direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadskanaal Kern, Hoofdstraat 10
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.BP2302-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Hoofdstraat 10 te Stadskanaal in de gelijknamige gemeente bevindt zich een perceel waar voorheen een supermarkt met bovenwoningen was gevestigd. De initiatiefnemer gaat in augustus 2022 de aanwezige bebouwing slopen om ruimte te maken voor een nieuwe ontwikkeling, namelijk de bouw van een appartementencomplex met bijbehorende (parkeer)voorzieningen. De ontwikkeling bestaat in totaal uit 22 appartementen.

De voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan 'Correctieve en Partiële Herziening Stadskanaal Kern'. Om de ontwikkeling mogelijk te maken dient het bestemmingsplan te worden herzien. Het nieuwe bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch planologische kaders. Er zal worden aangetoond dat het voornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen tussen de Hoofdstraat en Hemenweg. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven ten opzichte van de directe omgeving en ten opzichte van Stadskanaal. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0001.png"

Afbeelding 1.1 Ligging plangebied (pdok.viewer)

1.3 Planologische regeling

1.3.1 Algemeen

Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan 'Correctieve en Partiële Herziening Stadskanaal Kern' welke op 3 oktober 2008 is vastgesteld. In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Met rode omlijning is de begrenzing van het plangebied indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0002.png"

Afbeelding 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan met daarop in het rood het plangebied weergegeven (Bron: Ruimtelijke plannen.nl)

1.3.2 Beschrijving bestemmingen

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Correctieve en Partiële Herziening Stadskanaal Kern' heeft het plangebied de bestemming 'Centrumdoeleinden 1' met daarbij een bouwvlak en lettertekenaanduiding c1/C1.

Bestemming 'Centrumdoeleinden 1'

De gronden met de bestemming 'Centrumdoeleinden 1' zijn bedoeld voor gebouwen voor o.a. detailhandel, bedrijven van categorie 1 en 2, dienstverlenende bedrijven en bestaande woningen. Met daaraan ondergeschikt wegen, straten en paden, parkeer- en groenvoorzieningen, water en speel- en nutsvoorzieningen. Hierbij dienen gebouwen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

1.3.3 Strijdigheid

Op grond van het geldende bestemmingsplan is het binnen de bestemming 'Centrumdoeleinden 1' niet toegestaan om een appartementengebouw te bouwen.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Stadskanaal Kern, Hoofdstraat 10' met identificatienummer NL.IMRO.0037.BP2302-on01 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • planregels.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een toelichting gegeven op het plangebied en komt het plan aan de orde. Daarna volgt in hoofdstuk 3een uiteenzetting van het relevante beleid. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld en onderbouwd. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot de uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen

2.1 Huidige situatie plangebied

Het plangebied is gelegen nabij het centrum van Stadskanaal. In het verleden werd het gebouw gebruikt als supermarkt. Boven de voormalige supermarkt zijn twee appartementen aanwezig. Tevens is er een parkeerterrein aanwezig. Recent is de bestaande bebouwing in het plangebied verwijderd. In afbeelding 2.1 zijn verschillende aanzichten op het plangebied weergegeven met daarop de oude bebouwing aanwezig. In afbeelding 2.2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0003.png"

Afbeelding 2.1 Aanzichten op het plangebied vanaf de Hoofdstraat en de Hemeweg (bron: Google Street View)

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0004.png"

Afbeelding 2.2 Luchtfoto met daarop in het rood het plangebied weergegeven (bron: Pdok)

2.2 Beschrijving initiatief

Het voornemen is om het plangebied te herontwikkelen tot twee appartementengebouwen met daarbij de benodigde parkeervoorziening. De ontwikkeling bestaat uit 22 appartementen. Het appartementengebouw zal bestaan uit drie en vier bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 12 meter. Onder het pand, aan de kant van de Hemenweg, worden 28 parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze parkeerkelder is alleen toegankelijk voor bewoners van het gebouw. Aan de kant van de Hemenweg worden 13 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd. Daarnaast worden op de begane grond ook een verloskundigenpraktijk van maximaal 250 m2, een patio en de bergingen gerealiseerd. Voorts wordt een doorgang gemaakt die geschikt is voor voetgangers. Dit om belemmering van de doorstroming te voorkomen.

In afbeelding 2.3 is de terreininrichting van de toekomstige situatie weergegeven. In afbeelding 2.4 is een tekening van de toekomstige situatie weergegeven. In afbeelding 2.5 is een bovenaanzicht van de toekomstige appartementengebouwen opgenomen. In afbeelding 2.6 is een zijaanzicht van de toekomstige appartementengebouwen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0005.png"

Afbeelding 2.3 Indeling nieuwe terrein (Bron: VDZ Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0006.png"

Afbeelding 2.4 Tekening nieuwe terrein (bron: VDZ Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0008.png"

Afbeelding 2.5 Bovenaanzicht nieuwe appartementengebouwen (Bron: VDZ Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0010.png"

Afbeelding 2.6 Zijaanzicht nieuwe appartementengebouwen (Bron: VDZ Architecten)

Op deze locatie in het centrum van Stadskanaal kan er vanuit worden gegaan dat er altijd sprake is van een een bepaalde mate van lichtuitstoot door de daar aanwezige functies. De toevoeging van appartementen met enkele commerciële functies doet daar geen afbreuk aan. Daarnaast wordt in dit geval een supermarkt, inclusief de mogelijkheid van lichtreclame vervangen door een appartementencomplex. De lichtuitstoot veranderd hierdoor.

2.3 Beeldkwaliteitsplan

Voor het plan is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld. In het beeldkwaliteitsplan wordt de beoogde beeldkwaliteit gemotiveerd waar de ontwikkeling aan moet voldoen. Hiervoor zijn in het beeldkwaliteitsplan criteria opgenomen waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. Bij de uitwerking van de plannen moet hier rekening mee worden gehouden. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage 1 van de regels. Het beeldkwaliteitsplan zal door de gemeenteraad worden vastgesteld.

2.4 Verkeer en parkeren

2.4.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de extra verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381, december 2018) van het CROW kan de verkeersgeneratie van de ontwikkeling berekend worden. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.

