare en bevat nog een groot deel van de RWZI-infrastructuur. De meest opvallende elementen zijn de 2 bassins en de pasveersloot. Daarnaast zijn er nog 2 kleine gebouwen aanwezig (voormalige kantoor en electravoorziening Enexis). Het terrein maakt, ondanks de industriële elementen, door de aanwezige bomen en struikbeplanting een parkachtige indruk. Het zuidelijke deel van het perceel is nooit verder ingericht voor de RWZI en bestaat voornamelijk uit bos.
De bebouwing van het terrein zal met name plaatsvinden op het centrale gedeelte (de voormalige slibvelden) en op het eiland midden in de pasveersloot. Daarnaast zal in het bassin bij de entree van het perceel een gebouw in de vorm van een paviljoen worden opgericht. Het bouwwerk zal in de eerste plaats een functie als entreegebouw en atelier/werkplaats krijgen. De bovenstaande afbeelding geeft een indicatie van de toekomstige bebouwing op het terrein.
De weelderige groenstructuur die de afgelopen decennia is ontstaan wordt zoveel mogelijk in stand gehouden. Daarbij zal de noordoostrand van het terrein een meer open structuur krijgen met eventueel een dierenweide. De bosstructuur aan de west en zuidkant wordt planologisch vastgelegd door de bestemming 'Bos'. Hierdoor is er ook een goede landschappelijke inpassing ten opzichte van het open buitengebied ten westen van het terrein.
In de onderbouwing van haar plannen heeft ORIZU ook relaties met de omgeving, waaronder het landgoed Fraeylema en de Slochterhaven, gelegd. ORIZU kan daarbij een trekker worden voor het gebied ten noorden van de Slochterhaven als een soort cultuurpark met theetuin. De herbestemming van het terrein sluit ook goed aan bij het Overbos, dat van oorsprong onderdeel uitmaakt van het landgoed Fraeylema en nu een functie heeft voor recreatie en natuur. Daarnaast ligt in het Overbos ligt ook nog een (kleinschalig) biologisch agrarisch bedrijf.
Het perceel 's-Gravenschanslaan 7 heeft in het huidige bestemmingsplan 'Slochteren, Korenmolenweg' de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze bestemming sluit aan bij de oorspronkelijke functie als jeugdhonk. Nu dit gebruik al geruime tijd is beëinigd en het perceel in eigendom is van de naastgelegen bewoners, is een bestemmingswijziging naar wonen een logisch vervolg. Planologisch gezien wordt van beide percelen nu één perceel gemaakt. Het gehele perceel krijgt (net als het perceel 's-Gravenschanslaan 5 voorheen) de bestemming 'Wonen 1-B'. De grond kan daarmee gebruikt worden als uitbreiding van erf/tuin van het naastgelegen perceel en het pand kan gebruikt worden als bijgebouw bij de naastgelegen woning. Het gebruik van het gebouw als woning is niet toegestaan.
In het bestemmingsplan 'Slochteren, Korenmolenweg' is een bufferzone, met de bestemming 'Groen' opgenomen tussen de percelen aan de 's-Gravenschanslaan en het achterliggende bedrijventerrein. Deze bufferzone wordt niet veranderd. Op het bedrijventerrein is een voorziening getroffen waardoor voldaan kan worden aan de geluidseisen. Binnen de bestemming 'Groen' mag niet gebouwd worden. Het gebruik als tuin is wel toegestaan.
Het omzetten van de bestemming voor het perceel 's-Gravenschanslaan 7 van een maatschappelijke bestemming in een woonbestemming zonder bouwvlak, is daarom planologisch gezien geen probleem.
In het vigerende bestemmingsplan “Kolham-Froombosch” heeft het perceel de bestemming 'Wonen-VAB'. Het plan van verzoekers behelst het vestigen van een bedrijf voor de verkoop van koikarpers, vijverbenodigdheden en dierenbenodigdheden waarbij ook de aanleg en onderhoudt van vijvers en tuin kan worden verzorgd. Het gebruik van het perceel voor de genoemde activiteiten is in strijd met het bestemmingsplan.
Het perceel ligt aan het lint en leent zich goed voor een kleinschalige bedrijfsactiviteit. Het betreft nieuwvestiging van een niet-agrarische bedrijf in vrijkomende agrarische bebouwing. Er is geen sprake van nieuwbouw. De bestaande ruimten zullen benut worden. Het betreft een karakteristieke boerderij dat voor woondoeleinden gebruikt gaat worden. De vrijstaande schuur, met een grootte van ca. 490 m², gaat gebruikt worden voor de bedrijfsactiviteiten. Aan de achterkant van het perceel naast de bestaande schuur zal een showtuin met vijvers worden ingericht. Parkeren zal mogelijk worden gemaakt op eigen erf aan de zijkant van de schuur. Daarvoor zal een stukje grond bestemd als 'Agrarisch' ook worden meegenomen in de wijziging.
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta (Malta). Daarna heeft de rijksoverheid beleid ontwikkeld voor een zorgvuldige omgang met het archeologisch erfgoed. Het uitgangspunt is het behoud van archeologische waarden “in situ” (ter plekke; in de bodem).
In 2007 heeft het verdrag zijn neerslag gekregen in de Nederlandse wetgeving. Op 1 september van dat jaar trad de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking. In samenhang daarmee werden ook de Monumentenwet 1988 en drie andere wetten aangepast.
De Monumentenwet (1988) regelt de bescherming van het archeologisch erfgoed en de inpassing van archeologische waarden in de ruimtelijke ordening. De regelt onder meer dat een initiatiefnemer onderzoeken betaalt die nodig zijn als zijn initiatief archeologische waarden verstoort. Onder dat onderzoek valt het hele archeologisch proces zoals beschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) of een daarop gebaseerd Programma van Eisen (PvE).
Ook regelt de wet dat overheden archeologische waarden moeten laten meewegen in ruimtelijke planprocedures. Omdat de invulling van ruimtelijke plannen vooral een gemeentelijke taak is, zijn gemeenten, zoals de wetgever het heeft beoogd, de belangrijkste speler in het 'archeologische' veld geworden. De gemeenten zijn verplicht om het archeologisch bodemarchief te beschermen en daarvoor passend archeologiebeleid te formuleren.
De gemeente Slochteren heeft een archeologische beleidskaart en -nota laten opstellen. Die geven voor de hele gemeente weer in hoeverre archeologische waarden worden verwacht, de zogenaamde de archeologische verwachtingswaarde. In paragraaf 4.7 gaan wij nader op dit beleid in.
Sinds 1979 geldt de Europese Vogelrichtlijn. Die bevat een lijst van vogelsoorten waarvan het leefgebied (habitat) of het overwinteringsgebied beschermd moet worden. Die gebieden vormen de zogenaamde Speciale BeschermingsZones (SBZ).
Sinds 1992 geldt ook de Habitatrichtlijn. Die bevat een lijst met andere dier- en plantensoorten waarvan de habitats ook beschermd moeten worden. Ook hiervoor zijn SBZ's aangewezen.
De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn in Nederland uitgewerkt in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet regelt de soortenbescherming, de Natuurbeschermingswet regelt de gebiedsbescherming van de SBZ's.
Op Europees initiatief zijn de beschermde natuurgebieden (de SBZ's op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) bijeengebracht in een netwerk: Natura 2000. Slochteren kent geen Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden en dus ook geen Natura 2000-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Waddenzee, het Zuidlaardermeergebied en het Leekstermeergebied.
Naast de SBZ's wijst de Natuurbeschermingswet de beschermde natuurmonumenten en wetlands aan die niet vallen onder de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn. De noordoever van het Schildmeer is aangewezen als beschermd natuurmonument.
Nederland kent daarnaast op nationaal niveau de Ecologische hoofdstructuur (EHS), een netwerk van bestaande en nieuwe natuur. Doel is een samenhangend en robuust natuurnetwerk. Daarvoor wordt nieuwe natuur toegevoegd en worden waar nodig verbindingen gelegd. De EHS is daarmee groter en fijnmaziger dan het Natura 2000-netwerk. De Habitatrichtlijngebieden vallen geheel in de EHS en de Vogelrichtlijngebieden gedeeltelijk. De EHS is vooral uitgewerkt in het provinciaal beleid, in de provinciale omgevingsplannen en de provinciale omgevingsverordeningen.
Op 17 december 2011 heeft het kabinet de AMvB Ruimte vastgesteld. De officiële naam van het besluit is overigens Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Voor de overzichtelijkheid van het beleid is gekozen voor één AMvB voor alle deelaspecten van ruimtelijke ordening en infrastructuur. Daar waar sprake is van beleidsdoelen die gelijkwaardig worden geborgd is daarvoor gekozen. Daarbij wordt ingezet op nationale regels voor onder andere zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. De inhoud van de Algemene Maatregel van Bestuur moet worden verwerkt in plannen van lagere overheden zoals structuurvisies en bestemmingsplannen van provincies en gemeenten.
In 2012 is het Barro uitgebreid en aangepast.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is vastgesteld op 13 maart 2012. De SVIR vervangt verschillende oudere nota’s zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. De SVIR bevat een aantal elementen die het jaar ervoor eigenlijk al geregeld waren in de AMvB Ruimte.
Het Rijk doet een stapje (verder) terug en laat meer over aan burgers, bedrijven en andere overheden. Het Rijk ziet zijn rol vooral in het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen van Nederland als geheel. Het Rijk concentreert zijn bemoeienis op deze nationale belangen, hetzij via het planningsstelsel, hetzij via concrete uitvoeringsprogramma's en -projecten.
Het Rijk heeft 13 Nationale belangen gedefinieerd:
Op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur komen binnen de gemeente Slochteren de volgende elementen voor:
Het Rijk vindt dat het roer om moet in de gebiedsontwikkeling. De daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties moet leidend worden. Om een zorgvuldig gebruik van schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale bereikbaarheid voor meerdere vormen van transport.
Met dat als algemene richtlijn laat het Rijk laat de concrete keuzes in het verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan provincies en gemeenten. Provincies en gemeentes krijgen daarmee meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
In de SVIR staan verder de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden.
Op 17 juni 2009 hebben Provinciale Staten het derde Provinciaal Omgevingsplan Groningen (POP) vastgesteld door. Daarin is, net als in het tweede POP, gekozen voor concentratie van wonen en werken in de stedelijke centra en centrumdorpen. Deze keuze ondersteunt de centrumfunctie van de steden met bijbehorende voorzieningen, beperkt de ruimteclaims op het landelijk gebied en gaat mobiliteit tegen.
Dit betekent niet dat alle overige dorpen op slot zijn gezet. In dorpen waar de meest wezenlijke voorzieningen nog aanwezig zijn (de zogenaamde “complete dorpen”), kunnen woningen worden gebouwd voor de lokale behoefte, die wordt bepaald door de te verwachten groei van het aantal huishoudens als gevolg van de gezinsverdunning. De grotere kernen in de gemeente (Slochteren/Schildwolde, Harkstede en Siddeburen) behoren tot deze categorie dorpen. Om de leefbaarheid en de lokale voorzieningen in stand te houden, kunnen “complete dorpen” gebaat zijn bij beperkte nieuwbouw.
In de kleinste dorpen mag alleen incidenteel worden gebouwd, bijvoorbeeld om het beeld van dorp of landschap te versterken of voor specifieke doelgroepen, zoals ouderen en gehandicapten. In de kleine kernen van Slochteren is hiervoor nagenoeg geen ruimte.
Ook wat de economische activiteiten betreft, streeft de provincie naar bundeling. Uitgangspunt is de bedrijvigheid te concentreren in de economische kernzones. Het overal laten ontstaan van kleine bedrijventerreinen noemt de provincie niet in het belang van het vestigingsklimaat en de kwaliteit van het landschap. Wel is uitbreiding van bestaande lokale bedrijven(terreinen) mogelijk als het bestaande lokale bedrijfsleven daar duidelijk behoefte aan heeft. Aard, schaal en omvang van terreinen of uitbreidingen moeten zijn aangepast aan de lokale situatie en een relatie hebben met de beeldkwaliteit van de dorpen.
Vanuit dit oogpunt staat de provincie ook positief tegenover de vestiging van kleine bedrijven in waardevolle vrijkomende panden, zoals oude boerderijen. Behoud van het pand en het eigen karakter is daarbij uitgangspunt.
De provinciale omgevingsverordening (POV) is een beleidsinstrument uit de Wro. De verordening wordt vastgesteld door Provinciale Staten en bevat provinciale beleidsregels waarvan wordt verwacht dat gemeenten deze doorvertalen in hun bestemmingsplannen. In de Groninger omgevingsverordening zijn die onderwerpen opgenomen:
De verordening richt zich op de thema's milieu, water en ruimte.
Het hoofdstuk Ruimtelijke ordening bevat regels over de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De regels zijn een vertaling van de beleidsintenties uit het POP.
Deze regels hebben onder meer betrekking op de volgende thema's:
De regels richten zich tot de gemeenten, die verplicht zijn hun bestemmingsplannen hieraan aan te passen. Zolang dit niet is gebeurd, gelden de bestaande bestemmingsplannen. Echter, voor een aantal onderwerpen waaraan de provincie een groot belang hecht, zijn rechtstreeks werkende regels opgenomen (o.a aanleg bedrijventerreinen en plaatsing windmolens).
De laatste wijziging van de Omgevingsverordening provincie Groningen was op 20 maart 2013. Op het vlak van de ruimtelijke ordening is daarbij het nodige aangepast.
Groenedijk Slochteren (ORIZU)
Over de herbestemming van de voormalige RWZI is al een aantal keren overleg gevoerd met de provincie. Ambtelijk heeft de provincie zich daarbij positief uitgesproken voor de nieuwe culturele bestemming.
De regels in de omgevingsverordening voor niet-agrarisch bedrijven in het buitengebied (artikel 4.27) staan deze functie niet toe. Om deze strijdigheid op te lossen kan op basis van artikel 4.20 lid 2, voor nieuwe functies in het buitengebied de begrenzing worden aangepast. Het perceel ligt in aan de rand van het dorp en zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op deze plek, zonder dat er een nieuwe claim op de open ruimte van het buitengebied wordt gelegd. Aanpassing van de begrenzing van het buitengebied lijkt dan ook niet op ruimtelijke bezwaren te stuiten. De afspraak is dat de gemeente een verzoek indient om de begrenzing van het buitengebied aan te passen. Dit verzoek kan tegelijk met het voorontwerp bestemmingsplan aan de provincie worden voorgelegd. Het uitgangspunt is dat GS vóór de vaststelling van het bestemmingsplan heeft besloten over de begrenzing van het buitengebied.
Gedeputeerde Staten hebben het verzoek van het college positief beantwoord en de begrenzing van het buitengebied aangepast (besluit van 19 juni 2014).
Oudeweg 113a in Siddeburen
In een heel vroeg stadium is al overleg geweest met de provincie om het achterste deel van het perceel alsnog te betrekken bij de bedrijfsbestemming.
In een mail van 27 maart 2013 heeft de provincie aangegeven dat zij akkoord is met het verzoek om de agrarische bestemming op een deel van het perceel Oudeweg 113a in Siddeburen te veranderen in een bedrijfsbestemming voor de vestiging van het bedrijf Verstisol op dit perceel en de strijdigheid hiervan met artikel 4.9 van de omgevingsverordening op te heffen voor ontheffingsverlening als bedoeld in artikel 1.2 van de omgevingsverordening.
Gelet op de ligging van de betrokken gronden, maken deze in ruimtelijk opzicht onlosmakelijk deel uit van het bestaande bedrijventerrein Kalverkampen. De gronden maken deel uit van het bestaand stedelijk gebied. In zoverre is er geen sprake van een ruimteclaim op het buitengebied. Evenmin heeft het verzoek tot gevolg dat verstening en versnippering van het landelijk gebied plaatsvindt.
Op 26 februari 2013 hebben GS besloten tot verkleining met 3 ha van het ten westen van het bestaande bedrijventerrein Kalverkampen aangegeven zoekgebied. In hetzelfde besluit hebben GS een nieuw zoekgebied voor bedrijventerrein aangewezen van 0,9 ha voor de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Korenmolendreef in het dorp Slochteren. Tegen deze achtergrond leidt dit verzoek, om 0,55 ha gronden voor bedrijvigheid te bestemmen, niet tot toename van het areaal aan zoekgebieden voor bedrijventerreinen.
De (volledige) motivering voor de ontheffingverlening is ook in bovengenoemde mail opgenomen.
Op basis van deze motivering heeft Gedeputeerde Staten op 7 juli 2014 ontheffing verleend voor het verruimen van de bedrijfsbestemming op het perceel Oudeweg 113a in Siddeburen.
Twaalf gemeenten en twee provincies werken sinds 1996 samen in de Regio Groningen-Assen. Zij zien de noodzaak om gezamenlijk op te trekken in de ruimtelijke ontwikkeling.
De provincies en gemeenten kijken daarbij over hun grenzen heen. Het uitgangspunt is dat de steden niet zonder de omliggende regio kunnen, maar de regio ook niet zonder de steden. De regio wordt beschouwd als ware zij één gemeente. Het collectieve belang weegt zwaarder dan de belangen van de individuen. Door samen te werken ontstaan betere kansen voor ontwikkelingen in het hele regiogebied: kansen op goed werk, goed onderwijs, goede voorzieningen en op een goede betaalbare woning in een uitstekende woonomgeving.
De toekomstvisie voor de regio is neergelegd in de Regiovisie. De Regiovisie is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie voor de lange termijn. Voor de uitvoering van de regiovisie zijn vier regionale programma's geformuleerd, te weten: Wonen & Verstedelijking, Bedrijventerreinen & Economie, Bereikbaarheid en Regiopark.
De afspraken over de hoofdlijnen van de samenwerking, de organisatie, de uitvoering, de financiële aspecten, de evaluatie, de monitoring en de vervolgactiviteiten zijn vastgelegd in een convenant. Het convenant loopt tot en met 1 januari 2030.
Voor het buitengebied van Slochteren is met name het programma Regiopark van belang. Binnen dit programma staat het behoud en ontwikkeling van de groene ruimte (cultuurlandschap) binnen de regio centraal. Het doel is het initiëren en ondersteunen van projecten met een duidelijke toegevoegde waarde voor landschap, natuur en recreatief medegebruik in de regio. Het programma is gericht op samenhang in initiatieven van de overheden en maatschappelijke organisaties in het landelijk gebied.
Op 27 januari 2011 hebben wij het Woonplan 2010-2020 vastgesteld. Daarin staat de gemeentelijke visie op het wonen en de volkshuisvesting.
