Plan: | Bestemmingsplan Harkstede-Scharmer |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0040.bp00002-61oh |
In algemene zin geldt dat nieuwe activiteiten, die in bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt en die een bedreiging kunnen vormen voor deze beschermde dier- en plantensoorten, beoordeeld moeten worden en zo nodig ontheffing bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) moet worden aangevraagd. Vooral wanneer er soorten voorkomen uit de zogenaamde "strenge" categorie (Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn en de bedreigde soorten van de diverse Rode Lijsten), kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer de mogelijkheden in het bestemmingsplan significant nadelige effecten kunnen hebben voor deze soorten.
Voor algemene soorten heeft het Rijk via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een algemene vrijstelling verleend. Voor deze soorten hoeft in het kader van het bestemmingsplan dus niet meer afzonderlijk een vrij-stelling te worden aangevraagd. De onderzoeksverplichting komt voort uit de Flora- en faunawet, die op 1 april 2002 van kracht is geworden. De wet vervangt de Vogelwet, Jachtwet en een gedeelte van de Natuurbeschermingswet. De wet biedt, uit het oogpunt van natuurbehoud, bescherming aan planten- en diersoorten die in het wild leven.
Er is in 2006 een flora en fauna onderzoek uitgevoerd door Koeman en Bijkerk (rapport 2006-092). Hierbij is als uitgangspunt genomen dat er weinig ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, uitgezonderd enkele woningen en wijziging van oppervlakte of uitbreidingsrichting van agrarische bedrijven.
Uit dit onderzoek is gebleken dat het grootste deel van het plangebied een lage natuurwaarde heeft en van weinig belang voor beschermde planten- en diersoorten. Plaatselijk heeft het gebied een redelijke tot zeer hoge waarde. Het betreft hier een aantal geïsoleerde delen van het plangebied en het gebied Midden-Groningen met aangrenzende delen (dat nog in ontwikkeling is als natuurgebied).
Binnen (en direct grenzend aan) het plangebied hebben ook de oeverzones rondom de Heerenlaan (zuidoever Harkstederplas en noordoever Scharmerplas) een hoge natuurwaarde (onderzoek KNNV 1995) door het extensieve en ecologische groenbeheer dat de gemeente uitoefent en het beperkte recreatieve gebruik (wandelen en fietsen) kunnen deze waarden in stand blijven.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Speciale Beschermingszone onder de EU-Habitatrichtlijn of de EU-Vogelrichtlijn. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich ook geen Speciale Beschermingszones waarop de mogelijke ingrepen in de toekomst, op basis van bestemmingsplanwijziging, een negatief effect zou kunnen hebben.
Specifieke aandacht binnen de Flora en fauna wet is er voor vleermuizen, deze hebben een hoge beschermingsstatus in deze wet. Indien is vastgesteld dat er vleermuizen aanwezig zijn in de bebouwing of beplanting, die worden beïnvloed door de bouwplannen, moet er een ontheffing volgens AMvB art. 75 Flora- en faunawet. Vleermuizen worden met name in het dorpslint aangetroffen, waar een bijzondere kolonie is gevestigd op het terrein van de Fraeylemaborg. Aanvullend onderzoek, waarbij ingegaan wordt op de ligging van kraamkolonies, foerageergebieden en vliegroutes in relatie tot bomen en andere opgaande elementen, is nog noodzakelijk.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen directe noodzaak is voor het aanvragen van ontheffingen (ten tijde van het onderzoek in 2006). Wel moet bij nieuwe planvorming de effecten op natuurwaarden op de betreffende locatie worden getoetst aan de Flora- en faunawet.
Binnen het plangebied is een zoekgebied voor een robuuste verbindingszone gelegen. Er is nog geen tracékeuze gemaakt voor de aanleg van een ecologische verbindingszone tussen Westerbroek en Midden-Groningen. Zolang hier geen besluit over is genomen zal het bestemmingsplan hier nog niet op voorsorteren. Nadat deze besluitvorming heeft plaatsgevonden voor de ecologische verbindingszone het bestemmingsplan worden gewijzigd. Het voorliggende bestemmingsplan is gebaseerd op de huidige inrichting en functies in het gebied en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die realisering van de robuuste verbindingszone belemmerd.