In dit geval is voor wat betreft de gemeente Stadskanaal uitgegaan van een stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' (bron: CBS Statline). Gezien de ligging van het plangebied in de schil van het centrum van Stadskanaal kan het gebied worden aangemerkt als 'schil centrum'. Qua functie dient aangesloten te worden bij wonen. Conform de huidige plannen is onderscheid gemaakt in 3 dure koopappartementen, 11 middeldure koopappartementen en 8 midden/goedkope huurappartementen.

Voor dure koopappartementen geldt een parkeernorm van gemiddeld 1,9 en een verkeersgeneratie van gemiddeld 7,3 per appartement. De middeldure koopappartementen geldt een parkeernorm van gemiddeld 1,7 en een verkeersgeneratie van 5,9 per appartement. De midden/goedkope huurappartementen geldt een parkeernorm van 1,2 en een verkeersgeneratie van 4,1 per appartement.

In de bestaande situatie is een supermarkt van circa 600 m2 bvo en twee appartementen mogelijk. Gezien de kleinschaligheid is in het voorliggend geval uitgegaan van een buurtsupermarkt waarvoor een verkeersgeneratie van gemiddeld 58,5 per 100 m2 bvo geldt. De twee appartementen is uitgegaan van gemiddeld 4,1 verkeersbewegingen. Op basis van voorgenoemde uitgangspunten wordt in de volgende twee paragrafen op de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte ingegaan.

2.4.2 Verkeersgeneratie

In de nieuwe situatie komt de functie supermarkt en de twee appartementen met de daarbij behorende verkeersgeneratie te vervallen. Hierdoor is sprake van een forse vermindering van de verkeersgeneratie met tenminste 362 bewegingen.

In de nieuwe situatie is sprake van een verkeersgeneratie van afgerond 160 verkeersbewegingen. Hiermee is dan ook sprake van een forse afname van (362-141=) 202 verkeersbewegingen ter plaatse. Geconcludeerd wordt dat het aspect verkeer geen belemmeringen oplevert als gevolg van voorliggend voornemen.

2.4.3 Parkeerbehoefte

Gemeente Stadskanaal sluit aan bij de parkeernormen gesteld door CROW voor het bepalen van de parkeerbehoefte. Met de voorgenomen ontwikkeling is dan ook sprake van een parkeerbehoefte van afgerond 39 parkeerplaatsen:

  • 3 dure koopappartementen met een kencijfer van 1,9: 5,7 parkeerplaatsen;
  • 11 middeldure appartementen met een kencijfer van 1,7: 18,7 parkeerplaatsen;
  • 8 midden/goedkope appartementen met een kencijfer van 1,2: 9,6 parkeerplaatsen;
  • een verloskundigenpraktijk met 2 behandelkamers (op basis van 250 m²) met een kencijfer van 2,05: 4,1 parkeerplaatsen.

In de voorliggende situatie worden 28 parkeerplaatsen gerealiseerd onder het gebouw (zie afbeelding 2.7). Daarnaast worden aan de kant van de Hemenweg nog 13 parkeerplaatsen gerealiseerd in het openbaar gebied. Hiermee wordt met de ontwikkeling in totaal 41 parkeerplaatsen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0011.png"

Afbeelding 2.7: parkeerplaatsen in gebouw (Bron: VDZ Architecten)

Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat met de nieuwe ontwikkeling voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. In het plangebied zijn hier ruim voldoende mogelijkheden voor.

2.4.4 Conclusie

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat verkeer en parkeren geen belemmering vormt voor de voorliggende ontwikkeling.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk worden relevante planologische beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau beschreven. Deze beleidskaders zijn richtinggevend voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Groningen is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.
    Voor Noord-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Groningen onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden.
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren. Bij de zogenoemde Ladder voor duurzame verstedelijking dient voor een stedelijke ontwikkeling de behoefte te worden beschreven. Voor locaties buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte wordt voorzien. In onderstaande paragraaf is de verantwoording aan de Ladder duurzame verstedelijking opgenomen. In deze toelichting van dit bestemmingsplan wordt verder gemotiveerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Een voorgenomen stedelijke ontwikkeling moet aan deze Ladder worden getoetst. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte aan de betreffende functies worden beschreven. Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet bovendien worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.

De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Het mogelijk maken van 12 of meer woningen en meer dan 500 m2 bvo voorzieningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Het geldende bestemmingsplan is vertrekpunt bij de beoordeling of iets een nieuwe stedelijke ontwikkeling is.

De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen de huidige bestemming zijn alleen bestaande woningen mogelijk. In dit geval worden 22 appartementen toegevoegd. Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling. Daarom is hierna de behoefte beschreven.

De behoefte aan 3 dure koopappartementen, 11 middeldure koopappartementen en 8 midden/goedkope huurappartementen blijkt uit diverse rapporten en onderzoeken die hierna worden behandeld.

Prestatiekader RWLP Regio Oost-Groningen 2018-2023

In de Oost-Groninger gemeenten gelden afspraken op het gebied van wonen en leefbaarheid. Die zijn vastgelegd in het prestatiekader Oost-Groningen. Hierin is afgesproken dat toevoeging aan de voorraad plaats vindt op plekken waar dit van meerwaarde is voor de omgeving: structuurversterking. Het aantal woningen dat toegevoegd kan worden is beperkt, dus die toevoeging moet gebeuren op plekken waar de meerwaarde groot is. Denk hierbij aan beeldbepalende of centrale plekken in de kern. Daarnaast kunnen onaantrekkelijk ogende plekken, zoals potentiële 'rotte kiezen' of leegstaande panden, worden opgeknapt. Bouwen op structuurversterkende plekken zorgt voor meer levendigheid, meer ruimtelijke kwaliteit en meer draagvlak voor voorzieningen.