Een woonplan was toen niet (meer) verplicht, maar de gemeente Slochteren vond een Woonplan wel nodig. Met het Woonplan 2010-2020 konden en kunnen wij namelijk een goede afweging maken over de locatie van nieuwe ontwikkelingen, het aantal nieuw te bouwen woningen, de doelgroepen waarvoor gebouwd wordt en het tempo waarin gebouwd zou moeten worden.
Het Woonplan bepaalt voor de periode 2010-2020 waar nieuwe woningen kunnen worden gebouwd. Ook staat er in waar herstructurering of transformatie kan plaatsvinden: welke woningen zouden kunnen worden gesloopt en herbouwd. Door transformatie en herstructurering kunnen oude woningen worden vervangen door nieuwe, om te kunnen voldoen aan de huidige normen en eisen. Ook kan worden gebouwd voor nieuwe doelgroepen.
Naast deze kwantitatieve bouwopgave (aantallen) vermeldt het woonplan ook de gewenste woonkwaliteiten. Dat gaat bijvoorbeeld over duurzaam bouwen en leefbaarheid. Dit wordt ook wel de kwalitatieve bouwopgave genoemd.
Het Woonplan is gebaseerd op de toekomstverwachtingen, onder meer bevolkingsprognoses (o.a. leeftijd). Daarnaast moest het Woonplan rekening houden met een aantal eerder vastgestelde plannen, die ook van invloed zijn op het wonen binnen de gemeente Slochteren. In de Toekomstvisie 2020 hadden wij er al voor gekozen in beginsel alleen te bouwen in de drie hoofdkernen (Harkstede, Slochteren en Siddeburen). Daarbuiten is incidentele woningbouw uitsluitend nog onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Voor Slochteren en Siddeburen lagen er ook al gebiedsvisies waarin nieuwe bouwlocaties zijn beschreven. Die locaties zijn in principe richtinggevend voor de locatie van nieuwbouw.
Voor Schildwolde (omgeving Schatterswold) geldt overigens dat de nieuwe woonwijk al voor het woonplan is geregeld in een bestemmingsplan. Dit woongebied is ook al grotendeels gerealiseerd. De wijzigingen in dit verzamelbestemmingsplan betreffen slechts enkele details, zoals het mogelijk maken van lessenaarsdaken.
Bouwaanvragen (tegenwoordig heten die formeel aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen) worden onder andere beoordeeld op de welstandseisen. Bouwplannen die niet voldoen aan redelijke eisen van welstand worden geweerd.
De welstandseisen staan in de Welstandsnota. Zo is voor alle partijen vooraf duidelijk waaraan een bouwwerk moet voldoen: voor de aanvragers, voor de architect/aannemer, voor de aanwonenden én voor de welstandscommissie.
De Welstandsnota is onderdeel van het integrale ruimtelijke kwaliteitsbeleid en draagt bij aan de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Slochteren. De nota hangt daarom ook nauw samen met de bestemmingsplannen.
Een bestemmingsplan bepaalt of gebouwen of bouwwerken van bepaalde afmetingen op een bepaalde plaats zijn toegestaan. De welstand kan wel de plaats en de omvang van gebouwen en bouwwerken nader bepalen, maar mag de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan niet frustreren. Daarbij is ook de bedoeling van het bestemmingsplan van belang. Als een bestemmingsplan weinig regelt over de bebouwing, kan de welstand dat verder invullen. Behalve als die vrijheid in het bestemmingsplan juist bedoeld was om veel vrijheid te bieden. Dan is het niet de bedoeling dat de welstand die vrijheid alsnog gaat inperken.
Welstand gaat dus over de omvang en situering van gebouwen en bouwwerken, maar ze gaat ook over de architectuur: vormgeving, verhoudingen, materiaalgebruik, kleurgebruik en dergelijke. Ook daarbij speelt de relatie met de omgeving een belangrijke rol.
Op 29 mei 2008 hebben wij de Toekomstvisie vastgesteld. Hierin staat onze visie op Slochteren in 2020. Die is uitgewerkt in een aantal thema's.
Kernbegrippen uit de Toekomstvisie zijn:
De visie is geen structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. Een ruimtelijke visie en een kaartbeeld staan er niet in. Er staat niet in hoe de dorpen en straten er straks uit zullen zien. De visie is vooral bedoeld om hoofdlijnen uit te zetten. Op basis daarvan gaan we verder beleid uitwerken.
Dat uitwerken gebeurt onder andere bij de actualisering van bestemmingsplannen.
Het behoud van de functiemenging met kleinschalige bedrijven en woon-werkcombinaties in en bij de dorpen is een belangrijk uitgangspunt in de visie. We proberen daar in de bestemmingsplannen zo goed mogelijk randvoorwaarden voor te scheppen. De verantwoordelijkheid ligt echter bij de ondernemers. Zij moeten het zelf doen. Daarnaast wordt ook toekomstgericht ondernemerschap gestimuleerd.
Op 3 juli 2014 heeft de gemeenteraad een geactualiseerde versie van de Toekomstvisie uit 2008 vastgesteld. De bovengenoemde kerngrippen zijn daarbij overeind gebleven. Voor een aantal thema's zijn er kleine (nuance) verschillen aangebracht, vanwege onder andere de minder grote rol van de gemeente in Meerstad, de (woningmarkt)crisis en de bezuinigingsopgave.
Wij hebben in 2000 de Landschaps- en groenvisie vastgesteld. Op basis daarvan is een Basisdocument integraal beheerplan opgesteld dat vervolgens weer uitgewerkt is in een Beheerplan groen Slochteren.
De Groen- en landschapsvisie schetst de gewenste ontwikkelingslijn van de groene ruimte binnen de gemeente. De visie maakt onderscheid tussen de groenstructuur in de kernen en de groenstructuur in het buitengebied.
Het groen in de kernen wordt onderverdeeld in drie typen:
In het buitengebied ligt de schaal op landschapsniveau. We zetten in op de volgende doelen:
Onze Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kent een kapvergunningstelsel dat waardevolle en monumentale bomen beschermt tegen kap. Beschermd zijn door de gemeente aangewezen waardevolle en monumentale bomen, maar ook bomen die zijn geregistreerd bij de Bomenstichting.
De monumentale bomen die bij de Bomenstichting geregistreerd zijn, krijgen via de bestemmingsplannen nog een extra bescherming. Die krijgen namelijk een aanduiding op de verbeelding. Binnen de aanduiding is voor diverse bedreigende activiteiten een omgevingsvergunning nodig. Bij de vergunningverlening wordt beoordeeld of de boom niet onevenredig wordt aangetast.
Daarmee worden deze bomen ook beschermd tegen indirecte gevaren, zoals beschadiging of verstikking van het wortelgestel. Graven, het aanleggen van funderingen, maar ook uit bouwwerken, verhardingen, ophogingen en dergelijke kunnen de bomen namelijk bedreigen.
Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden kunnen gevolgen hebben voor beschermde en/of bedreigde planten en dieren. De Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet stellen daar regels voor. Ook heeft het toenmalige ministerie van LNV een gedragscode “Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorzieningen” opgesteld.
Concrete ontwikkelingen, werkzaamheden en beheer en onderhoud moeten daaraan getoetst worden. Als hulpmiddel daarbij heeft de gemeente Slochteren de 'Ecologische basiskaart en leidraad Slochteren’ opgesteld.
De ecologische basiskaart bestaat uit meerdere kaarten, waarop onder meer de ligging van natuurgebieden en de populaties van soorten zijn aangegeven.
In de bijbehorende leidraad is aangegeven wanneer bepaalde werkzaamheden op het vlak van bouwen (en slopen) en groenbeheer kunnen plaatsvinden.
Er is vooral gekeken buiten de reeds beschermde natuurgebieden. Binnen de natuurgebieden zijn de bijzondere waarden namelijk al beschermd door de planologische status van die gebieden.
De aandacht is vooral gevestigd op bijzondere soorten en waarden uit de Flora- en faunawet die voorkomen in bepaalde typen gebieden, zoals agrarische cultuurgronden, bosgebieden en landschapselementen.
Ruimtelijk worden er vier gebieden onderscheiden:
Het bebouwingslint heeft een relatief lage natuurwaarde en weinig bijzondere soorten, met uitzondering van een aantal vogel- en vleermuissoorten.
De gebieden 3 en 4 zijn hoofdzakelijk agrarisch in gebruik en bezitten met uitzondering van enkele specifieke locaties eveneens lage natuurwaarden. Die specifieke locaties zijn meest in beheer bij natuurbeherende organisaties, zoals Staatsbosbeheer (o.a. De Baggerputten) of een stichting (o.a. De Fraeylemaborg).
De beheerdoelstellingen voor de (gemeentelijke) bermen, oevers en beplantingen staan in het Beheerplan Groen uit 2004.
Wij hebben op 20 december 2012 het cultuurbeleid vastgesteld voor de periode 2013-2016. De cultuurnota – onder de naam ‘Syncope’ - beschrijft de ambities voor de komende jaren op het gebied van kunst en cultuur. Vanuit de gedachte dat cultuur een belangrijke bijdrage levert aan een aantrekkelijk woon-, werk- en leefgebied, kiezen wij expliciet voor méér samenhang met andere beleidsterreinen. Ook de beperkte financiële middelen spelen daarbij een rol.
Kunst en cultuur in al hun verschijningsvormen maken de kwaliteit van onze gemeente zichtbaar en voelbaar. Cultuur verbindt mensen. De eigenheid van een gemeenschap komt tot uitdrukking in lokale culturele evenementen, vaak geworteld in een lange traditie.
Wij zien het cultuurbeleid als een onderdeel van de gebiedsmarketing: het verhaal van het Land van Slochteren. Daarbij past ook een respectvolle omgang met cultureel erfgoed en met de monumenten in onze gemeente. Kenmerkende elementen als de borg, oude en jonge monumenten en culturele evenementen versterken het beeld van Slochteren als een gemeente waar het goed wonen, werken en recreëren is. Zo vergroten we de aantrekkingskracht voor nieuwe bedrijven, ondernemers en inwoners en investeren we in de economische ontwikkeling van de gemeente. Daarbij geven we ruimte voor eigen initiatief en verantwoordelijkheid, ook in het cultuurbeleid. We bevorderen cultureel ondernemerschap. Creatieve relaties binnen het culturele domein, maar ook tussen cultuur en andere aspecten van de samenleving worden aangemoedigd.
Op 15 november 2010 hebben wij het Geluidsplan vastgesteld. Daarin hebben wij aangegeven hoe wij met het onderwerp geluidhinder willen omgaan. De gemeente heeft diverse verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het terrein van het geluid. De gemeente neemt besluiten over bedrijfsactiviteiten, industriële installaties, horeca en wegverkeer, maar ook over tijdelijke activiteiten zoals evenementen. Bij dit soort plannen beoordeelt de gemeente welke geluidsbelasting en -hinder acceptabel is en of er in redelijkheid maatregelen getroffen kunnen worden. Bij de afweging over de toelaatbare geluidsbelasting spelen de volgende zaken een rol:
Het resultaat van de afweging is een geluidsnorm. Wij willen ook nadrukkelijk rekening houden met de effecten op de gezondheid. Daarom zullen wij waar nodig behalve geluidnormen ook voorwaarden stellen aan plannen en activiteiten.
Het geluid heeft een bijzondere relatie met de ruimtelijke ordening. Het geluid neemt immers af met de afstand tot de geluidsbron. In bestemmingsplannen moeten wij daarom ook altijd rekening houden met het onderwerp geluidhinder. Aan de ene kant omdat het een wettelijke verplichting is vanuit de Wet geluidhinder. Aan de andere kant ook los van die wet. Wij moeten immers beoordelen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Dat geldt bij nieuwe geluidsbronnen in de buurt van woningen en andere gevoelige functies, maar ook omgekeerd: de bouw van nieuwe woningen en geluidgevoelige functies bij bestaande geluidsbronnen.
Het Geluidsplan gaat ook over de autonome ontwikkelingen. Dat zijn de situaties waarbij zich geen nieuwe functies aandienen, maar er wel dingen veranderen. Door toenemend verkeer bijvoorbeeld kan de geluidhinder toenemen.
Het Geluidsplan geeft ons een handvat voor deze situaties. Voor verschillende situaties geeft het plan weer wat u van ons kunt verwachten, maar ook wat wij van u verwachten. Het plan heeft de status van beleidsregel.
Wij hebben een aantal structuurvisies vastgesteld. Voor de dorpen Slochteren (en gedeeltelijk Froombosch) en Siddeburen ligt er al enkele jaren een visie. Voorafgaand aan het actualiseren van het bestemmingsplan Buitengebied is ook een structuurvisie voor het buitengebied opgesteld.
De structuurvisies voorzien niet in de ontwikkelingen die in dit verzamelbestemmingsplan zijn opgenomen. De locatie ORIZU valt net buiten het plangebied van de structuurvisie Buitengebied maar de herbestemming van het terrein sluit wel goed aan bij de visie voor de omgeving van de Groenedijk. In de structuurvisie is de aangrenzende Groenedijk als 'kansrijke locatie' voor recreatie en horeca aangewezen op vrijkomende percelen (zie onderstaande figuur). Het plan voor ORIZU, waarin deze functies terugkomen, sluit hier goed bij aan.
Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de verschillende onderzoeken naar de randvoorwaarden voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de bijbehorende regelingen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in de volgende thema's: milieuaspecten, externe veiligheid, luchtkwaliteit, water, archeologie en cultuurhistorie, flora en fauna en civieltechnische aspecten.
De Wet geluidhinder regelt onder meer hoe geluid van het wegverkeer wordt betrokken bij de vaststelling van bestemmingsplannen. De wet schrijft akoestisch onderzoek voor als er in of bij het plan wegen voorkomen met een zone. In artikel 74 van de Wet geluidhinder is geregeld welke wegen een zone hebben. In het akoestisch onderzoek wordt onder meer gekeken naar de geluidsbelasting op woningen binnen de zone.
De Wet geluidhinder hanteert voorkeursgrenswaarden voor de geluidsbelasting op de gevel van woningen. Als de voorkeurswaarde niet gehaald kan worden, kan een hogere waarde worden vastgesteld. De wet geeft daar criteria voor.
Bij woningen is de voorkeursgrenswaarde 48 dB (decibel). In bepaalde situaties kan een hogere grenswaarde worden toegestaan, tot maximaal 68 dB. Het maximum is daarbij onder meer afhankelijk van:
De Nota Wegverkeerslawaai Gemeente Slochteren (WMA, 2008) heeft voor alle situaties in de gemeente de voorkeursgrenswaarden en toelaatbare waarden berekend. Er zijn verkeers- en omgevingsgegevens verzameld. Met behulp van de Standaard rekenmethode I zijn per wegvak de geluidscontouren berekend. De volgende geluidscontouren in beeld gebracht: 48 dB, 53 dB en 58 dB.
Er is rekening gehouden met de aftrek die artikel 110g van de Wet geluidhinder voorschrijft: 2 dB voor wegen met snelheid van 70 km/uur of meer en 5 dB voor de overige wegen.
Plangebied
In dit plan wordt niet voorzien in ontwikkelingen die de voorkeursgrenswaarden (en afwijkingsmogelijkheden voor hogere grenswaarden) overschrijden.
De ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden in dit plan gaan met name om bestaande situaties. ORIZU aan de Groenedijk in Slochteren, het perceel Hoofdweg 88 in Slochteren, Hoofdweg 25 in Froombosch en de woningen in Schatterswold in Schildwolde zijn geluidsgevoelige objecten. Doordat er een nieuwe bestemming wordt opgelegd is alleen bij ORIZU sprake van een nieuwe situatie. Op de andere percelen zijn in het huidige bestemmingsplan al woningen mogelijk.
Voor het perceel 's-Gravenschanslaan 7 wordt de situatie gunstiger. De maatschappelijke bestemming met het bouwvlak wordt er af gehaald. Het perceel krijgt nu de bestemming 'Wonen 1-B' zonder bouwvlak. Het huidige gebouw komt daarmee onder het overgangsrecht. De afstand van de weg tot geluidsgevoelige functies wordt door de bestemmingswijziging groter.
Indien op het perceel Hoofdweg 88 in Slochteren een bedrijfswoning gerealiseerd gaat worden, dient deze wel te voldoen aan de geluidseisen uit de Wabo en de Bouwverordening, omdat deze binnen de geluidscontour van de Hoofdweg valt.
Bij de overige ontwikkelingen in dit plan is de Wet geluidhinder niet van toepassing.
In het plangebied liggen geen inrichtingen waar een geluidscontour van uitgaat (geluidszoneringsplichtige bedrijven). Er zijn in de directe omgeving van het plangebied geen inrichtingen met een geluidscontour die over (een deel van) het plangebied reikt.
Algemeen
De VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) biedt een handreiking voor de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau.
De publicatie geeft informatie over de milieu- en hinderaspecten van verschillende typen bedrijven. Die aspecten worden weergegeven in scores of in richtafstanden tot hindergevoelige objecten. Op basis van de aspecten worden de verschillende bedrijfstypen gescoord in milieucategorieën. Daaruit volgt een indicatie van de afstand die voor dat type bedrijf worden aangehouden tot woningen of andere gevoelige objecten.
De norm is niet wettelijk verankerd. Het gaat om een richtafstand. Het bestuursorgaan kan met die richtafstand in de hand differentiëren naar omgevingstypen: rustige woonwijk, rustig buitengebied, en gebied met functiemenging (gemengd gebied). Ook de specifieke eigenschappen van het geval doen ter zake, bijvoorbeeld de schaal van de activiteiten. In voorkomende gevallen zal de bestuursrechter de afwegingen van het bestuursorgaan toetsen aan een goede ruimtelijke ordening. Daarbij weegt de VNG-brochure meestal zwaar.
De richtafstand werkt twee kanten op. Nieuwe bedrijvigheid moet voldoende afstand houden tot gevoelige objecten, maar nieuwe woningen moeten ook afstand houden tot bedrijvigheid. Niet alleen het woon- en leefklimaat telt immers. Ook de continuïteit van het bedrijf en de uitbreidingsmogelijkheden moeten worden gewogen.
Naast het afwegingskader van de brochure kunnen ook wettelijke normen van toepassing zijn. Zo heeft een melkveehouderij bijvoorbeeld te maken met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit en/of de Wet geurhinder en veehouderij. Van geval tot geval moet worden beoordeeld hoe eventuele wettelijke normen en de VNG-richtlijn zich tot elkaar verhouden, beide bevatten immers maximum afstanden tot omliggende objecten. In zijn algemeenheid geldt dat in ieder geval aan de wettelijke normen moet worden voldaan. In sommige gevallen kan er uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanleiding bestaan op basis van de VNG-brochure een grotere afstand aan te houden.
