Plan: | Bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0040.bp00018-61oh |
De gemeente Slochteren beslaat een groot deel van de streek 'Duurswold'. Het Duurswold heeft zijn naam te danken aan het karakter dat het vroeger bezat. Er was sprake van lage gronden waarop struiken en bomen elkaar afwisselden. Het gebied werd ook wel de Zevenwolden genoemd, naar de zeven concentraties die op de zandrug waren ontstaan. De streek behoort tot de laagste delen van de provincie.
In het Pleistoceen is de bodem van Duurswold onder invloed van het landijs en de zee opgebouwd uit dekzand en zeeklei. Daartussen is in de loop van de tijd veen ontstaan. De dekzandruggen liggen hoger dan de omringende klei- en veengronden. Vroeger stroomde het water van de hogere klei- en zandgronden hier naar toe en ontstonden er meren. Het huidige Schildmeer is hiervan nog een overblijfsel.
De hoger gelegen zandgronden werden als eerste bewoond. Ook de latere bewoning heeft zich voornamelijk op en rond de hoger gelegen gronden ontwikkeld in het bebouwingslint vanaf Harkstede via Slochteren naar Siddeburen. Zo kon wateroverlast zo goed mogelijk vermeden worden. De hoogte van de zandrug varieert van ongeveer NAP – 0,50 m tot boven NAP 2,5 m bij Schildwolde.
De ontginning van de natte veengebieden vond plaats vanuit de zandgronden. Haaks op de 'ontginningsbasis' (de zandrug Harkstede-Slochteren-Siddeburen) werden sloten gegraven om het natte veenmoeras te ontwateren en geschikt te maken voor landbouw. De watergangen dienden deels ook als vaarverbindingen. Hier ontstond een landschap met smalle lange kavels. Veendijken hielden ontgonnen gebieden droog.
Het huidige bewoningspatroon is nog steeds op de zandrug, die loopt van Ruischerbrug (via Harkstede, Slochteren en Siddeburen) naar Wagenborgen, gesitueerd. Door deze concentratie van bebouwing is een groot deel van het buitengebied gevrijwaard van nederzettingen. Buiten de lintbebouwing liggen slechts enkele bebouwingsconcentraties, waaronder de kleine kernen Overschild en Tjuchem.
De naam Slochteren komt in 1169 voor het eerst voor onder de naam “Slochtra”. Dit heeft de betekenis van laag gelegen streek. Als parochie bestond Slochteren zeker al in 1291, want in dat jaar is het dorp, samen met de naburige kerkdorpen, in conflict geraakt met de dekens te Loppersum. Het moet destijds een aanzienlijke parochie zijn geweest, want de huidige kerk is het dwarspand van een vroegere middeleeuwse kruiskerk. Ten noordwesten van de Slochter kerk prijkt de vrijstaande, vrijwel onversierde zadeldaktoren uit plm. 1300, waarin een luidklok hangt uit 1373, die vermoedelijk afkomstig is van de (verdwenen) kloosterkerk te Wittewierum.
De 17de eeuw heeft zich in Slochteren vooral gekenmerkt als de tijd van de vervening. De laagveengebieden lagen in 't Hooiland, de streek achter de Groenedijk en in het Slochterveld. In het laatstgenoemde veld vindt men nog de baggerputten, die in de 17de eeuw zijn ontstaan. Het huidige natuurgebied de Baggerputten is hiervan een restant.
Dichtbij de plaats waar eens het haventje van Slochteren lag, treft men nog steeds het Hoogehuis aan. Dit 17de eeuwse gebouw, van oorsprong een rechthuis, was jarenlang een bekende pleisterplaats voor dagjesmensen. Aan het eind van de 18de eeuw, na de komst van de Fransen, voltrok zich in de streek een grote verandering op het bestuurlijke vlak. In 1798 werd er door hen namelijk een wet uitgevaardigd, waarin een einde werd gemaakt aan de al de heerlijke rechten (zoals collatorschap, zijlvesterij, jacht- en visrecht, jurisdictie) van de heren van het dorp. Er werd een voorlopig plaatselijk bestuur ingesteld. In 1808 volgde bij Koninklijk Besluit de benoeming van het eerste gemeentebestuur van Slochteren, dat in het Hoogehuis zijn zetel kreeg en onder voorzitterschap stond van Hendrik de Sandra Veldtman.
In 1811 (invoering van de burgerlijke stand) werd het gebied in drie gemeenten opgedeeld, te weten Harkstede, Slochteren en Siddeburen. Ze kregen elk hun eigen maire (burgemeester). In 1821 werd Harkstede weer bij Slochteren gevoegd. Siddeburen volgde in 1826 en vormt sindsdien weer één gemeente. De drie dorpen zijn alleen nog in kadastrale aanduidingen als drie gemeenten bekend. De ontsluiting van de streek vond plaats in de 19de eeuw met de verharding van de wegen. In Slochteren begon dit in 1846 met de weg naar Noordbroek, die toen begrind werd. In 1868 volgde de verharding van de weg van het Hoogehuis door het dorp en naar Ruischerbrug.
Schildwolde is als agrarische nederzetting ontstaan op de pleistocene zandrug, welke tussen de stad Groningen en het dorp Wagenborgen opduikt uit het omringende laagveengebied dat bekend staat als het Duurswold.
Schildwolde maakt deel uit van het lint, welke wordt gevolgd door de Hoofdweg, die – de natuurlijke ondergrond volgend – licht slingert. Dwars hierop leiden veel onverharde landbouwontsluitingswegen en -lanen, parallel aan de verkavelingsrichting, het land in. De geschiedenis van Schildwolde gaat in ieder geval terug tot het jaar 1204, in dat jaar is het Maria Gratia klooster gesticht. Het betreffende klooster is in de 16de eeuw afgebroken.