De prognose uit 2017 ging uit van een krimpscenario, waarin het aantal huishoudens in Stadskanaal na 2022 zou afnemen. Kwalitatief is vooral behoefte aan nultredenwoningen, gelet op de vergrijzing en de toename aan eenpersoonshuishoudens. Ook is de (indicatieve) regionale PMC-strategie (PMC = Product-Marktcombinatie) per woonmilieu bepaald. Stadskanaal is in het regionaal prestatiekader aangemerkt als stedelijke kern. Hier is het toevoegen van appartementen kansrijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0012.png"

Afbeelding 3.1 PMC kern Stadskanaal

Woonvisie 2020-2025

In de woonvisie staat onder meer dat het aantal huishoudens zal dalen en dat de bevolking zal vergrijzen. De gemeente wil daarop inspelen door zeer minimaal te bouwen.

In Mussel, Onstwedde en Alteveer mogen per dorp maximaal vijf nieuwe huizen worden gebouwd. In de buitengebieden mogen alleen nog plannen ontwikkeld worden wanneer die bijvoorbeeld voor zorgen dat monumentale panden behouden blijven.

Alleen rondom het centrum van Stadskanaal is ruimte voor grootschaliger nieuwbouw. Dat moeten vooral woningen worden voor ouderen.

De toekomstplannen richten zich vooral op die groep. Er wordt onder meer ruimte gecreëerd voor mantelzorgwoningen, langer thuiswonen en woningen levensloopbestendig maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP2302-on01_0013.png"

Afbeelding 3.2 Gemeentelijke uitwerking PMC kern Stadskanaal

Uit bovenstaand overzicht blijkt dat er nog ruimte is voor beperkte groei van:

  • Middeldure grondgebonden koop (voornamelijk vrijstaand en 2^1-kap);
  • Dure grondgebonden koop (voornamelijk vrijstaand en 2^1-kap);
  • Koop appartementen/nultrede diverse prijsklassen;
  • Middeldure huur appartementen nultrede;
  • Dure huur appartementen nultrede.

Er is voornamelijk in de kern Stadskanaal beperkt ruimte voor toevoegingen. Voor een (groot) deel wordt hier al in voorzien door nog bestaande bouwplannen. Daarnaast is er ook vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit behoefte aan invulling van leegstaande of vrijkomende locaties. Deze locaties worden structuurversterkende locaties genoemd.

Wonen in Oost-Groningen steeds populairder

De gemeente merkt dat steeds meer mensen in Stadskanaal willen wonen. Dit komt omdat de huizen in steden voor velen onbetaalbaar zijn geworden. Dit blijkt ook uit actuele marktgegevens.

Op Funda staan per 18 november (2021) 73 woningen te koop, waarvan slechts 10 appartementen. In Stadskanaal 44 woningen, waarvan 7 appartementen. Er worden op Funda geen huurwoningen aangeboden.

Uit transactiecijfers van NVM-Regio Noordoost Groningen 3e kwartaal 2021 blijkt dat de transactieprijzen oplopen en de verkooptijd is afgenomen. Dit duidt op een krappe woningmarkt. Wonen in deze regio is nog relatief betaalbaar met een gemiddelde transactieprijs van 266.000 euro, maar de prijzen zijn het afgelopen jaar met 21,5 % opgelopen. De gemiddelde verkooptijd is teruggelopen naar slechts 26 dagen.

De krapte-indicator voor appartementen staat op 1,8 en gemiddeld 2,1. De krapte-indicator geeft een benadering voor het aantal keuzemogelijkheden dat een potentiële koper op de woningmarkt heeft. De vierkantemeterprijzen voor appartementen zijn het afgelopen jaar maar liefst 46,7% gestegen en gemiddeld 25,9%. Dit duidt op een tekort aan appartementen.

Verder is in 2019 besloten tot het doortrekken van het spoor tussen Veendam en Stadskanaal. Met de realisatie van de spoorlijn verbetert de bereikbaarheid van Stadskanaal richting de stad Groningen en tussenliggende locaties en vice versa. De verwachting is dat de realisatie van het spoor een positieve invloed heeft op de woningmarkt in Stadskanaal.

Omdat de druk op de woningmarkt is toegenomen heeft de gemeenteraad besloten dat er 400 nieuwe plekken worden aangewezen waar gebouwd mag worden. De regeling om een winkelbestemming om te zetten naar een woonbestemming is verbreed. Er kunnen nu ook panden met een horecabestemming worden omgezet. Deze regeling kan inmiddels ingezet worden in alle dorpen en kernen in de gemeente Stadskanaal, waardoor en nu meer mogelijkheden zijn om extra woningen te realiseren.

Conclusie

Uit de prognose van 2017 wordt op termijn een lichte krimp verwacht van het aantal huishoudens. Gelet op de huidige druk op de woningmarkt en de verwachte gunstige invloed van het doortrekken van het spoor, zijn meer woningen nodig. Het ligt gelet op de vergrijzing voor de hand om appartementen te bouwen in stedelijke buurten, nabij voorzieningen. Dit blijkt ook uit de PMC voor Stadskanaal, waarin appartementen in de middenhuur, dure huur en koopappartementen als kansrijke segmenten worden gezien. Met het transformeren van een vrijgekomen detailhandelslocatie in Stadskanaal naar nultredenwoningen wordt invulling gegeven aan de behoefte.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie 2022

Op 25 mei 2022 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie 2022 vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale langetermijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening.


In de Omgevingsvisie heeft de provincie al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale belangen.

Ruimte

  • Ruimtelijke kwaliteit
  • Aantrekkelijk vestigingsklimaat
  • Ruimte voor duurzame energie
  • Vitale landbouw

Natuur en landschap

  • Beschermen landschap en cultureel erfgoed
  • Vergroten biodiversiteit

Water

  • Waterveiligheid
  • Schoon en voldoende water

Mobiliteit

  • Bereikbaarheid

Milieu

  • Tegengaan milieuhinder
  • Gebruik van de ondergrond

Voor de ontwikkeling is het thema 'ruimte' met de daarbij behorende belangen 'ruimtelijke kwaliteit' en 'aantrekkelijk vestigingsklimaat ' van belang.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Dit projectgebied ligt in het stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals woningen, aan toegevoegd worden. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de ruimtelijke kwaliteit binnen het stedelijk gebied. Er worden vanuit het provinciale beleid dan ook geen aanvullende eisen gesteld.