Plangebied
Oudeweg 113a Siddeburen
Volgens de VNG brochure zijn hoveniersbedrijven en loonbedrijven met een bebouwde oppervlakte van meer dan 500 m² categorie 3.1-bedrijven. De grootste afstand die volgens de VNG brochure voor een rustige woonwijk aangehouden moet worden voor een categorie 3.1-bedrijf is 50 meter. Het betreft hier de rand van een bedrijventerrein met weinig woningen in de omgeving.
De dichtstbijzijnde woning ligt op ruim 80 meter. Vertisol Omgevingsbeheer en Inrichting BV past hier dus binnen.
Hervormde begraafplaats Siddeburen
Op grond van de VNG brochure dient voor begraafplaatsen 10 meter tot de dichtstbijzijnde woning aangehouden te worden. Naast de begraafplaats ligt de nieuwbouwwijk 'De Weerterij'. Met de realisatie van deze wijk is rekening gehouden met de afstanden tot de (uitbreiding van de) begraafplaats. De dichtstbijzijnde woning kan op 13 meter gebouwd worden. De begraafplaats voldoet derhalve aan de richtafstand.
Hoofdweg 5 Schildwolde
Het garagebedrijf is gevestigd in een 'gemengd gebied' waar lichte bedrijven (mits bouwkundig gescheiden) passen naast woningen. Er is sprake van functiemenging in dit gebied. De bedrijvigheid van het garagebedrijf bestaat uit een autoreparatiebedrijf, showroom, tankstation en wasstraat. In de systematiek van de VNG-publicatie is dit bedrijf als licht bedrijf (milieucategorie 1/2) aan te merken welke past binnen gemengd gebied. Aanbevolen wordt een afstand van 0-10 meter tot de gevel van woningen van derden. Concreet betekent dit dat de afstanden tot de bestaande woningen voldoende zijn. Daarnaast voorziet de Wet milieubeheer op individueel niveau in een regeling ter beperking van eventuele milieuhinder. Verder is de bestaande woonbebouwing al grensstellend in relatie tot eventuele milieubelasting.
Voor het onderdeel LPG geldt een grotere aanbevolen afstand (50 meter) tot woningen van derden. Hieraan wordt voldaan. Door de verplaatsing van het vulpunt wordt de afstand iets vergroot, de dichtstbijzijnde woning ligt op ruim 65 meter. In paragraaf 4.3 is de situatie met betrekking tot (externe) veiligheid verder beoordeeld.
Schildwolderdijk 67 Schildwolde
Feitelijk verandert er niets voor het perceel. De afstanden zijn met het vaststellen van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 al in acht genomen. Het gaat hier om een ambtshalve wijziging waarbij een binnenrijbak mogelijk wordt gemaakt in de regels.
Diverse percelen Schatterswold Schildwolde
De woonpercelen in Schatterswold liggen op voldoende afstand van bedrijven. Planologisch verandert er op de percelen weinig. Er worden geen nieuwe bedrijven of kortere afstanden mogelijk gemaakt.
Hoofdweg 88 Slochteren
Dit perceel krijgt de maatschappelijke bestemming met een inpandige bedrijfswoning. Binnen deze bestemming zijn toegestaan: educatieve, medische, sociale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie. Dit met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren. Ook zijn hier voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening toegestaan, alsmede kindercentra, ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca. Deze functies zijn functies welke passen in het gemengde gebied aan de Hoofdweg in Slochteren. De afstanden die moeten worden aangehouden tot naastgelegen woningen zijn gering. De overlast van voornoemde functies is gering. Daarnaast waren genoemde functies ook al mogelijk in het oude bestemmingsplan. Planologisch is er dus eigenlijk geen verandering van functie.
Duwolaan 2 Slochteren
Feitelijk veranderd er niets voor het perceel. De afstand zijn met het vaststellen van het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde al in acht genomen. Het gaat hierbij om een ambtshalve wijziging waarbij de functie-aanduiding die reeds in de verbeelding is opgenomen wordt uitgeschreven in de regels conform de vastgestelde Beleidsregels Kamperen gemeente Slochteren.
Groenedijk Slochteren
De nieuwe functie voor het RWZI-terrein is niet goed in te delen in de lijst van activiteiten die zijn opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In feite vind er op het terrein van ORIZU een combinatie van activiteiten plaats (atelier, onderwijs en timmerwerkplaats). Het culturele en educatieve karakter is daarbij de bindende factor.
Voor musea of ateliers geldt een minimale afstand van 10 meter (geluid) met daarbij een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking.
Voor onderwijs (basisschool en algemeen voortgezet onderwijs) geldt een minimale richtafstand van 30 meter (geluid) en een geringe verkeersaantrekkende werking.
Vanwege de bouwprojecten op het terrein (gedeeltelijk in de openlucht) is aansluiting gezocht bij de richtafstanden die gelden voor:
Voor deze activiteiten geldt een minimale richtafstand van 50 meter (geluid).
Aan alle bovengenoemde richtafstanden kan ruimschoots worden voldaan. De afstand tussen de rand van het terrein en het dichtstbij gelegen gevoelig object (een woning in dit geval) is 80 meter.
's-Gravenschanslaan 5 en 7 Slochteren
Planologisch gezien worden beide percelen samengevoegd tot één perceel. Het gehele perceel krijgt (net als het perceel 's-Gravenschanslaan 5 voorheen) de bestemming ' Wonen 1-B'.
In het bestemmingsplan 'Slochteren, Korenmolenweg' is een bufferzone, met de bestemming 'Groen' opgenomen tussen de percelen aan de 's-Gravenschanslaan en het achterliggende bedrijventerrein. Deze bufferzone wordt niet veranderd. Op het bedrijventerrein is een voorziening getroffen waardoor voldaan kan worden aan de geluids- en afstandseisen.
Hoofdweg 25 Froombosch
In het VNG brochure is voor de bedrijfsactiviteit die plaats gaat vinden op het perceel Hoofdweg 25 in Froombosch geen richtafstand opgenomen. Er is aansluiting gezocht bij bedrijfstypen die naar aard en omvang daarmee te vergelijken zijn. Het bedrijf krijgt een verkoopvloeroppervlak van maximaal 500 m² en een showtuin met een oppervlakte van maximaal 500 m². Gezien de schaal van de genoemde activiteiten zijn deze gelijk te stellen met bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 of 2 van de VNG brochure. Daarbij geldt een grote afstand van 30 meter tot woningen van derden. De omgeving van Hoofdweg 25 zou aangemerkt kunnen worden als gemengd gebied, waardoor ruimschoots aan deze afstand kan worden voldaan.
Bij het aspect geur door bedrijven in het ruimtelijk spoor gaat het om bescherming van mensen tegen geurhinder, maar ook tegen gezondheidseffecten door geur. In principe dienen alle geurgevoelige objecten te worden beschermd tegen geuroverlast. In het algemeen is het zo dat wanneer geurgevoelige objecten op voldoende afstand van bedrijven worden gepland, het woon- en verblijfsklimaat als goed wordt aangemerkt en niemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. Bij het afwegen welke afstand voldoende is, moet rekening worden gehouden met de ligging van de contour behorend bij het aanvaardbare hinderniveau. Deze contour is echter niet per se een harde grens waarbinnen bouwen niet toelaatbaar is. Via het spoor van de omgevingsvergunning kunnen specifieke details en eisen worden geregeld. Soms is er ook maatwerk mogelijk met technische oplossingen.
Dit verzamelplan maakt geen nieuwe bedrijven mogelijk. Wel wordt een bedrijfsbouwvlak in Siddeburen vergroot. De afstand tot geurgevoelige objecten blijft in de nieuwe situatie minimaal 50 meter. Op grond van de richtlijnen uit VNG-brochure "bedrijven en milieuzonering" is deze afstand voldoende om een goed woonklimaat te garanderen.
De aanwezige milieuhygiënische bodemkwaliteit behoort te passen bij het huidige of het toekomstige gebruik van de bodem. De bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbare risico's opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag door menselijk handelen de bodemkwaliteit niet verslechteren (zorgplicht).
Informatie over uitgevoerde bodemonderzoeken en bodemsaneringen is te vinden op de Bodeminformatiekaart (via www.provinciegroningen.nl).
Op deze Bodeminformatiekaart staat ook informatie over verdachte locaties. Een locatie is verdacht als er in het verleden (bedrijfs-) activiteiten zijn uitgevoerd die misschien tot een bodemverontreiniging hebben geleid. Op deze locaties is nog geen bodemonderzoek verricht, zodat niet bekend is of er een verontreiniging aanwezig is of niet. Onder verdachte locaties vallen ook slootdempingen, kavelpaden en dammen. Deze drie categorieën staan echter niet op de Bodeminformatiekaart vermeld.
Voor de onverdachte percelen in de gemeente Slochteren is de diffuse bodemkwaliteit vastgelegd in de Regionale Bodemkwaliteitskaart provincie Groningen (vastgesteld in februari 2014).
De regels voor hergebruik van grond, bouwstoffen en baggerspecie vallen onder het Besluit bodemkwaliteit. De gemeente Slochteren heeft op basis daarvan de regels voor hergebruik van grond vastgelegd in de Regionale Nota bodembeheer provincie Groningen en de Regionale Bodemkwaliteitskaart provincie Groningen (in werking getreden op 27 februari 2014). Nieuwe toepassingen van grond en bouwstoffen moet de initiatiefnemer (laten) melden via het landelijk Meldpunt bodemkwaliteit. De perceelseigenaar is uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor de bodemkwaliteit van zijn perceel.
De gemeente voert een bodemtoets uit naar aanleiding van plannen van een initiatiefnemer. Voor diverse activiteiten dienen initiatiefnemers bij de gemeente na te gaan of een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden of niet. Die activiteiten kunnen zijn: nieuwbouw en uitbreiding van woningen, verbouw van vrijkomende agrarische bebouwing tot woning, verandering of beëindiging van bedrijfsactiviteiten, vestiging van nieuwe bedrijven of bij sloop- of graafwerkzaamheden.
Uit de bodemtoets komt naar voren of er voldoende informatie beschikbaar is om te kunnen veronderstellen of de aanwezige kwaliteit van de bodem voldoet aan de gestelde normen voor die activiteiten. Indien nodig zal milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd worden.
Oudeweg 113a Siddeburen
Het perceel Oudeweg 113A, kadastraal bekend als sectie T nummer 1162 (ged.) is het meest oostelijke perceel van het bedrijventerrein Kalverkampen. Tot ongeveer 1986 is het in gebruik geweest als landbouwgrond. De noordzijde van het perceel is sinds 1986 in gebruik geweest als overslagbedrijf van agrarische goederen. Het terrein is verhard.
Het zuidelijk deel van het terrein is nog steeds in gebruik als landbouwgrond. Dit deel, ruim 1,1 hectare, krijgt een bedrijfsbestemming.
Uitgevoerde bodemonderzoeken:
Uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat er geen sprake is van risico's voor de volksgezondheid of het milieu. De onderzochte grond is vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor het gebruik als bedrijventerrein, voor woningbouw en het achterterrein voor landbouw/natuur.
ORIZU, Groenedijk Slochteren
Het perceel Groenedijk in Slochteren, kadastraal bekend als sectie Z nummer 71, heeft een oppervlak van ongeveer 1,5 hectare. Van 1970 tot 2008 heeft op het perceel een rioolwaterzuivering gezeten. Het kantoor met kelder, een trafohuis, een bassin, slibbedden en een slibbuffer zijn nog aanwezig.
Het terrein verandert van een bedrijfsbestemming naar een culturele bestemming.
Uitgevoerde bodemonderzoeken:
De beide onderzoeken van Klijn Bodemonderzoek worden op dit moment (februari 2014) als actueel beschouwd. Redenen: korter dan vijf jaar geleden uitgevoerd en geen bodembedreigende bedrijfsactiviteiten sinds de sluiting van de rioolwaterzuivering bekend. Uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat er geen sprake is van risico's voor de volksgezondheid of het milieu. De resultaten geven geen aanleiding tot de uitvoering nader bodemonderzoek. Het gehele terrein is onderzocht. De onderzochte grond is vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor de bestemming 'Cultuur en ontspanning' (toetsingwaarden Besluit bodemkwaliteit).
Hoofdweg 25 Froombosch
Het perceel Hoofdweg 25 Froombosch, kadastraal bekend als sectie P nummer 2367 (ged.) was tot voor kort in gebruik als boerderij (akkerbouwbedrijf). Op het perceel staan een boerderij en twee schuren. In één schuur staat sinds 1998 een bovengrondse dieselolietank. In 1998 zijn drie ondergrondse brandstoftanks gesaneerd. Er zijn saneringscertificaten van de verwijdering van deze drie tanks aanwezig.
Op een deel van het perceel heeft Klijn Bodemonderzoek bv een milieukundig bodemonderzoek verricht (rapportnummer 14KL101, datum 25 maart 2014).
Uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat er bij de bovengrondse dieselolietank en bij de losse schuur geen verontreinigingen zijn aangetoond die aanleiding geven voor nader onderzoek.
Op de niet-onderzochte terreindelen is de milieuhygiënische bodemkwaliteit niet bekend omdat daar geen bodemonderzoek is verricht. Het is niet bekend waar de ondergrondse tanks hebben gelegen, maar een ernstige bodemverontreiniging wordt niet verwacht.
Ook de bodem van de locatie waar de vijvers komen is niet onderzocht, maar ook hier wordt geen ernstige bodemverontreiniging verwacht.
De teerhoudendheid van het asfalt is niet onderzocht. Bij verwijdering zal dit onderzocht moeten worden. Teerhoudend asfalt mag namelijk niet opnieuw gebruikt worden.
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is het wettelijk kader voor risicovolle inrichtingen als het gaat om afstanden tot risicogevoelige objecten. Uitgangspunt is dat personen die ergens langdurig of permanent verblijven geen onevenredig groot risico lopen als er ramp gebeurt.
Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
Het BEVI maakt onderscheid tussen twee categorieën risicogevoelige objecten: kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.
Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over welke groepen mensen in het bijzonder moeten worden beschermd. Daarnaast spelen ook het aantal personen en de verblijfsduur een rol.
Het BEVI geeft geen harde definities van kwetsbaar of beperkt kwetsbaar. Het noemt enkele categorieën kwetsbare objecten, met daarbij voorbeelden. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, kinderopvang, grote kantoren, hotels en winkelcomplexen en grote kampeer- en recreatieterreinen. Beperkt kwetsbare objecten zijn volgens het besluit in ieder geval verspreid liggende woningen, dienstwoningen van derden, kleinere kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen, sporthallen, zwembaden, overige sport- en kampeerterreinen en objecten van hoge infrastructurele waarde zoals elektriciteitscentrales.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het BEVI onderscheidt twee vormen van risico: het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico van één persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een ongeval. Het maakt niet uit of daar echt personen aanwezig zijn.
Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als:
de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats
in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een
ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.
Het plaatsgebonden risico laat zich goed vertalen op een kaart. De verschillende punten in de omgeving met hetzelfde risico worden verbonden en zo ontstaat een contour. Zo wordt op de kaart een gebied met een bepaald risico aangegeven.
Voor kwetsbare objecten geldt een zogenaamde grenswaarde: een kans van 10-6 per jaar. Die mag niet worden overschreden.
Voor beperkt kwetsbare objecten is de kans van 10-6 een zogenoemde richtwaarde. Als het risico groter wordt, moet dat goed gemotiveerd worden.
Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is niet een vast getal, maar wordt uitgezet in een grafiek. Die geeft een curve waarin de kans op een bepaald aantal doden is af te lezen: zoveel kans op één dode, zoveel kans op twee doden en zo verder. Het groepsrisico geeft inzicht in de eventuele maatschappelijke ontwrichting. Daardoor kan er bewuster worden omgegaan met risico's.
Het groepsrisico kan op twee manieren toenemen:
In beide gevallen neemt het groepsrisico toe. Daarom wordt er bij het opstellen van ruimtelijke plannen naar het groepsrisico gekeken.
Voor het groepsrisico gelden geen harde normen, maar alleen oriënterende waarden. Als die waarden worden overschreden, moet het bestuur dat motiveren. De regels daarvoor staan in het BEVI en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Wij moeten in ieder geval aandacht besteden aan:
De afstanden voor LPG-tankstations zijn zodanig gewijzigd dat de afstanden uit tabel 1 van bijlage 1 van de Revi nu in beginsel voor alle LPG-tankstations gelden. Voor de inwerkingtreding van deze regeling golden de afstanden uit tabel 1 alleen voor nieuwe situaties. Daarvan is sprake wanneer een besluit genomen wordt waarop het Bevi van toepassing is, bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor milieu voor een risicovolle inrichting of een ruimtelijke ordeningsbesluit voor een kwetsbaar object nabij een dergelijke inrichting. Voor bestaande situaties (er wordt geen besluit genomen, de afstanden dienen om te beoordelen of er gesaneerd moet worden) golden de kleinere afstanden uit tabel 2a. Tabel 2a was in de Revi opgenomen omdat gewerkt werd aan maatregelen om het afleveren van LPG bij een LPG-tankstation door een LPG-tankwagen veiliger te maken (Stcrt. 2007, 66 en 68). De regels bleken in strijd met Europese wetgeving en zijn daarom ingetrokken.
De regeling voorziet in één uitzonderingsmogelijkheid. Aan het bevoegd gezag en LPG-tankstationhouders is de mogelijkheid geboden om in individuele gevallen maatregelen in te zetten om saneringen te voorkomen. Via de omgevingsvergunning milieu kunnen alternatieve maatregelen worden vastgelegd, mits daarbij de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van10-6 per jaar wordt gewaarborgd.
Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en van de gemeente. De gemeente moet in bestemmingsplannen rekening houden met bepaalde risicovolle buisleidingen.
Formeel vallen de transportleidingen voor chemische stoffen (anders dan aardgas of aardolieproducten) nog niet onder het Bevb, maar onder de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De Circulaire zal echter gaan vervallen. Deze types leidingen zullen op dat moment ook onder het Bevb gaan vallen. Als de ruimtelijke inpassing van deze leidingen echter voldoet aan het Bevb, wordt automatisch voldaan aan de huidige Circulaire.
Het basisnet geeft aan voor welke wegen aspecten van externe veiligheid aan de orde zijn. Het basisnet ziet op plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Onder het landelijk basisnet vallen binnen de gemeente Slochteren de A7, de N33 en het Eemskanaal.
