direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Marken en Sportvelden Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat de geldigheidsduur van bestemmingsplannen een periode van 10 jaar bedraagt. Als deze periode afloopt, moet een nieuw bestemmingsplan of een nieuwe beheersverordening de regeling voor gebruik en bebouwing van gronden overnemen of een verlengingsbesluit genomen worden door de gemeenteraad. In het kader van deze wettelijk voorgeschreven actualisatieplicht voor bestemmingsplannen is een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor de wijk De Marken en voor Sportvelden Oost. Omdat er in het plan een aantal nieuwe ontwikkelingen wordt verwerkt, is het niet mogelijk met een beheersverordening te werken.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het nieuwe plangebied wordt globaal begrensd door:

  • de Oude Waterlandseweg aan de oostzijde;
  • de Lange Wetering aan de zuidzijde;
  • de Oosterdreef en de Noorderdreef aan de westzijde;
  • de Noordmark en de Gildemark aan de noordzijde. Hier sluit het plangebied aan op bedrijventerrein De Steiger.

In onderstaande figuur is de begrenzing van het nieuwe bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0001.jpg"

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Met dit nieuwe bestemmingsplan voor De Marken en Sportvelden Oost worden de geldende bestemmingsplannen voor de betreffende gronden (deels) vervangen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:

Plannummer   Plannaam   Vervalt geheel   Vervalt gedeeltelijk   Vaststellingsdatum   Onherroepelijk  
BP1H01   Sportvelden Oost 1981     X   10-01-1983   1983  
BP1J01   De Marken 1981   X     11-02-1983   1983  
BP1JK01   De Marken   X     26-09-2002   2003  
BP1ABCDEFM01   De Hoven en De Werven     X   26-09-2002   2003  
BP1KL01   de Steiger en de Paal 1981     X   15-02-1982   1983  
BP1L01   de Gouwen 1982     X   25-03-1983   1983  
BP1L02   De Gouwen en De Paal     X   16-05-2002   2003  

Voor de wijk De Marken geldt nu grotendeels het bestemmingsplan De Marken. Dit plan wordt geheel vervangen door het nieuwe bestemmingsplan. Van het bestemmingsplan De Marken 1981 gelden alleen nog een paar kleine stukjes. Deze stukjes vallen binnen het plangebied voor het nieuwe bestemmingsplan. Het bestemmingsplan De Marken 1981 komt daarmee straks ook geheel te vervallen. Het bestemmingsplan Sportvelden Oost 1981 wordt bijna geheel vervangen door het nieuwe bestemmingsplan. Het meest noordelijke stuk van het bestemmingsplan Sportvelden Oost 1981 valt niet in het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan. Dit betreft het volkstuinencomplex Spittershoek. Zie hiervoor paragraaf 2.2 Nieuwe ontwikkelingen. Pas als een nieuw bestemmingsplan voor de A6, een plan voor Spittershoek en het nieuwe bestemmingsplan De Marken en Sportvelden Oost gaan gelden, komt het bestemmingsplan Sportvelden Oost 1981 daarmee geheel te vervallen.

De overige bestemmingsplannen die in bovenstaand lijstje worden genoemd, komen gedeeltelijk te vervallen. Dit betreft kleine stukjes aan de rand van het plangebied De Marken en Sportvelden Oost. Deze zijn opgenomen in het plangebied om de begrenzing logischer te maken en kleine stukjes van de oudste bestemmingsplannen te vervangen.

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

De Marken is in hoofdzaak in de periode t/m 1985 gerealiseerd. De buurt is introvert opgezet. De twee autoaansluitingen op respectievelijk de Noorderdreef en de Oosterdreef vormen binnen het plangebied een circuit waardoor de deelgebieden onderling bereikbaar zijn. Vanaf dit circuit worden de woningen verder ontsloten. De (ontsluitings)structuur wordt ook wel geassocieerd met het begrip 'bloemkoolwijk'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0002.jpg"

De bloemkoolwijken die sinds 1970 werden gebouwd kenmerken zich door kronkelende paden en hofjes. Het zijn woonmilieus opgebouwd uit buurten, wijken en stadsdelen met woonerven. De structuur van een bloemkoolwijk wordt ook wel de "boomstructuur" genoemd. De verkeersstromen zijn sterk hiërarchisch geordend. Het doorgaande verkeer wordt geleid over een beperkt aantal hoofdwegen of een ringweg, waar de bebouwing veelal van afgekeerd is. De straten en woonerven vormen aparte subwijkjes, die als bloemkoolroosjes op de hoofdwegen zijn "geplant" en doorgaans maar één toegang hebben. Deze subwijkjes zijn meestal niet door wegen met elkaar verbonden en bestaan dus veelal uit dood- of rondlopende straten. Dit concept zorgt voor autoluwe woongebieden. (Bron: nl.wikipedia.org, 23 oktober 2012).

Centraal door het gebied loopt de vrije busbaan met een halte in de Vrijmark, die het plangebied verbindt met het centrum en andere buurten van Almere Haven en met overig Almere, waaronder het stadscentrum.

Het gebied is 'ingepakt' door twee zones met een groen karakter. In het zuiden is dat het Sportpark de Marken. In het oosten ligt het Vliegerpark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0003.jpg"

De Marken bestaat voornamelijk uit rijwoningen. Bijna tweederde is koopwoning en ruim een derde huurwoning. In de woningen in de Marken blijven mensen langer wonen dan gemiddeld in Almere. Veel woningen hebben in de laatste vijf jaar veranderingen ondergaan.

De buurt is aan het vergrijzen. In de afgelopen 10 jaar steeg het aandeel van de leeftijdsgroep 55 jaar e.o. van 19 naar 31 %. Het aantal inwoners nam in die periode af van 2.998 naar 2.764.

Historisch-Geografische en (steden)bouwkundige waarden

In het plangebied De Marken en Sportvelden Oost zijn geen beschermde monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Er zijn vooralsnog geen waardevolle historisch-geografische of stedenbouwkundige structuren onderscheiden die in de toekomst een waardevolle rol zouden kunnen spelen als elementen in de bebouwde omgeving. In dit opzicht kan wel gedacht kan worden aan de kenmerkende 'bloemkool'-structuur van het einde van de jaren '70.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

In het plangebied spelen niet veel nieuwe ontwikkelingen. De kleinere ontwikkelingen, die vooral op kavelniveau spelen, worden beschreven in Hoofdstuk 3. Op de algemenere ontwikkelingen wordt onderstaand ingegaan.

Weerwaterzone en Floriade 2022

Samenhangend met de verbreding van de A6 ter hoogte van het Weerwater wordt een nieuwe ontwikkeling van de Weerwaterzone uitgewerkt. Een deel van deze zone zal ook worden gebruikt voor de Floriade in 2022.

De plannen voor de Weerwaterzone en de verbreding van de A6 raken het volkstuinencomplex Spittershoek, direct ten oosten van het woongebied De Marken. Hier zal een herinrichting van het terrein gaan plaatsvinden als gevolg van de verlegging van de toegangsweg naar het kasteel en een nieuwe wegaansluiting op de woonwijk De Marken. Dit wordt niet meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan De Marken en Sportvelden Oost. Hier wordt een apart bestemmingsplan voor gemaakt (al dan niet als onderdeel van een bestemmingsplan met een ruimer plangebied).

De plannen voor de Weerwaterzone hebben ook betrekking op de oostrand van het Vliegerpark. Het Vliegerpark is opgenomen in het bestemmingsplan De Marken en Sportvelden Oost. De ontwikkelingen met betrekking tot de Weerwaterzone zijn echter nog niet concreet genoeg om hiermee rekening te kunnen houden in het bestemmingsplan De Marken en Sportvelden Oost. In dit bestemmingsplan is de oostrand van het Vliegerpark daarom voorlopig conform de huidige situatie bestemd. Maar er zijn dus wel plannen voor veranderingen. Deze veranderingen gaan waarschijnlijk nog binnen de planperiode van het plan (10 jaar) plaatsvinden. Daarom zal er over enkele jaren op dit punt waarschijnlijk een aanpassing van het bestemmingsplan plaatsvinden of zal voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan worden gemaakt.

Het Floriade-terrein blijft buiten het plangebied van het bestemmingsplan De Marken en Sportvelden Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0004.jpg"

Onderzoek Actief ouder worden in De Marken

De Marken heeft te maken met een aanzienlijke vergrijzing. In de wijk is een derde van de bewoners ouder dan 55 jaar. Als geen interventies plaatsvinden, zal in De Marken een mismatch ontstaan tussen de bevolkingssamenstelling en de huidige woningvoorraad. Daarom is in 2012 onderzocht wat nodig is om De Marken vergrijzingsbestendig te maken en meer specifiek wat de ouderen nodig hebben om actief ouder te worden in de wijk.

Conclusie is dat de ouderen in De Marken honkvast zijn. Senioren willen het liefst oud worden in hun huidige woning en verhuizen niet of nauwelijks. Ook de ouderen die overwegen om te verhuizen, geven aan in De Marken of Almere Haven te willen blijven wonen. De ruime en groene aanblik van Haven komt naar voren als de belangrijkste reden daarvoor. Bijna de helft van de ouderen woont nu al in hun ideale woning om oud in te worden. Het gaat vooral om seniorenwoningen en in mindere mate om etagewoningen en vrijstaande woningen. De helft van de ouderen geeft aan een lichte aanpassing aan de woning nodig te hebben en een klein deel zegt een ingrijpende verbouwing nodig te hebben om oud te kunnen worden in de huidige woning.

De bevindingen uit dit onderzoek hebben niet direct invloed op dit bestemmingsplan. Aanpassingen aan bestaande woningen zijn over het algemeen direct mogelijk binnen de flexibele bestemmingsplanregels. Ook kleine aanpassingen van de openbare ruimte passen meestal binnen de bestemming. Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied kunnen, indien nodig, bijvoorbeeld extra parkeerplaatsen worden aangelegd.

Ingrijpende maatregelen, zoals het bouwen van extra (senioren)woningen in de wijk, volgen niet direct op dit onderzoek. Mocht het in de planperiode van het nieuwe bestemmingsplan gewenst zijn deze woningen te bouwen, dan zal daarvoor een aparte procedure worden gevolgd.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Wijzigingsregels en afwijkingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene wijzigingsregels of algemene afwijkingsregels). Bij afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk aan de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

3.2.1 Detailhandel

De bestemming 'Detailhandel' is uitsluitend toegekend aan de supermarkt op het perceel Markenlaan 3. Deze supermarkt was voorheen gevestigd in de Vrijmark. Voor de verplaatsing is een ontheffingsprocedure doorlopen. Toen is ook getoetst aan de destijds geldende Detailhandelsvisie Almere 2012. Daarbij is uitgesproken dat er niet meer detailhandel mag komen dan op grond van de Detailhandelsvisie gewenst is op deze plaats. In de bestemming 'Detailhandel' is daarom geregeld dat er niet meer dan 1200 m2 winkelvloeroppervlak is toegestaan. Dit is ook in overeenstemming met de Detailhandelsvisie Almere 2014 (zie Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en Bijlage 1 Beleidskader onder 1.3.3 Werk in de stad).

Wat betreft de verkoop van vuurwerk is de regeling overgenomen uit het paraplubestemmingsplan opslag en verkoop vuurwerk. Op de locatie aan de Vrijmark is de opslag en verkoop van vuurwerk niet langer toegestaan. In plaats daarvan is dit toegestaan op de nieuwe locatie van de supermarkt op Markenlaan 3. Vuurwerkopslag en -verkoop wordt toegelaten tot maximaal 10 ton. Dit laatste als aanscherping op het vuurwerkbeleid, vanwege de functiemenging. De veiligheidsafstanden moeten op eigen terrein worden gerealiseerd.

Er moet worden geparkeerd op eigen terrein. In het kader van de ontheffingsprocedure is daarbij gerekend met een parkeernorm van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Het aantal aangelegde parkeerplaatsen voldoet hieraan. In Bijlage 3 Lijst van parkeernormen in de regels is deze parkeernorm ook nog eens opgenomen omdat deze ook in de bestaande situatie blijft gelden. Ook laden en lossen moet plaatsvinden op eigen terrein.

3.2.2 Gemengd

Bedrijventerrein Ambachtsmark en bedrijvigheid in Noordmark en Gildemark

Aan de west- en noordrand van het plangebied liggen enkele kleinschalige werklocaties. De grootste, de Ambachtsmark, met een oppervlakte van 4 ha bruto (3,4 ha netto), valt in de categorie binnenstedelijk. De locaties aan de noordrand betreffen drie kleine strips aan de Noordmark en de Gildemark. Met name bedrijventerrein Ambachtsmark was van oorsprong vooral bedoeld voor bedrijven. De Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid wil echter een gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en voldoende werkgelegenheid bieden (zie Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 1.3.3 Werk in de stad). Op binnenstedelijke bedrijventerreinen wordt functieverruiming mogelijk gemaakt. De bedrijventerreinen in de Marken hebben daarom een bestemming 'Gemengd' gekregen, waarbij meer functies zijn toegestaan dan uitsluitend bedrijven (zie verderop onder de kopjes 'Functionele mogelijkheden' en 'Functiemenging').

Kantoorpand Markenlaan 1

Het gebruik van het pand Markenlaan 1, volledig als kantoor, kan worden voortgezet. Omwille van flexibiliteit heeft dit perceel echter ook een bestemming ' Gemengd' gekregen. Hierbij zijn dezelfde functies toegestaan als op bedrijventerrein Ambachtsmark.

Locatie voormalige supermarkt Vrijmark 108

Bij de bushalte in de Vrijmark, ligt een pand waar voorheen een buurtsupermarkt was gevestigd. Deze supermarkt is verplaatst naar het perceel Markenlaan 3. Bij de verplaatsing van de supermarkt is afgesproken hier een zo ruim mogelijke bestemming aan te geven, echter zonder detailhandelsfunctie. Dit pand heeft daarom ook een bestemming 'Gemengd' gekregen.

Buurthuis Vrijmark 227

In het vorige bestemmingsplan had dit pand al een gemengde bestemming. Om ook nu weer zoveel mogelijk functies toe te staan in dit pand is ook hier een bestemming 'Gemengd' aan gegeven. In het vorige bestemmingsplan was in dit pand ook lichte horeca toegestaan. Dat is in dit bestemmingsplan ook weer opgenomen. Omdat dat alleen in dit pand is toegestaan en verder niet op andere percelen met de bestemming 'Gemengd', is horeca hier toegestaan door een aanduiding 'horeca' op te nemen op dit perceel.

Bedrijfsruimte Hofmark 273

De enige losse bedrijfsruimte in de woonwijk is gelegen aan de Hofmark. Deze bedrijfsruimte heeft een zo ruim mogelijke invulling en dus een bestemming 'Gemengd' gekregen.

Functionele mogelijkheden

De in de bestemming 'Gemengd' toegestane functies zijn grotendeels gebaseerd op de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid. De volgende functies zijn daarbij toegestaan:

bedrijven

Bedrijven zijn toegestaan, inclusief bijbehorende ondergeschikte horeca en detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit. Onder het kopje 'Functiemenging' wordt ingegaan op de toegestane zwaarte van de bedrijven. Zelfstandige detailhandel en zelfstandige horeca is niet toegestaan, behalve bij het buurthuis op Vrijmark 227 (zie hierboven). Dit is in lijn met de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid en met de Detailhandelsvisie (zie Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 1.3.3 Werk in de stad). Internetwinkels worden op grond van de Detailhandelsvisie gezien als detailhandel en deze zijn op de bedrijventerreinen in dit bestemmingsplan dan ook niet toegestaan. Webwinkels zijn wel toegestaan. Deze worden genoemd in de definitie van het begrip bedrijf. Losse afhaalpunten zijn niet toegestaan. Afhaalpunten worden daarom niet genoemd in het begrip bedrijf.

In paragraaf 5.4 Externe veiligheid wordt ingegaan op de aanwezigheid van een aantal gasdrukregel- en meetstations in het plangebied. Eén van deze gasdrukregel- en meetstations ligt naast het perceel Noordmark 69. Op dit station zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) van toepassing. Op een klein deel van het perceel Noordmark 69, namelijk binnen een afstand van 6 m tot het gasdrukregel- en meetstation, zijn kwetsbare objecten op grond van het Activiteitenbesluit niet toegestaan. De bestemming 'Gemengd' laat in theorie echter wel kwetsbare objecten toe op dit perceel. Daarom is specifiek voor het deel van het perceel Noordmark 69 dat binnen een afstand van 6 m van het gasdrukregel- en meetstation is gelegen, een aanduiding opgenomen dat in deze zone geen kwetsbaar object mag worden gevestigd. Een kwetsbaar object op dit perceel zou bijvoorbeeld een bedrijf of kantoor kunnen zijn waarin grote aantallen personen aanwezig kunnen zijn. Dat is ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan niet het geval.

cultuur en ontspanning

Onder cultuur en ontspanning valt bijvoorbeeld een dansschool of een muziekschool.

kantoor

Deze functie was in het vorige bestemmingsplan niet als zelfstandige functie toegestaan. Op grond van de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid zijn zelfstandige kantoren nu wel (begrensd) toelaatbaar. Per vestiging mag het bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 1500 m² bedragen. Per bedrijventerrein geldt daarbij ook nog dat het bebouwd grondoppervlak van kantoren in totaal ten hoogste 25% mag bedragen. Omdat er meerdere bedrijventerreintjes zijn in dit bestemmingsplan zijn deze verschillende terreinen met drie aanduidingen ('specifieke vorm van gemengd -1', 'specifieke vorm van gemengd -2' en 'specifieke vorm van gemengd-3') op de plankaart aangegeven. Als in één pand meerdere functies zijn gehuisvest, waaronder één of meerdere kantoren, telt dus alleen (maximaal) het bebouwde grondoppervlakte mee voor de 25%-bepaling.