Aantrekkelijk vestigingsklimaat

De kwaliteit van het wonen levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de provincie. Een hoge woonkwaliteit kan worden bereikt door het woningaanbod optimaal te laten aansluiten bij de wens van de inwoners, ook als het gaat om het soort kern waar men wil wonen. De provincie geeft aan dat inbreidingslocaties geschikte locaties zijn voor woningbouw. De provincie heeft hierin zelf een faciliterende rol.

3.2.2 Omgevingsverordening

In de Omgevingsverordening heeft de provincie regels opgenomen om de doelstellingen uit de hierboven reeds genoemde Omgevingsvisie te realiseren. Met deze regels wil de provincie vooraf duidelijkheid scheppen over de provinciale belangen waarmee de gemeente bij het opstellen van een ruimtelijk plan rekening moet houden. In de Omgevingsverordening zijn hoofdstukken opgenomen over onder andere milieu, water en ruimtelijke ordening. Ten aanzien van de projectlocatie zijn de volgende aspecten met bijbehorende artikelen uit de Omgevingsverordening van belang:

Artikel 2.15.1 Woningbouw

  • 1. Onverminderd artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan alleen voorzien in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie die rekening houdt met regionale woningbehoefteprognoses die de provincie elke twee jaar uitbrengt, of met nadere regels als bedoeld in het tweede lid.
  • 2. Wanneer niet binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening een regionale woonvisie is vastgesteld, kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek van de betrokken gemeenten nadere regels over de nieuwbouwruimte vaststellen.
  • 3. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan - onverminderd artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening - voorzien in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal in overeenstemming zijn met:
    • a. een woonvisie of een woon- en leefbaarheidsplan waarover ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening overeenstemming bestaat met de gemeenten in het regionaal samenwerkingsverband waar de betreffende gemeente deel van uitmaakt, of bij het ontbreken van een dergelijk samenwerkingsverband, met de Groninger buurgemeenten van de betreffende gemeente; of
    • b. de in het kader van de Regio Groningen-Assen tot stand gekomen regionale planningslijsten voor woningbouw.

Conclusie

Het voorgenomen project voorziet in een nieuw appartementengebouw op een inbreidingslocatie in bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 3.1.3 is in gegaan op de behoefte van de nieuwe woningen en de regionale en lokale woonvisie. Gelet hierop wordt met de voorgenomen ontwikkeling dan ook aangesloten op het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie 2025

Onder de naam 'De hoofdstad van de Veenkoloniën, pionieren in de proeftuin' heeft Stadskanaal in 2009 de Toekomstvisie voor de periode tot 2025 vastgesteld. Deze Toekomstvisie 2025 betreft een actualisering van de eerdere Toekomstvisie 2000.

De Toekomstvisie 2025 bevat wensbeelden, ambities en doelen, op basis van kansen die trends en ontwikkelingen bieden. Stadskanaal is als 'de metropool van de Veenkoloniën' de onbetwiste centrumplaats van dit gebied met een compleet pakket aan voorzieningen. En ook de proeftuin voor pioniers. Als strategie - de manier waarop de doelen werkelijkheid worden - kiest de gemeente voor een regierol waar initiatieven niet vanzelf tot stand komen. De gemeente wil een doe-mentaliteit, gericht op projecten en initiatieven met een meerwaarde voor allen. Zo worden combinaties gecreëerd van identiteit, sterke punten en mogelijkheden.

Stadskanaal stelt verschillende doelen qua ontwikkeling van economie, werken en leren. Dit betreft onder meer het stimuleren van (startend) ondernemerschap in de hele gemeente en het scheppen van ruimte voor bedrijvigheid.

3.3.2 Stadskanaal Koersvast

In 2017 heeft de gemeente dit koersdocument opgesteld onder de noemer 'Nait soezen, moar doun'. In dit document wordt gesproken over een gemeente waar het goed wonen en leven is en waar behoefte is aan kwalitatief goede voorzieningen. Voor wat betreft Stadskanaal wordt aangegeven dat verpaupering van het centrum tegengegaan dient te worden. Voorliggend plan voorziet in het "opruimen" van een leegstaand vastgoed.

3.3.3 Woonvisie Stadskanaal 2020-2025

In de woonvisie wordt de koers voor de komende 5 jaren uiteengezet met een doorkijk naar de komende 10 jaren. De voorgaande woonvisie kende een doorlooptijd van 2015-2025. Door de veranderde woningmarkt is besloten om vroegtijdig de woonvisie te vernieuwen.

Doel van de woonvisie is om de actuele situatie op de woningmarkt te schetsen samen met de belangrijkste trends en ontwikkelingen en maatregelen voor te stellen om bij te dragen aan een beter woonmilieu in de gemeente en het verbeteren van de woonomgeving. Met het woonmilieu wordt hier zowel de kwaliteit van de woning, diversiteit in woningaanbod en de woonomgeving bedoeld. De gemeente wil voldoende kwalitatieve huisvesting blijven bieden voor de verschillende doelgroepen en een prettige woongemeente zijn voor haar inwoners. Of zoals in het bestuursakkoord staat “Kwaliteit in wonen en leven. Een gemeente waar iedereen, van jong tot oud, zich op zijn plek voelt”.

Uit onderzoek blijkt dat de verwachting is dat de gemeente Stadskanaal tussen 2017 en 2027 met 195 huishoudens gaat krimpen. De bevolkingsontwikkeling, samen met andere indiciatoren en ontwikkelingen op de woningmarkt, gaan we nauwlettend monitoren via de woningmarktmonitor.

Op hoofdlijnen is er bij de meeste woningtypen sprake van een afnemende en soms gelijkblijvende behoefte in de hele gemeente. De enige uitzondering hierop vormt de kern Stadskanaal. In Stadskanaal is ruimte voor het beperkt toevoegen van levensloopbestendige koop en middeldure en dure huur appartementen nabij voorzieningen en voor middeldure en dure grondgebonden koopwoningen.