De provincie Groningen heeft een provinciaal basisnet vastgesteld, als onderdeel van de Provinciale Omgevingsverordening. Naast de infrastructuur uit het landelijk net heeft de provincie nog de N387, N860, N865 en de N987 opgenomen. Daarnaast is er een extra regel voor de bescherming voor minder zelfredzame personen opgenomen.
De percelen in het plangebied liggen op ruime afstand van deze wegen, waardoor deze wegen geen belemmeringen opleveren.
Hieronder zijn alleen de onderdelen van het plangebied beschreven waar externe veiligheid een rol van betekenis speelt. In de overige delen van het verzamelplan wordt voldoende afstand gehouden tot infrastructuur en/of inrichtingen waarop wetgeving op het gebied van externe veiligheid van kracht is. De aspecten 'bereikbaarheid' en 'zelfredzaamheid' en groepsrisicoverantwoording zijn wel van toepassing op het hele plangebied.
In de milieuvergunning van het tankstation is de doorzet vastgelegd op 500 m3/jaar. De opslag van LPG vindt plaats in een ondergrondse tank met een waterinhoud van 20 m3. De planwijziging betreft een nieuwe locatie voor de ondergrondse LPG-tank en vulpunt van het LPG-tankstation Heinneman aan de Hoofdweg 5 te Schildwolde. Dit LPG-tankstation valt vanwege de opslag en het afleveren van LPG, onder de regelgeving van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Aangezien het ontwerp-besluit LPG-tankstations waarin de convenant-maatregelen zijn vastgelegd is ingetrokken, dienen de (grotere) afstanden zoals opgenomen in tabel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in acht worden genomen.
Doorzet per jaar |
Afstand vanaf vulpunt | Afstand vanaf ondergronds reservoir | Afstand vanaf afleverzuil |
max. 500 m³ |
45 m | 25 m | 15 m |
Aan deze afstanden wordt voldaan. Het bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke norm voor het PR uit het Bevi en voorziet niet in de oprichting van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen de afstand van het vulpunt, opslagtank en afleverzuil.
Vanwege het nemen van een projectbesluit in 2009 heeft er al een verantwoording plaatsgevonden van het groepsrisico. De Veiligheidsregio Groningen geeft in haar advies, d.d. 10 maart 2011 aangegeven dat het plangebied voldoende goed bereikbaar is. Ten aanzien van de bluswatervoorzieningen adviseert de Veiligheidsregio verbeteringen aan te brengen aangezien het LPG-tankstation niet over brandkranen beschikt. Inmiddels is er aan de Hoofdweg nabij het garagebedrijf een (extra) brandkraan geplaatst zodat aan het advies van de Veiligheidsregio is voldaan.
Het groepsrisico als gevolg van de verplaatsing van het vulpunt is inzichtelijk gemaakt middels de LPG-tool. Bij de berekening is er vanuit gegaan dat de LPG-tankwagens niet zijn voorzien van hittewerende coating en dat de bevoorrading van LPG zowel overdag als in de avonduren kan plaatsvinden. Het berekende groepsrisico ligt ruimschoots onder de oriëntatiewaarde.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een aantal hogedrukaardgastransportleidingen en een aardgascondensaatleiding.
Leiding |
Leidingnaam | Invloedsgebied [m] | 100% Letaliteit [m] |
Nederlandse Gasunie N.V. | A-639-KR | 225 | 585 |
Nederlandse Gasunie N.V. | A-640-KR | 200 | 520 |
Tabel: Invloedsgebied van de planologisch relevante buisleidingen
Leiding | Leidingnaam | Diameter [mm] | Druk [bar] |
Nederlandse Gasunie N.V. | A-639-KR | 1067 | 79.9 |
Nederlandse Gasunie N.V. | A-640-KR | 1219 | 79.9 |
Nederlandse Aardolie Maatschappij N.V. | NAM 130 | 102 | 49 |
Tabel: Parameterwaarden van de planologisch relevante buisleidingen
Binnen de PR 10-6 risicocontour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn en zo mogelijk ook geen beperkt kwetsbare objecten.
De risicocontour van de aardgasleidingen (A-639 en A-640) van de Gasunie reikt niet verder dan de vrijwaringszone, zoals vastgelegd via een dubbelbestemming. De dubbelbestemming valt voor een klein gedeelte over het pad naast de boerderij van Hoofdweg 25. Dit betreft een bestaande situatie en de bestemmingswijziging doet hier geen afbreuk aan.
In de nabijheid van Hoofdweg 25 ligt een K1-leiding (NAM 130) van de NAM. Dit betreft een aardgascondensaatleiding. De leidingexploitant heeft aangegeven dat de generieke risicoafstand voor deze condensaatleidingen 23 meter bedraagt. Binnen deze afstand mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn en moet het bestemmingsplan het oprichten van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze afstand uitsluiten. Het plangebied van Hoofdweg 25 ligt op ruim 80 meter van de condensaatleiding, zodat er ruimschoots voldaan wordt aan de risicoafstand.
In het Bevb is bepaald dat lintbebouwing voor zover deze loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op de contour van het PR beperkt kwetsbare objecten zijn. Gelet op het feit dat het Bevb voor dergelijke situaties geen duidelijke uitleg geeft over de beoordeling en de leiding tijdens de aanlegfase is ingepast binnen de lintbebouwing, is hier sprake van lintbebouwing. De betreffende woningen zijn beperkt kwetsbare objecten. Het bestemmingsplan vormt geen belemmering op grond van het Bevb.
Het perceel aan de Hoofdweg 25 in Froombosch ligt binnen het invloedsgebied van de leidingen. Bij de verantwoording van het groepsrisico dient niet alleen uitgegaan te worden van de mensen die zich (straks) in het plangebied bevinden, maar dient rekening gehouden te worden met alle mensen die zich binnen het invloedsgebied van de risicobron bevinden. Het aantal mensen dat in het gebied aanwezig is, zal door de bestemmingswijziging nauwelijks toenemen. De personendichtheid in het plangebied bedraagt 15 personen/ha. Deze dichtheid verandert niet of nauwelijks door de wijziging van de bestemming van Hoofdweg 25. Het groepsrisico van K1-leidingen is pas relevant bij een personendichtheid van meer dan 255 personen per hectare. Er is dan ook geen sprake van een toename van het groepsrisico. In de bestaande situatie ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde.
De onderdelen 'bestrijdbaarheid' en 'zelfredzaamheid' zijn alleen gericht op het plandeel Hoofdweg 25, Froombosch. Dit plandeel ligt in namelijk het invloedsgebied van meerdere risicobronnen (hogedruk aardgastransportleidingen). De overige locaties zijn buiten beschouwing gelaten vanwege ligging buiten het invloedsgebied van risicobronnen of omdat er sprake is van een (bijzonder) laag risico.
Om de bestrijdbaarheid te kunnen beoordelen zijn eerst de mogelijke effecten in het plangebied als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen beoordeeld. Vervolgens zijn de opkomsttijd en tweezijdige bereikbaarheid beoordeeld om te bepalen of de brandweer voldoende snel kan optreden. Tenslotte is de beschikbaarheid van primaire (brandkranen) en secundaire (open water) bluswatervoorzieningen beooreeld.
Bij schade aan hogedruk aardgastransportleidingen zijn een flare (fakkelbrand) en een explosie mogelijk. De omvang van het scenario is afhankelijk van de druk en diameter van de leiding. In de nabijheid van de planlocatie
De planlocatie is voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar. In de omgeving zijn voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig. Voor incidenten met een aardgastransportleiding geldt echter dat een gasbrand niet geblust mag worden in verband met explosiegevaar. Dit bemoeilijkt het snel en effectief bestrijden van een gasbrand. De brandweer zal zich voornamelijk richten op het bestrijden van secundaire branden en het assisteren bij het ontruimen van de gevarenzone.
Om te beoordelen of de aanwezige personen in geval van een calamiteit zichzelf in veiligheid kunnen brengen, zijn zowel de mate van zelfredzaamheid van aanwezige personen als mogelijkheden om de planlocatie snel te verlaten beoordeeld. Daarnaast is beoordeeld of de planlocatie in het dekkingsgebied van het Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) ligt.
Het plan voorziet niet in realisatie van objecten waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen (zoals kleine kinderen, zieken en ouderen). De bewoners van de locatie vormen een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving, die als zelfredzaam wordt beschouwd.
Er zijn voldoende mogelijkheden voor het ontvluchten van het mogelijke rampgebied.
De planlocatie ligt gedeeltelijk binnen het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS). Daarnaast is NL-alert (alarmering via tekstberichten op mobiele telefoons) geïntroduceerd. Hierdoor is een snelle alarmering van mensen in het plangebied mogelijk.
Gezien het beperkte aantal verblijvende personen in het invloedsgebied van de risicovolle inrichtingen en de transportroutes van gevaarlijke stoffen, wordt het groepsrisico aanvaardbaar geacht. Het bestemmingsplan gaat grotendeels uit van het bestemmen van de feitelijke situatie, waarbij geen stijging van het groepsrisico te verwachten. Daarnaast neemt het aantal verblijvende personen in het invloedsgebied niet significant toe ten gevolge van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan met de flexibiliteitsbepaling 'afwijkingsbevoegdheid' mogelijk worden gemaakt dienen uitvoerbaar te zijn. In dit bestemmingsplan zijn deze flexibiliteitsbepalingen uitvoerbaar omdat die mogelijk zijn om toe te passen buiten de 10-6 PR- contour en zonder dat de ontwikkelingen een significante toename van het Groepsrisico met zich meebrengen. Bij de toepassing van andere flexibiliteitsbepalingen (wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsbevoegdheid) zal echter de externe veiligheidssituatie nader dienen te worden beschouwd op de dan geldende externe veiligheidssituatie in relatie met de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling.
Uit een luchtkwaliteitsonderzoek van WMA in juni 2008 is gebleken dat de achtergrondconcentraties van alle onderzochte stoffen ruim onder de geldende normen liggen. Ook nabij drukke wegen in de gemeente voldoet de luchtkwaliteit op 5 en 10 meter van de wegkant aan de geldende normen. Ook bij de te verwachten ontwikkeling van het wegverkeer zal de luchtkwaliteit aan de normen blijven voldoen. De gevolgen van de ontwikkeling van Meerstad zijn daarin al verdisconteerd.
Het onderzoek heeft daarnaast ook al gekeken naar andere ontwikkelingen die zich mogelijkerwijs zouden kunnen voordoen. Dat is gebeurd door middel van scenario's, bijvoorbeeld de realisering van 1500 nieuwe woningen en de aanleg recreatiegebied. Ook bij de realisatie van nieuwe functies met een verkeersaantrekkende en/of genererende werking blijft de totale concentratie als gevolg van de toename beneden de normen. Alleen bij bestemmingsplannen met een nog grotere verkeersaantrekkende werking zal aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden.
Dit betekent dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling en realisering van nieuwe bestemmingsplannen. Nabij rijks-, provinciale of gemeentelijke wegen zijn er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen om gevoelige functies toe te staan. Omdat bij deze actualisering er slechts in beperkte mate nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt kan er ruimschoots worden voldaan aan de normen.
De hogedrukgasleidingen zijn al aan de orde gekomen in de paragraaf 4.3 Externe veiligheid. Voor het overige liggen in het plangebied geen ondergrondse kabels en leidingen waarvoor een specifieke planologische bescherming van belang is.
Het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het overleg met het waterschap wordt gevoerd op basis van artikel 3.1.1 Bro. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.
Het waterbeleid, zoals opgenomen in de nota Waterbeleid 21e eeuw, heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:
De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Op gemeentelijk niveau zijn drie beleidsdocumenten relevant: het Waterplan Slochteren – Watersysteemplan Duurswold (2008), het gemeentelijk rioleringsplan (GRP, 2008) en de voorloper van deze plannen, de visie 'Het water van Slochteren' (2007).
Vooruitlopend op het gemeentelijke waterplan is er een watervisie opgesteld 'Het water van Slochteren'. In het Waterplan wordt de visie van Slochteren t.a.v. de waterkwaliteit en ecologie en de visie t.a.v. water en ruimtelijke ordening verwoord in ambitieniveaus. Er is gekozen voor drie oplopende ambitieniveaus die voor het watersysteem van de bebouwde omgeving in Slochteren mogelijk zijn: basis ('eerlijk water'), midden ('heerlijk water') dat hogere ambities heeft dan basis water, en hoog ('begeerlijk'), het hoogste niveau. Voor elk niveau gelden maatstaven t.a.v. de waterkwaliteit, de waterbodem, natuur, inrichting, cultuur en gebruik.
De gehele gemeente Slochteren maakt onderdeel uit van het watersysteem Duurswold, dat een samenhangend watersysteem vormt dat binnen het gebied valt waar het waterschap Hunze en Aa's het waterbeheer voert.
Het waterschap heeft samen met Slochteren een watersysteemplan opgesteld (2008) voor het gebied Duurswold. Het grondgebied van Slochteren omvat ongeveer 75% van het watersysteem Duurswold.
Binnen het watersysteem worden drie componenten onderscheiden: het boezemgebied, het landelijk gebied en het bebouwd gebied.
Bebouwde gebieden
In de bebouwde gebieden is over het algemeen de waterhuishouding op orde. Een groot deel van het bebouwde gebied beschikt nog over een gemengd rioolstelsel. In nieuw te ontwikkelen gebieden wordt een gescheiden stelsel aangelegd, waarbij hemelwater apart wordt opgevangen en gescheiden van het afvalwater. Ook wordt bij de aanleg van nieuwe bebouwde gebieden als woonwijken en bedrijventerreinen extra waterberging aangelegd ter compensatie van de toename aan verharding/bebouwd oppervlak.
Gemeenten hebben op grond van artikel 10.33 Wm een zorgplicht ten aanzien van de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater. Onder stedelijk afvalwater wordt afvalwater verstaan dat bestaat uit huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater.
Deze zorgplicht wordt doorvertaald in een rioleringsplan. De speerpunten van het gemeentelijk rioleringsplan (2008) zijn:
Bij uitbreiding van de bebouwing moet worden afgekoppeld van het bestaande rioleringsstelsel. Bij rioolvervanging wordt een nieuw gescheiden rioolstelsel aangelegd.
Voor alle aanpassingen aan de waterhuishouding, zoals genoemd in de keur, is ook een watervergunning van het waterschap vereist.
In de keur van waterschap Hunze en Aa's (2010) is ook opgenomen dat binnen het beheersgebied zonder vergunning van het bestuur geen verhard oppervlak mag worden aangebracht, voor zover dit leidt tot een versnelde afvoer richting oppervlaktewaterlichamen. Hierbij geldt binnen de bebouwde kom een norm van 150 m² en daarbuiten 1500 m². Bij nieuwe verharding met een oppervlak boven deze normen zullen compenserende maatregelen moeten worden genomen.
In 2011 heeft het waterschap Hunze en Aas de notitie Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Deze notitie vervangt de notitie uit 2003. Hierin zijn doelstellingen en aandachtspunten geformuleerd inzake het stedelijk waterbeheer, waarbij alle betrokken partijen hun rol moeten pakken, waaronder de gemeenten in hun ruimtelijke plannen.
Dit gebeurt mede door de verplichte waterparagraaf in bestemmingsplannen, met als doelstelling: “Water wordt door overheden, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars geaccepteerd en gehanteerd als ordenend principe. Het waterschap is de vanzelfsprekende wateradviseur bij locatiekeuze en inrichting.“
Oudeweg 113a Siddeburen
Het voorste deel van het perceel is in de bestaande situatie reeds verhard. Het achterste deel van het perceel zal ook (deels) verhard worden. De maximale bebouwingsmogelijkheden nemen door de bestemmingswijziging slechts beperkt toe (+ 100 m²). De mogelijkheden voor het aanbrengen van verharding zijn wel groter. Een groter erf kan worden verhard en de bebouwing kan over een groter oppervlak worden uitgespreid.
Een toename van verhard oppervlak is alleen toegestaan met een watervergunning van het waterschap of als er compenserende maatregelen worden getroffen. Daarbij is de eis van 80 liter bergingsopgave per m² van toepassing.
In overleg met het waterschap neemt de initiatiefnemer compenserende maatregelen, waarbij de initiatiefnemer zal bijdragen aan de kosten. Hierdoor kan worden voldaan aan de eisen die het waterschap in de Keur.
ORIZU, Groenedijk Slochteren
De nieuwe bebouwing wordt grotendeels op de fundamenten van de huidige infrastructuur, waaronder slibbedden en 2 bassins, gerealiseerd. De toename van het verhard oppervlak daarbuiten is beperkt en ruimschoots minder dan 1500 m², compensatie in de vorm van nieuw oppervlaktewater is dan ook niet nodig.
De voormalige pasveersloot blijft als waterelement (met opvangcapaciteit) aanwezig. Daarnaast zal er spaarzaam nieuwe verharding worden toegevoegd. Het grootste deel van het buitenterrein blijft groen/ onverhard. Voor het parkeren wordt ook gekozen voor halfverharding. In overleg met de initiatiefnemer worden er zo nodig nog compenserende maatregelen getroffen.
's-Gravenschanslaan 5 en 7 Slochteren
Aan het perceel 's-Gravenschanslaan 5 verandert met dit plan niets. Het perceel 's-Gravenschanslaan 7 krijgt in plaats van de bestemming 'Maatschappelijk' de bestemming 'Wonen 1-B'. In de bestaande situatie is het perceel reeds geheel verhard en is er een gebouw aanwezig.
De nieuwe eigenaar wil het perceel gaan gebruiken als uitbreiding van erf/tuin. Het bestaande gebouw wil hij gaan gebruiken als schuurruimte/opslag. Het bouwvlak op het perceel is in het nieuwe plan komen te vervallen. Het bestaande gebouw valt daarmee onder het overgangsrecht. Met de bebouwing die nu op het bouwperceel aanwezig is, komt de oppervlakte aan bijgebouwen al over de maximaal toegestane oppervlakte. Er kan dus niets meer worden bijgebouwd.Ten opzichte van de hudige situatie is er geen sprake van toename van verharding.
Hoofdweg 25 Froombosch
Het plan voorziet niet in nieuwe bebouwing. Een deel van de activiteiten zullen binnen de bestaande bebouwing plaatsvinden. Naast de boerderij zal een showtuin worden ingericht met vijvers. Aan de andere kant van de boerderij worden 12 parkeerplaatsen voor klanten gerealiseerd. Er wordt daarbij geen nieuwe (gesloten) verharding aangebracht. In de tuin zal boomschors en zand worden gebruikt en voor de oprit zand en/of grind.