Het kantoor aan de Markenlaan 1 is van oudsher al een groot zelfstandig kantoor. Voor dit perceel geldt geen begrenzing aan oppervlakte kantoor. Dit is geregeld door een beperking aan oppervlakte alleen te koppelen aan de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd -1', 'specifieke vorm van gemengd -2' en 'specifieke vorm van gemengd-3'. Het perceel Markenlaan 1 heeft deze aanduidingen niet. Hier geldt dus geen maximum kantooroppervlak.

Ook voor het buurthuis Vrijmark 227, de voormalige supermarkt Vrijmark 108 en de bedrijfsruimte Hofmark 273 is geen maximum aan kantooroppervlak geregeld. Dit zijn kleine panden, waarbij het gewenst is de invulling zo ruim mogelijk te laten.

maatschappelijke voorzieningen

Op grond van de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid zijn op binnenstedelijke bedrijventerreinen ook maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Dit zijn voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook kinderdagverblijven. Kinderdagverblijven zijn geluidsgevoelige bestemmingen als bedoeld in de Wet geluidhinder. Op bedrijventerrein Ambachtsmark moet qua geluid rekening worden gehouden met verkeerslawaai van de Oosterdreef. Op de terreinen aan de Noordmark en Gildemark moet rekening worden gehouden met geluid van de busbaan. In paragraaf 5.2 Geluid wordt hier verder op ingegaan. De (gevel)belasting van kinderdagverblijven mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) danwel de toe te kennen hogere waarde. Dit is lastig te realiseren zonder bouwkundige maatregelen te nemen of een hogere waarde toe te kennen. Ook kan een gevoelige functie beperkend werken voor omliggende bedrijven (zie paragraaf 5.5 Functiemenging en milieuzonering). Daarom zijn maatschappelijke voorzieningen wel overal binnen de bestemming Gemengd toegestaan, maar kinderdagverblijven uitsluitend voor zover al bestaand. De al gevestigde kinderdagverblijven zijn met een aanduiding 'kinderdagverblijf' op de kaart aangegeven. Nieuwe kinderdagverblijven zijn alleen toelaatbaar na een herziening of ontheffing van het bestemmingsplan. In het kader van de dan te volgen procedure zal moeten worden aangetoond dat een kinderdagverblijf geluidtechnisch en qua invloed op omliggende bedrijven toelaatbaar is.

sportvoorzieningen

Onder sportvoorzieningen wordt bijvoorbeeld een sportschool verstaan.

(bedrijfs)woningen

Bij alle bedrijfspanden op de Noordmark en bij het kantoorpand Markenlaan 1 is een bedrijfswoning aanwezig. Ook op bedrijventerrein Ambachtsmark zijn momenteel al een paar bedrijfswoningen aanwezig. Op grond van de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid zijn bedrijfswoningen toegestaan mits inpandig, dus gekoppeld aan het bedrijfsgebouw. In paragraaf 5.5 Functiemenging en milieuzonering is ingegaan op de mogelijkheden voor functiemenging en de mogelijke invloed van gevoelige functies op omliggende bedrijven. Voor bedrijfswoningen geldt dat dit geluidsgevoelige bestemmingen als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn. Net als bij de kinderdagverblijven moet op bedrijventerrein Ambachtsmark qua geluid rekening worden gehouden met verkeerslawaai van de Oosterdreef en bij de Noordmark en de Gildemark met geluid van de busbaan. In paragraaf 5.2 Geluid wordt hier verder op ingegaan.

In afwijking van de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid zijn in dit bestemmingsplan niet op alle gronden met de bestemming 'Gemengd' bedrijfswoningen toegestaan. Alleen waar al bedrijfswoningen aanwezig zijn, zijn deze als zodanig bestemd. Op deze gronden is een aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. Nieuwe bedrijfswoningen zijn alleen toelaatbaar na een herziening of ontheffing van het bestemmingsplan. In het kader van de dan te volgen procedure zal moeten worden aangetoond dat een bedrijfswoning geluidtechnisch mogelijk is en omliggende bedrijven in hun exploitatiemogelijkheden niet worden ingeperkt.

Op grond van de Detailhandelsvisie is in de bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen wat betreft detailhandel hetzelfde toegestaan als in de gewone woningen in de wijk. Per woning is maximaal 25 m2 winkelvloeroppervlak aan detailhandel toegestaan. Dat is in dit bestemmingsplan geregeld in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten. Ook webwinkels en internetwinkels zijn daarbij toegestaan, voor zover wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot parkeren e.d. Deze eisen zijn opgenomen in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten.

De bedrijfsruimte op Hofmark 273 maakt onderdeel uit van een groot wooncomplex. Omwille van flexibiliteit is het ook toegestaan deze ruimte als woning te gebruiken. Dit perceel heeft daarom een aanduiding 'wonen' gekregen. Qua wegverkeerslawaai is dit geen probleem. In paragraaf 5.2 Geluid wordt hier verder op ingegaan.

horeca

Horeca is op grond van de Horecanota Almere niet toegestaan op binnenstedelijke bedrijventerreinen. Dit is dan ook niet algemeen toegestaan binnen de bestemming 'Gemengd'. Zoals hierboven al aangegeven, is horeca alleen toegestaan in het buurthuis Vrijmark 227. Uitsluitend horeca als bedoeld in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten is hier toelaatbaar. Dit is lichte horeca, zoals een lunchroom of een ijssalon. Dit is in lijn met de Horecanota (zie Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 1.3.3 Werk in de stad).

opslag en verkoop van vuurwerk

Op grond van het vuurwerkbeleid is de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk op bedrijventerrein Ambachtsmark (op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd -1') toegestaan, indien de veiligheidsafstanden zoals bedoeld in art. 1.2 en 1.3 van Bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een kwetsbaar object of geprojecteerd kwetsbaar object als bedoeld in het Vuurwerkbesluit en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd. Zie voor meer uitleg hierover paragraaf 5.4 Externe veiligheid.

Functiemenging

Op grond van de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid is op de bedrijfslocaties in dit bestemmingsplan niet uitgegaan van functiescheiding, maar van functiemenging, en is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gemotiveerd toegepast. In paragraaf 5.5 Functiemenging en milieuzonering wordt hier uitgebreid op ingegaan. Categorie A en B activiteiten zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan. Categorie C niet, vanwege het ontbreken van een goede ontsluiting op de verkeershoofdinfrastructuur (zonder dat er woningen worden gepasseerd). De hieraan verbonden relatief grote verkeersaantrekkende werking is in dit geval ongewenst en zou kunnen leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de regels bij de bestemming 'Gemengd' is bij de functies bedrijven, cultuur en ontspanning, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen bepaald dat deze functies alleen zijn toegestaan voor zover vallend onder categorie A of B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Functies in de categorie C, of die niet worden genoemd in de Staat zijn alleen toegestaan als zij kunnen aantonen dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar zijn met categorie A of B. Dit moet gebeuren in het kader van een integrale afweging bij een binnenplanse afwijking.

Vrijwel alle bestaande bedrijven vallen binnen de toelaatbare activiteiten uit de categorieën A en B, zoals ook in paragraaf 5.5 Functiemenging en milieuzonering is aangegeven. Alleen op Ambachtsmark 11 is een vrij groot bedrijf in kantoorinrichting gevestigd. Dit bedrijf valt in categorie C. Om te waarborgen dat deze bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgevoerd, heeft dit perceel een specifieke aanduiding 'groothandel' gekregen.

3.2.3 Groen

Groen heeft een relatief groot aandeel in het bodemgebruik van de Marken. Dat komt vooral door het sportpark de Marken en het Vliegerpark, aan de rand van de buurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0005.jpg"

De bestemming 'Groen' is toegekend aan alle structurele groengebieden in de woonwijk De Marken en aan het Vliegerpark. Ook de groenzone rondom Sportpark De Marken heeft een groenbestemming gekregen. Tussen de sportvelden en de woonwijk in heeft (een deel van) de aanwezige groenstrook ook een bestemming 'Groen' gekregen. Dit heeft te maken met de afstand die moet worden aangehouden tussen de sportvelden en woonbebouwing, in verband met mogelijke licht- of geluidhinder. In paragraaf 5.5 Functiemenging en milieuzonering en Lichthinder wordt hier verder op ingegaan.

De gronden met de bestemming 'Groen' zijn in hoofdzaak bestemd voor groenvoorzieningen. Ook zijn de gronden bestemd voor waterberging. In paragraaf 5.8 Waterparagraaf is aangegeven dat het belangrijk is dat gronden met een groenbestemming, indien nodig, ook voor waterberging kunnen worden gebruikt.

In Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 1.3.4 Groene stad zijn de consequenties van de beleidsnota Kleur aan Groen voor dit bestemmingsplan beschreven. Omdat het gewenst is eventuele nieuwe initiatieven in het Vliegerpark goed te toetsen aan de nota Kleur aan Groen alvorens medewerking te verlenen, is ervoor gekozen de bestemming 'Groen' niet op voorhand uit te breiden met mogelijke nieuwe functies. Eventuele initiatieven die niet passen binnen de bestemming 'Groen' worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.

In Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 1.3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur is bij de beschrijving van de Sportnota 2013-2016 ingegaan op de wens tot laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis. Daartoe is in de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Groen' de mogelijkheid voor sport- en speelvoorzieningen opgenomen.

 

In paragraaf 3.2.10 Wonen - 1 is ingegaan op tuinvergrotingen in De Marken. Daarbij is ook aangegeven dat in de bestemming 'Groen' een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Groen' gewijzigd kan worden in de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2 ' of 'Tuin'.

3.2.4 Maatschappelijk

De buurt beschikt over:

  • Een tweetal basisscholen, waarvan één met een bijzondere signatuur;
  • Een aantal voorzieningen voor kinderopvang;
  • Een sportcomplex voor veldsporten en tennis;
  • Een aantal medische voorzieningen, niet in de vorm van een gezondheidscentrum.

Deze voorzieningen hebben allemaal een maatschappelijke functie, maar ze hebben niet allemaal de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Kinderopvang heeft een aanduiding binnen de bestemming 'Gemengd' gekregen. De sportvelden hebben een bestemming 'Sport'. De medische voorzieningen in de wijk vallen onder de bestemming 'Gemengd' of binnen een woonbestemming.

Alleen de twee scholen voor basisonderwijs en het buurthuis in de Redemark hebben een bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. De bestemming 'Maatschappelijk' is vrij ruim, in die zin dat alle soorten maatschappelijke voorzieningen binnen deze bestemming zijn toegestaan. Basisschool De Dubbeldekker gaat sluiten. Het gebouw zou eventueel voor een andere functie kunnen worden gebruikt voorzover deze past binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. Een functieverandering die verder gaat dan een maatschappelijk functie is niet rechtstreeks toegestaan.

De bouwmogelijkheden van de twee scholen zijn beperkt in die zin dat er een maximum bebouwingspercentage is opgenomen. Dit bebouwingspercentage is hetzelfde als in het vorige bestemmingsplan en is niet veel ruimer dan er thans al aan bebouwing staat.

3.2.5 Sport

Sportpark De Marken heeft de bestemming 'Sport' gekregen. Binnen deze bestemming zijn sportvoorzieningen toegestaan. De thans aanwezige voetbalvelden, tennisvelden en de biljartvereniging vallen hieronder. Ook is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals bijvoorbeeld een kantine. Zelfstandige horeca is niet toegestaan.

In de Sportnota 2013-2016 (zie Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en Bijlage 1.3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur) wordt ingegaan op een voldoende en goed aanbod van sportaccommodaties. In De Werven is nu een sporthal aanwezig. Momenteel wordt gesproken over de vervanging (grote renovatie of nieuwbouw) van deze Sporthal Haven. Mogelijk komt een nieuwe sporthal niet op de huidige locatie maar bij Sportpark De Marken. Deze plannen zijn echter nog verre van concreet. In de bestemming ' Sport' is hier dan ook geen rekening mee gehouden. Mocht deze sporthal in de toekomst wel naar Sportpark De Marken worden verplaatst, dan zal hiervoor een herziening van het bestemmingsplan plaatsvinden.

In Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 1.3.4 Groene stad zijn de consequenties van de beleidsnota Kleur aan Groen voor dit bestemmingsplan beschreven. Omdat het gewenst is eventuele nieuwe initiatieven in Sportpark De Marken goed te toetsen aan de nota Kleur aan Groen alvorens medewerking te verlenen, is ervoor gekozen de bestemming 'Sport' niet op voorhand uit te breiden met mogelijke nieuwe functies. Eventuele initiatieven die niet passen binnen de bestemming 'Sport' worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.

3.2.6 Tuin

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de voortuinen van woningen en, in een enkel geval bij vrijstaande woningen, ook aan zijtuinen. De betreffende gronden zijn bestemd voor tuinen, behorend bij de hoofdgebouwen op de aangrenzende woonbestemming. Het is niet de bedoeling dat ze worden volgebouwd met schuurtjes en andere bijbehorende bouwwerken. Daarom zijn hoofdzakelijk bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 1 m toegestaan. Verder zijn trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, overstekken en andere bouwonderdelen toegestaan, voor zover ze behoren tot een aangrenzende woning. Voor erkers geldt een maximale diepte, hoogte en breedte, om te voorkomen dat alsnog de hele voortuin wordt volgebouwd.

Op een aantal plaatsen in het plangebied is de voortuin niet bestemd als 'Tuin'. Dit is het geval bij een aantal woningen in de Ambachtsmark, waar al bij de bouw van de woningen schuurtjes in de voortuin zijn gebouwd. Ook is er in het plangebied een aantal voortuinen waarin een (al dan niet dichtgebouwde) carport is gebouwd. Deze schuurtjes en carports hebben geen bestemming ' Tuin' gekregen maar een bestemming 'Wonen - 1'.

Verder is bij een aantal woningen in de Noordmark de hele voortuin bestemd voor 'Wonen - 1' in plaats van 'Tuin'. In paragraaf 3.2.10 Wonen - 1 wordt hier verder op ingegaan.

In paragraaf 3.2.10 Wonen - 1 wordt ook ingegaan op de tuinvergrotingen in De Marken.

3.2.7 Verkeer

Extern gemotoriseerd verkeer

De externe aansluiting van het plangebied op de omgeving wordt vooral verzorgd door de twee aansluitingen op de Noorderdreef/Oosterdreef, ter plaatse van de Steiger-Brugmark en de Markenlaan/Ambachtsmark. De Noorderdreef/Oosterdreef is onderdeel van het drevensysteem van Almere. Ze voert o.a. naar het centrum van Almere Haven en naar de A6 en verder. Daarnaast is het plangebied bereikbaar via de afslag De Steiger ter hoogte van het benzinestation. Ter hoogte van de Brugmark is de Noorderdreef voorzien van een lage geluidwal.

De delen van de dreven die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen.

Openbaar vervoer

Min of meer centraal door het gebied loopt de vrije busbaan, met een halte bij de Vrijmark. De busbaan is onderdeel van de buslus door Almere Haven die aansluit op bedrijventerrein de Steiger en verbinding geeft met busstation 't Oor en verder. Ook de busbaan heeft de bestemming 'Verkeer' gekregen.

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen.

3.2.8 Verkeer - Verblijfsgebied

Intern gemotoriseerd verkeer

Voor het gemotoriseerd verkeer wordt het plangebied intern ontsloten door de twee ontsluitingswegen die van de Noorderdreef en Oosterdreef aftakken. De twee wegen zijn onderling verbonden. Er zijn geen doorgaande wegen door het plangebied. Het gebied is daardoor autoluw.

Alle interne wegen in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen.

Langzaam verkeer

Alle straten zijn toegankelijk voor fiets en bromfiets (tot aan de aansluiting met de Noorderdreef / Oosterdreef). Binnen het gebied liggen ook kleine stukken fietspad.

De belangrijkste langzaam verkeersverbindingen lopen door naar de omgeving, waarbij de dreven ongelijkvloers worden gekruist. Dit zijn de verbinding langs de gracht tussen Brugmark/Ambachtsmark naar het binnenstedelijke bedrijventerrein de Paal (Noorderbrug), de route naar nutstuinencomplex Spittershoek (Tuinenbrug), het Pedersenpad met twee aftakkingen naar de Grienden, een route via bedrijventerrein Ambachtsmark naar de Rozenwerf (Ambachtspoort) en de aansluitingen naar De Steiger en verder. De belangrijkste langzaam verkeersverbindingen hebben ook een bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen.

Wat betreft de groenvoorzieningen in de wijk is gekeken of het structureel groen betreft of meer snippergroen. Het structurele groen heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Meer uitleg over deze bestemming is te lezen in paragraaf 3.2.3 Groen. Het snippergroen heeft, tezamen met aangrenzende woonstraten en fiets- en voetpaden de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Voordeel daarvan is de flexibiliteit qua inrichting van het openbaar gebied. Bijvoorbeeld de aanleg van extra parkeerplaatsen wordt zo eenvoudiger, omdat dit in dezelfde bestemming is opgenomen.

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen.

In Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 1.3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur is bij de beschrijving van de Sportnota 2013-2016 ingegaan op de wens tot laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis. Daartoe is in de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' de mogelijkheid voor sport- en speelvoorzieningen opgenomen.

In paragraaf 3.2.10 Wonen - 1 is ingegaan op tuinvergrotingen in De Marken. Daarbij is ook aangegeven dat in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen waarmee in geval van grondverkoop in verband met tuinvergroting de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gewijzigd kan worden in de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2 ' of 'Tuin'.