Het initiatief gaat uit van het bouwen van 22 appartementen in/ aan de rand van het centrum van Stadskanaal. Dit betreft zowel koop- als huurwoningen waarmee voorzien wordt in de beperkte groei in de middeldure huur appartementen en in de diverse prijsklasse voor de koopappartementen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de ambities vanuit de woonvisie van de gemeente.

3.3.4 Welstand

Het plangebied ligt in het door de welstand aangewezen gebied 'Centrum Stadskanaal'. In het Centrum van Stadskanaal is een grote mate van vrijheid in bouwstijl toegestaan, mits voldaan wordt aan de overige welstandscriteria en het ontwerp voldoende kwaliteit heeft. Voor het planvoornemen is een separaat beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie paragraaf 2.3). Zo bezien komt dit projectvoornemen overeen met de uitgangspunten als opgesteld in het beeldkwaliteitsplan en sluit daarmee aan op welstand.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de voor het nieuw op te stellen ruimtelijk plan relevante milieuaspecten. Milieuaspecten zijn een belangrijk onderdeel van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het ruimtelijk plan. Eventuele milieuaspecten kunnen, voorzover mogelijk en noodzakelijk, vertaald worden in de regeling van dit ruimtelijk plan.

4.1 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Gezien de ligging in een woonwijk en de aanwezigheid van bedrijvigheid kan het gebied getypeerd worden als gemengd gebied. Aangezien de ontwikkeling woningen betreft zal er vooral gekeken worden naar de functies in de omgeving.

Tankstation

Op circa 400 meter van het plangebied ligt een tankstation waar geen LPG getankt kan worden. Conform de VNG-publicatie kunnen benzineservicestations zonder LPG geschaard worden onder categorie 2, waarbij de richtafstand in een rustige woonwijk 30 meter is en in een gemengd gebied 10 meter. Aangezien het tankstation op 400 meter van het plangebied ligt wordt hieraan voldaan.

LPG tankstation

Tevens is er een LPG tankstation aanwezig op 1 km afstand van het plangebied. Benzineservicestations met LPG vallen onder categorie 4.1 of 3.1, afhankelijk van de hoeveelheid m3 LPG per jaar. Bij >1000 m3 LPG per jaar is de richtafstand 100 meter in een gemengd gebied. Aangezien het LPG tankstation 1 km verderop ligt wordt hieraan voldaan.

Naastgelegen café

Aan de Hoofdstraat 14 bevindt zich momenteel een café. Dit café valt onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied, waarbij geluid het maatgevende milieuaspect is. Het plangebied ligt binnen deze 10 meter en daarom is de situatie nader beoordeeld. Op basis van de VNG-publicatie geldt in gemengd gebied een richtwaarde voor geluid van 50 dB(A). Het café valt onder de werking van het Activiteitenbesluit, waarin een algemene grenswaarde is opgenomen van 50 dB(A) als etmaalwaarde, invallend op de gevel en een binnenwaarde van 35 dB(A) voor direct aangrenzende woningen. Door de voorgenomen ontwikkeling moet het café ook bij de nieuwe appartementen voldoen aan 50 dB(A) invallend op de gevel en de binnenwaarde.

Momenteel is er aan Hoofdstraat 14a een bovenwoning aanwezig. Conform het vigerend bestemmingsplan zijn bestaande woningen toegestaan. Dit betekent dan ook dat het café momenteel moet worden getoetst aan de bestaande bovenwoning Hoofdstraat 14a. In de zijgevel van deze bovenwoning zitten te openen ramen, zodat het direct op de zijgevel in de bestaande situatie moet worden getoetst.

Voor de nieuwe appartementen geldt dat op de begane grond aan de zijde van het café bergingen zijn gesitueerd en op de zijgevel op de verdiepingen sprake is van gesloten (dus dove) gevels. De conclusie is dan ook dat de bestaande bovenwoning voor de toetsing aan het Activiteitenbesluit maatgevend is en dat de nieuwe ontwikkeling geen aanvullende belemmering is. Uitgaande van de situatie dat bij de bestaande bovenwoning wordt voldaan aan 50 dB(A) etmaalwaarde, wordt ter plaatse van de nieuwe appartementen ook voldaan aan de VNG-richtwaarde voor geluid.

De nieuwe appartementen grenzen direct aan het café, maar worden niet constructief/mechanisch gekoppeld. Daarmee kan worden aangenomen dat er geen overdracht is van direct contact-/muziekgeluid.

Conclusie

Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Geluid (Wet geluidhinder)

Algemeen

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging.

Nieuwe situaties

Voor de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). Bestemmingen met een binnenstedelijke ligging, maar binnen de geluidzone van een autosnelweg, worden bij het bepalen van de geluidzone voor die autosnelweg gerekend tot buitenstedelijk gebied.

Voor toetsing van het geluid van geldt dat er sprake is van een binnenstedelijke situatie; de maximale grenswaarde bedraagt Lden = 63 dB.

30 km-wegen

Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u of lager zijn op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek kan dan achterwege kunnen blijven. Echter dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de maximale ontheffingswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Beoordeling van de situatie

Het plangebied ligt aan de Hoofdstraat, ten noordoosten ligt de Continentenlaan. Op beide wegen geldt een maximumsnelheid van 30 km/u. Het gezoneerde deel van de Hoofdstraat ligt op ca. 100 meter afstand (bij het bruggetje). De geluidbelasting op de voorgevels van de appartementen wordt bepaald door het niet gezoneerde 30 km-deel van de Hoofdstraat. Een hogere waarde Wgh hoeft daarmee niet te worden vastgesteld. Omdat de Hoofdstraat op dat deel relatief rustig is en de Hoofdstraat niet direct voorlangs de appartementen loopt, kan worden gesteld dat er sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (vergelijkbaar met bestaande woningen aan de Hoofdstraat). Omdat de nieuwe appartementen moeten voldoen aan eisen ten aanzien van energiezuinigheid (balansventilatie, geen ventilatieroosters in ramen), zal de geluidswering zonder meer toereikend zijn voor een goed akoestisch binnenklimaat (en beter dan binnen bestaande woningen). Aanvullend is er nog sprake van afgeschermde buitenruimten (zie figuur 2.4).