Er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Grootschalige ontwikkelingen zijn op grond van dit bestemmingsplan aldus niet mogelijk. Het plan biedt (zoals nagenoeg elk bestemmingsplan) voorts de mogelijkheid voor uitbreiding van hoofdgebouwen (woningen, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en dergelijke) en voor de realisering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen.
In het gebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden.
Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap Hunze en Aa's. De opmerkingen zijn opgenomen in de Nota Inspraak en overleg en waar mogelijk verwerkt in de toelichting en regels van het plan.
Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. Om deze wettelijke taak goed te kunnen uitvoeren en direct mee te kunnen nemen in de actualisering van bestemmingsplannen is gemeentelijk archeologiebeleid, bestaande uit een beleidsnota en beleidskaart, opgesteld. Op de archeologische beleidskaart is aangegeven welk archeologisch beleid van toepassing is in het bestemmingsplan.
Door het archeologisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit beleid is duidelijk geworden waar (hoge) archeologische verwachtingswaarden zijn en waar deze laag zijn. Door deze kaart is nu vooraf duidelijk voor welke bouw- en graafwerkzaamheden wel en voor welke geen inventariserend archeologisch onderzoek vooraf meer nodig is om uit te sluiten dat archeologische waarden worden aangetast. Wanneer de beleidskaart aangeeft dat de verwachtingswaarden hoog zijn moet de aanvrager middels een onderzoek aantonen of er ter plaatse waarden aanwezig zijn. De kaart is gebruikt als input voor het bestemmingsplan.
Aan het grootste deel van het plangebied is een lage archeologische verwachtingswaarde toegekend. Dit heeft te maken met de bodemverstorende activiteiten in het verleden (aanwezige woonbebouwing, aanleggen woonwijken en sportterreinen). Dit betekent dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning geen archeologisch onderzoek is vereist. In deze gebieden zijn is ook geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden nodig op grond van archeologie.
Hervormde begraafplaats Siddeburen
Het perceel heeft een hoge verwachtingswaarde. Het perceel had in het verleden ook al de bestemming 'Begraafplaats'. Met dit bestemmingsplan wordt deze bestemming hersteld. Het perceel is gereserveerd als uitbreidingsruimte van de begraafplaats. Voor begraafplaatsen hoeft over het algemeen geen archeologisch onderzoek te worden gedaan.
Voor het bestemmingsplan De Weerterij is in juni 2010 archeologisch bureau- en veldonderzoek uitgevoerd op de naastgelegen percelen. Hieruit is gebleken dat de bodem in het gedeelte naast het perceel van de begraafplaats verstoord is. Tevens is geconcludeerd dat deze percelen lager liggen dan de meer oostelijk gelegen percelen , waardoor het minder aantrekkelijk lijkt te zijn geweest als vestigingsplaats.
Schildwolderdijk 67 Schildwolde
Het perceel is aangemerkt als een archeologisch waardevol terrein. Met dit verzamelplan worden er echter geen extra bouwmogelijkheden/activiteiten mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de archeologie. Op het moment dat er een omgevingsvergunning voor bouwen wordt aangevraagd zal worden bekeken of er archeologisch onderzoek nodig is.
Hoofdweg 88 Slochteren
Het perceel is aangemerkt als historische bebouwing. Met dit verzamelplan worden er geen extra bouwmogelijkheden/activiteiten mogelijk gemaakt ten opzichte van het huidige vigerende bestemmingsplan die van invloed kunnen zijn op de archeologie. Op het moment dat er een omgevingsvergunning voor bouwen wordt aangevraagd zal worden bekeken of er archeologisch onderzoek nodig is.
Het plangebied bestaat uit afzonderlijke percelen op afstand van elkaar. In algemene zin worden bestaande cultuurhistorische waarden in het plangebied, zover aanwezig, niet aangetast. De percelen waar de huidige cultuurhistorische waarden een rol van betekenis spelen en/of mogelijk veranderen worden hieronder benoemd.
Hoofdweg 88, Slochteren
Het pand is vroeger in gebruik geweest als middelbare school en is kenmerkend voor de bouwstijl uit de wederopbouwperiode. Behoud van het voormalige schoolgebouw wordt mogelijk gemaakt door de ruime bestemming 'Maatschappelijk' met de mogelijkheid voor een bedrijfswoning. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen krijgt voor de bestemming 'Gemengd-2'. Hierdoor biedt het bestemmingsplan een ruime mate van flexibiliteit voor hergebruik.
Het bouwvlak is afgestemd op de huidige bebouwing, met beperkte uitbreidingsruimte aan de achterzijde.
ORIZU, Groenedijk Slochteren
De cultuurhistorische waarden van de voormalige RWZI worden op dit moment (met name vanwege de relatief jonge geschiedenis) nog maar beperkt erkend. Deze erkenning is er al wel bij de eigenaar/ initiatiefnemer en kan in de toekomst in breder verband toenemen. Met de herbestemming van het terrein blijft een groot deel van het karakter van het industriële erfgoed behouden. De oorspronkelijke functie van het terrein blijft hierdoor zichtbaar in de toekomst. De bassins en pasveersloot krijgen een nieuwe functie binnen de culturele werkplaats ORIZU. Daarnaast blijft de bestaande beplanting op het terrein, die sterk bepalend is voor de sfeer en identiteit, behouden.
In de volgende sub paragrafen zijn de onderwerpen 'molenbiotoop' en 'karakteristieke agrarische bebouwing' verder toegelicht.
Binnen het plangebied is fysiek geen molen aanwezig, wel ligt de vrijwaringszone (de molenbiotoop) van de Fraeylemamolen over het ORIZU-plandeel.
Een maalvaardige (gerestaureerde) molen en een enthousiaste molenaar alleen zijn niet voldoende om een molen te laten functioneren. De molen als werktuig stelt ook eisen aan zijn omgeving: er moet wind zijn om de wieken in beweging te zetten. In 1973 werd hiervoor het begrip 'molenbiotoop' geïntroduceerd. De molenbiotoop beslaat de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig en monument. Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop aantasten, door de windvang te belemmeren.
Naast windvang is ook de belevingswaarde van de molen belangrijk. Molens zijn een belangrijk element in het landschap en duiden vaak de ontstaansgeschiedenis van dat landschap. Omdat molens wind moesten kunnen vangen, stonden ze in een open landschap of staken ze in ieder geval uit boven hun omgeving.
Ook de provincie hecht belang aan het beschermen van molenbiotoop. In de omgevingsverordening is voor welke molens in hun bestemmingsplannen een molenbeschermingszone moeten opnemen.
Via de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' zijn er regels voor de bescherming van het functioneren van de molen als werktuig en als landschapsbepalend element opgenomen. In de paragraaf Toelichting gebiedsaanduidingen wordt nader ingegaan op deze regels.
In 2010 zijn de karakteristieke (voormalige) agrarische gebouwen in de gemeente in kaart gebracht. Op de 'Lijst karakteristieke agrarische bebouwing' staan bijna 200 boerderijpanden die behoudenswaardig zijn en bijdragen aan de ruimtelijke identiteit van Slochteren. De panden op de lijst krijgen in de bestemmingsplannen de aanduiding 'karakteristiek'. Daarin is behoud van de uitwendige hoofdvorm het uitgangspunt. Oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, nokrichting en dakhelling mogen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maten.
In bepaalde gevallen is een omgevingsvergunning mogelijk voor sloop en voor een grotere afwijking:
Hoofdweg 25, Froombosch
Dit perceel is ook opgenomen in de Lijst karakteristieke (voormalige) agrarische bebouwingen. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats op het achterste gedeelte van het perceel. De karakteristieke boerderij, aan de voorzijde van het perceel, zal gebruikt worden voor woondoeleinden. Om het perceel de karakteristieke uitstraling te laten behouden mogen er op het voorterrein geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.
Om dezelfde reden is het voorerf ook aangeduid met een bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken'. Hierdoor is het oprichten van bebouwing is hier niet toegestaan.
Bij (planologisch) nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht en beoordeeld worden of deze een bedreiging kunnen vormen voor beschermde dier- en plantensoorten of voor een beschermd natuurgebied. Dat volgt uit de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming). Deze wetten beschermen in het wild levende plant- en diersoorten, maar ook hun leefomgeving (habitat). Als in de directe nabijheid van de nieuwe ontwikkeling soorten voorkomen uit de zogenaamde 'strenge' categorieën (genoemd in de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of in één van de Rode Lijsten) kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer de mogelijkheden in het bestemmingsplan (significant) nadelige effecten hebben voor deze beschermde soorten dan wel het beschermde gebied.
Indien nodig dient voor de ontwikkeling in het kader van de Flora en Faunawet ontheffing bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) te worden aangevraagd, dan wel in het kader van de Natuurbeschermingswet een vergunning bij het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. Overigens worden deze ontheffing en vergunning in relatie met een omgevingsvergunning op grond van de Wabo 'een verklaring van geen bedenkingen' genoemd. Voor algemene soorten heeft het Rijk via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een algemene vrijstelling verleend. Voor deze soorten hoeft in het kader van het bestemmingsplan dus niet meer afzonderlijk een ontheffing te worden aangevraagd.
Oudeweg 113a Siddeburen
Er is flora en faunaonderzoek uitgevoerd op het perceel. In het plangebied zijn buiten de beschermde Buizerd twee lichtbeschermde soorten aangetroffen, de Mol en de Veldmuis. Dit betreft echter soorten van tabel 1 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet waarvoor sinds 23 februari 2005 een algemene vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet wordt verleend bij, onder andere, ruimtelijke ontwikkelingen. Enkele andere lichtbeschermde soorten zouden in het gebied kunnen voorkomen, maar strengbeschermde soorten worden er niet verwacht. Negatieve effecten op strengbeschermde soorten zijn dan ook geenszins te verwachten.
Negatieve effecten van de ingreep op de aangetroffen beschermde Buizerd zijn niet te verwachten. Nestplaatsen van deze soort en van andere broedvogels worden niet geschaad.
Er bestaat geen noodzaak tot het aanvragen van ontheffingen in het kader van de Flora- en faunawet. Wel blijft voor alle soorten de algemene zorgplicht gelden. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze daarom de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen Natura 2000-gebieden of gebieden die deel uitmaken van de EHS waarop de ingreep een negatief effect zou kunnen hebben.
Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht gelden. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze daarom de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.
ORIZU Groenedijk Slochteren
Natuurwaarden
Het terrein maakt een groene indruk door de bestaande bossingels rondom en solitaire bomen en struikgewassen op het terrein. De groenstructuur is bij de bouw van de RWZI begin jaren zeventig aangelegd en sindsdien tot wasdom gekomen. Voor de aanleg van de RWZI werd het perceel voor agrarische doeleinden gebruikt, als onderdeel van de Kleine Oosterpolder.
Sinds de sluiting van de RWZI in 2007 is het terrein in verval geraakt en het beheer van het groen ook gestaakt. De nieuwe eigenaar heeft het verwilderde groen grotendeels in tact gelaten nadat er in 2012 en 2013 een aantal kleinschalige evenementen is georganiseerd. De activiteiten vormen de aanloop naar de nieuwe functie van het terrein.
Er is geen specifiek flora en faunaonderzoek uitgevoerd op het perceel.
Het is niet bekend of het terrein zeldzame en/of beschermde plantensoorten herbergt. Gelet op de voormalige functie als RWZI-terrein valt dit niet direct te verwachten maar uit te sluiten is het niet. In de omgeving waar de locatie onderdeel van uitmaakt zijn in het verleden bij inventarisaties wel beschermde soorten aangetroffen. Daarover hieronder meer:
Zoogdieren
Op en in de omgeving van het ORIZU terrein kunnen de meeste algemene soorten worden aangetroffen zoals de Mol, Egel, Haas en Ree. Ook kleinere zoogdieren als marterachtigen en muizen zijn gelet op de karakter van het gebied (bossingels en overgang naar agrarisch cultuurlandschap) te verwachten.
Amfibieën
Algemene soorten als bruine kikker, gewone pad en watersalamander komen voor in de omgeving van het ORIZU-terrein en waarschijnlijk ook op dit terrein zelf.
Vleermuizen
Het landgoed Fraeylema (inclusief het Overbos) vormt een zeer belangrijk gebied voor vleermuizen vanwege:
Bij verschillende inventarisaties in de afgelopen jaren zijn er ook diverse waarnemingen gedaan van alle 8 soorten vleermuizen die in de gemeente Slochteren voorkomen.
Het ORIZU terrein ligt vlakbij het Overbos en ook binnen het kilometerhok waarbinnen waarnemingen zijn gedaan van diverse vleermuissoorten. Vanwege de aanwezige bomen en bouwwerken kan niet worden uitgesloten dat er vleermuizen voorkomen.
Nieuwe bestemming / ontheffing flora en faunawet
Met het toekennen van de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' kunnen de bestaande natuurwaarden goed worden geborgd. De vestiging van een nieuw bedrijf vergelijkbaar met een RWZI is dan niet meer mogelijk. Daarnaast wordt een deel van de bestaande bosstructuur specifiek bestemd.
Het groene karakter van het overige deel van het perceel blijft ook in tact doordat de situering van de nieuwe bebouwing aansluit bij de bestaande infrastructuur op het terrein.
Zoals in de Hoofdstuk 1 is aangegeven wordt aan het achterste perceel (Z 70) de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' toegekend. Ondanks de bedrijfsbestemming is dit perceel nooit als zodanig in gebruik geweest. De agrarische bestemming sluit dan ook aan bij het huidige en toekomstige gebruik. Om het terrein efficienter te benutten (en te betrekken bij de naastgelegen agrarische percelen) is de eigenaar van plan de bestaande bosopstanden op het perceel verwijderen. Deze maatregel past binnen de uitvoering van het bestemmingsplan en zorgt ook voor een verbetering van de molenbiotoop van de Fraeylemamolen. De natuur- en landschapswaarden van de huidige bosstructuur zijn beperkt. Bij de werkzaamheden moet wel rekening worden gehouden de zorgplicht zoals vastgelegd in de Flora- en faunawet.
Zoals in Hoofdstuk 2 is aangegeven blijft de bossingel rondom het perceel van ORIZU wel in stand. Op deze manier ontstaat er een goede balans tussen behoud van groen en een goede inpassing van het ORIZU-terrein (wens provincie en gemeente) enerzijds en verbeteren van de openheid van de molenbiotoop anderszijds.
Bij toekomstige ontwikkelingen op het 'ORIZU-terrein' (zoals bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning nodig is), dient op dat moment te worden bekeken of er ontheffing nodig is op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet.
Overige percelen
Voor de overige percelen in het plangebied is op dit moment geen flora en faunaonderzoek nodig. Als er (bouw)activiteiten gaan plaatsvinden zal op dat moment bekeken worden of er onderzoek nodig is.
Dit hoofdstuk vormt een uiteenzetting van verschillende uitgangspunten die in het bestemmingsplan hun doorwerking vinden. Enerzijds heeft dit betrekking op beleidsregels die door het college zijn vastgesteld en anderzijds gaat het om aspecten die op grond van de provinciale omgevingsverordening (vastgesteld d.d. 17 juni 2009) onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan.
Vooruitlopend op de actualisering zijn voor een aantal specifieke ruimtelijke thema's beleidsnotities en/of regels opgesteld die als afwegingskader voor het meewerken aan ruimtelijke plannen zullen worden gebracht en als input voor nieuwe bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om de volgende beleidsregels:
Voorgaande beleidsregels hebben het inspraaktraject doorlopen en zijn vastgesteld op 7 april 2009. Een uitzondering hierop vormen de beleidsregel Kamperen (eerst vastgesteld op 10 juni 2008 en gewijzigd vastgesteld op 16 augustus 2011) en het VAB beleid (vastgesteld op 8 februari 2011).
De beleidsregels zijn waar mogelijk opgenomen in de planregels. De beleidsregels vormen daarbij het afwegingskader voor het verlenen van medewerking voor een omgevingsvergunning voor het (binnenplans) afwijken van de bestemmingsregels of een bestemmingswijziging. In de bestemmingsregels wordt volstaan met een verwijzing naar de relevante beleidsregels of eventueel een beperkte weergave van de inhoud. Per beleidsthema/ beleidsregel zijn een aantal kernpunten aangestipt.
Theetuinen en verbreding agrarische bedrijven
Recreatieve verblijfsaccommodaties
Horeca en ondersteunende horeca
Paardenbakken
Paardenhouderijen
Aan-huis-verbonden beroepen
De voor dit bestemmingsplan relevante beleidsregels zijn als bijlage bij de regels opgenomen.
VAB's (Vrijkomende agrarische bebouwing)
Met het bestemmingsplan 'Verzamelplan Gemeente Slochteren 2014' wordt naast een drietal verzoeken van particulieren/ondernemers een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Omdat het plan, buiten reeds bebouwde percelen, niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied zijn er in het plan geen specifieke eisen met betrekking tot duurzaamheid opgenomen, waaronder sturende energieprincipes.
Voor een aantal onderdelen uit het plan kan worden opgemerkt dat met de herziening van het bestemming duurzaam ruimtegebruik wordt nagestreefd. De aanpassing van de bestemming van het terrein aan de Oudeweg in Siddeburen zorgt voor een betere benutting van dit bedrijfsperceel aan de rand van Kalverkampen. Het voormalige agrarische perceel werd ook niet efficiënt gebruikt. Het tweede voorbeeld is de herbestemming van de voormalige RWZI in Slochteren. Met het plan ORIZU krijgt dit terrein een passende nieuwe functie.
Onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden alle planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur (Wro-instrumenten) digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld. Ten behoeve van de eenheid en de uitwisselbaarheid zijn er standaarden en regels ontwikkeld. Sinds 1 oktober 2012 gelden de RO standaarden en regels 2012 (ter vervanging van de RO Standaarden en regels 2008). Sinds 1 juli 2013 moeten deze verplicht worden toegepast.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt er naast een digitaal bestemmingsplan ook een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier vastgesteld (de vroegere plankaart). Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
In het Bro zijn ook regels opgenomen over de inhoud van een bestemmingsplan. In par. 3.1 staan een aantal verplichte en facultatieve onderdelen voor de bestemmingsplanprocedure. Daarnaast staan in par. 3.2 een aantal verplichte standaardregels voor bestemmingsplannen.