3.2.9 Water

In de Marken liggen twee waterlopen die deel uitmaken van het hoofdwatersysteem van Almere Haven. De zuidelijke, de Lange Wetering, verbindt het Gooimeer met de Hoge Vaart. Het is tegelijk ook een recreatieve vaarroute die in het noorden van Almere toegang biedt tot het Markermeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0006.jpg"

Alleen de twee waterlopen hebben een bestemming 'Water' gekregen.

In Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 1.3.4 Groene stad zijn de consequenties van de beleidsnota Kleur aan Groen voor dit bestemmingsplan beschreven. Omdat het gewenst is eventuele nieuwe initiatieven rondom de Lange Wetering goed te toetsen aan de nota Kleur aan Groen alvorens medewerking te verlenen, is ervoor gekozen de bestemming 'Water' niet op voorhand uit te breiden met mogelijke nieuwe functies. Eventuele initiatieven die niet passen binnen de bestemming 'Water' worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.

In paragraaf 5.8 Waterparagraaf wordt ingegaan op de aspecten waterhuishouding en riolering.

3.2.10 Wonen - 1

Algemeen

De woningvoorraad van circa 1.170 woningen in de Marken bestaat voor het grootste deel uit eengezinswoningen, namelijk 89%. De 11% meergezinswoningen zijn geconcentreerd bij de bushalte (Vrijmark en Hofmark). Met circa 36% aandeel is de belangrijkste woningcategorie die van de eengezinskoopwoning in het lagere segment.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0007.jpg"

Tuinvergrotingen

In het plangebied hebben de afgelopen jaren veel wijzigingen plaatsgevonden in de grenzen tussen openbare ruimte en particulier terrein bij woningen. Veel stukjes openbaar groen zijn door verkoop overgedragen aan bewoners, ter vergroting van hun tuin. Veel onrechtmatige tuinvergrotingen zijn onderzocht en ofwel teruggebracht naar de formele eigendomsgrenzen of door verkoop gelegaliseerd.

Gronden die zijn verkocht, hebben in het nieuwe bestemmingsplan een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen. Gronden waarvoor een bruikleenovereenkomst geldt, maar die in principe ook verkocht kunnen worden, hebben eveneens een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen.

Gronden die in bruikleen zijn gegeven omdat ze vanwege de aanwezigheid van kabels of leidingen niet kunnen worden verkocht, hebben een bestemming 'Groen' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' gehouden. Om de aanwezige kabels en leidingen te beschermen, mogen deze gronden niet worden bebouwd met bijvoorbeeld schuurtjes. Als de bewoner die gronden in bruikleen heeft, verhuist, wordt met een volgende bewoner in principe geen nieuwe overeenkomst gesloten.

Mogelijk worden de komende jaren nog meer gronden verkocht aan bewoners. In het vorige bestemmingsplan was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in het geval van verkoop van gronden een wijziging naar de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2 ' of 'Tuin' mogelijk te maken. Deze wijzigingsbevoegdheid is ook in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. In de praktijk wordt deze wijzigingsbevoegdheid bijna nooit toegepast. Bestemmingsveranderingen als gevolg van toekomstige grondverkopen zullen in ieder geval over 10 jaar bij de volgende actualisatie van het bestemmingsplan worden verwerkt.

Ambachtsmark 3

Op het perceel Ambachtsmark 3 vindt een herontwikkeling plaats. Dit perceel behoorde tot het bedrijventerrein Ambachtsmark. Het oorspronkelijke pand op Ambachtsmark 3 was in gebruik bij de Cinevideogroep. Het pand heeft diverse jaren leeg gestaan. Het gedeelte aan de zijde van de Oosterdreef is afgebroken. Het resterende deel is in gebruik via anti-kraak. Op dit moment vindt een transformatie tot woongebied plaats. Het perceel maakt geen onderdeel meer uit van het bedrijventerrein.

Op het deel van het perceel aan de zijde van de Oosterdreef is een nieuwe u-vormig gebouw gebouwd, met daarin 36 appartementen. Triade gaat deze appartementen verhuren aan mensen met een beperking die professionele zorg nodig hebben. Dit deel van het perceel heeft een aanduiding 'zorgwoning' gekregen. Behalve reguliere woningen is hier ook wonen met zorg toegestaan. Het complex met appartementen heeft een maximale hoogte van ruim 15 meter. Ook is een fietsenberging gerealiseerd.

Naast de woningen ontplooit Triade ook creatieve activiteiten voor mensen die moeilijk toegang hebben tot de arbeidsmarkt. Op de begane grond zijn daarom ook andere functies toelaatbaar. Op het hele perceel is een aanduiding 'gemengd' opgenomen. Hier zijn (naast woningen) op de begane grond ook bedrijven, inclusief ondergeschikte horeca en detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit, kantoor en maatschappelijke voorzieningen toegestaan, een en ander voor zover passend in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Dit is een lichte vorm van bedrijvigheid, die aanpandig aan woningen kan worden uitgeoefend. In paragraaf 5.5 Functiemenging en milieuzonering wordt verder op functiemenging ingegaan.

Het parkeren kan gebeuren aan de noordzijde, tussen de gebouwen en ten zuiden van het plangebied gekoppeld aan de ventweg.

Op het noordelijk deel van het perceel zal ook woningbouw gaan plaatsvinden. Daarvoor moet het bouwplan nog worden ontwikkeld. Op dit deel van het perceel is een bouwhoogte van 13 meter toegestaan, dus iets lager dan het zuidelijke deel. De bedoeling is dat er een aflopende hoogte ontstaat richting de bestaande woningen in de Ambachtsmark. In twee hoeken van dit deel van het perceel is een lagere bouwhoogte toegestaan. Dit heeft te maken met geluidhinder van de Oosterdreef. Tot een bouwhoogte van 6 m kan, zonder maatregelen te treffen, worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Als hoger gebouwd wordt, zal eerst moeten worden aangetoond dat wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder, al dan niet door het verlenen van een hogere grenswaarde. Een hogere bouwhoogte dan 6 m is daarom alleen toegestaan door het toepassen van een wijzigingsbevoegheid. Meer uitleg over de geluidsaspecten is te vinden in paragraaf 5.2 Geluid.

Ook op dit deel van het perceel zijn op de begane grond andere functies toegestaan dan woningbouw. De aanduiding 'gemengd' is op het hele perceel gelegd.

Ten aanzien van het parkeren is op het perceel een aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen. Uitgangspunt is dat het parkeren ten behoeve van de woningen en de andere functies op eigen terrein plaatsvindt. Daarbij moet worden voldaan aan de parkeernorm zoals opgenomen in Bijlage 3 Lijst van parkeernormen. Hiervan kan worden afgeweken als uit een gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is voor de gevraagde functie. Ook laden en lossen moet plaatsvinden op eigen terrein. De parkeernormen in deze lijst zijn gebaseerd op de parkeerkengetallen volgens de CROW (ASVV 2012) en op gemeentelijke inzichten. Voor eventuele functies die niet worden genoemd in de lijst, wordt gekeken naar de kengetallen van de CROW (ASVV 2012).

Functionele mogelijkheden

De gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn in hoofdzaak bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook de bij woningen behorende erven, toegangspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen e.d. zijn toegestaan op grond van deze bestemming.

Zoals hiervoor omschreven zijn op het perceel Ambachtsmark 3, op de gronden met de aanduiding 'gemengd' op de begane grond ook andere functies toegestaan.

Vrije beroepen

Het uitoefenen van vrije beroepen in huis is in overeenstemming met de bestemming 'Wonen - 1', tenminste voor zover het vrije beroep vanuit het gebouw waarin wordt gewoond, wordt uitgeoefend. Kenmerk van deze beroepen is een sterke verwevenheid tussen wonen en werken. De in de bestemming 'Wonen - 1' opgenomen bebouwingsmogelijkheden zijn ook van kracht bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep. Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een accountant e.a. zijn binnen de woonbestemming altijd toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate intact blijft en het beroepsmatig gebruik zich beperkt tot een vloeroppervlak van maximaal 50%.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten

Bij de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in de onderstaande lijst. Deze lijst is niet limitatief en is bedoeld als voorbeeld.

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn  
Meubel- en woningstoffeerderijen    
Cursussen    
Workshops    
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed&breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Ten hoogste zijn 5 gasten tegelijk mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen.  
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleverenc van kleding  
Kappers    
Detailhandel   Maximaal 25 m2 w.v.o.  
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemming 'Wonen - 1.'

Op grond van de Detailhandelsvisie Almere 2014 is in woningen kleinschalige detailhandel aan huis mogelijk (tot 25 m2 wvo). Ook zijn webwinkels en internetwinkels toegestaan. Als daar ook een showroom of afhaalmogelijkheid bij hoort, valt dat onder de regeling van kleinschalige detailhandel aan huis (dus tot 25 m2 verkoopvloeroppervlak).

Wijzigingsbevoegdheid kleurverschieten Vrijmark

Tegenover de voormalige supermarkt in de Vrijmark ligt een appartementengebouw. In het vorige bestemmingsplan was de mogelijkheid opgenomen om woningen op de begane grond van dit gebouw te veranderen in andere functies. Hiervan is geen gebruik gemaakt. Omwille van de flexibiliteit in de woonwijk, is de regeling in dit bestemmingsplan toch weer opgenomen. De bestemming 'Wonen - 1' kan, onder voorwaarden, worden gewijzigd ten behoeve van de functies kantoor, maatschappelijke voorzieningen of bedrijven tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Dit mag alleen als er voldoende parkeergelegenheid is en dit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.

Bouwen

Verruiming van de bouwmogelijkheden

De woonbestemming is ruimer bestemd dan in het vorige bestemmingsplan. In het vorige bestemmingplan zijn met name goot- en bouwhoogten gedetailleerd geregeld. In het bestemmingplan De Marken en Sportvelden Oost is niet meer met goothoogten gewerkt. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans 4 meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen 7 meter en voor 3 bouwlagen 10 meter. Voor veel bouwblokken is een hoogtemaat genomen, waarbij het hoogste deel bepalend is. Dat betekent dat voor een flink aantal woningen nog een extra laag/dakopbouw mogelijk is.

Vrijwel alle woningen in de Marken hebben een kap. Alleen in de Gildemark en de Redemark is een aantal bouwblokken met een plat dak gebouwd. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is bekeken of het stedenbouwkundig gewenst/mogelijk is hier een extra bouwlaag toe te staan. Daar zijn stedenbouwkundig geen bezwaren tegen. Daarbij is ook onderzocht of dit geluidstechnisch mogelijk is. Dat laatste blijkt lastig te zijn. De woningen liggen te dicht bij de busbaan of bij bedrijventerrein De Steiger om een extra bouwlaag hier zonder meer toe te staan. Hier is uiteindelijk daarom toch geen extra bouwlaag toegestaan. Eén van de woningen in de Gildemark heeft in een eerder stadium wel al een kap gekregen. Deze is als zodanig bestemd. Een extra bouwlaag bij de andere woningen is alleen mogelijk door af te wijken van het bestemmingsplan. In het kader van deze procedure zal dan moeten worden aangetoond dat dit geluidtechnisch verantwoord is.

Bebouwing in voortuinen

In de voortuinen is de grens van het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe strak om de aanwezige bebouwing, inclusief aangebouwde uitbouwen getrokken, waardoor er geen uitbreiding aan de voorzijde mogelijk is. Een uitzondering hierop zijn situaties waarbij een deel van de woningen al een uitbouw heeft en een deel niet. In dat geval is de grens van het bouwvlak zo getrokken worden dat de woningen die nog geen uitbouw hebben, deze ook kunnen realiseren.

Uitbouwen aan de voorzijde van de woningen vallen qua hoogte niet onder de basisregel van één bouwhoogte per bouwblok. Uitbouwen aan de voorzijde van de woning zijn qua hoogte bestemd zoals ze zijn. Bij een uitbouw met kap is gewerkt met een goothoogte.

In het vorige bestemmingsplan is in de toelichting aandacht besteed aan een aantal voortuinen waar schuurtjes en hoge schuttingen zijn geplaatst. Dit betreft een aantal rondgebouwde woonblokken in de Noordmark. Het gaat hierbij om percelen waar nauwelijks achtertuinen aanwezig zijn. Daarom zijn in het vorige bestemmingsplan op deze percelen met specifieke aanduidingen een aantal extra bouwmogelijkheden gecreëerd.

Dit bestemmingsplan De Marken en Sportvelden Oost is globaler en flexibeler van opzet dan het oude plan. Er is minder met aanduidingen gewerkt en meer met rechtstreekse bouwmogelijkheden. De voortuinen waarin meer bebouwingsmogelijkheden zijn gewenst, hebben geen bestemming Tuin met specifieke aanduidingen meer gekregen, maar een bestemming 'Wonen - 1'. Op deze gronden zijn nu dezelfde bouwmogelijkheden als op het achtererf.

Bebouwingsmogelijkheden aan de achterzijde van woningen

Bij het bepalen van het bouwvlak van het hoofdgebouw is aan de achterzijde van de hoofdgebouwen in principe een rechte lijn getrokken langs de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw. Later gebouwde uitbouwen vallen daardoor onder de erfbebouwingsregeling. Dit is om iedereen gelijke bouwrechten te geven.

Als de achtergevel van het hoofdgebouw geen rechte lijn is (dus zonder eventuele uitbouwen) is het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe wel recht getekend, waardoor er dus uitbreidingsruimte in het bouwvlak ontstaat. Waar dit tot hinder van de buren zou kunnen leiden (schaduw of verminderde lichttoetreding) is de oorspronkelijke achtergevel gevolgd.

Voor de erfbebouwingsmogelijkheden is aangesloten bij de regeling uit de Nota Kleine Bouw 2008.

Deze regeling is van toepassing op aan- en bijgebouwen zoals schuurtjes en garages. Om te voorkomen dat het erf wordt volgebouwd is een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan (60 m2) en mag maximaal 50% van het erf worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken.

Qua maatvoering en positionering moet erfbebouwing ruimtelijk ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing. De diepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter. De maximale bouwhoogte van aanbouwen is 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter. Vrijstaande bijgebouwen hebben een goothoogte van maximaal 3 meter. Boven op de aanbouwen mag een dakterras worden gebouwd.

Bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant van woningen

Aan de zijkant van woningen is in principe uitbreidingsgelegenheid geboden tot op de grens van het bouwperceel. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is hier dus doorgetrokken tot de zijdelingse perceelsgrens. Uitbreidingsgelegenheid is niet geboden als dit leidt tot een verstoring van de parkeerbalans, tot verminderd zicht in bochten voor langsrijdend verkeer of als omwonenden hier last van hebben doordat de zijgevel van de woning dan dichter bij hun perceel komt te liggen.

In paragraaf 5.4 Externe veiligheid wordt ingegaan op de aanwezigheid van een aantal gasdrukregel- en meetstations in het plangebied. Eén van deze gasdrukregel- en meetstations ligt naast het perceel Hofmark 21. Op dit station zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) van toepassing. Op een klein deel van het perceel Hofmark 21, namelijk binnen een afstand van 6 m tot het gasdrukregel- en meetstation, zijn kwetsbare objecten (o.a. woningen) op grond van het Activiteitenbesluit niet toegestaan. De bestemming 'Wonen - 1' laat dit echter wel toe. Daarom heeft het deel van het perceel dat op minder dan 6 m afstand van het gasdrukregel- en meetstation ligt een aanduiding gekregen waardoor hier geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. Gebruik als onbebouwde tuin is geen probleem. Een schuurtje of garage mag ook worden gebouwd. De ruimte mag echter niet worden gebruikt om langdurig te verblijven, dus bijvoorbeeld gebruik om te slapen of uitbreiding van de woonkamer is niet toegestaan.

3.2.11 Wonen - 2

Deze bestemming bevat een regeling voor de vrijstaande woningen. Hierbij wordt geen bouwvlak aangegeven, zoals bij 'Wonen - 1' het geval is. Conform het beleid uit de nota Kleine Bouw is een bebouwingspercentage van 50% toegestaan en zijn de regels rond erfbebouwing iets anders. De voortuinen van de vrijstaande woningen hebben een bestemming 'Tuin' gekregen.

Qua functionele mogelijkheden geldt hetzelfde als bij de bestemming 'Wonen - 1'. Meer uitleg daarover wordt gegeven in paragraaf 3.2.10 Wonen - 1.

Ook hier geldt dat is afgestapt van de regeling van goothoogtes. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans 4 meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen 7 meter en voor 3 bouwlagen 10 meter.

In paragraaf 3.2.10 Wonen - 1 wordt verder ingegaan op de tuinvergrotingen in De Marken.

3.2.12 Waarde - Archeologie 1

Archeologische waarden

In de bodem van het plangebied kunnen zich archeologische resten uit de steentijd bevinden, specifiek de periode vanaf het einde van de Oude Steentijd tot en met de Midden Steentijd (10.000 - 4.900 v. Chr.). Aanvankelijk na het einde van de laatste ijstijd was het klimaat nog erg koud. Het grondgebied van Almere bestond uit een open dekzandlandschap waarin vooral rendierjagers actief waren. Met het stijgen van de temperatuur veranderde ook het landschap, en daarmee ook het landschapsgebruik. In de Midden Steentijd (8.800-4.900 v. Chr.) transformeerde het dekzandlandschap eerst in een bos met hoofdzakelijk berken- en dennenbomen (circa 7.000 v. Chr.) en vervolgens in een gemengd loofbos. In dat veranderende landschap leefden mobiele jagers- en verzamelaarsgroepen voor wie seizoensvariaties in het aanbod van voedsel en grondstoffen een belangrijke motor waren achter de dynamiek in hun samenlevingen.