In het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' is een onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.

Uit de rekenresultaten blijkt dat geluidbelasting als gevolg wegverkeerslawaai afkomstig van de Hoofdstraat ten hoogste Lden = 55 dB bedraagt op het appartementencomplex dat aan de wegzijde wordt gebouwd. De richtwaarde van Lden = 48 dB wordt overschreden. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van Lden = 63 dB wordt echter niet overschreden. De geluidbelasting op gevels van het tweede appartementencomplex als gevolg van wegverkeerslawaai afkomstig van de Hoofdstraat bedraagt ten hoogste Lden = 35 dB. De geluidbelasting op het tweede appartementencomplex blijft daarmee ruim onder de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB.

Bron- en overdrachtsmaatregelen zullen ondoelmatig en onwenselijk zijn. Omdat er voor 30 km/uur wegen geen hogere waarden kunnen worden verleend, is er in onderhavige situatie geen wettelijke grondslag voor bescherming van het binnenmilieu door de eisen opgelegd vanuit het Bouwbesluit. Wel kan aansluiting worden gezocht bij de eisen uit het Bouwbesluit. Voor nieuw te bouwen appartementen binnen de geluidzone van een weg geldt dat vanuit het Bouwbesluit 2012 eisen worden gesteld aan de geluidwering. Op basis van de geluidbelasting exclusief aftrek art. 110g Wgh van Lden = 60 dB, dient de karakteristieke geluidwering ten minste GA;k = 69-33 = 27 dB(A) te bedragen voor de aan de wegzijde gesitueerde appartementen. Met de juiste geluidwering kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden geborgd.

In de omgeving van het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen of spoorwegen aanwezig, zodat samenvattend kan worden gesteld dat de Wgh niet van toepassing is en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat door de basisgeluidwering vanuit energiezuinigheid.

Geluid warmtepompen

Warmtepompen, en dan met name lucht-/water warmtepompen, kunnen geluid produceren. In artikel 3.8, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 worden eisen gesteld aan buiten opgestelde installaties voor warmte- of koudeopwekking (dus ook Airco's). Op de perceelsgrens mag het geluidniveau niet meer bedragen dan 40 dB(A), bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai en het gestelde in bijlage VIII bij de Regeling Bouwbesluit 2012. Op basis daarvan geldt dat indien een installatie een afzonderlijke instelling heeft voor de avond- en nachtperiode (19:00 - 7:00 uur), wordt het gemeten geluidsniveau in de dagperiode (7:00 - 19:00 uur) gecorrigeerd met -5 dB, wat betekent dat 45 dB(A) is toegestaan.

In of rond een nieuwe woonwijk kan er een cumulatief effect ontstaan vanwege alle individuele warmtepompen. Dit effect is locatiespecifiek en afhankelijk van de per woning te installeren installatie en daarmee op voorhand niet te kwantificeren. Gezien de eisen op de perceelsgrens wordt er geen relevant cumulatief effect verwacht. Een inschatting van het effect is pas mogelijk als er een aanvraag Omgevingsvergunning wordt gedaan met opgave van de installaties (uitvoeringsaspect).

4.3 Ecologie

Toetsingskader
Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

• Natura-2000 gebieden;

• Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek 

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Drouwenerzand bedraagt 8,8 km en de afstand tot het dichtstbijzijnde NNN -gebied bedraagt 1,7 km.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Drouwenerzand is gevoelig voor stikstofdepositie. Voor de voorgenomen ontwikkeling is een stikstofberekening uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat er geen stikstofdepositie is. In bijlage 2 is de stikstof memo opgenomen. In bijlage 3 is de projectberekening van AERIUS opgenomen.

Soortenbescherming

In het kader van voorliggende ontwikkeling is het terrein bouwrijp gemaakt. De huidige situatie en het beheer maken het plangebied tot ongeschikt leefgebied voor beschermde soorten. Het plangebied betreft een bouwrijpe grond zonder hoogopgaande begroeiing. Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten worden geen beschermde soorten verstoord, beschadigd of gedood en wordt geen beschermd functioneel leefgebied aangetast.

Ten behoeve van het slopen van het voormalige Aldi-pand is een ecologische quickscan uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat er potentieel jaarrond beschermde nesten van de huismus, gierzwaluw en roek, algemene broedvogels, vleermuisverblijfplaatsen en een potentiële essentiële vliegroute van vleermuizen binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden aanwezig zijn. Om overtredingen op de Wet natuurbescherming te voorkomen, dient voor de huismus, gierzwaluw en vleermuisverblijfsplaatsen nader onderzoek uitgevoerd te worden. Voor potentiële nestlocaties van de huismus en gierzwaluw dient gewerkt te worden buiten de kwetsbare periodes en dient voorkomen te worden dat deze locaties geblokkeerd worden.

Voor het jaarrond beschermde nest van de (mogelijk) roek wordt aangeraden om buiten de kwetsbare periode van de roek te werken. Wanneer de werkzaamheden binnen de kwetsbare periode van de roek worden uitgevoerd, dient er vooraf nader onderzoek gedaan te worden naar het mogelijk jaarrond beschermde nest.

Voor algemene broedvogels wordt aangeraden om buiten het broedseizoen te werken. Indien de werkzaamheden starten voor het broedseizoen, dient het plangebied vooraf ongeschikt gemaakt te worden. Wanneer de werkzaamheden starten te midden van het broedseizoen, dient het plangebied door een deskundig ecoloog gecontroleerd te worden op broedgevallen. Voor vleermuizen die het kanaal als essentiële vliegrouteondersteuning gebruiken en mogelijke vleermuisverblijven in omliggende woningen, dient bouwverlichting weggedraaid te worden van deze watergang en omliggende gebouwen.

Conclusie

De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteit. Nader onderzoek naar de huismus, gierzwaluw en vleermuisverblijfsplaatsen is noodzakelijk. Deze resultaten worden aan een volgende versie van dit bestemmingsplan toegevoegd. Voorliggende ruimtelijke ontwikkeling heeft tevens geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden of het NNN.

4.4 Water

De initiatiefnemers van een ruimtelijke ontwikkeling behoren in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen worden toegelaten die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Het plan wordt via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. De watertoets is als bijlage 5toegevoegd. De aanmelding heeft ertoe geleid dat de korte procedure wordt doorlopen. Dit houdt in dat via de digitale watertoets deze standaard waterparagraaf wordt verstrekt, met voor het plan relevante adviezen.

Waterveiligheid

Waterveiligheid betreft het voorkomen, zo mogelijk uitsluiten, van levensbedreigende overstromingsrisico's voor mens en dier en het voorkomen van schade aan have en goed. Risico's die met name zullen optreden bij de doorbraak van een zeekering (primaire kering) of boezemkade (secundaire kering). Binnen dit thema zijn, indien van toepassing, alle belangen beschreven die vanwege de waterveiligheid extra bescherming genieten of anderzijds van belang zijn voor de waterveiligheid.

Dit plan voorziet niet in een extra risico voor de waterveiligheid. Ook bevinden zich geen beschermingszones in het plangebied waar rekening mee gehouden moet worden.

Waterkwantiteit

Het waterschap heeft als taak de zorg voor voldoende water in droge perioden als de afvoer in perioden van overvloed. Een vergrote kans op wateroverlast of watertekort dient dus voorkomen te worden. Binnen dit thema zijn, indien van toepassing, de voor dit plan gerelateerde belangen beschreven die in meer of mindere mate de waterkwantiteit beïnvloeden. Wateroverlast vanuit het oppervlaktewater moet in ieder geval zoveel mogelijk voorkomen worden. Overtollig grond- en hemelwater dat tot afvoer komt volgt de trits; ''vasthouden, bergen, afvoeren''.

De verhardingstoename in dit plan is beperkt. In de huidige situatie is het plangebied al volledig bestraat. Zoals eerder beschreven is wordt in de nieuwe situatie een binnentuin gerealiseerd, het is daarom aannemelijk dat de verharding afneemt. De ontwikkelaar is derhalve niet verplicht om compenserende maatregelen te nemen.

Waterkwaliteit

Om de waterkwaliteit te waarborgen heeft het waterschap de zorg voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water, waarin systeem-specifieke dieren en planten voorkomen. In de eerste plaats is dit van belang voor de grotere beken, kanalen en meren waarvoor binnen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) doelen en maatregelen zijn opgesteld voor aangewezen waterlichamen. Daarnaast is een goede waterkwaliteit van belang voor het recreatief medegebruik als zwemmen en kanoën en voor het stelsel van kleinere watergangen voor water aan- en afvoer. In dit thema zijn, indien van toepassing, alle voor dit plan specifieke waterschapsbelangen beschreven die impact hebben op de waterkwaliteit.

Vervuiling van het oppervlaktewater moet in ieder geval zoveel mogelijk voorkomen worden. Om deze reden vraagt het waterschap op de toepassing van uitlogende materialen zoveel mogelijk te beperken en om vervuiling door bedrijfsmatige activiteiten te voorkomen. Afstromend hemelwater dat vervuilt is geraakt moet zo veel mogelijk gescheiden worden afgevoerd, of moet worden gezuiverd. Dit volgt de trits; ''schoonhouden, scheiden, zuiveren''.

Met dit plan is geen sprake van vervuiling van het oppervlaktewater. In de nieuwe situatie wordt het (huishoudelijk) afvalwater gescheiden afgevoerd naar het gemeentelijk rioolstelsel. Ook wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende materialen en vinden er geen bedrijfsmatige activiteiten plaats die voor vervuiling kunnen zorgen.

Overleg waterbeheerder

De initiatiefnemer(s) van een ruimtelijke ontwikkeling behoren in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen worden toegelaten die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij onderhavige procedure wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

Op 14 april 2020 heeft de provincie Groningen de actualisatie van de regionale Bodemkwaliteitskaart opgesteld. Volgens de zone-indeling bovengrond kaart ligt het plangebied in zone 2. Dit houdt in dat dat het onder categorie 2 ''wonen'' valt. Voor de zone-indeling ondergrond ligt het project in zone 5, dit houdt in dat het onder de categorie ''buitengebied'' valt.

Op het bodemloket is af te lezen dat er recent geen bodemonderzoek plaats heeft gevonden. Sindsdien is een supermarkt met bijbehorende parkeerplaats aanwezig op het plangebied. Op basis van de huidige activiteit wordt verondersteld dat er geen bodemvervuiling heeft opgetreden. Desondanks zal bij de aanvraag omgevingsvergunning een bodemonderzoek worden bijgevoegd.

Conclusie 

Gelet op het voorgaande wordt een bodemonderzoek niet nodig geacht.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De ontwikkeling maakt de realisatie van 22 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende wegen betreffen de Ir. W.I.C. van Veelenweg (N378) ten noorden, de A.G. Wildervanckweg (N366) ten oosten en de Nautillusweg (N374) ten zuiden. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 12.5 µg/m³ voor NO2, 14.5 µg/m³ voor PM10 en 7.4 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6.0 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Onderzoek

De nieuw te bouwen appartementen wordt op dezelfde plek gebouwd waar nu al jaren een supermarkt staat. Ten tijde van de bouw van de supermarkt zijn de gronden reeds verstoort. De te bouwen appartementen komen op dezelfde plek te staan als waar de supermarkt staat en wordt daarmee gebouwd op gronden die reeds verstoord zijn. Een indicatief onderzoek is niet nodig. Indien tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden alsnog archeologische sporen worden aangetroffen, dienen de werkzaamheden stilgelegd te worden en worden de gemeente en de provinciaal archeoloog op de hoogte gesteld, conform de Erfgoedwet (2016).

Conclusie
Archeologie levert geen belemmeringen op voor de ontwikkeling.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek 
Er worden in dit bestemmingsplan geen specifieke cultuurhistorische waarden genoemd. De nieuwe ontwikkeling wordt gebouw op een gebied waar in het verleden al een supermarkt en parkeerplaats gerealiseerd is. Ook zijn er in de nabije omgeving geen rijks- of gemeentelijkmonumenten aanwezig die geschaad worden door de ontwikkeling van de appartementen.