Door de standaardisering en digitalisering is het bestemmingsplan duidelijker voor de gebruiker van het bestemmingsplan. Burgers en ondernemers kunnen snel een juist beeld krijgen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen sterk verbeterd en kunnen verschillende afzonderlijke plannen in grotere samenhang worden bezien. Dit is met name van belang voor partijen die betrokken zijn bij planvoorbereiding, planmonitoring en planbeoordeling.
In de onderstaande alinea's worden de onderdelen van de RO Standaarden en regels die voor bestemmingsplannen van belang zijn verder toegelicht.
Het Informatie Model Ruimtelijke Ordening IMRO 2012 is de codetabel voor de digitale Wro-instrumenten, die wordt gebruikt bij het opstellen en uitwisselen van digitale plannen tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook naar andere werkvelden.
IMROPT 2012 maakt het mogelijk om de teksten van ruimtelijke instrumenten objectgericht op te bouwen. IMROPT 2012 beschrijft de wijze waarop objectgerichte planteksten worden opgebouwd en uitgewisseld binnen de RO Standaarden 2012. Toepassing van IMROPT 2012 is verplicht wanneer de bronhouder ervoor kiest de planteksten in objectgerichte vorm (XML) beschikbaar te stellen.
De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw van de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen.
De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan.
Ten opzichte van de SVBP 2008 zijn de eisen voor de analoge verbeelding (de papieren plankaart) versoepeld, in paragraaf 6.1.7 wordt hier op ingegaan.
Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen is het belangrijk dat er eenheid is in de wijze waarop de diverse functies in bestemmingen worden ondergebracht. Eenduidigheid in de naamgeving van bestemmingen is daarbij een vereiste. Daarom is een lijst met mogelijke in een plangebied voorkomende functies opgesteld. Deze functies zijn gegroepeerd binnen zogeheten hoofdgroepen van bestemmingen. Deze hoofdgroepen van bestemmingen spelen een grote rol bij de naamgeving en de verbeelding van een bestemmingsplan. De naam van een in een bestemmingsplan op te nemen bestemming begint altijd met de naam van de hoofdgroep. De systematiek van hoofdgroepen laat het toe een bestemming te specificeren en slechts één of enkele functies van een hoofdgroep binnen een bestemming mogelijk te maken. Een bestemming hoeft dus niet alle bij een hoofdgroep aangegeven functies te bevatten.
De STRI 2012 beschrijft hoe ruimtelijke plannen en besluiten beschikbaar gesteld moeten worden. Deze standaard is (eveneens) wettelijk verankerd in een Ministeriële regeling. Deze standaard is nodig om drie redenen:
1. waarborgen van de bruikbaarheid en interoperabiliteit van de Wro-instrumenten door middel van het vaststellen van technische vormvereisten;
2. waarborgen van de vindbaarheid en raadpleegbaarheid van de Wro-instrumenten door middel van het vaststellen van regels rondom de elektronische beschikbaarstelling;
3. waarborgen van de rechtszekerheid door middel van het vaststellen van vereisten rondom integriteit, authenticiteit en volledigheid van de Wro-instrumenten.
IMRO 2012 is normstellend voor de codering van ruimtelijke instrumenten. IMRO 2012 is van belang voor applicatiebouwers en als referentie voor andere IMRO 2012-gerelateerde documenten. IMRO 2012 wordt beschreven zonder in te gaan op de praktische toepassing van het model voor het coderen van digitale ruimtelijke instrumenten. Alle voor dit toepassingsdoel benodigde informatie over bestemmingsplannen is opgenomen in toelichtingen, de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP 2012) en de Praktijkrichtlijn voor Planteksten (PRPT 2012).
Deze PRBP is naast toelichting op de IMRO 2012 ook een toelichting op de SVBP 2012.
Er is ook een Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart. Dit is een aanvullende, niet wettelijk bindende richtlijn naast de SVBP 2012 die gebruikt kan worden voor het maken van de analoge bestemmingsplankaart. De opmaak van de papieren verbeelding is vormvrij. Als de analoge verbeelding wordt gebruikt, wordt geadviseerd de voorschreven werkwijze te hanteren.
Op 1 oktober 2010 is de Wabo in werking getreden, waarmee een groot aantal vergunningen en toestemmingen zijn samengevoegd tot één omgevingsvergunning. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is vastgelegd welke bouwwerken zonder omgevingsvergunning mogen worden gerealiseerd en onder welke voorwaarden dat is toegestaan. In artikel 3 van het Bor is uiteengezet welke bouwwerken mogen worden gerealiseerd zonder omgevingsvergunning, mits ze passen binnen de bepalingen van het bestemmingsplan. Vanwege deze verruiming van het vergunningvrij bouwen binnen de kaders van het bestemmingsplan zijn de bouwregels van de Slochter bestemmingsplannen aangepast en toegesneden op artikel 3 van het Bor.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een beeld van de wijze waarop het plan is ingericht en wat met het plan wordt beoogd. De toelichting geeft een onderbouwing van de in het plan gemaakte keuzes en bevat de resultaten van het onderzoek uit de inspraak en vooroverleg. De toelichting geeft alleen een toelichting op de regels en de verbeelding. De toelichting heeft geen bindende werking. Wel kan zij een functie kan hebben bij de interpretatie van de bedoelingen van onverhoopt onduidelijke regels. Aan een vermelding in de toelichting kunnen derhalve geen rechten worden ontleend.
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. De begripsbepalingen zijn, met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingsplan, in alfabetische volgorde opgenomen. Een aantal van deze begrippen is voorgeschreven vanuit het Bro. Sommige van de begrippen worden overigens nog nader toegelicht c.q. uitgewerkt in los van het bestemmingsplan vast te stellen beleidsregels. Dit omdat sommige zaken zo complex zijn dat een verhandeling nodig zou zijn die niet past binnen het kader van de begripsbepalingen. Om de betekenis van de begrippen in de regels zo makkelijk mogelijk duidelijk te maken aan de lezer (van de digitaal geraadpleegde versie) is waar mogelijk gebruik gemaakt van hyperlinks naar de begrippen.
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Ter verduidelijking van het doel wordt de wijze van meten voor een aantal opgenomen aspecten toegelicht.
de breedte van een gebouw
Om te voorkomen dat vanaf de straat gezien een zeer uitgestrekte bouwmassa ontstaat door zijdelingse uitbreidingen aan het hoofdvolume wordt in de regels de grootste breedte van een gebouw gebruikt.
de horizontale diepte van een gebouw
De ten hoogste toegestane diepte van een gebouw moet hetzelfde bereiken als in het bovenstaande voor de breedte is beschreven, maar dan om zogenoemde pijpen laatjes te voorkomen door aaneengeschakelde, achter elkaar geplaatste bebouwing op een bouwperceel.
de goothoogte van een bouwwerk
De wijze van meten voor de goothoogte is overgenomen uit het SVBP 2008. Vanwege de definitie van 'goot, boeiboord of druiplijn', de laagste snijlijn van het dakvlak naar de gevel, wordt hiermee de hoogte bedoeld waar het dakvlak snijdt met het gevelvlak.
Met de goothoogte wordt zodoende beoogd de maximum hoogte van de basismassa te regelen. De te toetsen hoogte moet dan ook plaatsvinden aan de hand van de goothoogte die representatief kan worden geacht voor de hoofdmassa.
de overbouwde oppervlakte
Het begrip overbouwde oppervlakte wordt toegepast voor alle bouwwerken die boven het maaiveld zijn gelegen. Uitgangspunt is dat de neergeslagen oppervlakte van de ruimste omtrek van een bouwwerk meetelt, tenzij overstekken, balkons e.d. minder dan 0,50 meter uitsteken ten opzichte van het grondvlak. Indien overstekken, balkons meer dan 0,50 meter uitsteken, wordt ook de eerste 0,50 meter meegenomen in de overbouwde oppervlakte.
Hier worden de aan de gronden toegekende functie(s) omschreven, waar nodig onderverdeeld in hoofdfunctie(s) en daaraan ondergeschikte functies. De bestemmingsomschrijving bevat behalve functie(s) ook inrichtingsaspecten: de gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de toegestane functies.
Daarnaast kan bij sommige bestemmingen het behoud van bepaalde karakteristieke waarden worden nagestreefd, zoals cultuurhistorische waarden. De gronden worden dan, naast bijvoorbeeld de woonfunctie, tevens bestemd voor het behoud en het herstel van de in het gebied voorkomende cultuurhistorische waarden. Hiervoor worden gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen gebruikt.
De bouwregels geven de bebouwingsbepalingen waaraan bouwwerken moeten voldoen. Dit kunnen zijn bepalingen ten aanzien van hoogte, horizontale diepte, breedte, oppervlakte, bouwgrenzen, afstanden tot perceelsgrenzen et cetera. Voor een deel gebeurt dit door middel van een verwijzing naar een aanduiding op de verbeelding.
Vergunningplichtige bouwactiviteiten worden aan deze bepalingen getoetst. Vergunningvrije bouwwerken behoeven niet aan de bouwregels te voldoen. Het gebruik van dergelijke bouwwerken is overigens wel weer onderworpen aan de bepalingen van het bestemmingsplan (zie gebruiksbepalingen).
Hier wordt aangegeven van welke bouwregels het bevoegd gezag (in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders) een omgevingsvergunning kan verlenen voor het afwijken van bepaalde regels in het bestemmingsplan. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
De afwijkingsbepalingen kunnen worden opgenomen om een bepaalde flexibiliteit of verruiming van het bestemmingsplan mogelijk te maken, maar waarvoor om welke reden dan ook een nadere afweging per geval gewenst is. De criteria en afwegingskaders zijn opgenomen in het artikel zelf en zijn zo objectief mogelijk geformuleerd. In ieder geval zijn de algemene afwijkingsvoorwaarden als opgenomen in Hoofdstuk 3 van toepassing.
Artikel 2.1 van de Wabo regelt dat het verboden is gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met de bepalingen van -onder meer- een bestemmingsplan. In beginsel is uit de bestemmingsomschrijving af te leiden wat wel of niet is toegestaan. In aanvulling daarop geven de specifieke gebruiksregels voor bepaalde gevallen een nadere uitwerking of extra duidelijkheid wat wel of juist niet is toegestaan binnen de bestemming. In sommige gevallen zijn voorwaarden opgenomen waaronder een bepaalde activiteit is toegestaan. Soms wordt daarbij verwezen naar beleidsregels die als bijlage zijn toegevoegd en zodoende onderdeel van het bestemmingsplan zijn.
Op basis van artikel 3.6 Wro zijn omgevingsvergunningstelsels opgenomen voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van een concrete vorm van gebruik van gronden en of bouwwerken. Dat maakt een bepaalde flexibiliteit of verruiming van het bestemmingsplan mogelijk voor die gevallen waar toch een nadere afweging per geval gewenst is. De criteria en afwegingskaders zijn opgenomen in de regels van de betreffende bestemming en de algemene afwijkingsregels en zijn zo objectief mogelijk geformuleerd. In een aantal gevallen wordt voor de criteria verwezen naar de beleidsregels die als bijlage bij de regels zijn opgenomen.
Een vergunningenstelsel, gebaseerd op artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening, maakt het mogelijk een omgevingsvergunning te eisen voor specifieke inrichtingsactiviteiten. Een dergelijke regeling kan worden opgenomen om bepaalde werkzaamheden binnen een bestemming te reguleren. Een vergunningenstelsel kan daarmee extra bescherming bieden aan specifieke waarden, zoals bijvoorbeeld archeologische waarden, landschappelijke of natuurlijke waarden, ecologische waarden of de groen- en/of waterstructuur. De criteria en afwegingskaders zijn opgenomen in de regels van de betreffende bestemming of in de algemene regels en zijn zo objectief mogelijk geformuleerd.
Artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening biedt ook de mogelijkheid om de sloop van bepaalde bouwwerken te koppelen aan een omgevingsvergunning. Doel van dit vergunningstelsel is bouwwerken met architectonische, cultuurhistorische of archeologische waarden te beschermen en te voorkomen dat deze worden gesloopt zonder belangenafweging door het bevoegd gezag en daardoor voorgoed verdwijnen.
De wijzigingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wro en geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen. Soms wordt verwezen naar een reeds bestaande bestemming of naar een bestemming die nog niet in het plan voorkomt, maar al wel als bijlage bij de regels is opgenomen. Ook komt het voor dat nog geen verwijzing naar een specifieke bestemming is opgenomen, maar dat de bepalingen aanwijzingen en regels bevatten voor de wijziging.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De regels zijn in onderstaande volgorde opgenomen. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen:
Met de antidubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. De antidubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden onder het geldende bestemmingsplan. Het is dus niet zo dat gronden die zijn meegeteld bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten onder een vorig bestemmingsplan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen onder het nieuwe bestemmingsplan ook buiten beschouwing moeten worden gelaten.
In dit artikel wordt aangegeven in welke mate de maximum bouwgrenzen van ondergeschikte onderdelen van bouwwerken zonder omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan mogen worden overschreden. Dit kan echter ook plaatsvinden in de betreffende bestemmingen zelf.
Daarnaast wordt aangegeven wanneer ondergronds bouwen wel en niet in de bouwregels is begrepen.
In dit artikel kunnen eventuele regels worden opgenomen ten aanzien van de algemene bouw- en functieaanduidingen en gebiedsaanduidingen die niet toerekenbaar zijn aan één specifieke bestemming of juist identiek in verschillende bestemmingen worden toegepast waarbij toepassing middels de algemene aanduidingsregels bijdraagt aan uniformiteit van de regels.
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de gevallen waarvoor een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van bepaalde regels. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan, ten zij anders is aangegeven in de bepalingen.
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de gevallen waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.
In de overgangs- en slotregels zijn de overgangsbepalingen uit het Besluit ruimtelijke ordening overgenomen. In de slotregel is aangegeven op welke wijze de planregels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven over de bestemmingsregels die in het plangebied voorkomen.
Deze bestemming is specifiek voor agrarische cultuurgronden. Ook kleine bos- en/of natuurelementen, houtsingels rondom agrarische bedrijven en natuurvriendelijke oevers (breedte ten hoogste 5 meter) vallen onder deze bestemmingsregeling. De regeling heeft het karakter van een gebiedsbestemming.
Bebouwing is niet toegestaan. Alleen door toepassing van afwijkingsregels kan nieuwe bebouwing met een beperkte omvang (schuilstallen) worden toegestaan.
Deze bestemmingsregeling is een verbijzondering van de bestemming Agrarisch - Cultuurgrond, waarbij ter plaatse voorkomende landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden zijn aangeduid, zoals de openheid en doorzichten tussen het lint en het buitengebied. Ter bescherming van deze waarden zijn gebruiksregels opgenomen en bepaalde activiteiten zijn gekoppeld aan een omgevingsvergunning (voor aanlegactiviteiten).
Deze bestemming voorziet in een regeling voor (individuele) bedrijven die niet zijn gelegen op een bedrijventerrein. Branches die hierbinnen vallen worden geregeld in de Staat van Bedrijven die in de bijlage van het bestemmingsplan is opgenomen.
Bij recht zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Bestaande bedrijven die niet passen binnen de bestemmingsregeling worden specifiek benoemd. Daarnaast is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen bedoeld voor bedrijven die niet genoemd worden binnen de Staat van Bedrijven maar naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd.
In dit plan is de bestemming gebruikt voor de percelen Hoofdweg 5 in Schildwolde (garagebedrijf Heinneman) en het perceel Oudeweg 113a in Siddeburen (Vertisol).
Op het perceel Oudeweg 113a in Siddeburen is geen bedrijfswoning toegestaan.
Deze bestemming is bedoeld voor bosgebieden of bossingels in het buitengebied of in de overgangszone van kern naar het buitengebied. Dagrecreatief en educatief medegebruik zijn ook in de bestemming inbegrepen. Gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bouwwerken.
De bestemming is toegepast op de zuid- en westrand van het ORIZU-terrein aan de Groenedijk in verband met de te handhaven bosstructuur.
Deze bestemming is een 'op maat gesneden' regeling voor het ORIZU terrein aan de Groenedijk. De regels bieden in de eerste plaats ruimte voor culturele voorzieningen. Hieronder vallen tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars. Daarnaast zijn onderwijs en andere educatieve doeleinden en dagrecreatie toegestaan.
Gebouwen en overkappingen zijn in beginsel uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Er zijn afwijkingsregels om gebouwen buiten het bouwvlak toe te staan. De regels voor de maatvoering zijn aangegeven op de verbeelding, daarbij is alleen het maximum bebouwingspercentage (35%) en de bouwhoogte (8 meter) binnen het bouwvlak vastgelegd.
Er is op het perceel van ORIZU geen (bedrijfs)woning toegestaan.
Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor nachtverblijf op het terrein in de vorm van gastateliers (overnachtingsmogelijkheden voor kunstenaars) en een groepsaccommodatie (recreatief gebruik). Daarbij zijn voorwaarden gesteld over het aantal overnachtingen en de gebruiksoppervlakte, om de ondergeschiktheid te waarborgen en permanente bewoning tegen te gaan.
De bestemming 'Gemengd- 2' voorziet in een bestemmingsregeling waarbij uitwisseling van de volgende functies mogelijk is: wonen, dienstverlening en lichte bedrijven. De bestemming wordt toegekend aan bepaalde percelen in gebieden met een gemengd karakter.
Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' is in principe geen detailhandel en/of horeca toegestaan, met uitzondering van ondersteunende horeca en tenzij detailhandel specifiek is toegestaan middels een aanduiding.
De bebouwingsmogelijkheden is afgestemd op de bestaande hoofdgebouwen (woning of indien sprake is van een boerderijvorm de boerderij met inpandige woning). Qua maatvoering wordt aangesloten bij de bestemming Wonen - 1B.
De bestemming 'Gemengd- VAB' voorziet in een bestemmingsregeling voor vrijgekomen karakteristieke agrarische bebouwing waar een nieuwe (bedrijfsmatige) functie aan is toegekend. Overeenkomstig de bestemming Gemengd - 2 is er uitwisseling van de volgende functies mogelijk: wonen, dienstverlening, lichte bedrijven, maatschappelijk en kantoor.
De bestemming streeft behoud en herstel van de karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke agrarische bebouwing na door de (hoofd)gebouwen te voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'. Dit betekent dat de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen mogen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering.
Op het perceel aan de Hoofdweg 25 in Froombosch zal de bestaande vrijstaande schuur de aanduiding 'specifieke vorm van Gemengd-2' krijgen. Binnen deze aanduiding is detailhandel in vis en vijverbenodigdheden en andere dierbenodigdheden mogelijk, met een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 500 m² en een showtuin met vijvers met een oppervlakte van ten hoogste 500 m².