Als gevolg van de zeespiegelstijging begonnen rond 6.000 v. Chr. de lagere delen van het Almeerse landschap te vernatten. De zeespiegelstijging zette zich gestaag door totdat Almere rond 3.800 v. Chr. was veranderd in een uitgestrekt moerasgebied dat onder invloed was komen te staan van de getijden van de zee. Hiermee kwam een einde aan circa 5.000 jaar steentijdbewoning in dit deel van Flevoland.

Rond het jaar nul was ter hoogte van het huidige Almere één groot meer ontstaan, dat in de Romeinse tijd het Mare Flevum of Lacus Flevum werd genoemd. Hieruit vormde zich het latere Aelmere dat vanaf de 14e eeuw de Zuiderzee werd genoemd. De Zuiderzee vormde lange tijd het economisch hart van Nederland. In heel Flevoland zijn 450 scheepswrakken aangetroffen uit de Zuiderzeetijd. Momenteel zijn in Almere 26 locaties met scheepsresten bekend, waarvan 22 scheepswrakken. Hiervan liggen er nog 17 bewaard in de bodem. In het plangebied zijn geen scheepswrakken bekend, maar de aanwezigheid van één of meer scheepswrakken en -restanten in de ondergrond is niet uit te sluiten .

Er heeft binnen het plangebied nog geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De archeologische beleidskaart geeft aan dat binnen het plangebied vijf archeologische selectiegebieden liggen. Hier geldt een onderzoeksverplichting en archeologievergunning bij voorgenomen bouw- of aanlegwerkzaamheden groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm. De onderzoeksverplichting vervalt op die delen van de gronden die reeds bebouwd zijn of zijn geweest met onderheide bebouwing en voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0008.jpg"

Het selectiegebied zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere heeft in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde-Archeologie 1' (ter plaatse te verwachten archeologische waarden). Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn de gebieden die reeds bebouwd zijn of zijn geweest met onderheide bebouwing en de bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m² niet meer aangeduid als Selectiegebied (bestemming Waarde-Archeologie 1) en vrijgegeven.

Aan de bestemming 'Waarde-Archeologie 1' is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een aanlegvergunningstelsel gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

Ook dient in het bestemmingsplan geregeld te worden dat indien er bij onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden aangetroffen, deze dienen te worden ingepast en dus niet overbouwd kunnen worden. Daarom is de bestemming tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet op die locaties de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden gewijzigd in 'Waarde - Archeologie 2'. De regels voor deze bestemming zijn opgenomen in Bijlage 4 bij de regels, omdat deze bestemming nu nog niet voorkomt.

Voor de ontwikkeling van de supermarkt op Markenlaan 3 is geconcludeerd dat ter plaatse, vanwege de geringe omvang van de verstoring, geen onderzoek hoefde te worden verricht en dat positief op de aanvraag voor een vergunning kon worden geadviseerd.

Scheeps- en vliegtuigwrakken

Hoewel er geen scheepswrak in het plangebied bekend is, moet in het geval van een toevalsvondst gehandeld worden conform artikel 53 Monumentenwet 1988 en artikel 5:5 en 5:13 Burgerlijk Wetboek. De vondst moet onmiddellijk bij de stadsarcheoloog worden gemeld. De stadsarcheoloog doet dan melding bij de minister van OCW. Hetzelfde geldt voor (nog te ontdekken) resten van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog.

3.3 Overige regels

3.3.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In Artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In Artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden gemeten.

3.3.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In Artikel 15 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikel 16.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel 16.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Afwijkingsregels

In Artikel 17 zijn drie afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen.

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Wijzigingsregels

In Artikel 18 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

Verder kan de Lijst van parkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven.

Overige regelingen

In Artikel 19 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.3.3 Overgangs- en slotregels

In Artikel 20 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In Artikel 21 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In deze bijlage worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze beleidsdocumenten zijn in onderstaande tabel daarom niet opgenomen.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid      
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)   Ladder voor duurzame verstedelijking   Nieuwe ontwikkelingen zijn beperkt, kleinschalig en lokaal gericht. Ze vinden plaats binnen het bestaande stedelijk gebied en niet op onbebouwde gronden.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.  
Provinciaal en regionaal beleid      
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Archeologisch aandachtsgebied   Opnemen van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 voor selectiegebieden zoals aangegeven op de laatst vastgestelde versie van de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA).  
Gemeentelijk beleid      
Programmaplan Almere Haven (2007)   Op peil houden commercieel en maatschappelijk voorzieningenniveau   Bestemmen van de supermarkt op Markenlaan 3 en mogelijkheden bieden voor detailhandel in de woning.  
  Versterken concurrentiekracht werk- en woonmilieu   Functiemenging wonen en werken toestaan op bedrijventerrein Ambachtsmark en Markenlaan 3  
Beleidsnota kleine bouw (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader uit de nota overnemen in woonbestemming.  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken   Geen mogelijkheid opnemen voor het plaatsen van zendmasten.  
Beleidslijn tuinvergrotingen 2012   Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten.   In de Marken heeft een projectmatige aanpak van tuinvergrotingen plaatsgevonden. Verkochte gronden hebben de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen. Bij nieuwe tuinvergrotingen kan de bestemming van de gronden worden gewijzigd door toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.  
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)   Geen ligplaatsen in het plangebied. Langs de twee watergangen wel afmeeroevers toegestaan.   In de bestemming 'Water' mogelijkheid tot aanleggelegenheid opnemen.  
Prostitutiebeleid Almere (2000)   Vestigingsbeleid seksinrichtingen   Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen. Thuisprostitutie op grond van regeling voor beroepsuitoefening aan huis wel toegestaan.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere (2013)   Vestigingsbeleid coffeeshops   Geen mogelijkheid opnemen voor een coffeeshop.  
Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)   Vestigingsbeleid benzineverkooppunten   Geen mogelijkheid opnemen voor een benzineverkooppunt.  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2009)   Voor de binnendijkse gebieden: Behoud van een representatieve steekproef van archeologische waarden uit de Steentijd. Dit vertaalt zich in een onderzoeksplicht in selectiegebieden voor bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm (ten opzichte van het maaiveld)   Opnemen van een onderzoeksplicht bij de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1.  
Archeologieverordening (2009)   Bescherming archeologisch waardevolle terreinen en selectiegebieden overeenkomstig de verordening   Opnemen dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 voor de selectiegebieden.  
Voorzieningen binnendijkse waterrecreatie (1999)   Verdere concretisering van de recreatieve mogelijkheden van de Almeerse waterlopen en recreatieplassen.   Gewenste voorzieningen, zoals steigers (geen gebouwen), mogelijk maken in de betreffende bestemmingen.  
     
Horecanota Almere (2000)   Voor woongebieden geldt dat solitaire horeca in beginsel niet is toegestaan, tenzij op specifiek geschikte locaties voor lichte horeca. In buurthuizen is lichte horeca wel toegestaan. Op binnenstedelijke bedrijventerreinen is geen zelfstandige horeca toegestaan.   Zelfstandige horeca in de woonwijk niet toestaan. Uitsluitend lichte horeca opnemen in het buurthuis in de Vrijmark. Op de bedrijventerreinen geen zelfstandige horeca toestaan. In de groengebieden geen horeca opnemen.  
Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (2010)   Gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en voldoende werkgelegenheid bieden.
Het beleid is voor dit bestemmingsplan alleen van toepassing op bedrijventerrein Ambachtsmark en de bedrijvenstrips aan de Noordmark en de Gildemark.  
Op de binnenstedelijke bedrijventerreinen worden de volgende functies toegestaan:
- bedrijvigheid met milieucategorie 1 en 2;
- wonen, uitsluitend inpandig of woon-werkeenheden;
- zelfstandige kantoren, tot een oppervlak van maximaal 1500 m2 bvo; in totaal mag maximaal 25% van het bedrijventerrein gebruikt worden voor kantoren;
- maatschappelijke voorzieningen, mits passend naar aard en schaal;
- overige voorzieningen; hieronder wordt verstaan voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (muziek-, ballet-, dans- en sportscholen, ateliers e.d.) en aan-huis-gebonden beroepen
- parkeren op eigen of gedeeld terrein.  
Detailhandelsvisie Almere (2014)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen;
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere; - Ruimte bieden aan ondernemers;
- E-commerce faciliteren.


 
Dagelijkse detailhandel uitsluitend in de supermarkt op Markenlaan 3 toegestaan.

Op bedrijventerrein Ambachtsmark en de overige binnenstedelijke bedrijventerrein in de Marken zijn detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkels en afhaalpunten niet toegestaan. Webwinkels en detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit zijn wel toegestaan.

In woningen en bedrijfswoningen is per woning 25 m2 aan detailhandel toestaan. Webwinkels en internetwinkels zijn ook toegestaan. Afhaalpunten niet.  
Werken in de wijk (2005)   Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
mogen maximaal 50% van het
woonoppervlak in beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in bedrijfsruimten.  
Opnemen criteria uit de nota in
woonbestemming.
Geen kansenzones aanwijzen. Wel de mogelijkheid tot functiewijziging van de begane grond van een appartementengebouw in de Vrijmark opnieuw opnemen.  
Waterplan Almere (2005)   De gemeente en het waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.   In overleg met het Waterschap een watertoets uitvoeren.  
Almere Waterstad! Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)
 
Het stimuleren van toeristisch recreatieve (bedrijfs)vestigingen en gebruik(smogelijkheden) in Almere   De vaarroute tussen het Gooimeer en de Hoge Vaart via de Lange Wetering behouden.  
Kleur aan Groen (2014)   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   Van toepassing op het Vliegerpark, Sportpark De Marken en de Lange Wetering. Bestemmingen ' Groen', 'Sport' en ' Water' maken nieuwe initiatieven niet rechtstreeks mogelijk. Initiatieven worden eerst getoetst aan de nota Kleur en Groen. Medewerking vindt plaats door (partiële) herziening van het plan of een afwijkingsprocedure.  
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)   Vuurwerkopslag en -verkoop kan uitsluitend plaatsvinden in winkelcentra (zonder woningen erboven) en op bedrijventerreinen.   Opnemen van mogelijkheid voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk binnen de bestemmingen van bedrijventerrein Ambachtsmark en bij de supermarkt op het perceel Markenlaan 3.  
Inrichting schoolpleinen (1999)   Schoolpleinen dienen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school te zijn.   Het begrip speelterrein wordt expliciet toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming Maatschappelijk.  
Sportnota 2013-2016 (2013)   Almere: sportieve stad!   Opnemen binnen de bestemmingen 'Groen', ' Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Sport' van de mogelijkheid voor sport- en spelvoorzieningen.  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Mer-beoordeling

Voor besluiten en plannen die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit mer. In dit bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die worden genoemd in bijlage D van het Besluit mer. Een milieueffectrapportage of een mer-beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.

5.2 Geluid

Rondom het plangebied zijn wegen aanwezig met een zone op grond van de Wet geluidhinder, te weten de A6, Noorderdreef en Oosterdreef. De A6 zal worden verbreed zoals vastgelegd in het tracébesluit verbreding rijksweg A6. Ook komt er een nieuwe weg, de Steigerdreef, die vanaf de Noorderdreef langs de busbaan naar de nieuwe aansluiting westelijk van het Kasteel loopt. Als er nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen de zones van deze wegen in het plangebied worden geprojecteerd of een verruiming van de bouwmogelijkheden zoals een extra bouwlaag, is akoestisch onderzoek nodig.

In dat kader is alleen voor de locaties Ambachtsmark 3 en Hofmark 372 een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd en is de toekomstige geluidsbelasting in kaart gebracht. Met name Ambachtsmark 3 is een concrete situatie waar in de toekomst geluidsgevoelige objecten zullen worden gerealiseerd.

Het akoestisch onderzoek (zie Bijlage 3 Akoestisch onderzoek) geeft aan dat binnen de kaders van de Wet geluidhinder en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het realiseren van geluidsgevoelige objecten op genoemde locaties mogelijk is. Tevens bevat het onderzoek enkele praktische richtlijnen die het mogelijk moet maken om:

  • een duurzaam akoestisch klimaat te ontwikkelen;
  • aan de eisen van de Wet geluidhinder&Wro te voldoen om op plaatsen te kunnen bouwen waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden;
  • rekening te houden met de kaders voor het vaststellen van de hogere waarden geluid.

Gebleken is dat de geluidsbelasting op de locatie Ambachtsmark 3 op slechts een klein deel van het gebied niet kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Dit geldt met name voor de bouwhoogten van meer dan 6 meter. Voor grotere bouwhoogten binnen het gearceerde gebied op de plankaart is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Indien een hogere waardeprocedure moet worden gevolgd, dienen de uitgangspunten en advies zoals opgenomen in dit onderzoek, als basis te worden gebruikt. Hiermee wordt bewerkstelligd dat dit geschiedt binnen de akoestische kaders van dit bestemmingsplan.

De geluidsbelasting op de locatie Hofmark voldoet ruimschoots aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden van de Wet geluidhinder.

5.3 Luchtkwaliteit

Binnen Almere zijn er op dit moment geen locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Voor het plangebied De Marken en Sportvelden Oost zijn wat dat betreft geen problemen te verwachten. Voor Ambachtsmark is een luchtkwaliteitsonderzoek verricht. Uit dit onderzoek (zie Bijlage 4 Rapport luchtemissie) is gebleken dat luchtkwaliteit geen belemmering zal vormen voor realisering van woningen op de beoogde locatie.

5.4 Externe veiligheid

Op de bedrijventerreinen Ambachtsmark, Noordmark en Gildemark is functiemenging het uitgangspunt (zie paragraaf 5.5 Functiemenging en milieuzonering), dus worden hier geen risicovolle inrichtingen toegestaan (d.w.z. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen).

Conform het vuurwerkbeleid (zie Bijlage 1 Beleidskader, paragraaf 1.3.5 Veiligheid) is opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk toegestaan in winkelcentra (zonder woningen erboven en minder dan 10 ton) en op bedrijventerreinen (meer dan 10 ton). In het paraplubestemmingsplan opslag en verkoop vuurwerk is dit in 2009 doorvertaald naar dit plangebied en toegestaan op bedrijventerrein Ambachtsmark en op de locatie aan de Vrijmark waar voorheen een supermarkt was gevestigd.

In het bestemmingsplan De Marken en Sportvelden Oost is de regeling voor bedrijventerrein Ambachtsmark overgenomen uit het paraplubestemmingsplan opslag en verkoop vuurwerk. Op de locatie aan de Vrijmark is de opslag en verkoop van vuurwerk niet langer toegestaan. In plaats daarvan is dit toegestaan op de nieuwe locatie van de supermarkt (Markenlaan 3). Vuurwerkopslag en -verkoop worden toegelaten tot maximaal 10 ton. Dit laatste als aanscherping op het vuurwerkbeleid, vanwege de functiemenging. De veiligheidsafstanden moeten op eigen terrein worden gerealiseerd.


Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een Quickscan externe veiligheid (zie Bijlage 5) uitgevoerd. De conclusies zijn als volgt :

Het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers (= plaatsgebonden risico) speelt geen rol bij dit bestemmingsplan. De relevante risicobronnen liggen (inclusief hun plaatsgebonden risicocontour en/of daartoe vastgestelde vaste afstanden) buiten het plangebied, zodat met dit plan alleen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die deze milieukwaliteiteis op gebied van externe veiligheid in stand houden.

De verantwoordingsplicht met betrekking tot externe veiligheid is van toepassing voor onderstaande risicobronnen volgens de 'verantwoordingselementen' in onderstaande tabel.

Risicobron   Groepsrisico-
verantwoording (inclusief groeps-
risicoberekening)  
Verantwoording rampenbestrijding/-zelfredzaamheid   Verantwoording plasbrandaandachts-gebied
 
Toelichting  
Spoor   Nee   Ja   Nee   Plangebied geheel buiten PAG en buiten 200 m. Bij incident toxische belasting in gehele plangebied mogelijk.  
Weg   Nee   Ja   N.v.t.   Deze weg heeft geen PAG. Plangebied ligt buiten 200 m. Bij incident toxische belasting in hele plangebied mogelijk en in een beperkt deel van het plangebied warmte belasting mogelijk.  


Er zijn voldoende mogelijkheden om het plangebied van meerdere zijden te bereiken en tevens voldoende mogelijkheden om het plangebied te ontvluchten. Er worden geen ruimtelijke maatregelen in dit bestemmingsplan getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.

Gasdrukmeet- en regelstations

In het plangebied liggen drie gasdrukmeet- en regelstations. Deze zijn gelegen ter hoogte van Hofmark 21, Sportmark 1 en Noordmark 68. Het gaat volgens Liander om drie zogenaamde kaststations.

Op deze stations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) van toepassing. Volgens artikel 3.12 lid 6 van het Activiteitenbesluit geldt met betrekking tot de opstelplaats van een gasdrukmeet- en regelstation ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten (o.a. woningen) en beperkt kwetsbare objecten (o.a. bedrijfsgebouwen) een veiligheidsafstand van respectievelijk 6 m en 4 m.

De ligging van twee stations ten opzichte van (mogelijk) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten voldoet niet zonder meer aan deze veiligheidsafstanden. In de paragrafen 3.2.2 Gemengd en 3.2.10 Wonen - 1 zijn de consequenties voor de bestemmingslegging rondom de gasdrukmeet- en regelstations beschreven.

