Plan: | Bestemmingsplan Buitengebied 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0040.bp00019-41vg |
Het grootste deel van de huidige inrichting van het landschap is bepaald door de ruilverkavelings- en herinrichtingsprojecten van de laatste decennia. De uitkomst en de mate waarin het landschap door deze projecten is veranderd, hangt samen met de tijd van uitvoering en het cultuurhistorische beleid dat daarbij werd verwerkt. Uitgangspunt bij de huidige landrichting van Midden-Groningen is dat de te behouden kavelpatronen, slootstructuren en ontsluitingstructuren zoals die in het landinrichtingsplan zijn opgenomen worden overgenomen. Zodoende kan uitvoering van kavelverbetering, zoals dat is toegestaan door de landinrichtingscommissie, doorgang vinden en blijft de identiteit van het landschap zoveel mogelijk behouden. Vanwege archeologische (verwachtings)waarden zijn in een deel van het gebied grondroerende activiteiten die van invloed zijn op het verkavelingspatroon verbonden aan een omgevingsvergunning. In aanvulling hierop zijn in gebieden met cultuurlandschappelijk waardevolle patronen of structuren bepaalde activiteiten verbonden aan een omgevingsvergunning.
In het zuidoostelijk deel van het plangebied is ten weerszijden van het lint van Frombosch en Slochteren (Zuid) nog sprake van de oorspronkelijke opstrekkende verkavelingsrichting. Om deze kavelrichting zo goed als mogelijk in stand te houden is het graven (en dempen) van watergangen waarvan de richting meer dan 5 graden afwijkt van de kavelrichting verbonden aan een vergunning.
Typerend voor het noordwesten van het plangebied (omgeving Luddeweer en Overschild) is dat de agrarische bedrijven als groene eilanden liggen ten midden van het open landschap. Om dit beeld te versterken wordt plaatselijk verdichting door opgaand groen nagestreefd op bebouwde erven en langs wegen die op inversieruggen zijn gelegen. Hierdoor worden de patronen beter zichtbaar en herkenbaar. Ook de bouwstedes bij boerderijen en woningen moeten in de vorm van groene nesten in het landschap worden gehandhaafd om de verspreide bebouwing te markeren en het karakter van het agrarisch cultuurlandschap. Waar mogelijk worden deze groenstructuren als zodanig bestemd. Dit geldt ook voor aanwezige grachten en andere waterpartijen. Door het toekennen van een bestemming 'water' kunnen deze elementen ook beter worden gewaarborgd.
Om het behoud van het reliëf en de zichtbaarheid van de inversieruggen te waarborgen zijn deze voorzien van een dubbelbestemming. Egaliseren en ontgronden is niet toegestaan een ook de aanleg van nieuw bos is uitgesloten.
In de bestemmingsregeling voor agrarische bedrijven is ook landschappelijke inpassing, bijvoorbeeld in de vorm van hoge beplanting ter afscherming van de bebouwing, opgenomen. Op deze wijze kan de landschappelijke inpassing, naast het vastleggen van de afspraken over de inrichting in een privaatrechtelijke overeenkomst, ook worden verankerd in het bestemmingsplan.
In een groot deel van het buitengebied is het landschappelijke kenmerk de openheid. Houtteelt of andere blijvende hoogopgaande teelten zijn hier niet toegestaan. Nu de bospercelen die her en der incidenteel liggen zijn gekapt of op korte termijn worden gekapt is het tijd voor een herijking. Gezien het oorspronkelijke landschap is ervoor gekozen het gebied met grootschalige openheid ruimer aan te geven dan in de provinciale verordening is gedaan en beslaat een groot deel van het noordwesten en oosten van het buitengebied. Het inzetten op de landbouw past goed bij het behoud van de openheid van deze gebieden. De schaalvergroting van de aanwezige agrarische bedrijven hoeft hier namelijk geen afbreuk aan te doen met toepassing van de maatwerkbenadering. Het behoud van het open landschap is ook een wens van de respondenten onder de agrariërs in het gebied. Activiteiten op cultuurgronden die de openheid aantasten, zoals houtteelt, boomteelt en fruitteelt en andere meerjarige teeltvormen is niet toegestaan. Buiten de gebieden waar de openheid beschermd is het aanbrengen van beplanting voor houtteelt, boomteelt, fruitteelt en andere hoogopgaande beplanting bij een oppervlakte vanaf 1 hectare verbonden aan een omgevingsvergunning.
De aspecten duisternis en stilte worden in het POP 3 en POV aangemerkt als belangrijke kenmerken van de provincie Groningen. Ook in het buitengebied van Slochteren zijn deze waarden nog grotendeels aanwezig. Een deel van de oeverzone van het Schildmeer is aangewezen als stiltegebied. Door de bestemming Natuur op deze gronden kan de stilte (en duisternis) hier worden gewaarborgd.
In het plangebied worden de bestaande stilte en duisternis-waarden niet onevenredig aangetast. Het bestemmingsplan voorziet naast de bestaande (agrarische) bedrijven en woningen niet in nieuwe bedrijven of woningen. In hoofdzaak beperkt de ontwikkelingsruimte zich tot uitbreidingsmogelijkheden van agrarische bedrijven en wijzigingsregels voor functieverandering van agrarische bedrijven. Bij het toepassen van de flexibiliteitsregels in het bestemmingsplan, bijvoorbeeld voor het uitbreiden van een bouwvlak of een functiewijziging, wordt altijd een omgevingstoets uitgevoerd. Hierbij kan waar nodig ook rekening worden gehouden met de aspecten duisternis of stilte.
Bij agrarische bedrijven mogen nieuwe ligboxenstallen uitsluitend worden gebouwd als de lichtsterkte binnen niet meer dan 150 lux bedraagt, tenzij die stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met tenminste 90% reduceren. Bij een uitbreiding van een bestaande ligboxenstallen hoeft niet aan deze regels te worden voldaan.
De bestaande geluidszoneringsplichtige inrichtingen (NAM-locaties) worden bestemd conform de bestaande vergunningen. Er wordt ook niet voorzien in nieuwe geluidzoneringsplichtige functies.