De bestemming Groen voorziet in een bestemmingsregeling voor openbaar groen. Aan openbare groenelementen als plantsoenen, brede wegbermen en bossingels die bijdragen aan de bovenwijkse groenstructuur wordt in principe de bestemming Groen toegekend. Hierbinnen wordt het ook mogelijk gemaakt om water aan te leggen, verhardingen, additionele voorzieningen en nutsvoorzieningen.
De bestemming 'Groen' is toegepast op de noordrand van het ORIZU-perceel aan de dat als een groen voorerf wordt gebruikt zonder bebouwing. Het oprichten van een kunstobject is daarbij toegestaan.
Deze bestemming omvat functies die bedoeld zijn voor min of meer openbare instellingen. Deze kunnen zowel commercieel als niet-commercieel zijn. Educatieve, medische, sociale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, kinderopvang, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondersteunende detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
Voor het perceel Hoofdweg 88 in Slochteren is tevens een inpandige bedrijfswoning toegestaan alsmede bed & breakfast.
De gebouwen zijn in beginsel uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De gronden binnen het bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd, tenzij ter plaatse een maximum bebouwingspercentage is aangeduid.
Voor een aantal maatschappelijke voorzieningen wordt een specifieke bestemmingsregeling gebruikt omdat het gelet op de aard van deze functies, niet altijd wenselijk is om uitwisseling met andere maatschappelijke voorzieningen toe te staan. De bestemmingsregeling 'Maatschappelijk - begraafplaats' is hier één van. Deze regeling is specifiek bedoeld voor begraafplaatsen.
Maneges (niet zijnde een bijzondere paardenhouderij) vallen onder deze specifieke bestemmingsregeling. Alle bebouwing, inclusief bouwwerken als silo's en stapmolens, wordt binnen het bouwvlak gebouwd. Omdat deze regeling zeer beperkt wordt toegepast zijn de maatvoering en bebouwingsmogelijkheden afgestemd op de individuele bedrijfssituatie.
Voor het perceel Schildwolderdijk 67 in Schildwolde wordt tevens een aparte aanduiding opgenomen voor een bijzondere woonvorm. In de bedrijfswoning mag er ook een bijzondere woonvorm uitgeoefend worden, bijvoorbeeld begeleid wonen.
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gericht op de verblijfsfunctie en secundair op de verkeersfunctie. Deze gronden hebben in principe een multifunctioneel karakter waarbij de inrichting gericht is op woonstraten, pleinen, fiets- en voetpaden, speel- en parkeervoorzieningen en daarnaast ook groen en water. Standplaatsen kunnen met een aanduiding worden geregeld (bestaand) of met een afwijkingsregeling worden mogelijk gemaakt.
Binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied is aan de Duwolaan in Slochteren een camperplaats toegestaan. Ter plaatse worden ten hoogste 5 camperplaatsen binnen de aanduiding toegestaan. Om het onderscheid met een kampeerterrein te houden is het niet toegestaan om met een camper langer dan 72 uur achtereen in één maand ter plaatse te verblijven en zijn geen voorzieningen als toiletgebouwen toegestaan. Doel van een camperplaats is om gelegenheid te bieden aan toeristen op doorreis in zijn camper te kunnen overnachten, aangezien dit algemeen niet is toegestaan langs de openbare weg.
De betreffende locatie dient ingericht te zijn als een parkeerterrein met sobere voorzieningen waaronder een vuilwaterstation. De betreffende gronden zijn op tenminste 10 meter afstand gelegen van woningen in de omgeving. Gezien de bedrijvigheid in de directe omgeving van de camperplaats wordt het gebied aangemerkt als gemengd gebied. In de VNG notitie Bedrijven en Milieuzonering wordt de categorie camperplaatsen niet genoemd, waardoor het noodzakelijk is om een vergelijkbare categorie als referentie te hanteren. In een gemengd gebied gaat het om bestaande gebieden met functiemenging waar hogere geluidsniveaus (moeten) worden geaccepteerd dan in monofunctionele woongebieden om het karakter en de leefbaarheid in stand te laten. Autoparkeerterreinen worden in de tabel voor Gemengd gecategoriseerd als C, hetgeen inhoudt dat parkeerterreinen in een gemengd gebied kunnen worden ingepast op zeer korte afstand van hindergevoelige functies als woningen, met dien verstande dat de ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen. Gezien de ligging aan de Hoofdweg op korte afstand van de aansluiting op de N387 is een goede ontsluiting gewaarborgd. Mede gelet op de kleinschaligheid van de camperplaats wordt een afstand van 10 meter tot de meest nabijgelegen woning als voldoende beschouwd, mede aangezien op de camperplaats geen speelvoorzieningen of andere voorzieningen zijn toegestaan die tot (geluid)overlast kunnen leiden. Gezien het reeds aanwezige omgevingsgeluid zal de camperplaats nauwelijks een toename van het geluidsniveau teweeg brengen. Om visuele hinder voor omwonenden te voorkomen is aan de zuid-, -west en noordzijde van de camperplaats hoogopgaand groen geplant.
Woningen en bijbehorende gronden (tuinen en erven) worden binnen deze bestemming begrepen. In het plan wordt indien nodig een verdeling gemaakt in woningtypen.
Wonen is in dit bestemmingsplan gesplitst in meerdere bestemmingen: Wonen - 1B en Wonen - 1D .
De overige woonbestemmingen gaan uit van een hoofdgebouw met daarbij behorende, al dan niet aangebouwde, bijgebouwen. Het hoofdgebouw is het gelet op de constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming het belangrijkste gebouw op het bouwperceel. Het moet staan binnen het bouwvlak, op tenminste 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens (uitgezonderd eventuele aangebouwde zijden).
In de volgende bestemmingen wordt het begrip hoofdgebouw gebruikt.
Wonen - 1B: deze regeling is voor vrijstaande woningen op percelen waar de regeling van Wonen - 1A gezien het overwegende straatbeeld of de perceelsgrootte niet kan worden toegepast;
Wonen- 1D: Deze regeling komt grotendeels overeen met wonen 1B. Bij wonen 1D wordt ook voorzien in mogelijkheden (onder voorwaarden) voor bijgebouwen op hoeksituaties. Daarnaast is de bijgebouwenregeling afgestemd op kavels in Schatterswold.
Deze bestemming is in het Verzamelbestemmingsplan alleen gebruikt voor een bestaande woning aan de Schildwolderdijk, die nu reeds deze bestemming heeft. In de oude situatie waren hier 2 woningen als 1 blok met 2 wooneenheden getekend. In de nieuwe situatie heeft de bestaande woning een eigen bouwblok en heeft de toekomstige woning van Vastgoud ook een eigen bouwblok.
Bouwregels
Bij alle woonbestemmingen wordt de situering van de bebouwing bepaald door vlakken, die al dan niet op de verbeelding zijn aangegeven, in combinatie met de bouwregels.
We onderscheiden:
Het bestemmingsvlak is het gehele vlak dat één bestemming heeft. Het kan eigendommen van meerdere eigenaren omvatten.
Het bouwperceel staat niet op de kaart. Het bouwperceel is gedefinieerd als een stuk grond waarop een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan. In de praktijk is dat vaak een kadastraal perceel (of meerdere bij elkaar horende aaneengesloten kadastrale percelen) met een hoofdgebouw c.q. woongebouw met bijgebouwen. De ondergrond bij het plan is bepalend. Een bouwperceel ligt binnen één bestemmingsvlak. In één bestemmingsvlak kunnen dus meerdere bouwpercelen voorkomen. Op een bouwperceel is slechts één hoofdgebouw c.q. woongebouw toegestaan. De bijgebouwen zijn niet gekoppeld aan het bouwperceel, maar aan de woning, voor het geval er meerdere woningen op één kadastraal perceel staan (bijvoorbeeld bij rijtjeshuurwoningen). Om de schaal en intensiteit van de bebouwing in de hand te houden geldt vaak een bebouwingspercentage van ten hoogste 50% voor alle bebouwing op het bouwperceel. Het bouwperceel ligt binnen één bestemming. Aankoop van gronden bestemd als (openbaar) groen of agrarische grond biedt daarom geen extra bouwmogelijkheden.
Het bouwvlak is een vlak op de kaart waarbinnen het woongebouw c.q. hoofdgebouw moet zijn gesitueerd. Doel van het bouwvlak is de bebouwing bij elkaar te houden.
Voor het woon- en/of hoofdgebouw zijn verschillende specifieke regels opgenomen voor de grootte en de situering. Bij W-1A en W-1B is de maximum breedte 10 meter. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen tot 15 meter.
Daarnaast kan binnen het bestemmingsvlak nog een aanduidingsvlak zijn opgenomen die specifiek regelt waar bebouwing wel en niet mag worden gesitueerd. Dat kan te maken hebben met bijvoorbeeld hindercirkels of zichtlijnen.
Positie bijgebouwen
Overkappingen vallen onder hetzelfde regime als (vrijstaande) bijgebouwen, omdat de ruimtelijke impact van overkappingen nauwelijks beperkter is dan die van (vrijstaande) bijgebouwen. Ook is zo onderlinge uitwisselbaarheid van toegestane oppervlakten simpeler.
Bijgebouwen zijn toegestaan op een gedeelte van het bouwperceel. Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen zijn toegestaan in het gebied tenminste 3 meter achter de voorgevel van het hoofd- of woongebouw. Ze staan binnen het bouwvlak, dan wel binnen 25 meter daar vandaan.
Om de invloed van vrijstaande bijgebouwen (en vrijstaande overkappingen) op het straatbeeld te beperken geldt in het gebied tot 10 meter achter het voorerf een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 30 m².
Er moet tenminste 7,50 meter afstand worden gehouden tot de achterliggende perceelsgrens. Dit om te voorkomen dat aangebouwde bijgebouwen te dicht op bebouwing op achtergelegen bouwpercelen wordt gebouwd, bijvoorbeeld bij achter elkaar gelegen woningen langs laantjes of bij woningen met ondiepe rug-aan-rug-kavels in woonwijken.
In hoeksituaties geldt de voorwaarde dat bijgebouwen die buiten het bouwvlak worden gesitueerd, op tenminste 5 meter van de kant van de weg staan. Wanneer een andere woning om de hoek staat, moet het bijgebouw achter de voorgevel van die woning komen.
Om uitbreidingsmogelijkheden aan de voorgevel te regelen worden erkers & entreeportalen toegestaan met een diepte van ten hoogste 1,50 meter, dan wel 0,75 meter en een hoogte van ten hoogste 3 meter. De toegestane diepte is afhankelijk van de bestemming, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Afmetingen bijgebouwen
De toegestane maatvoering van (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen is als volgt:
Goothoogte |
Bouwhoogte |
Dakhelling | |
Bijgebouw of overkapping |
ten hoogste 3 m | ten hoogste 5,50 m | platte afdekking of meerzijdige kap van ten hoogste 60° |
Voor bebouwing in de zone op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens geldt een specifieke regeling. Dit om te voorkomen dat belendende percelen worden geconfronteerd met relatief lange wanden hoger dan 3 meter (topgevels). Voor bijgebouwen hoger dan 3 meter geldt daarom dat de nok min of meer evenwijdig aan de perceelsgrens moet liggen of, als dat niet zo is, een wolfseind aan de zijde van de perceelsgrens moet worden toegepast. Uitzondering vormen bijgebouwen die zich uitstrekken over beide aan elkaar grenzende bouwpercelen. Hier heeft een hoge topgevel geen extra hinderlijke effecten voor de buren omdat die ook al op het eigen perceel staat.
Oppervlaktes bijgebouwen
De toegestane gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen is afhankelijk van de grootte van het bouwperceel. Mits het toegestane bebouwingspercentage niet wordt overschreden is 50 m² aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Des te groter het bouwperceel is, des meer m² aan (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, met een maximum van 150 m² op een bouwperceel groter dan 1000 m².
Afwijken bouwregels
afwijking mits positief advies stedenbouwkundige commissie
Als gevolg van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is voor een aantal uitbreidingen of toevoegingen van bijbehorende bouwwerken niet langer een omgevingsvergunning nodig. Met name de categorie onder artikel 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht is relevant voor bestemmingsplannen. Deze categorie vergunningvrij bouwen geldt voor het bouwen van bouwwerken passend in het bestemmingsplan, op het achtererf of zijerf (mits 1 meter achter de voorgevel) en niet hoger dan 5 meter. In een dergelijk geval wordt een aanvraag niet meer vooraf getoetst door een ambtenaar of een welstandscommissie. De burger of ondernemer die een vergunningvrij bouwwerk wil bouwen moet er voortaan zelf voor zorgen dat het aan alle regels voldoet.
Intentie Slochteren vóór inwerkingtreding van de Wabo
De plansystematiek in deze generatie Slochter plannen is ontwikkeld vóór de inwerkingtreding van de Wabo. De bouwregels voor de woonbestemmingen waren bewust zeer ruim geformuleerd, om zoveel mogelijk ruimte en flexibiliteit te bieden. Zo zouden procedures voorkomen worden en vergunningen sneller verleend.
De welstandstoets zou de ruimtelijke kwaliteit borgen. Traditioneel waren de bouwvoorschriften beperkend, om te grote en detonerende bouwwerken te voorkomen. Grote bouwwerken werden categorisch uitgesloten. Maar, een groter gebouw is vaak prima ruimtelijk inpasbaar, als het maar goed vormgegeven wordt. Ook zou de kwaliteit van de ontwerpen kunnen toenemen, omdat onnodige ontwerpbelemmeringen uit het bestemmingsplan zouden worden opgeheven.
De welstandsbeoordeling op maat zou dus de rol van de rigide planvoorschriften overnemen. Zo zouden bijvoorbeeld uitbreidingen van woningen van forsere omvang op het zijerf (die in het zicht staan gezien vanaf de weg) in het bestemmingsplan mogelijk worden, maar nog wel getoetst worden aan redelijke eisen van welstand. Met deze gedachte zou de welstandstoets excessen als gevolg van de ruime bouwregels in woonbestemmingen voorkomen. Dat kon, aangezien de welstandscommissie alle aanvragen om reguliere bouwvergunning zou beoordelen.
Situatie Slochteren ná inwerkingtreding van de Wabo
Na de invoering van de Wabo werd dat anders. Het nieuwe artikel 3 van bijlage II van het Bor zou, in combinatie met de verruimde bestemmingsplanregels, verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor het ruimtelijk beeld in Slochteren.
Het gaat om bouwen op het achtererf tot een hoogte van 5 meter, mits passend binnen de regels van het bestemmingsplan. Het achtererfgebied is het gebied 1 meter en verder achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw. In deze zone wilden wij in de bestemmingsplannen ruime bouwmogelijkheden bieden, met een toegestane oppervlakte afhankelijk van de oppervlakte van het bouwperceel.
Gevolg van dit alles zou zijn dat de bouwwerken die pasten binnen de verruimde bestemmingsplanregels vergunningvrij zouden worden, en er geen welstandstoezicht meer zou zijn. Sterker nog, ook bouwwerken die niet in het bestemmingsplan pasten, maar waarvoor een afwijking zou worden verleend, zouden na die afwijking alsnog vergunningvrij zijn, dus zonder welstandstoezicht. Dus wel een fors bouwwerk, maar geen welstandstoets. Dat ging in tegen onze gedachte dat we veel ruimte konden bieden, omdat de welstandstoets nog bepaalde waarborgen bood.
Daarom is er uiteindelijk voor gekozen om de bouwmogelijkheden bij recht toch te beperken, maar die beoogde ruimte wel te bieden met een afwijkingsbevoegdheid.
Beoogd | Uiteindelijk | |
Breedte van woongebouw | 15 | 10 |
Goothoogte woongebouw en hoofdgebouw. | 4,50 | 3 m |
Oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen | 150 m² bij percelen >1000 m² | Op zijerfgedeelte 3-10 meter achter voorgevel zijn (gedeelten van) vrijstaande bijgebouwen toegestaan met een gezamenlijke opp. van ten hoogste 30 m². Rest van de regel ongewijzigd. |
Slagboomconstructie
Het verschil in de bebouwingsruimte tussen de beoogde en uiteindelijke situatie is 'achter de slagboom' van een binnenplanse afwijkingbevoegdheid gezet. De oorspronkelijk beoogde bouwruimte is de maximum afwijkingsbevoegdheid.
De enige afwijkingsvoorwaarde is een advies van een door het college aangewezen stedenbouwkundige commissie. Dit moet de ruimtelijke kwaliteit borgen. Wanneer de commissie het afwijkingsverzoek positief beoordeelt, kan de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan worden verleend. Daarna kan de aanvrager de uitbreiding alsnog vergunningvrij realiseren.
Toegestaan gebruik
Binnen de bestemmingen in de hoofdgroep Wonen moet de woonfunctie de belangrijkste functie zijn, met dien verstande dat wonen niet is toegestaan in vrijstaande bijgebouwen.
Binnen de woonbestemmingen zijn vrije beroepen bij recht toegestaan. Daarnaast kan omgevingsvergunning worden verleend voor bepaalde andere aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsactiviteiten. Die zijn opgenomen in de bijlage op een limitatieve lijst. Bij de vrijstaande woningen is een bed & breakfast toegestaan, mits wordt voldaan aan de beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties. Om tegemoet te komen aan de opkomst van internetverkoop wordt het in de woonbestemmingen toegestaan om administratieve werkzaamheden uit te voeren met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen. Er gelden enkele voorwaarden.
Paardenbakken die hobbymatig worden gebruikt zijn ook toegestaan binnen de bestemming Wonen. Onder voorwaarden kan een omgevingsvergunning worden verleend voor een situering op aangrenzende (cultuur)gronden.
Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met een van de woonbestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruik ten behoeve van bewoning van vrijstaande woongebouwen. Het verbod ziet ook op het hebben van de mogelijkheid daartoe, in de vorm van essentiële woonvoorzieningen: de al dan niet gecombineerde aanwezigheid van een slaapkamer, toilet, badkamer en keuken. Hiermee wordt voorkomen dat op een oneigenlijke manier een zelfstandige woning ontstaat.
Een dubbelbestemming wordt opgenomen als een basisbestemming onvoldoende recht doet aan andere functies of gebruiksdoeleinden die op de gronden toelaatbaar zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende binnen de basisbestemming kunnen worden gewaarborgd. Een dubbelbestemming is altijd een geometrisch bepaald vlak.
In de SVBP is een drietal hoofdgroepen vastgelegd waar dubbelbestemmingen bij moeten aansluiten:
De bouw- c.q. gebruiksregels in de dubbelbestemming bepalen de verhouding van de dubbelbestemming ten opzichte van de basisbestemming.
Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van aanwezige aardgastransportleidingen. Binnen de zone mogen geen leidingvreemde bouwwerken worden opgericht en mag zonder vergunning geen bewerking van de bodem plaatsvinden. Na afwijking kunnen ook andere bouwwerken mogelijk worden gemaakt.
Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg, die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, moeten archeologische (verwachtings)waarden worden gewaarborgd in het bestemmingsplan.
Op basis van het archeologiebeleid zijn ook planregels voor toepassing in het bestemmingsplan opgesteld. Er is onderscheid gemaakt in een drietal regelingen, elk specifiek van toepassing op bepaalde archeologische (verwachtings)waarden.
Waarde - Archeologie 1: van toepassing op Archeologische monumenten en cultuurhistorisch waardevolle terreinen. Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn bepaalde werken of werkzaamheden, zoals egaliseren, diepploegen en ontginnen, vergunningplichtig.
Waarde - Archeologie 2: van toepassing op historische kernen en bebouwing. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.
Waarde - Archeologie 3: van toepassing op gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.
Indien een dubbelbestemming niet tot de mogelijkheden behoort en er - bijvoorbeeld op grond van sectorale regelgeving - toch aanleiding bestaat om extra mogelijkheden of beperkingen in het plan op te nemen, kan van gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden hetzij ter verruiming daarvan.
Gebiedsaanduidingen overlappen meestal meerdere bestemmingen. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling (meestal in Hoofdstuk 3 - Algemene Regels, van de regels). Indien dit niet het geval is en de gebiedsaanduiding louter een informatief doel dient, dient gebruik van deze aanduiding achterwege te blijven. Met het oog hierop kunnen aan een gebiedsaanduiding specifieke bouw- of gebruiksregels worden gekoppeld. Om belangen nader te kunnen afwegen, kan een gebiedsaanduiding ook vergezeld gaan van een vergunningenstelsel of een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid.
In de SVBP 2012 is een limitatieve lijst met te gebruiken gebiedsaanduidingen opgenomen. onderstaande lijst zijn gegroepeerd naar hoofdgroepen de in een bestemmingsplan te hanteren gebiedsaanduidingen opgesomd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet voor zover van toepassing - van deze gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de volgende gebiedsaanduidingen:
Langs de N387 is de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' toegepast. De reikwijdte van de gebiedsaanduiding is gelijk aan de 48 dB-contour zoals deze blijkt uit de Nota Wegverkeerslawaai gemeente Slochteren (2008).
Langs andere wegen is geen toepassing gegeven aan zulke geluidzones, omdat de eerstelijns bebouwing aldaar met de voorzijde is gericht op de betreffende wegen. In die gevallen kan door de bouwgrens parallel aan de weg te leggen worden voorkomen dat woningen en andere geluidgevoelige objecten dichter op de weg worden gebouwd dan in de huidige situatie. Met andere woorden: woningen mogen niet dichter op de weg worden gebouwd dan de kortste afstand tussen gevel en weg, tenzij de geluidbelasting lager is dan de voorkeurswaarde of de vastgestelde hogere waarde.
Indien de weg, waarvan de geluidzone tot de woningen of andere geluidgevoelige objecten reikt, aan de achterzijde ligt, is beperking van het bouwvlak een minder praktisch instrument om te voorkomen dat wordt uitgebreid in de richting van de betreffende weg. Daarom wordt daar een 'geluidzone - weg' toegepast, waardoor het mogelijk is om geluidgevoelige ruimten in/bij woningen of andere geluidgevoelige objecten uit te breiden mits blijkt dat:
Indien bovengenoemde 3 voorwaarden niet van toepassing zijn, kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen om de geluidgevoelige ruimten uit te breiden, mits hiervoor reeds een hogere waarde is vastgesteld.
Deze aanduiding is opgenomen om de plaatsgebonden risicocontour (10-6) van LPG installaties vast te leggen in het bestemmingsplan. Ter plaatse van deze aanduiding zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.
In delen van het lint (binnen bestaand bebouwd gebied) waar sprake is van functiemenging is een aanduiding weergegeven om een omgevingsvergunning (voor het afwijken van de bestemmingsregels) te kunnen verlenen voor kleinschalige detailhandel bij woningen. De regeling sluit aan bij verschillende verzoeken van (aspirant) ondernemers in het lint. Door de strikte voorwaarden, waardoor de activiteit ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, kan de kleinschaligheid worden gewaarborgd en wordt er geen afbreuk gedaan aan de bestaande detailhandelstructuur in de kernen.
De voorwaarden van de beleidsregels aan-huis-verbonden beroep zijn hierbij grotendeels van toepassing, met een aantal afwijkingen:
De regel kan worden toegepast bij vrijstaande woningen langs het lint (bestemming Wonen - 1A en 1B), bedrijfswoningen (bestemming Bedrijf), agrarische bouwpercelen (bestemming Agrarisch) en gemengde percelen buiten het centrumgebied (bestemming Gemengd-VAB en Gemengd–2).
De vrijwaringzone rondom een molen heeft als doel het gebied binnen de invloedssfeer van de molen (de molenbiotoop) te vrijwaren van hoge bebouwing en beplanting om de windvang en het zicht op de molen te behouden. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een onevenredige aantasting van de molenbiotoop veroorzaken. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het gebied dat aangeduid is als vrijwaringszone - molenbiotoop zal worden getoetst aan de regels in de algemene aanduidingsregels.
Bij het toepassen van de 'vrijwaringszone - molenbiotoop' wordt gewerkt met een formule, op basis waarvan de toegestane bouwhoogte kan worden berekend.
De regels zijn als volgt opgebouwd:
De waarde 'n' staat voor ruwheidscategorie. Voor open gebied bedraagt deze waarde 100, voor half gesloten of ruwe gebieden 75 en voor gesloten en stedelijk gebied bedraagt de waarde 50. Door toepassing van deze variabele is de toegestane bouwhoogte in open gebieden lager dan in gesloten gebieden.
De askophoogte is de hoogte waarop de wieken zijn bevestigd, gemeten vanaf het peil van waaraf de hoogte van de in de aanhef van artikel 1.2 bedoelde bouwwerken wordt gemeten. Bij de aanwezigheid van een stelling of belt wordt deze hoogte meegeteld. De askophoogte kan op de volgende manier worden bepaald (voorbeeld op basis van de molen in Harkstede): de helft van de vlucht (20,60 m / 2 = 10,30 m) + stellinghoogte (= 5,50 m), totaal = 15,80 m (dit is de askophoogte).
Er wordt een uitzondering gemaakt voor bestaande bouwwerken en situaties waar de vrije windvang en/of het zicht op de molen reeds is beperkt door bestaande bebouwing (bijvoorbeeld in situaties direct achter en in het verlengde van bestaande hogere bebouwing).
In afwijking van de formule geldt in het bouwvlak van de bestemming Cultuur en ontspanning - Orizu een bouwhoogte van 6,6 meter. Dit is de grootste hoogte welke op grond van de formule in het bouwvlak mogelijk is.
Er is in de regels een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor hogere bebouwing dan de biotoopformule aangeeft. Bij deze afweging wordt het advies van een molendeskundige betrokken. Hiervoor zal de Slochter Molenstichting of het Groninger Molenhuis worden benaderd. Voor het direct afleiden van de toegestane bouwhoogte en de gebruikte ruwheidsfactor (n) wordt verwezen naar de Molenbiotoop toetsingskaart die is opgenomen in de bijlagen van de regels.
In het plangebied is geen molen aanwezig. De Fraeylemamolen ligt direct buiten het plangebied maar de bijbebehorende molenbiotoop reikt wel over het plangebied. De kwaliteit van de huidige molenbiotoop is in het verleden vanwege (hoge) bomen in de nabijheid als matig gewaardeerd (rapportage inventarisatie molenbiotoop Groninger Molenhuis, 2007).
Bij het bepalen van de ruwheidsfactor in de vrijwaringszone is rekening gehouden met aanwezige elementen en structuren die het zicht op de molen en de windvang al belemmeren. Dit heeft geleid tot verschillende ruwheidsfactoren (n-waarden) in de vier kwadranten. De molenbiotoopregels in het bestemmingsplan Buitengebied gaan, voor het kwadrant dat over het plangebied reikt, uit van een ruwheidsfactor 75.
Vanwege reacties uit het vooroverleg en toekomstige ontwikkelingen wordt in het voorliggende plan onderscheid gemaakt tussen het agrarische deel en het terrein van ORIZU. Als in de toekomst de beplanting op het agrarische perceel geheel of gedeeltelijk verdwijnt is het logisch de hoogtebeperking hier op aan te passen en dit deel van de molenbiotoop (noord – noordwest) vanaf nu gedeeltelijk te beoordelen als 'open gebied'. Voor het overige deel (noord- noordoost) wordt dan aangesloten bij het regime van het Overbos en de aangrenzende woonwijk. Vanwege de huidige obstakels is hier hogere bebouwing toegestaan.
Dit leidt tot de volgende indeling:
De grens van het bouwvlak van het ORIZU terrein ligt op ongeveer 160 meter vanaf de molen. Op grond van de biotoopformule is voor deze afstand op het ORIZU terrein een bouwhoogte tussen 5 en 6.6 meter toegestaan. Een (maximale) bouwhoogte van 8 meter voor gebouwen blijft, via afwijkingsregels, ook tot de mogelijkheden behoren. Er is gekozen om voor het gehele bouwvlak de hoogte van 6,6 meter aan te houden. Dit is de grootste hoogte uit de biotoopformule.
Planologische afweging Groenedijk
In het vorige bestemmingsplan (bestemmingsplan buitengebied herziening 1997) had de waterzuiveringslocatie aan de Groenedijk de bestemming "nutsvoorzieningen". In deze bestemming was een bouwvlak van 31000m2 met een bouwhoogte van 10 meter voor bouwwerken opgenomen. Het bouwvlak kon 100% worden gebouwd. In dit bestemmingsplan was geen molenbiotoop opgenomen.
In het voorontwerp Verzamelbestemmingsplan 2014 is het bouwvlak voor deze locatie teruggebracht naar ongeveer 2500m2 netto en een bouwhoogte van 8 meter. De planologische mogelijkheden voor bebouwing zijn dus fors teruggebracht ten opzichte van de oude situatie.
In het ontwerp Verzamelbestemmingsplan 2014 is de bouwhoogte nog verder terug gebracht: 6,6 meter. Met een afwijking zijn gebouwen tot 8 meter en kunstobjecten tot 10 meter toegestaan. Bij deze afwijking wordt altijd advies gevraagd aan een molendeskundige. Daarnaast is ook de molenbiotoop op de kaart vermeld.
De boomsingel, tussen de molen en de waterzuiveringslocatie, is ongeveer 15 meter hoog. De provincie Groningen heeft voor medewerking als vereiste gesteld dat bebouwing landschappelijk wordt ingepast. De bossingels moeten uit dit oogpunt in stand blijven. De houtsingel zal niet verdwijnen, dunning van het bos is (onder voorwaarden) wel mogelijk. Vanwege deze singel, en met inachtneming van het vorige planologisch regime, wordt de bouwhoogte (bij recht) achter de houtsingel teruggebracht tot 6,6 meter. Een kleinere hoogte is onnodig beperkend voor de eigenaar en zou tot veel extra kosten leiden.
Met de nieuwe regeling wordt de "planologische" omgeving van de molen verbeterd. Het bouwvlak aan de Groenedijk wordt met 93 % verkleind. De bouwhoogte wordt verlaagd. Bij hogere bouwwerken dan 6,6 meter wordt altijd advies door een molendeskundige gevraagd. Er vindt geen verslechtering van de windvang plaats. Dunning van het bos door landschapsbeheer is mogelijk. Hiermee wordt zoveel tegemoet gekomen aan de wensen van Orizu en de molenstichting. Ook wordt recht gedaan aan de molenbiotoop, de landschappelijke en natuurlijke waarden van het bos en de eisen van de provincie Groningen.
Het onderscheid tussen de digitale en de analoge verbeelding van het bestemmingsplan is een nieuw element in de RO-standaarden 2008. Per wijze van verbeelding is steeds aangegeven hoe de inhoud van een bestemmingsplan moet worden weergegeven.
De analoge verbeelding van een bestemmingsplan leidt altijd tot een concreet en afgerond product, te weten een analoge oftewel papieren kaart. Bij de eisen die worden gesteld aan de digitale verbeelding, is dit niet het geval. Dit komt omdat er bij de digitale verbeelding - gebaseerd op een geometrische plaatsbepaling van plangebied en bestemmingen niet alleen sprake is van een standaard cartografische weergave door middel van kleuren en symbolen, maar ook van dynamiek en interactie met de digitale informatie. Aldus wordt de uiteindelijke digitale verbeelding mede bepaald door de functionaliteit van de interface/viewer die wordt gebruikt.
In het Bro wordt de verbeelding niet langer genoemd als onderdeel van het bestemmingsplan. Dit komt omdat in de nieuwe wettelijke regelingen wordt uitgegaan van het primaat van digitalisering. Wel wordt door het Bro een volledige verbeelding van het bestemmingsplan op papier verplicht gesteld. In dat verband blijft de analoge verbeelding van het bestemmingsplan van belang. Overigens bepaalt het Bro dat bestemmingen en hun aansluiting op aangrenzend gebied moeten worden vastgesteld met gebruikmaking van een duidelijke ondergrond.
De analoge verbeelding van het bestemmingsplan bevat naast verklaringen met een verhelderende functie (bijvoorbeeld topografische gegevens, kadastrale ondergrond, straatnamen en dergelijke) alleen normen die juridisch relevant zijn. De normatieve regelingen die op een analoge verbeelding van het bestemmingsplan vermeld staan, zijn daarom terug te vinden in de regels.
Als ondergrond voor de verbeelding van het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) aangevuld met kadastrale gegevens. Daardoor is snel en helder te zien waar percelen, bebouwing, wegen, waterlopen etc. zich bevinden. De GBKN geeft de situatie weer zoals deze was ten tijde van de vaststelling van het plan.
Op de verbeelding wordt de plangrens vermeld. Daarnaast worden de grenzen van de bestemmingen vermeld. De verschillende bestemmingen worden op de verbeelding in verschillende kleuren weergegeven, aangevuld met één of meer letters. Dubbelbestemmingen daarentegen worden weergegeven met een arcering.
Verder zijn, daar waar nodig, bouwvlakken opgenomen. Een bouwvlak betreft het gebied waarbinnen (hoofd- en woon)gebouwen gebouwd mogen worden. De begrenzing van een bouwvlak wordt aangegeven door middel van een bouwgrens.
Binnen een bestemmingsvlak of bouwvlak kan met een symbool of arcering een aanduiding op de plankaart een aanvullend kenmerk zijn aangegeven. De betekenis daarvan is terug te vinden in de planregels.
Op de verbeelding is een legenda opgenomen met de verklaring van de in het plan voorkomende bestemmingen, bouwvlakken, dubbelbestemmingen, lijnen, arceringen en aanduidingen, met de daarbij behorende artikelnummers.
Dwarsprofielen zijn in een afzonderlijke figuur opgenomen.
Op de verbeelding is tevens het transfer (of stempel) opgenomen. Hierin is de naam van het bestemmingsplan aangegeven, alsmede de status van het plan, met data van de tervisielegging en (afhankelijk van de fase in de procedure) het besluit tot vaststelling door de gemeenteraad.
De ligging van de bebouwingsgrenzen en dergelijke op de verbeelding of plankaart is bepaald aan de hand van onder meer:
Als in het bestemmingsplan uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen, zijn deze met een arcering op de kaart aangegeven.
Omdat een aantal aanduidingen is opgenomen in de algemene regels wordt hier niet altijd naar verwezen in de bestemmingen. Daarom is het essentieel dat het bestemmingsplan door middel van de (digitale) verbeelding wordt geraadpleegd. Zodoende worden alle van toepassing zijnde regels uit zowel hoofdstuk 2 als hoofdstuk 3 zichtbaar gemaakt.
Het betreft hier een verzamelbestemmingsplan waarin een aantal ambtshalve wijzigingen/correcties en een aantal particulieren initiatieven worden geregeld.
Aan de particuliere initiatieven zijn, afgezien van de kosten voor het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen, in beginsel geen kosten voor de gemeente verbonden. Comform de Legesverordening 2014 worden de kosten voor het opstellen van het verzamelplan gedeeld met de particulieren initiatiefnemers.
De ambtshalve wijzigingen/correcties komen, conform de Legesverordening 2014, voor rekening van de gemeente.
Op grond van artikel 6.12 van de Wro kan de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook een exploitatieplan vaststellen. Dit is niet noodzakelijk indien:
Een deel van het plangebied gaat om ambtshalve wijzigingen/correcties waarbij geen grote ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Daarnaast gaat het om drie particuliere initiatieven, waarvan de economische uitvoerbaarheid in handen ligt van de initiatiefnemers.
Daarom is het weergeven van de economische uitvoerbaarheid in de vorm van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
In artikel 6.1 Wro is bepaald dat burgemeester en wethouders een belanghebbende die als gevolg van een bepaling van een bestemmingsplan (of een ander ruimtelijk besluit) schade lijdt, in de vorm van inkomensderving of waardevermindering van een onroerende zaak, op zijn verzoek een tegemoetkoming in de schade toekennen. Daarbij geldt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en dat een tegemoetkoming op een andere wijze niet is verzekerd. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. Daarnaast wordt ook een waardevermindering van maximaal 2% ontstaan door een verandering in het planologisch regime binnen het normale maatschappelijke risico gerekend.
Met de particuliere initiatiefnemers zijn planschadeovereenkomsten gesloten, waarmee wordt geregeld dat de initiatiefnemer eventuele planschadekosten voor zijn rekening neemt.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro wordt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gepleegd met het waterschap, diensten van het rijk en provincie die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening en eventueel andere gemeenten.
Het plan is in het kader van het vooroverleg beschikbaar gesteld aan de volgende partners:
De vooroverlegpartners hebben gedurende 8 weken de tijd gehad om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan. Er zijn 6 vooroverlegreacties ingediend.
De Wro verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak, niet anders dan de procedure op grond van de Awb. Om betrokkenen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken en eventuele onjuistheden er uit te halen en specifieke wensen in te passen is er gekozen om op het voorontwerp bestemmingsplan inspraak toe te passen.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken voor een ieder voor inspraak ter inzage gelegen in het gemeentehuis en is daarnaast beschikbaar gesteld via Ruimtelijke Plannen en op de gemeentelijke website.
Er zijn geen inspraakreacties ingediend.