5.5 Functiemenging en milieuzonering

Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' in de omgeving van en óp een bedrijventerrein. De in dit bestemmingsplan aangebrachte functiemenging en milieuzonering, is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG [Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, VNG, editie 2009] (hierna: publicatie 'Bedrijven en milieuzonering').


In dit geval is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan van een bestaand gebied, waarin slechts in beperkte mate ontwikkelingen worden toegestaan. Het gaat om een overwegend woongebied met bijbehorende voorzieningen, qua omgevingstype te karakteriseren als een ''gebied met functiemenging''. Op de binnenstedelijke werklocaties hebben zich steeds meer andere functies dan traditionele bedrijvigheid gevestigd. Verder zijn op de bedrijventerreinen een aantal individuele bedrijfswoningen en kinderdagverblijven gelegen. Er zijn ook 'overig milieubelastende functies' aanwezig die niet onder de gebruikelijke definitie van de bestemming 'bedrijvigheid' passen, zoals enkele bedrijven op gebied van gezondheidszorg en enkele vestigingen op het gebied van sport, recreatie en religie.

Functiemenging

Functiemenging is belangrijk en gewenst, zoals opgenomen in de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (zie Bijlage 1 Beleidskader , paragraaf 1.3.3 ). Een deel van de functiemenging in de bestaande stad kan plaatsvinden op de binnenstedelijke werklocaties. Daarom is niet uitgegaan van functiescheiding, maar van functiemenging, en is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gemotiveerd toegepast. Zie Bijlage 6 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging voor een algemene toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

In deze Staat worden niet alleen 'bedrijven', maar ook (maatschappelijke) voorzieningen, kantoren etc. genoemd, die zijn toegestaan op de Ambachtsmark, Noordmark en Gildemark. Categorie A en B activiteiten zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan. Categorie C niet, vanwege het ontbreken van een goede ontsluiting op de verkeershoofdinfrastructuur (zonder dat er woningen worden gepasseerd). De hieraan verbonden relatief grote verkeersaantrekkende werking is in dit geval ongewenst en zou kunnen leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Bij de totstandkoming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is verder gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen. De functies horeca en detailhandel zijn niet opgenomen in de lijst.

Uit een inventarisatie via 'deskresearch' en 'veldonderzoek' (november 2013) van de bestaande bedrijven (zie Bijlage 2 Inventarisatie bedrijven) blijkt dat vrijwel alle bestaande bedrijven binnen de toelaatbare activiteiten uit de categorieën A en B vallen. Alleen op Ambachtsmark 11 is een vrij groot bedrijf in kantoorinrichting gevestigd. Dit bedrijf valt in categorie C. Om te waarborgen dat deze bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgevoerd, heeft dit perceel een specifieke aanduiding 'groothandel' gekregen.

Het perceel Ambachtsmark 3 maakt niet langer onderdeel uit van het bedrijventerrein Ambachtsmark. Hier worden woningen gebouwd, met op de begane grond mogelijkheden voor andere functies. Hier zijn functies toegestaan voor zover passend in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Deze functies zijn toelaatbaar aanpandig aan woningen. Omdat het gaat om een appartementengebouw in combinatie met andere functies, mag de bedrijvigheid niet te zwaar zijn. In paragraaf 3.2.10 Wonen - 1 wordt verder ingegaan op de ontwikkelingen op het perceel Ambachtsmark 3.

Vestiging van nieuwe gevoelige functies

In de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (zie Bijlage 1 Beleidskader , paragraaf 1.3.3 ) is ten aanzien van gevoelige functies in principe bepaald dat op binnenstedelijke bedrijventerreinen bedrijfswoningen zijn toegestaan, mits inpandig of als woon-werkeenheden. Maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan, mits passend naar aard en schaal. Om te waarborgen dat de huidige bestaande bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend en het gebied niet verkleurt tot een overwegend woongebied, dient er echter een grens te worden gesteld aan de gewenste mate van functiemenging. Daarom zijn de bestaande gevoelige functies als zodanig bestemd. Nieuwe gevoelige functies worden niet bij recht toegestaan

Op deze manier wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde mate van functiemenging, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande gevoelige functies (bedrijfswoningen en kinderdagverblijven) op de binnenstedelijke bedrijventerreinen en worden de bedrijven en overig milieubelastende functies niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

Milieuzonering
Een goed woon- en leefklimaat voor de woningen van de Brugmark, Noordmark en Gildemark, gelegen tegenover bedrijventerrein De Steiger, wordt geregeld via een inwaartse zonering vanuit deze woningen van de bedrijvigheid op bedrijventerrein De Steiger. In het geldende bestemmingsplan De Steiger is geregeld, dat in een zone tot op 50 m afstand van de woningen alleen bedrijven zijn toegestaan tot ten hoogste categorie 2, in de zone tussen de 50 en 100 m afstand alleen bedrijven tot ten hoogste categorie 3.1 en vanaf 100 m bedrijven tot ten hoogste categorie 3.2.


Aan de zuidkant van de woonwijk De Marken is het Sportpark De Marken gelegen. Een sportveld (geen traditionele bedrijvigheid, maar wel een overige milieubelastende functie) valt volgens de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' onder milieucategorie 3.1 (Veldsportcomplex met verlichting of Tennisbanen met verlichting) met een maximale richtafstand (sturend voor nieuwe situaties, hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken) van 50 meter (geluid is bepalend) tot een omgevingstype 'rustige woonwijk'. Te meten vanaf de grens waar de gevel van een woning volgens het bestemmingsplan mogelijk is, tot de bestemming 'Sport'.


De rand van het woongebied De Grienden - ten (zuid)oosten van het Sportpark langs de Lange Wetering op ca. 80 m van de Oosterdreef - kan als 'rustige woonwijk' worden beschouwd. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 m. De rand van het woongebied De Werven - ten (zuid)westen van Sportpark De Marken - kan vanwege de Oosterdreef als 'gemengd gebied' worden beschouwd. De hiervoor genoemde richtafstand kan dan met één afstandsstap worden verlaagd tot 30 meter, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. De rand van woongebied De Zuidmark en De Hofmark - ten (noord)oosten van het sportpark - kunnen vanwege de Markenlaan en de busbaan, als een gemengd gebied worden beschouwd waarvoor een richtafstand van 30 m geldt.


Aan deze afstanden wordt voldaan zodat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Deze afstanden zijn in dit bestemmingsplan geborgd, door de bestemming 'Sport' op minimaal 30 m of 50 m van de bestemming 'Wonen' te leggen. Aan de zijde van De Zuidmark en De Hofmark is daarom een strook met een bestemming 'Groen' gelegd tussen de woonwijk en de gronden met de bestemming 'Sport'.

5.6 Kabels en leidingen

Algemeen

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen, gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatieverbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteitaanpassing en onderhoud gewaarborgd.

Evenwijdig aan de busbaantracés ligt, zoals gebruikelijk in Almere, de hoofdinfrastructuur voor de nutsvoorzieningen voor het plangebied.

In dit plangebied is geen stadsverwarming aanwezig.

Hoofdtransportleidingen

In het plangebied ligt geen leidingenstraat met de status als die langs de Hogering. De gemeentelijke leidingenstraat is de hoofdader voor het voeden van de verschillende stadsdelen. In dit plangebied is geen hoogspanningslijn aanwezig. In dit plangebied bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.

5.7 Ecologie

Flora- en faunawet

In 2013 is Almere Haven op beschermde planten en dieren onderzocht (van Groen en Nederpel, 2013, Almere Haven en Kromslootpark, inventarisatie in het kader van de Flora- en faunawet). Daarnaast beschikt de gemeente Almere over de mogelijkheid om de Nationale Database Flora en Fauna te raadplegen. Uit de inventarisatie en database blijkt dat bittervoorn, kleine modderkruiper, rivierdonderpad, vetje, bever en enkele vleermuissoorten in of nabij het plangebied aanwezig zijn. Ook kent de woonwijk een waardevolle populatie van huismussen. De beoogde ontwikkelingen zijn niet van dien aard dat de 'gunstige staat van instandhouding' van deze soorten in het geding komen. De Flora- en faunawet kent ook bescherming toe aan vaste verblijfplaatsen. Dit geldt in het bijzonder voor vleermuizen (zware beschermingscategorie) en huismussen (nesten zijn jaarrond beschermd, dus ook buiten de feitelijke broedperiode). Bij eventuele sloop van gebouwen moet rekening worden gehouden met de kans dat in deze gebouwen vleermuizen verblijven of nesten aanwezig zijn van huismussen. Dit houdt in dat dan ontheffing zal moeten worden gevraagd en mitigerende maatregelen moeten worden getroffen.


Natuurbeschermingswet

De natuurbeschermingswet regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden (internationaal belangrijke natuurgebieden). De Natura 2000-gebieden van (en rond) Flevoland zijn op zo grote afstand van het plangebied gelegen dat een negatief effect op de 'instandhoudingsdoelen' op voorhand kunnen worden uitgesloten.


Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur maar grenst daar wel aan (Boswachterij Almeerderhout). De nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan zorgen er niet voor dat er effect op de 'Wezenlijke kenmerken en waarden' van dit gebied is.


Ecologisch Masterplan

Het plangebied behoort niet tot de in het Ecologisch Masterplan benoemde brongebieden maar grenst daar wel aan (Almeerderhout). Voor de waarden van het brongebied geldt hetzelfde als voor de Ecologische Hoofdstructuur (geen effect). In of nabij het plangebied zijn geen ecologische verbindingen gelegen of beoogd.

Boswet

Houtopstanden die buiten de bebouwde kom (volgens de Boswet) liggen, vallen - behalve een paar uitzonderingen - onder de werkingssfeer van deze wet. Dit houdt in dat melding moet worden gedaan van voorgenomen vellingen en dat herplant van de houtopstanden verplicht is. Het woongebied van De Marken en het sportpark De Marken vallen binnen de bebouwde kom van de Boswet. Het Vliegerpark valt buiten de bebouwde kom Boswet. Als houtopstanden in het Vliegerpark verdwijnen, dienen zij dus volgens de regels van de Boswet te worden gecompenseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0009.jpg"

5.8 Waterparagraaf

Waterhuishouding

Het watersysteem van het plangebied (zie de onderstaande figuur) maakt onderdeel uit van het watersysteem in Almere-Haven. Dit watersysteem is, omdat het al eerder is ontworpen, met andere richtlijnen tot stand gekomen dan een 'nieuw' watersysteem dat dient te voldoen aan de eisen die nu conform het Waterbeleid in de 21e eeuw aan een watersysteem in Almere worden gesteld.


. afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0010.jpg"

Het stedelijk watersysteem in Almere-Haven is in de zeventiger jaren ontworpen met 3% van het bruto stedelijk gebied als open water bij een verhardingspercentage van 50%. Als norm werd een maximale peilstijging van 50 cm gehanteerd bij een situatie die zich eens in de 10 jaar voordoet. Het watersysteem loost via een 2tal stuwen, onder vrij verval, op de Hoge Vaart.

Het maaiveld heeft een hoogte van circa -4.00 m NAP tot -2.50 m NAP. Het oorspronkelijke maaiveld van het te bebouwen gebied is opgehoogd met 1 meter zand. De oorspronkelijke ondergrond, het holocene sediment, is circa 3 tot 6 meter dik en bestaat uit klei en veen. Onder deze laag bevindt zich een pleistoceen, watervoerend, zandpakket.

De grondwaterstroming in dit 1e watervoerende pakket wordt sterk bepaald door de lage polderpeilen en de hoge peilen van de Heuvelrug. Hierdoor is in het plangebied een kwelstroom aanwezig die zoet maar nutriënt- en ijzerhoudend kan zijn. Bij de aanleg van de grachten in Almere-Haven is de waterbodem met een afdichtende laag bedekt om deze kwel sterk te verminderen.

De dijkse kwel stroomt middels drainage uit in het grachtenstelsel van Almere Haven en zorgt naast een aanvulling van het systeem in droge perioden voor een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater.

De door De Marken slingerende gracht vormt een duidelijk aanwezig structurerend element. De gracht, die voor de afwatering van de wijk zorgt, is over het algemeen vrij breed en geeft een afwisselend beeld te zien. Door de vele bochten ontstaat op sommige plaatsen een schilderachtig karakter.

De gracht bij de Marken is aangelegd volgens onderstaand principeprofiel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0011.png"

Het peil van de gracht bij de Marken ligt, zoals in het betreffende peilbesluit is vastgelegd, op een streefpeil van -4.80 m NAP. Deze gracht maakt een onderdeel uit van het grachtenstelsel van Almere-Haven. Dit stelsel watert uiteindelijk via stuwen af op de Lange Wetering. De Lange wetering, met een streefpeil van - 5.2 m NAP, maakt op haar beurt onderdeel uit van het afwateringsgebied van de Hoge Vaart, het hoofdwaterstelsel van de polder.

In het Beheerplan Stadswateren Almere 1998-2002 wordt de gracht in het bijzonder aangegeven als een "wijkgebonden water". Het accent van deze watergang ligt dan op de parkfunctie. Dit betekent dat er sprake is van een mengeling van verblijf-, natuur- en esthetische functies. Het water biedt de bewoners mogelijkheden "voor de deur" te vissen, te picknicken of te kanoën.

In het waterplan Almere (2005) wordt geconcludeerd dat onder normale omstandigheden het watersysteem van Almere-Haven ruim voldoende gedimensioneerd is om neerslag af te voeren. Uit modelberekeningen, die voor het Waterplan zijn uitgevoerd, bleek dat ook in de nattere perioden met een herhalingstijd van eens in de 100 jaar de capaciteit van het watersysteem voldoende is .

In recenter onderzoek (Stuwoptimalisatie Almere Haven (niet bijgevoegd)) is nog een keer bevestigd dat het watersysteem dusdanig is gedimensioneerd dat bij een situatie die eens per honderd jaar voorkomt, het peil in de gracht niet boven het maaiveld zal uitstijgen. Tevens is berekend dat bij een situatie die eens in de 10 jaar voorkomt de waterstand minder dan de (gemeentelijke) norm van 0.4m zal stijgen.

Het watersysteem is dus voldoende gedimensioneerd om een wateroverlastsituatie te voorkomen. In deze nattere perioden zal de afvoer van het watersysteem van Almere-Haven het debiet van 1.5 l/sec/ha, de voormalige norm (de afvoernorm) op het watersysteem van de Hoge Vaart kunnen overschrijden.

Grondwater en kwel

De grondwaterstand in het plangebied wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlaktewaterpeil en wordt in Almere op ca 1,0 tot 1,5 meter onder het maaiveld gehouden. Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan. Het gehele plangebied staat onder invloed van kwel, dat aan het maaiveld uittreedt. Voor een deel bestaat de kwel uit zogenoemd regionale kwel. Het betreft hier water dat elders in de bodem is geïnfiltreerd en ter hoogte van het plangebied naar boven komt. Een ander deel van de kwel bestaat uit Gooimeerwater dat onder en door de dijk heen stroomt.

Het kwelwater is relatief schoon. Als gevolg van de grote invloed van kwel- en regenwater in het plangebied is de waterkwaliteit als goed te karakteriseren. Ditzelfde geldt voor de kwaliteit van het grondwater.

Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.


Riolering

Er is in het plangebied een gescheiden stelsel aangelegd. Het gescheiden stelsel bestaat uit twee buizenstelsels: een stelsel (het DWA) waarbij het afvalwater via vrijvervalleidingen en rioolgemalen wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) op het industrieterrein de Vaart, van waar het gezuiverde water wordt geloosd op de Lage Vaart.

Het andere stelsel (HWA-stelsel) voert hemelwater en drainagewater (het drainagesysteem is gekoppeld aan het regenwaterriool) af naar het oppervlaktewater. Het komt via uitstroombakken van het hemelwaterriool in het oppervlaktewater terecht.

Dit geldt tevens voor het door de neerslag meegevoerde vuil (diffuse bronnen!) dat daarmee een bedreiging vormt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodem (verontreinigde bagger!).


Eventuele nieuwe ontwikkelingen in De Marken

Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen in de Marken dient het watersysteem van Almere-Haven wat kwantiteit en kwaliteit betreft, gegeven het "Stand- Still" principe, te verbeteren en in ieder geval niet te verslechteren.

Om negatieve effecten van bijvoorbeeld een (substantiële) toename aan extra verharding op het watersysteem van Almere-Haven te voorkomen, dient er conform de Keur ("Compensatie toename verharding en versnelde afvoer"), rekening gehouden te worden met een vergroting van de capaciteit van het watersysteem. Immers door het vergroten van de hoeveelheid waterberging worden peilstijgingen in de grachten en ook de piekafvoer verminderd in plaats van vergroot.

Watertoets

Overeenkomstig artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Bro geldt voor het (ontwerp)bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets, zoals beschreven in de Bestuurlijke Notitie Watertoets (bijlage bij Kamerstukken II 2001/02, 27 625, nr. 4) te volgen. Dat zal in veel gevallen leiden tot overleg met de waterbeheerder in het betreffende gebied.

Waterhuishoudkundige aspecten zijn in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in deze Waterparagraaf. Aangezien het plan van conserverende aard is, is het voor de onderhavige watertoets voldoende om te verwijzen naar bovenstaande teksten. Onderhavig plan is afgestemd met het Waterschap.

5.9 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van De Marken ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg.

Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld. De woningen in De Marken zijn rond 1978 gebouwd.


In het zand en de oorspronkelijke zeebodem (klei) zijn historisch geen bodemverontreinigingen te verwachten.


