Plan: | Bestemmingsplan Hellum-Siddeburen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0040.bp00020-41vg |
De gemeente Slochteren beslaat een groot deel van de streek 'Duurswold'. Het Duurswold heeft zijn naam te danken aan het karakter dat het vroeger bezat. Er was sprake van lage gronden waarop struiken en bomen elkaar afwisselden. Het gebied werd ook wel de Zevenwolden genoemd, naar de zeven concentraties die op de zandrug waren ontstaan. De streek behoort tot de laagste delen van de provincie. Vroeger stroomde het water van de hogere klei- en zandgronden hier naar toe en ontstonden er meren. Het huidige Schildmeer is hiervan nog een overblijfsel. Bewoning ontstond op de hogere, drogere zandrug in het Duurswold. Het huidige bewoningspatroon is nog steeds op deze rug, die loopt van Ruischerbrug (via Harkstede, Slochteren en Siddeburen) naar Wagenborgen, gesitueerd. Door deze concentratie van bewoning heeft een groot deel van het buitengebied een open karakter zonder grotere bebouwingsclusters. In linten is een groot deel van het overige buitengebied onbebouwd gebleven. Buiten de lintbebouwing liggen slechts enkele bebouwingsconcentraties, waaronder Overschild en Tjuchem.
Hellum en Siddeburen liggen op een zandrug die is ontstaan in de voorlaatste ijstijd. In de laatste ijstijd is door weersinvloeden, stuifzanden (dekzanden) en hoog- en laagveenvorming, Hellum geworden wat het nu is.Ondanks het stijgen van de zeespiegel is Hellum nooit met klei bedekt geweest. Dit in tegenstelling tot de omringende gebieden zoals Hunsingo en het noordelijk deel van Fivelingo, waar de zee wél klei afzette en het waddenlandschap ontstond. Hellum ligt in het zuidelijk deel van Fivelingo, het zogenaamde Duurswold. Lintbebouwing is gecontreerd langs de Hoofdweg op de zandgronden.
De naamsoorsprong van deze woonplaats weet men niet met zekerheid, maar wel dat het vroeger Helm werd genoemd. Dit duidt op een natuurlijke hoogte in het land (een eiland of een heuveltje). Helm of Hellum ligt namelijk op een zandrug. Hellum is een eeuwenoud dorp. In de loop der tijden zijn in Hellum meerdere pre-historische vondsten gedaan. Door deze vondsten blijkt dat 4000 jaar voor onze jaartelling Hellum al bewoond moet zijn geweest. Vele grote veldkeien zijn er in de loop der jaren uit de grond gehaald.
Opmerkelijk is dat de fundering van de kerk gemaakt is van die veldkeien. Ondanks wijzigingen door de eeuwen heen zijn er bij de kerk nog oorspronkelijke kenmerken aanwezig, zoals het benedendeel van de torenen de koorsluiting. De lotgevallen van de kerk na 1450 tot diep in de 18de eeuw zijn beïnvloed door het geslacht Rengers, dat vermoedelijk omstreeks 1396 de borg Menolda bezat (na de reformatie ook het collatierecht). In de kerk vindt men een eiken preekstoel uit 1737, met op het middenveld van de kuip, versierd met een rijk Louis XIV ornament, het wapen van Rengers. Voorts een orgel, waarvan de oudste delen waarschijnlijk 16de-eeuws zijn, vernieuwd in de 17de, 18de, 19de eeuw en in 1976. Voorts rouwborden voor Frans Rengers (gestorven in 1562), Egbert Rengers (gestorven in 1582) en Anna van Ittersum (gestorven in 1630). Ten zuidwesten van het dorp Hellum, heeft een borg gestaan. Niet alleen de Menolda’s hebben hier gewoond, ook leden van de families Rengers en Ripperda maakten er geschiedenis. De laatste bewoonster was vermoedelijk Anna Margaretha Ripperda-Rengers, die tot haar dood in 1663 de borg bewoonde en daarna in de kerk is begraven. De borg is rond 1700 afgebroken.
In de dertiende eeuwse kroniek van het klooster van Wittewierum, geschreven door de abten Emo en Menko, wordt Siddeburen reeds genoemd, maar dan als “Sigerdachurke”. Deze naam kan worden vertaald als “kerk van Sigerd”. De kroniek dateert daarbij op 1226, zodat we er zeker van kunnen zijn, dat hier omstreeks die tijd reeds een kerk heeft gestaan. In een document uit 1295 komt nog de naam “Sierdakiercka” voor, maar dan zwijgt de berichtgeving lange tijd, totdat het dorp in een document uit 1385 opduikt als “Syrdaberth” (berth” = buurt). Daarna volgenden nog diverse andere benamingen tot de huidige plaatsnaam Siddeburen is ontstaan.
In Siddeburen zijn een 20-tal voorwerpen uit de prehistorische tijd gevonden. Men is ervan uitgegaan, dat omstreeks 977 hier ter plaatse een vrij grote nederzetting moet hebben gelegen. Vermoedelijk stond er rond 977 ook al een (houten) kerk, doch zekerheid hierover bestaat niet. De tegenwoordige kerk bestaat uit de Romaans schip van tufsteen, de beide koortraveeën en de halfronde sluiting uit afwisselende lagen tuf- en baksteen. Beide gedeelten van de kerk dateren waarschijnlijk van rond 1200; ze werden in de 13de eeuw verhoogd met baksteen en van koepelgewelven voorzien.
In het kerkgebouw bevindt zich een preekstoel uit 1621 en een N.A. Lohmanorgel uit 1745. De 29 meter hoge toren, waarschijnlijk in 1832 zeven meter verlaagd, bestaat beneden uit tufsteen, in het midden uit tuf- en baksteen en bovenaan geheel uit baksteen. In deze toren hangt een luidklok uit 1832, gegoten door de gebroeders van Bergen uit Midwolda. De borg Ufkenshuis was eens gelegen ten westen van de kerk, aan de zuidzijde van de weg. Men vindt er nu villa “Schetsberg”. Aan het eind van de 16de eeuw woonde op deze borg Popko Ufkens. Deze vervulde als commissaris der dijken een belangrijke rol. De tweede borg was vermoedelijk het oude steenhuis van de familie Ewens, dat aan de westelijke zijde van de borg Ufkenshuis was gelegen. Een combinatie van vier personen kocht het gehele complex. Onder hen waren Catharina van der Noot, weduwe van Rengers van Farmsum, en haar zoon Egbert. Het was de kopers er vermoedelijk alleen om te doen in het bezit te komen van de heerlijke rechten, zoals het jacht- en visrecht, het collatierecht en het redgerrecht, die aan deze landgoederen waren verbonden. Vermoedelijk werd de borg Ufkenshuis omstreeks 1705 gesloopt.