Conclusie
Cultuurhistorische waarden leveren geen belemmering op voor het plangebied.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

De benoemde risicobronnen zijn op dusverre afstand gelegen dat deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.

Onderzoek

Aan de hand van de risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het projectgebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat bij de Continentenlaan een stikstofleiding loopt. Deze heeft een diameter van 4 inches en een druk van 40 bar, daarmee is het invloedsgebied 40 meter. De afstand van het plangebied naar deze stikstofleiding bedraagt 108 meter. Ten zuiden van het plangebied ligt tevens een aardgasleiding van 5 inches met een druk van 40 bar, het invloedsgebied van deze leiding is 70 meter. De afstand van het plangebied naar deze gasleiding bedraagt circa 450 meter. De nieuwe ontwikkeling valt hiermee niet binnen het invloedsgebied van de twee gasleidingen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 22 appartementen en het plangebied heeft een oppervlak van circa 2.750 m2. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Conclusie

Deze ontwikkeling is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tevens zijn geen belangrijk nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestaande bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Beschrijving juridische regeling

In deze paragraaf wordt de bestemming zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen, beschreven.

Wonen - Gestapeld

De bestemming 'Wonen - Gestapeld' geldt voor het gehele plangebied. Binnen de bestemming is daarnaast een bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwen voor woningen mogelijk is. Het gaat hierbij om een gestapeld woongebouw. In het bouwvlak zijn de maximale bouwhoogte van 13 en 9,5 meter voor een gebouw aangegeven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke plan. Deze is gedeeltelijk aangetoond in de voorgaande paragrafen. Ook spelen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid een rol.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het ruimtelijk plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De gemeente heeft hiermee geen directe financiële bemoeienis. De kosten voor de procedure worden verhaald via leges. De kosten voor het realiseren van de ontwikkeling worden gedragen door de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over voldoende financiële middelen beschikt om het transformatorstation te kunnen realiseren. Het plan is daarmee financieel haalbaar.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

In dit geval wordt een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten om het kostenverhaal te verzekeren. Hierin is onder andere het aspect planschade afgedekt. De gemeenteraad besluit dan ook bij de vaststelling van dit bestemmingsplan om geen exploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bewonersparticipatie

Eerste bijeenkomst

Op 10 mei 2023 vond in de gemeente Stadskanaal een bijeenkomst plaats in het kader van buurtparticipatie met betrekking tot de nieuwbouwappartementen in het plangebied. Het doel van de bijeenkomst was om buurtbewoners te betrekken bij de ontwikkeling van de nieuwbouwappartementen en hun zorgen en ideeën te uiten. De bijeenkomst werd bijgewoond door buurtbewoners en lokale organisaties, waaronder de wijkraad, de Vereniging van Eigenaren (VvE) van de bestaande woningen in de buurt en de eigenaren van Café de Twee.

Tijdens de bijeenkomst zijn de voorlopige plannen gepresenteerd en is en toelichting gegeven op de plannen en de mogelijke impact hiervan op de buurt. Door omwonenden zijn in de gesprekken verschillende zorgen geüit, zoals de vermindering van privacy en het verlies van groene ruimte. Buurtbewoners vroegen ook om meer informatie over de hoogte en grootte van de gebouwen, de verkeerssituatie en de parkeergelegenheid. Tijdens de avond bestond de mogelijkheid om formeel vragen, opmerkingen en ideeën aan te leveren. Hiervan hebben enkele bewoners gebruikgemaakt.

De ontwikkelaar en architect hebben toegezegd om de zorgen en ideeën van de buurtbewoners in overweging te nemen in de verdere ontwikkeling van de nieuwbouwappartementen. Voor het volledige verslag wordt verwezen naar bijlage 6.

Tweede bijeenkomst

Op 7 juni 2023 vond de tweede bijeenkomst plaats voor omwonenden. Het doel van deze avond was om de omwonenden te informeren over de wijzigingen die zijn doorgevoerd in het plan op basis van opmerkingen uit de eerste bijeenkomst. Tijdens de presentatie werden de plannen visueel gepresenteerd, waarbij specifiek werd ingegaan op de concrete vragen, opmerkingen en ideeën die naar voren waren gebracht tijdens de vorige bijeenkomst.

Hieronder volgt een toelichting over hoe de punten zijn verwerkt in het plan:

  • Er wordt een parkeerkelder gebouwd die alleen toegankelijk is voor bewoners van het gebouw. Deze kelder is alleen bereikbaar vanaf de Hemenweg.
  • Er komt een doorgang in het plan die geschikt is voor voetgangers en breed genoeg is om met een fiets aan de hand doorheen te lopen. De nooduitgang van Café De Twee sluit ook aan op deze doorgang. Tijdens de vragenronde is er gesproken over de mogelijkheid om deze doorgang af te sluiten tijdens "kroeguren". De wens van de omwonenden is echter dat deze te allen tijde open blijft of toegankelijk wordt gemaakt via een eventueel te plaatsen hek. Dit zal verder worden uitgewerkt in de ontwikkeling van het gebouw.
  • De vraag omtrent impact van te veel appartementen staat haaks op de grote vraag naar dit type levensloopbestendige appartementen. Makelaar van Beilen geeft aan dat er binnen dit woningtype weinig aanbod en veel vraag is.
  • Het aanleggen van meer groen en gemeenschappelijk gebruik hiervan juichen wij toe. Het plan wordt voorzien van een groene binnentuin, echter is het binnen terrein alleen toegankelijk voor de eigen bewoners.

De reacties waren over het algemeen positief. Er werd verzocht snelheid te maken bij de ontwikkeling van de plannen. Ook waren er enkele kritische geluiden te horen. Dit had betrekking op de aspecten parkeren en bereikbaarheid. De plannen zijn zodanig aangepast dat zoveel als mogelijk tegemoetgekomen wordt aan deze kritische geluiden.

Voor het volledige verslag wordt verwezen naar bijlage 7.

Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan de overlegpartners.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt daarom voor 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.