Bodemkwaliteit

In De Marken zijn een gering aantal milieukundige bodemonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van deze bodemonderzoeken zijn uitgebreid beschreven in de desbetreffende rapportages. Over het algemeen kan gesteld worden dat de bodem in het plangebied geen verontreinigingen bevat. Incidenteel worden licht verhoogde concentraties van de generieke achtergrondwaarden in de grond en in het grondwater aangetroffen. Deze komen veelvuldig in Almere (net als in de rest van Nederland) voor en worden beschouwd als diffuse antropogene (door menselijk handelen veroorzaakte), dan wel natuurlijke achtergrondwaarden. Zij geven geen aanleiding tot nader onderzoek.


Uit de bodemkwaliteitskaart van Almere blijkt dat voor zowel de kwaliteit van ontgraven grond (ontgravingskaart) als de toepassingseisen voor de toe te passen grond (toepassingskaart) in De Marken de bodemkwaliteitsklasse 'Landbouw/ Natuur' van toepassing is. Op grond van de Woningwet moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning vergezeld gaan van de resultaten van bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven.

Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven.

Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.


Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat.

In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit.

Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden. Over de hergebruiksmogelijkheden en voor nadere informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan kan contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek.

5.10 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven dat op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing is (zie Bijlage 1 Beleidskader). Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. De Marken ligt in de luchtvaartverkeerszone 150 meter (zie onderstaande figuur). Dit betekent dat gebouwen tot en met een bouwhoogte van +150 meter NAP zijn toegestaan zonder nader advies van de Luchtverkeersleiding Nederland of het ministerie van Defensie. Daarboven is wel advies nodig. De aanwezige en toegestane bebouwing in De Marken blijft ver onder de toegestane hoogtes. Daarom is nader advies niet nodig en zijn de hoogteradialen niet op de plankaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0012.png"

Hoogteradialen militair luchtvaartverkeer

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van CNS apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME Muiden opgenomen. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0013.jpg"

Figuur Hoogteradialen luchtvaartverkeer

Voor het plangebied geldt geen toetsingsvlak voor bouwwerken omdat het plangebied op een afstand van meer dan 3 km vanaf de antenne is gelegen. Voor het plangebied geldt wel een toetsingsvlak voor windturbines. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk. De bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan hebben dan ook geen invloed op de installaties van de Luchtverkeersleiding Nederland.

5.11 Lichthinder

Er zijn geen klachten bekend van omwonenden met betrekking tot lichthinder van de sportvelden. Lichthinder van deze milieubelastende activiteit (recreatie) en die van overige milieubelastende activiteiten (bedrijvigheid, voorzieningen etc.) wordt voorkomen via de Wet milieubeheer (specifiek het activiteitenbesluit, Barim: Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer). In het Barim is geregeld dat de verlichting van de sportvelden alleen aan mag zijn tijdens onderhoud en het beoefenen van sport. Tevens dient deze verlichting tussen 23:00 en 07:00 uitgeschakeld te zijn. Op grond van een zorgplichtbepaling in het Barim kunnen, mits voorzien van een goede motivatie, maatwerkvoorschriften (o.a. bepaalde afstelling, afschermkapjes etc.) worden gesteld ter voorkoming van lichthinder in woon- of slaapvertrekken. Daar is tot nu toe geen reden voor geweest.

5.12 Overig

Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:

  • trillingen
  • geurhinder
  • ammoniak en veehouderij
  • energie
  • windhinder
  • bezonning
  • uitzicht.

Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.

 

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.


Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van een omgevingsvergunning. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.


Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of

bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  • d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.


Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.


Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

Economische uitvoerbaarheid

Een plan is economisch uitvoerbaar indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen als subsidie.

In het bestemmingsplangebied De Marken en Sportvelden Oost vindt één ontwikkeling plaats die op grond van artikel 6.2.1 Bro leidt tot verplicht kostenverhaal. Dit betreft de woningbouwontwikkelingen op het perceel Ambachtsmark 3. Voor deze locatie is een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelende partij waardoor kostenverhaal anderszins is verzekerd.

Voorts vindt er een wijziging plaats van de gebruiksmogelijkheden op het bedrijventerrein Ambachtsmark. Dit leidt echter niet tot door de gemeente te maken kosten noch tot het indienen van een bouwaanvraag op grond waarvan kostenverhaal zou moeten dan wel kunnen plaatsvinden.

De bouwmogelijkheden van de in het gebied aanwezige woningen worden verruimd doordat het mogelijk wordt de schuine kap te vervangen voor een extra verdieping. Het te realiseren extra oppervlak bedraagt minder dan de in bovengenoemd artikel genoemde grens van 1000 m2.

Op grond van bovenstaande analyse blijkt dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is verzekerd waar het nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden betreft.

Dientengevolge is het niet noodzakelijk een exploitatieplan gelijktijdig met het bestemmingsplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuw beleid en/of nieuwe ontwikkelingen. Dit nieuwe bestemmingsplan voor De Marken en Sportvelden Oost is hoofdzakelijk een actualisatie van de vorige, geldende bestemmingsplannen.

Er is dan ook voor gekozen over dit plan geen voorafgaande inspraak te houden, maar direct de Wro-procedure te volgen. Dit houdt in dat - na het ambtelijk vooroverleg - het nieuwe bestemmingsplan door het college van burgemeester en wethouders als ontwerp voor een periode van zes weken ter visie is gelegd (conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht).

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn onderstaande instanties gevraagd om desgewenst een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan:

  • Alliander;
  • Brandweer Flevoland;
  • Gasunie;
  • Kamer van Koophandel;
  • KPN;
  • Ministerie van Defensie;
  • Natuur en Milieu Flevoland;
  • Provincie Flevoland;
  • Rijkswaterstaat Midden-Nederland;
  • Stichting Beveiliging Bedrijventerreinen Almere;
  • Tennet;
  • Vereniging Bedrijfskring Almere;
  • Vitens;
  • Waterschap Zuiderzeeland.

De Gasunie heeft laten weten dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtst bij gelegen gasleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Rijkswaterstaat Midden-Nederland heeft laten weten geen reden tot een reactie te hebben.

Het Waterschap Zuiderzeeland heeft geen op- en/of aanmerkingen ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan. Het waterschap concludeert dat de waterhuishoudkundige uitgangspunten voldoende en waar nodig geactualiseerd aan de huidige wet- en regelgeving in het bestemmingsplan zijn opgenomen.

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 8 september 2014 tot en met 20 oktober 2014 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze bij de gemeenteraad indienen. Er zijn twee zienswijzen ingediend, waarvan één later weer is ingetrokken.

In de eerste week van de terinzagelegging is een inloopavond gehouden in basisschool De Loofhut in De Marken. Tijdens deze avond zijn 24 mensen komen informeren naar het ontwerp bestemmingsplan. De algemene reactie van de bewoners op het plan was neutraal of positief.

De samenvatting en beantwoording van de zienswijze is opgenomen in Bijlage 8 Nota zienswijzen. In deze Nota zienswijzen staat ook welke wijzigingen zijn aangebracht in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. Deze wijzigingen zijn doorgevoerd naar aanleiding van de zienswijze en naar aanleiding van ambtshalve wijzigingen.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies.

Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren.
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen.
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg.
  • 7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s.
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de lader vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn geen grote 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. Binnen het plangebied zijn geen nieuwbouwlocaties opgenomen, waar op dit moment nog niet gebouwd is. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.
 

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort is de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). Deze is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro en Rarro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Toekomstige verruiming van de Maastakken
  • Verstedelijking in het IJsselmeer

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.10 Radarverstoringsgebied wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.

Overig rijksbeleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het plangebied (meer) bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
  • Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)
  • Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009)
  • Rijksbeleid en wetgeving voor cultuurhistorische waarden (o.a. Monumentenwet 1988 (herziening 2007), Besluit ruimtelijke ordening, met name artikel 3.1.6 (2008) en de notitie Kunst van leven, hoofdlijnen cultuurbeleid (2007)

1.2 Provinciaal en regionaal beleid

Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie streeft naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. De provincie geeft in deze beleidsregel aan welke typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het locatiebeleid. Een verdere uitwerking hiervan is te lezen in paragraaf 1.3.3 Werk in de stad in Bijlage 1 Beleidskader.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot de archeologie. In de Beleidsregel zijn criteria vastgesteld die Gedeputeerde Staten hanteren bij de toetsing van gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het gaat om de volgende criteria:

  • Archeologische waarden en verwachtingen moeten gelokaliseerd, gewaardeerd en begrensd zijn.
  • Archeologisch onderzoek en de producten hiervan moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • Voor zover in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.
  • In bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigings- en uitwerkingsplannen moeten behoudenswaardige archeologische waarden en hoge archeologische verwachtingen zijn gekoppeld aan het bouwverbod en/of te zijn opgenomen in stelsels van omgevingsvergunningen, waarbij ingrepen die de archeologische waarde of verwachting kunnen beschadigen, vernietigen of ontoegankelijk maken, vergunningplichtig moeten zijn.

In het bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening. In paragraaf 3.2.12 Waarde - Archeologie 1 wordt hier verder op ingegaan.

Overig provinciaal en regionaal beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het plangebied (meer) bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • Omgevingsplan Flevoland (2006)
  • Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008)
  • Waterbeheerplan 2010-2015 (2010)
  • Beleidsregel windmolens (2008)
  • Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied (2008)
  • Verordening groenblauwe zone

1.3 Gemeentelijk beleid
1.3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 (2009)

Deze visie geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer. De Woonvisie zet in op vijf ambities:

  • 1. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen: duurzaamheid wordt (nog meer dan voorheen) een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Het blauwgroene casco blijft een sturend element.
  • 2. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor 'nieuwe' doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers). Hierbij denken we onder meer aan woonmilieus 'centrum-stedelijk', 'centrumrand', 'villawijk' en 'landelijk'. Het woningbouwprogramma is gedifferentieerd naar prijs, type en eigendomsverhoudingen. Dit geldt voor de nieuwe en bestaande stadsdelen. Differentiatie in bestaande stadsdelen heeft tot doel het doorbreken van de eenzijdigheid, het versterken van de concurrentiekracht en het faciliteren van wooncarrières.
  • 3. Wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere blijft functioneren als een emancipatiemachine en biedt dus voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen. Uitgangspunt is een kernvoorraad van 30% sociale woningbouw per stadsdeel. Van alle nieuwbouw is 35% sociaal, waarvan 25% huur en 10% koop. Deze sociale woningbouw moet ook duurzaam sociaal blijven (bijvoorbeeld door middel van erfpacht). Dit thema wordt nog nader uitgewerkt. Daarnaast is het nieuwe beleid dat elke wijk voor tenminste 35% uit sociale woningbouw moet bestaan. Hoe we hierbij een wijk moeten definiëren is nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast moet elke wijk bestaan uit tenminste 30% huurwoningen.
  • 4. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen). Als dat niet meer lukt, zorgen voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen.
  • 5. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Doelstelling is 30% van de woningbouw in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente Almere wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken (zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch).

Het plangebied is onderdeel van de bestaande stad en heeft geen ontwikkeltaak. De geformuleerde ambities kunnen in principe in de bestaande bestemmingen en regels worden gerealiseerd. In paragraaf 2.2 wordt verder ingegaan op het in 2012 uitgevoerde Onderzoek Actief ouder worden in De Marken.

Programmaplan Almere Haven (2007)

In 2004 heeft de raad het kaderplan Bestaande Stad en de stadsdeelvisies voor Almere Haven, Buiten en Almere-Stad vastgesteld. De gemeente Almere heeft deze stadsdeelvisies vertaald naar gebiedsgerichte programmaplannen. Met de externe partners en gemeentelijke diensten zijn hoofddoelen en opgaven voor de stadsdelen mede op basis van sociale- economische en ruimtelijke analyses geformuleerd en uitgewerkt in projecten en acties. Daarbij heeft een integratie plaatsgevonden van de werkplannen van de partners en gemeentelijke diensten.

  • 1. Benutten kansen water
    Focus: waterrecreatie
  • 2. Op peil houden commercieel & maatschappelijk voorzieningenniveau
    Focus: centrum
  • 3. Verbeteren leefbaarheid aandachtswijken
    Focus: Wierden en Werven
  • 4. Versterken concurrentiekracht werk & woonmilieu
    Focus: wooncarrière in Haven

Voor het plangebied ligt hier geen specifiek benoemde opgave. Wat betreft punt 2 sluit de al verplaatste en vergrootte supermarkt aan de Ambachtsmark aan bij de doelstellingen. Meer informatie over deze supermarkt is te vinden in paragraaf 3.2.1 Detailhandel. Ook mogelijkheden voor detailhandel in de woning op grond van de Detailhandelsvisie Almere (zie paragraaf 1.3.3 Werk in de stad in Bijlage 1 Beleidskader) sluiten aan bij deze doelstellingen.

Het versterken van de concurrentiekracht werk & woonmilieu bij punt 4 betekent voor De Marken vooral het waar mogelijk bouwen en omvormen van de woningvoorraad voor jongeren en senioren. Volgens het Programmaplan Almere Haven zijn er ook kansen voor enige functiemenging van wonen en werken in woonwijken en op bedrijventerreinen. De Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (paragraaf 1.3.3 Werk in de stad in Bijlage 1 Beleidskader) is hier mee in overstemming. Het woon-werkproject op het perceel Ambachtsmark 3 is hier ook mee in overeenstemming. Meer informatie over dit project is te vinden in paragraaf 3.2.10 Wonen - 1.

Kadernota Grondbeleid (2009)

Voor de periode 2009-2030 formuleert de gemeente Almere de volgende specifieke doelen van het grondbeleid:

  • 1. Het faciliteren van de realisatie van de Almere Principles. Het grondbeleid moet bijdragen aan het realiseren van diversiteit, ecologisch gezonde systemen en de participatie van duurzame stakeholders en met name eindgebruikers en eindbeheerders vanaf de allereerste stadia.
  • 2. Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit. Het grondbeleid moet de basis leggen voor ruimtelijke kwaliteit, aansluitend bij de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven.
  • 3. Het faciliteren van de stedelijke economie. Het grondbeleid dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stedelijke economie door het creëren van ruimte voor een gedifferentieerde bedrijvigheid en werkgelegenheid in het kader van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering.
  • 4. Het inspelen op de Schaalsprong. Dat omvat de bouw van 60.000 woningen in twintig jaar (gemiddeld 3.000 woningen per jaar) en de realisatie van de accommodatie voor 100.000 banen (gemiddeld 5.000 banen per jaar). Het grondbeleid moet er dus voor zorgen dat er tijdig aantrekkelijke en gedifferentieerde locaties worden aangeboden die aansluiten op de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven. Voorts moet het grondbeleid eraan bijdragen dat de gevolgen voor de Schaalsprong voor de gemeente positief zijn.
  • 5. Het faciliteren van het programma voor de bestaande stad. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan een gebiedsgerichte aanpak, gericht op een duurzame samenleving.
  • 6. Het veiligstellen van de betaalbaarheid van sociale woningen en maatschappelijk vastgoed. Een essentiële component van de stedelijke dynamiek is dat substantiële delen van de huur- en de koopwoningvoorraad betaalbaar en financieel bereikbaar zijn en blijven voor huishoudens met een bescheiden inkomen. De betaalbaarheid van sociale huur- en koopwoningen en maatschappelijk vastgoed is een punt van aandacht, niet alleen in de investeringsfase maar ook in de beheersfase. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het functionele grondprijsbeleid en gronduitgiftebeleid.
  • 7. Het faciliteren van particulier opdrachtgeverschap. Uit het vorige punt vloeit vooral dat het grondbeleid in een deel van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering gunstige condities schept voor individueel en collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap.
  • 8. Het beheersen van de financiële risico's en het benutten van financiële kansen. Het grondbeleid gaat noodzakelijkerwijze gepaard met financiële risico's voor de gemeente, marktpartijen en huishoudens. Het grondbeleid dient er mede op gericht te zijn dat de financiële risico's voor de gemeente adequaat worden beheerst, en voorts dat kansen op positieve exploitatieresultaten worden benut.

Naast deze doelen heeft de gemeenteraad ingestemd met een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.

Voor het plangebied betekent dit dat de doelen uit het Grondbeleid, waar van toepassing, worden toegepast in de planontwikkeling.

Welstandsnota Almere (2007, laatste partiële herziening 2012) 

De Woningwet (artikel 12a) schrijft voor dat de raad een welstandsnota vaststelt, met beleidsregels waarin in ieder geval criteria zijn opgenomen die worden toegepast bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. Bouwplannen worden getoetst aan deze criteria en dienen te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'. Door middel van de welstandsnota krijgen planindieners, burgers, ondernemers, professionele opdrachtgevers en ontwerpers per gebied vooraf inzicht in de welstandscriteria waarop het plan getoetst wordt.

In de Welstandsnota worden voor de verschillende gebieden in Almere vier welstandsniveaus onderscheiden:

  • 1. Welstandsvrij.
  • 2. Basistoets: geldt voor circa 80% van het gemeentelijk grondgebied. Uitgangspunt is een basiskwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en buitengebieden.
  • 3. Basis plus toets: een specifieke toets met extra criteria vanwege bijzondere ruimtelijke kenmerken, kwaliteit of ambitie.
  • 4. Uitgebreide welstandstoets: geldt voor de meeste openbare delen van de stad waar een hoog kwaliteits- en ambitieniveau geldt: het Stadscentrum en de stadsdeelcentra.

Ook zijn er typen welstandscriteria opgesteld in het kader van de welstandsbeoordeling:

  • 1. Genrecriteria: toets door de welstandscommissie aan de hand van een onderverdeling in genres. Deze genrecriteria zijn gebaseerd op de typering van de gebouwen of gebouwenreeksen en ze bevatten criteria voor de relatie tussen gebouw en omgeving en aanduidingen voor vormgeving, kleur, en/of materiaal.
  • 2. Gebiedsspecifieke criteria: voor gebieden die op de welstandsniveaukaart zijn aangewezen, zoals de centra van Almere, de zones langs de hoofdinfrastructuur en de bijzondere elementen. Toets door de welstandscommissie en alleen van toepassing op een specifiek gebied.
  • 3. Algemene criteria: gericht op het vakmanschap van het architectonisch ontwerp. Toets door welstandscommissie indien een bouwplan niet aan loketcriteria voldoet en bij reguliere vergunningsplichtige bouwplannen.

Daarnaast zijn er reclamecriteria opgenomen voor de welstandstoetsing van reclame-uitingen die vallen onder enige bouwvergunningsprocedure.

Het plangebied valt onder de basistoets. Plannen worden getoetst aan de voor Almere kenmerkende basiskwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en buitengebied.

Voor gebouwen waarvan één of meer gevels duidelijk zichtbaar zijn vanaf de hoofdinfrastructuur geldt de basis plus toets. Het plangebied grenst aan een dreef, zodat hier sprake kan zijn van de basis plus toets.


Beleidsnota kleine bouw (2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor onder andere de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, het oprichten van bouwwerken nabij woningen en bedrijven en de oprichting van antennemasten. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een aanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. de uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. de uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. het realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. het realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. het oprichten van antenne-installaties.

De bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de nota zijn verwerkt in de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan.

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Masten dienen zo dicht mogelijk bij hoofdinfrastructuur te worden gesitueerd. Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken. Plaatsing van masten gebeurt zo min mogelijk in natuurgebieden, in parken en aan de rand van woongebieden. Bij de plaatsing van antennes dienen de aanvragers zoveel mogelijk gebruik te maken van elkaars opstelpunten, tenzij dit technisch niet mogelijk is. Plaatsing van antennes gebeurt bij voorkeur op bestaande verticale elementen: gebouwen, torens, bestaande masten en hoogspanningsmasten.

Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid om een zendmast, zoals hiervoor wordt bedoeld, te kunnen plaatsen.

Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)

Daar waar mogelijk zal tegemoet worden gekomen aan de wensen van bewoners om (kleine stukjes) gemeentegrond grenzend aan tuinen te verkopen aan de eigenaren van de tuinen. Anderzijds moeten stukken grond die ten onrechte door bewoners in gebruik zijn genomen, weer in gebruik komen als gemeentegrond. Het gaat hierbij immers om publiekbezit, dat de gemeenschap toekomt.

Er worden twee aanpakken gehanteerd: de projectmatige en de niet projectmatige aanpak.

Bij de projectmatige aanpak neemt de gemeente het initiatief om voor een hele wijk of buurt de mogelijkheden voor tuinvergrotingen te onderzoeken. Dit gaat vrijwel altijd in combinatie met een (groot)onderhoudsproject in hetzelfde gebied. De niet projectmatige aanpak wordt toegepast als een bewoner of een groep bewoners een verzoek tot tuinvergroting indient en er niet binnen een jaar gestart gaat worden met het voorbereiden van een projectmatige aanpak in hetzelfde gebied.

Uitgangspunt bij beide aanpakken is het uitgeven van gronden daar waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. Onder het algemeen belang worden in ieder geval de volgende zaken verstaan:

  • 1. (geplande)projecten/reserveringen waarvoor de gronden nodig zijn;
  • 2. Weigering van eigenaren van kabels of leidingen om in te stemmen met verkoop gecombineerd met het vestigen van zakelijk recht (recht van de eigenaar van kabel of leiding om te allen tijde bij de leiding te kunnen);
  • 3. Ontstaan van problemen voor het (gemeentelijk) onderhoud ten gevolge van de uitgifte;
  • 4. Veiligheid (vooral verkeersveiligheid en sociale veiligheid);
  • 5. Voorkomen van aantasting van ruimtelijke kwaliteit (groene kwaliteit en samenhang van de wijk).

In De Marken heeft al een projectmatige aanpak van tuinvergrotingen plaatsgevonden. Er zijn op meerdere plaatsen gronden verkocht of verhuurd aan bewoners. Deze gronden hebben een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen, afhankelijk van de bestemming van de aangrenzende gronden. Bij nieuwe tuinvergrotingen kan de bestemming van de gronden worden gewijzigd door toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 3.2.10 wordt verder ingegaan op de tuinvergrotingen.

Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)

De regels in de Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen zorgen ervoor dat de watergangen in de stad op een verantwoorde manier gebruikt kunnen blijven worden. In artikel 5:19, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2011 is een verbod opgenomen om met een vaartuig in openbaar water een ligplaats in te nemen, een ligplaats te hebben dan wel beschikbaar te stellen. In de aanwijzing en nadere regels ligplaatsen is geregeld dat dit verbod niet van toepassing is op de aangewezen gedeelten van het openbaar water die als ligplaatsen woonschepen zijn aangegeven op kaart die bij de aanwijzing hoort. Op de kaart bij de aanwijzing zijn ook vaste ligplaatsen, afmeeroevers, passantenligplaatsen, wachtplaatsen, particulier water en particuliere oevers aangegeven.

Binnen het plangebied zijn geen ligplaatsen voor woonschepen aangewezen. Een deel van de oevers langs de twee watergangen zijn wel aangewezen als afmeeroever. In de bestemming 'Water' is in de bestemmingsomschrijving aanleggelegenheid opgenomen, waardoor het gebruik als afmeeroever op grond van het bestemmingsplan is toegestaan.

Prostitutiebeleid Almere (2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen (in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn met betrekking tot sluitingstijden). In de nota wordt vestiging van een bedrijf in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Daarnaast wordt het buitengebied uitgesloten omdat dit óf een blijvend recreatiegebied óf een toekomstig woongebied is.

Er wordt afgezien van de aanwezigheid van raamprostitutie en straatprostitutie in Almere. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van: maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden (sekswinkel, erotheek, seksbioscoop, seksautomatenhal en sekstheater) en maximaal drie parenclubs. Deze kunnen verdeeld worden over de centrumgebieden van de stadskernen van Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden. Aan het aantal en de locatie van escortbureaus worden geen eisen gesteld. Thuisprostitutie is toegestaan mits de regeling voor beroepsuitoefening aan huis in het bestemmingsplan in acht wordt genomen.

Voor het plangebied betekent dit dat seksinrichtingen, raam- en straatprostitutie niet zijn toegestaan. Thuisprostitutie als beroep-aan-huis is, met in acht neming van de in het bestemmingsplan opgenomen regeling voor beroepsuitoefening aan huis wel toegestaan.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere.

Binnen de gemeente Almere worden tot maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen.

Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie I “ lichte horeca”. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient minimaal 350 meter te zijn tussen een school (basis- en voortgezet onderwijs) en een coffeeshop (uitgezonderd Festivalplein)
  • dusdanig gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van bedrijventerreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.

Voor het plangebied betekent dit dat er geen coffeeshop gevestigd mag worden.

Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000) 

Het uitgiftebeleid benzineverkooppunten gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangegeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.

Voor het plangebied betekent dit dat geen benzineverkooppunten mogelijk worden gemaakt.

Nota Archeologische Monumentenzorg (2009)

De Nota Archeologische Monumentenzorg 2009 is het vervolg op de nota 'De Schatkamer van Almere. Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Gemeente Almere 2001-2005'. De Nota Archeologische Monumentenzorg 2009 bestaat uit twee delen: deel 1 over het Selectiebeleid archeologie 2008-2012 en deel 2 over het Programma Publiekbereik Archeologie. Bij de nota hoort de Archeologische Beleidskaart Almere 2009. Samenvattend is de strekking van de nota dat in de periode 2009-2012 het selectiebeleid zich zal richten op minder archeologische vindplaatsen dan vroeger selecteren voor behoud en het verrichten van minder onderzoek, maar wel van betere kwaliteit.

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan drie condities is voldaan:

  • 1. Het plangebied waarin de voorgenomen bodemingreep zal plaatsvinden heeft een oppervlakte van 100 m² of groter, en;
  • 2. het plangebied betreft een terrein dat niet eerder bebouwd/overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen, en;
  • 3. het moet gaan om een bodemingreep dieper dan 50 cm.

De inzet van beschikbare middelen zal gerichter geschieden door te focussen op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen. Door deze stringentere selectie wordt in een kleiner oppervlak van de gemeente archeologisch vooronderzoek uitgevoerd dan in de afgelopen jaren het geval is geweest. Projecten buiten de geselecteerde gebieden zijn wat archeologie betreft vergunningsvrij, behalve scheepswrakken. De selectiegebieden staan aangegeven op de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA).

Voor De Marken en Sportvelden Oost zijn op de ABA vijf selectiegebieden aangegeven. In de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan is een beschermende regeling opgenomen voor deze gebieden. In paragraaf 3.2.12 Waarde - Archeologie 1 wordt hier verder op ingegaan.


Archeologieverordening (2009)

In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college van burgemeester en wethouders omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. De onderzoeksverplichting geldt voor gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden verwacht worden. Deze terreinen worden 'selectiegebieden' genoemd.

Beide typen terreinen zijn aangeduid op de digitaal te raadplegen Archeologische Beleidskaart Almere (ABA). Binnen de genoemde gebieden zijn met enkele uitzonderingen, alle werkzaamheden/projecten archeologievergunningplichtig. De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) verleend worden. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit te behouden in situ.

In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en Selectiegebieden (zoals vermeld op de ABA) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

De vijf selectiegebieden hebben de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 gekregen. Deze bestemming wordt toegekend aan terreinen waar mogelijk archeologische waarden verwacht kunnen worden. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Archeologieverordening. In paragraaf 3.2.12 Waarde - Archeologie 1 wordt hier verder op ingegaan.

Voorzieningen binnendijkse waterrecreatie (1999)

De nota bevat voorstellen om te komen tot verdere concretisering van de recreatieve mogelijkheden van de Almeerse waterlopen en recreatieplassen. Er is geïnventariseerd wat voor water aanwezig is, welke watergebonden activiteiten er zijn, en welke maatregelen (voorzieningen) getroffen moeten worden om de aanwezigheid van water zo goed mogelijk te benutten. Genoemd kunnen worden gewenste waterdiepten, bereikbaar van het water, steigers, ligplaatsen, onderhoud.

Voor het plangebied is de Lange Wetering van belang, de vaarverbinding tussen het Gooimeer en de Hoge Vaart. Gewenste voorzieningen (geen gebouwen) zijn opgenomen in relevante bestemmingen.

1.3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Mobiliteitsplan Almere, Deel I De Hoofdlijnen (2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten.
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei.
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt.
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren.
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk.
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen.
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie.
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.


Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging.
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie.
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (met name stations).
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur c.q. langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen.
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen.
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto.
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven.
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden.
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving.
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto).
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere.
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Het bestaande verkeerssysteem van De Marken voldoet in principe aan de uitgangspunten uit deze nota; er zijn geen ruimtelijke ingrepen voorzien.

Verkeersveiligheid rond basisscholen (2001)

De verkeersdrukte rond basisscholen door de auto's van de ouders/verzorgers is een algemeen probleem, dat de veiligheid van de kinderen in gevaar brengt.

De locatie van basisscholen en daarbij de verkeerssituatie rond de school moet daarom in een vroeg stadium in de stedenbouwkundige plannen opgenomen worden. Dit geldt in het bijzonder voor zgn. educatieve steunpunten c.q. de brede school.

In het plangebied is dit nu geen bijzonder punt van aandacht.

1.3.3 Werk in de stad

Horecanota Almere (2000) 

De horeca heeft als branche te maken met vele regelingen en beleidsmaatregelen die de gemeente Almere behartigt. Omwille van een eenduidig overzicht en toegankelijk beleid is een nota opgesteld die dit in een meer integraal kader plaatst. De horecanota bevat in hoofdzaak een 'foto' van het bestaande gemeentelijke horecabeleid anno 2000. Deze 'foto' is in overleg met diverse in- en externe betrokkenen gemaakt. Wat betreft ruimtelijk beleid is aangegeven dat voor de bestemmingsplannen een uniforme omschrijving van drie gedefinieerde typen horeca (lichte, middelzware en zware horeca) zal worden gehanteerd. Deze is opgesteld en wordt als Staat van Horeca-activiteiten opgenomen in de bestemmingsplannen.

Verder is er een indeling gemaakt van gebieden waar horeca kan worden toegevoegd of verminderd:

  • Consolidatiegebied: geen uitbreiding van horeca mogelijk.
  • Ontwikkelingsgebied: nieuwe horeca is mogelijk.
  • Concentratiegebied: sterke concentratie van horeca is mogelijk.
  • Deconcentratiegebied: horeca zal worden verminderd.

Deze indeling van gebieden is vertaald naar woongebieden, centra, Poort, Hout, bedrijventerreinen en kantoorgebieden en buitengebied, stadscorridors en parken.

Voor woongebieden geldt dat solitaire horeca in beginsel niet is toegestaan, tenzij op specifiek geschikte locaties voor lichte horeca. In de vigerende bestemmingsplannen van Almere zijn in diverse buurten bedrijfsruimten opgenomen waarin horeca is toegestaan. Dit blijft van kracht tot het betreffende bestemmingsplan is herzien.

Voor buurtsteunpunten en wijkcentra geldt dat lichte en middelzware horeca mogelijk is; bestaande buurtsteunpunten zijn consolidatiegebied; nieuwe buurt- en wijkcentra zijn beperkt ontwikkelingsgebied.

Voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties is het uitgangspunt voor vestiging van horeca het draagvlak van de betreffende werklocatie; derhalve is er geen horeca toegestaan op binnenstedelijke bedrijfsterreinen;

Voor het buitengebied, stadscorridors en parken wordt er een actief beleid gevoerd, gericht op vestiging van horeca.

In het woongebied van De Marken is op grond van de Horecanota geen zelfstandige horeca toegestaan, met uitzondering van lichte horeca in het buurtsteunpunt in de Vrijmark. Deze lichte horeca is op grond van het geldende bestemmingsplan ook al toegestaan. Op de bedrijventerreinen is geen zelfstandige horeca toegestaan. Alleen ondergeschikte horeca is toelaatbaar. In het groengebied ten oosten van De Marken zijn geen concrete plannen voor de vestiging van horeca.

Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (2010)

In de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) heeft de raad het beleidskader neergelegd voor de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van de vestigingslocaties in Almere. Om Almere te ontwikkelen tot een complete stad met een eigen economische identiteit en daarmee de concurrentiepositie van de Randstad te versterken, is meer werkgelegenheid nodig voor een evenwichtige woonwerkbalans. De GVV beoogt de economische ontwikkeling te versterken, de mobiliteit te beheersen, de infrastructuur efficiënt te gebruiken en de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid te verbeteren. Hiermee kan Almere een gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en haar inwoners voldoende, gevarieerde werkgelegenheid bieden. Hoofdpunten van de GVV zijn:

  • 1. De Almere Principles zijn het vertrekpunt voor de ontwikkeling van toekomstige vestigingslocaties.
  • 2. De programmering van vestigingslocaties is gericht op voldoende (direct beschikbare, geplande en gereserveerde) voorraad.
  • 3. Het formuleren van uitgangspunten voor duurzame gebiedsontwikkeling.
  • 4. Het faciliteren en stimuleren van functiemenging op vestigingslocaties.
  • 5. Het behoud van werkgelegenheid op bedrijventerreinen als uitgangspunt voor herstructurering en het uitwerken van het beheer en de herstructureringsopgave.

De visie is vertaald in een overzicht van typen vestigingslocaties, waarin is aangegeven of, en zo ja onder welke voorwaarden, functies als detailhandel (regulier, perifere detailhandel en grootschalige detailhandel), kantoor, voorzieningen, wonen en dergelijke mogelijk zijn. Analoog aan de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (zie paragraaf 1.2 Provinciaal en regionaal beleid in Bijlage 1 Beleidskader ) wordt er onderscheid gemaakt in centrummilieus (grootstedelijk en overig), gemengde woon-werkmilieus (gemengd wonen-werken en binnenstedelijk) en specifieke werkmilieus (kantoren, voorzieningen, regulier bedrijventerrein en industrieterrein).

De Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid is voor dit bestemmingsplan alleen van toepassing op het binnenstedelijke bedrijventerrein Ambachtsmark en de bedrijvenstrips aan de Noordmark en de Gildemark. Toegestane functies op deze bedrijventerreinen zijn:

  • bedrijvigheid met milieucategorie 1 en 2;
  • wonen, uitsluitend inpandig of woon-werkeenheden;
  • zelfstandige kantoren, tot een oppervlak van maximaal 1500 m2 bvo; in totaal mag maximaal 25% van het bedrijventerrein gebruikt worden voor kantoren;
  • maatschappelijke voorzieningen, mits passend naar aard en schaal;
  • overige voorzieningen; hieronder wordt verstaan voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (muziek-, ballet-, dans- en sportscholen, ateliers e.d.) en aan-huis-gebonden beroepen
  • parkeren op eigen of gedeeld terrein.

De vertaling van dit beleid in een bestemmingsregeling is te vinden in paragraaf 3.2.2 Gemengd.

Voor mogelijkheden voor detailhandel geldt de Detailhandelsvisie Almere 2014.

Detailhandelsvisie Almere 2014 (2014)

De Detailhandelsvisie Almere 2014 geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan.

De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn:

  • de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • ruimte bieden aan ondernemers;
  • e-commerce faciliteren.

Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie van dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra
  • Concentratie van niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra
  • Prioriteit voor kansrijke innoverende concepten
  • Verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden
  • Vergroten van de verzorgingsfunctie en complementariteit van warenmarkten
  • Behouden van ruime mogelijkheden winkelopening
  • Handhaven van regels
  • Programmering gericht op kwaliteit
  • Uitvoeringsparagraaf 'samenwerking markt en overheid'

De detailhandelsvisie bevat een aantal relevante begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader bevat een verdere vertaling van het beleid:

Economische segmenten   Dagelijks   Niet dagelijks   E-commerce  
    Recreatief   Doelgericht (PDV)   web- winkel   internet- winkel   afhaal-punten  
Milieus en Locaties              
stadscentrum en stadsdeelcentra   ja   ja   ja*   ja   ja   ja  
wijk- en buurtcentra   ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/**   ja   nee   ja   ja   ja  
retailcentra***   nee   ja, mits passend binnen het thema   ja, mits passend binnen het thema   ja   ja   ja  
woonwijken (inclusief bedrijfs- woningen op bedrijventerreinen)   ja, mits < 25 m² w.v.o. aan huis   ja, mits < 25 m² w.v.o.   nee   ja   ja*   ja****  
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   alleen daar waar het volgens de geldende bestemmings- plannen mogelijk is, met uitzondering van ABC goederen¹)   ja   nee   ja****  
hoogwaardige bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
logistieke bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
industrieterreinen (De Vaart 1-3 en 4)   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   nee  
agrarische bedrijventerreinen, zoals Buitenvaart   ja, mits < 25 m² w.v.o. in de bedrijfswoning ***** en m.b.t. ondergeschikte detailhandel maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. *****   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.*****   nee, met uitzondering van 1 tuincentrum   ja*****   ja*****   nee  

* Mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieu-eisen (5 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o.).

** In stadsdeel Haven maximaal 1.200 m² w.v.o.

*** Retailcentra vallen onder het locatietype 'voorzieningenmilieu' uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en Doemere is een voorzieningenmilieu voor PDV en het toekomstig retailpark Poort is een voorzieningenmilieu voor GDV. Ook de eventuele toekomstige detailhandelszone op Twentsekant is aangewezen als een voorzieningenmilieu voor PDV/GDV (pas op zijn vroegst na 2020 in ontwikkeling).

**** Op nog nader te bepalen locaties en onder nog nader te bepalen voorwaarden/criteria.

***** Gelieerd aan de hoofdbestemming (verbreed agrarisch) binnen het nieuwe bestemmingsplan Agrarisch gebied Buitenvaart.

¹) ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones.

Dagelijkse detailhandel is toegestaan in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra, in het stadscentrum en in een aantal solitaire supermarkten. Voor De Marken betreft dit de supermarkt die gevestigd was op de Vrijmark. Deze supermarkt is verplaatst naar Markenlaan 3. Het betreft hier een solitaire supermarkt. Afgesproken is hier geen verdere detailhandel mogelijk te maken (zie paragraaf 3.2.1).

Op grond van het toelatingskader is op bedrijventerrein Ambachtsmark en de bedrijvenstrips aan de Noordmark en de Gildemark geen dagelijkse detailhandel toegestaan. Wel is recreatieve detailhandel toegestaan, maar uitsluitend ondergeschikt (maximaal 20% van het aantal m2 bvo met een maximum van 100 m2 wvo). In dit bestemmingsplan wordt dit mogelijk gemaakt als detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit.

Perifere detailhandel op een binnenstedelijk bedrijventerrein is op grond van het beleid alleen toegestaan waar het volgens geldende bestemmingsplannen al mogelijk was, met uitzondering van ABC goederen (auto's, boten en caravans). ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones. In het vorige bestemmingsplan is perifere detailhandel niet toegestaan. Dit wordt in het nieuwe bestemmingsplan dus ook niet toegestaan. Wat betreft ABC-goederen is een overweging voor bedrijventerrein Ambachtsmark dat dit terrein zich minder goed leent voor perifere detailhandel door de gebrekkige ontsluitingsstructuur, veel sluip-en kruip-door-verkeer en ook de verkavelingsstructuur is niet geschikt. Datzelfde geldt ook voor de bedrijvenstrips aan de Noordmark en de Gildemark. In het bestemmingsplan zijn ABC-goederen derhalve niet toegestaan.

Op de bedrijventerreinen in de Marken zijn op grond van de detailhandelsvisie ook webwinkels toegestaan. Internetwinkels zijn niet toegestaan. Losse afhaalpunten (waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop) is op grond van de Detailhandelsvisie toegestaan op nog nader te bepalen locaties en onder nog nader te bepalen voorwaarden/criteria. In verband met laden en lossen en het aantal verkeersbewegingen dat samenhangt met afhaalpunten, worden deze op de kleinschalige bedrijventerreinen in De Marken niet toegestaan.

In de woonwijk is per woning maximaal 25 m2 winkelvloeroppervlak aan detailhandel toegestaan. Dat is in dit bestemmingsplan geregeld in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten. Ook webwinkels en internetwinkels zijn daarbij toegestaan, voor zover wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot parkeren e.d. Deze eisen zijn opgenomen in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten. In de bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen is wat betreft detailhandel hetzelfde toegestaan als in de gewone woningen in de wijk.

Werken in de wijk (2005)

Het gemeentelijk beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd. Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt.

Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig) de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte. Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.

Voor het plangebied betekent dit dat 50% van een woning mag worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Er zijn geen kansenzones aangewezen. Wel is in het geldende bestemmingsplan de begane grond van een appartementengebouw in de Vrijmark aangewezen om mogelijk van functie te kunnen veranderen. Hoewel van deze mogelijkheid de afgelopen tien jaar geen gebruik is gemaakt, wordt de wijzigingsbevoegdheid in het nieuwe bestemmingsplan wel gehandhaafd.

1.3.4 Groene stad

Waterplan Almere (2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden.

De gemeente en het waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

Voor het plangebied betekent dit dat in overleg met het Waterschap een watertoets wordt uitgevoerd.

Almere Waterstad! Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)

Het doel van het Toeristisch recreatief beleidsplan is het stimuleren van toeristisch recreatieve (bedrijfs)vestigingen en gebruik(smogelijkheden) in Almere. Het aanbod van toeristisch recreatieve voorzieningen dient minimaal evenredig te zijn aan het aantal inwoners van Almere.

Er wordt uitgegaan van een ruimtelijke concentratie van voorzieningen en investeringen. De interne en externe bereikbaarheid van gebieden en voorzieningen dient gewaarborgd te zijn. Op plekken waar de stadscorridors overige vormen van verkeer (autowegen, vaarwegen, openbaar vervoer) kruisen, ontstaan knooppunten. Deze knooppunten zijn de aantrekkelijkste vestigingsplaatsen voor toeristisch recreatieve voorzieningen. Zo ontstaat een ruimtelijk spreidingspatroon welke op een kaart is weergegeven in het beleidsplan.

In dit verband is voor dit plangebied de Lange Wetering van belang, de verbinding tussen het Gooimeer (Havenkom Almere Haven) en de Hoge Vaart. Deze route blijft gehandhaafd.

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken.

De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1HJK01-vg01_0015.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers.

Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in ‘de essentie’. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie.

De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen:

Het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk. Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota kleur aan groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op het Vliegerpark, Sportpark De Marken en op de Lange Wetering.

Het Vliegerpark is op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'park'. Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik van de parken bestaat uit wandelen, fietsen, spel, tijdelijke activiteiten, eten&drinken en cultuur. Doordat de parken vaak een beperkt oppervlak en open karakter hebben bieden ze bij voorkeur ruimte aan lokale initiatieven van kleine of middelgrote omvang (ook met bebouwing). Beheerderwoningen zijn mogelijk, maar in de parken wordt geen bebouwing met primair een woonfunctie gerealiseerd.

Het Vliegerpark heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Groen' gekregen. De functies die op grond van deze bestemming zijn toegestaan, hebben allen een relatie met het groen. Omdat het gewenst is eventuele nieuwe initiatieven in het Vliegerpark goed te toetsen aan de nota Kleur aan Groen alvorens medewerking te verlenen, is ervoor gekozen de bestemming 'Groen' niet op voorhand uit te breiden met mogelijke nieuwe functies.

Sportpark De Marken is op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'voorzieningenpark'. Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik van de voorzieningenparken divers is en bestaat uit sport, (stads)landbouw, begraven & herdenken, evenementen of (jacht)havens. In principe zijn de ‘velden’ gericht op het uitsluitend gebruik door één van de basisfuncties. Het casco van lanen en bosplantsoen is onderdeel van het recreatieve netwerk en bevat paden die wandelen en fietsen mogelijk maken.

Sportpark De Marken heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Sport' gekregen. Op grond van deze bestemming zijn vooral sportvoorzieningen toegestaan. Dit is in lijn met wat de nota Kleur aan Groen hierover zegt.

De Lange Wetering is op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'recreatieve verbinding' en als 'waterverbinding'. Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik van de waterlopen vaarroutes zijn, met ondersteuning van functies zoals eten en drinken, kunst of cultuur.

De Lange Wetering heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Water' gekregen. Op grond van deze bestemming is vooral water en waterberging toegestaan, maar ook waterhuishoudkundige voorzieningen en recreatief medegebruik zijn toegestaan. Functies zoals eten en drinken zijn niet direct toegestaan. Omdat het gewenst is eventuele nieuwe initiatieven rondom de Lange Wetering goed te toetsen aan de nota Kleur aan Groen alvorens medewerking te verlenen, is ervoor gekozen de bestemming 'Water' niet op voorhand uit te breiden met mogelijke nieuwe functies, zoals eten en drinken.

Eventuele initiatieven die niet passen binnen de bestemmingen 'Groen', 'Sport en 'Water' worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.

1.3.5 Veiligheid

Checklist veiligheid ruimtelijk planvormingsproces Almere (2007)

In het programma Veiligheid 2007-2010 worden de speerpunten op het gebied van veiligheid behandeld. Eén van de thema's is 'Veiligheidsaspecten in gebouwde omgeving en infrastructuur beter geborgd.

Uit de evaluatie van het vorige programma Integrale veiligheid blijkt dat ten aanzien van het thema 'Veiligheidsaspecten in gebouwde omgeving en infrastructuur is beter geborgd' vooral extra aandacht in de planfase gewenst is. Daarnaast blijkt uit ervaring van betrokkenen dat de werkprocessen in dit kader (planfase, bouwfase, ingebruikname, sloopfase) verder moeten worden gestroomlijnd. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk.

De rapportage omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op vrijstellingen van bestemmingsplannen (inclusief artikel 19, lid 1 WRO) en kunnen ook gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland. Zie voor de gesprekspartners de bijlage. De veiligheidspunten zijn van toepassing op het publieke domein (openbaar en semi-openbaar gebied). Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist

(hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Voor het plangebied zijn vooral de veiligheidsaandachtspunten voor woongebieden en bedrijventerreinen met woonfunctie binnen 'stedelijk weefsel' van belang bij nieuwe ontwikkelingen. Bij de concrete invulling van nieuwe ontwikkelingen dient toepassing te worden gegeven aan de veiligheidschecklist. Aangezien er in het plangebied weinig nieuwe ontwikkelingen zijn gepland, zal toepassing van de checklist niet vaak nodig zijn.

Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk.

De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd en in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen.

Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.

Het vuurwerkbeleid is in 2009 vertaald in een paraplubestemmingsplan opslag en verkoop vuurwerk.

Voor De Marken en Sportvelden Oost is in de parapluherziening geregeld dat de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk is toegestaan op bedrijventerrein Ambachtsmark en op de locatie aan de Vrijmark waar voorheen een supermarkt was gevestigd. In dit bestemmingsplan is de regeling uit de parapluherziening overgenomen voor bedrijventerrein Ambachtsmark. Op de locatie aan de Vrijmark zal de opslag en verkoop van vuurwerk niet langer worden toegestaan. In plaats daarvan wordt dit toegestaan op de nieuwe locatie van de supermarkt (Markenlaan 3). In paragraaf 5.4 Externe veiligheid wordt verder ingegaan op de regeling met betrekking tot de opslag en verkoop van vuurwerk.

1.3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Inrichting schoolpleinen (1999)

Op 30 maart 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders kennis genomen van de "Rapportage Werkgroep schoolpleinen". Mede op basis van deze rapportage heeft het college besloten dat schoolpleinen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school dienen te zijn. Tevens is een regeling getroffen met de schoolbesturen over de verdeling van de kosten voor aanleg en onderhoud van de schoolpleinen.

Voor het plangebied betekent dit dat schoolpleinen expliciet als "speelterrein" worden toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Maatschappelijk'.

Sportnota 2013-2016 (2013)

Het sportbeleid vloeit voort uit een integrale toekomstvisie op vrije tijd. De Visie Vrije Tijd (2008) geeft richting aan de ontwikkelingen in vrijetijdsbeleid tot 2020 en biedt een breder kader voor de langere termijn. "Almere: sportieve stad!" is de hoofddoelstelling of missie van het Almeerse sportbeleid voor 2013-2016. Via zeven speerpunten en bijbehorende doelstellingen streeft Almere er naar om de hoofddoelstelling te realiseren. Deze speerpunten zijn:

  • 1. Laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis.
  • 2. Iedereen kan dichtbij huis in een veilige en plezierige omgeving sporten.
  • 3. Integrale samenwerking sport en andere terreinen.

Een aantoonbare groeiende sport en beweegdeelname in alle gebieden van Almere en onder alle bevolkingsgroepen van Almere.

  • 4. Kwalitatief hoogwaardige sportaccommodaties.

Er is een voldoende en goed aanbod van sportaccommodaties dat voldoet aan de behoefte en omvang van de Almeerse bevolking.

  • 5. Vitale sportverenigingen.

Versterking van de sportverenigingen zodat iedereen in Almere de mogelijkheid heeft om bij een vitale sportvereniging te sporten.

  • 6. Talentontwikkeling.

Optimale mogelijkheden creëren voor ontplooiing van talenten.

  • 7. Uitbreiding en versterking infrastructuur topsportaccommodaties.

Optimaal benutten van het Topsportcentrum Almere en de overige Almeerse topsportaccommodaties en kansrijke uitbreidingen van het aanbod faciliteren.

  • 8. Organiseren (top)sportevenementen.

In Almere worden bij de stad passende aansprekende top- en breedtesportevenementen gehouden.

In de Sportnota worden geen concrete veranderingen voor het plangebied genoemd. Speerpunt 1 gaat over laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis. Zowel de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Sport' zijn algemeen en ruim bestemd qua mogelijkheden. Speel- en sportvoorzieningen zijn binnen deze bestemmingen vrij gemakkelijk toelaatbaar. Speerpunt 3 gaat over een voldoende en goed aanbod van sportaccommodaties. In het centrum van Almere Haven is nu een sporthal aanwezig. Momenteel wordt gesproken over de vervanging (grote renovatie of nieuwbouw) van Sporthal Haven. Mogelijk komt een nieuwe sporthal niet op de huidige locatie maar bij Sportpark De Marken. Deze plannen zijn echter nog verre van concreet. In de bestemming 'Sport' is hier dan ook geen rekening mee gehouden. Mocht deze sporthal in de toekomst wel naar Sportpark De Marken worden verplaatst, dan zal hiervoor een herziening van het bestemmingsplan plaatsvinden.

1.3.7 Overig gemeentelijk beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het plangebied (meer) bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • Almere Principles (2009)
  • Structuurplan Almere 2010 (2003)
  • Concept Structuurvisie Almere 2.0 (2010)
  • Programmaplan Schaalsprong (2007)
  • Raadskader schaalsprong Almere (2004)
  • Kaderplan Bestaande Stad (2004)
  • Meerjarenplan Startershuisvesting (2004)
  • Plan van aanpak studentenhuisvesting (2011)
  • Parkeernormen voor woningen (2001)
  • Economisch Actieplan Almere (Groei in goede banen) (2007)
  • Nota Hotelmarkt Almere, hotelvestigingsbeleid Almere (2002)
  • Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)
  • Nota 'Evenementen in Almere' (2011)
  • Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016
  • Ecologisch Masterplan (2005)
  • Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003)
  • Sociale Structuurschets 'Almere mensenwerk' (2004)
  • Samenhangend jeugdbeleid "Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd" (2005)
  • Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)
  • Cultuurnota 2009-2012 (2008)
  • Cultuurbrief 2013-2016, Modern - zelfbewust - toegankelijk (2012)
  • Steentijdwildernis in Almere. Visie en toolbox voor invulling, visualisatie en gebruik van steentijdvindplaatsen (2012)

Bijlage 6 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

6.1 Inleiding

Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Bij de totstandkoming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

6.2 Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.

Bijlage 7 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

7.1 Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.

Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan.

7.2 Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

7.3 Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):

  • 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden.

In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden.

1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen

1b. overige lichte horeca: restaurants;

1c. restaurant met bezorg- en/of afhaalservice tot 250m² bvo.

2. "middelzware horeca":
In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden.
2a. Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en/of daar door aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen.

2b. Bedrijven genoemd onder 1a, 1b en 1c met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m² bvo.

3. "zware horeca"
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en/of grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

7.4 Flexibiliteit

De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om bij omgevingsvergunning af te wijken van de categorie-indeling uit de Staat van Horeca-activiteiten teneinde een dergelijk bedrijf één categorie lager te kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat burgemeester en wethouders ook bevoegd zijn om bij omgevingsvergunning af te wijken tot de laagste subcategorie (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een omgevingsvergunning te kunnen verlenen waarbij wordt afgeweken van de categorie-indeling van de Staat van Horeca-activiteiten moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan de vestiging van deze bedrijven eveneens mogelijk worden gemaakt door middel van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de Staat van Horeca-activiteiten.

Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde horecabedrijven en activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen.