Inhoudsopgave
4.1 Archeologie en cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
6.1 Economische uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 1 Aanleiding
1.1 Aanleiding
De woning aan de Zijldijksterweg 10 't Zandt in de gemeente Loppersum stond onder een hoogspanningslijn. Voor woningen die onder een hoogspanningslijn staan is een uitkoopregeling (Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding) opgesteld door het ministerie van Economsiche Zaken. In het kader van deze uitkoopregeling is de woning aan de Zijldijksterweg 10 't Zandt aangekocht en reeds gesloopt door de gemeente Loppersum. Een voorwaarde van deze uitkoopregeling is dat het perceel geen woonbestemming meer mag hebben.
Het onderhavige bestemmingsplan zorgt er voor dat de woonbestemming op het perceel wordt verwijderd en vervangen wordt door een agrarische bestemming zonder bouwvlak.
1.2 Plangebied
Het plangebied is gelegen in het noorden van Loppersum en is gelegen aan de Zijldijksterweg. Het perceel wordt gevormd de kadastrale percelen G 1238, G 91 en G 1235.
1.3 Vigerend bestemmingsplan
Op het plangebied geldt tot het moment van inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld op 27 mei 2013.
In dit bestemmingsplan kent het gebied de enkelbestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het planvoornemen. Hoofdstuk 3 gaat in om de van toepassing zijnde beleidskaders, waarna in hoofdstuk 4 het plan wordt getoetst op de wet- en regelgeving. Ten slotte geeft hoofdstuk 5 de juridische toelichting op het plan. en toetst hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige situatie
In de huidige situatie is in het plangebied geen bebouwing meer aanwezig. De woning is gesloopt. In het vigerende bestemmingsplan zijn de gronden aangewezen voor 'Wonen', ook ligt er op de gronden de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'
2.2 Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie komt er in het plangebied een agrarische bestemming zonder bouwvlak. De dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zal gehandhaafd blijven. Eventueel kunnen er gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieingen en voorzieningen ten behoeve van waterhuishouding worden gebouwd en erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 13 maart 2012 is de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft het integrale kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Het Rijk zet in op topsectoren zoals logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw, waar de kracht van Nederland ligt ten opzichte van internationale concurrenten. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie doelen uitgewerkt:
-
Vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
-
Verbeteren van de bereikbaarheid.
-
Zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met bovengenoemde doelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid gekregen op het terrein van de ruimtelijke ordening. De reden hiervoor is dat het kabinet van mening is dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Er zijn in het onderhavige plan geen specifieke nationale belangen die een rol spelen in het plangebied.
Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding
Op 1 januari 2017 is de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding' in werking getreden, kortweg de uitkoopregeling. Gemeenten kunnen een specifieke uitkering aanvragen voor de uitkoop van woningen die onder een hoogspanningsverbinding gelegen zijn. Het gaat hierbij om woningen die recht onder de draden van een hoogspanningsverbinding staan.
De uitkoopregeling is niet opgesteld vanwege gezondheids- of veiligheidsrisico's. Het kabinet komt met de uitkoopregeling tegemoet aan de maatschappelijke wens om bewoners de mogelijkheid te geven om niet langer te wonen onder een hoogspanningslijn. Als een woning voor uitkoop of verplaatsing in aanmerking komt, kiest de bewoner zelf of hij daarvan gebruik wil maken. De uitkoopregeling is vrijwillig, niemand hoeft gedwongen te verhuizen.
De woning aan de Zijldijksterweg 10 in 't Zandt komt in aanmerking voor deze regeling. Dit bestemmingsplan is een uitvloeisel van de rijksregeling.
3.2 Provinciaal beleid
Omgevingsvisie en omgevingsverordening
Het Provinciale Omgevingsplan 2009 - 2015 (POP) is op 1 juni 2016 opgevolgd door de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016 - 2020. Provinciale Staten hebben op 15 november 2017 de actualisatie van de omgevingsvisie en de verordening vastgesteld. De Omgevingsvisie heeft, net als het voorgaande POP, de status van een structuurvisie. Net zoals in het POP heeft de provincie Groningen het beleid (milieubeleidsplan, verkeers- en vervoersplan, regionaal waterplan en de aanwijzing van het basisnet artikel 23 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen) in één document gebundeld, dat de provincie Groningen in het kader van de in ontwikkeling zijnde Omgevingswet, de Omgevingsvisie noemen.
Tegelijk met de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn de regels voor de fysieke leefomgeving gebundeld in een document. Er zijn in het onderhavige plan geen specifieke provinciale belangen die een rol spelen in het plangebied.
3.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Loppersum 2012 - 2020
In 2012 is de Structuurvisie Loppersum 2012-2020 vastgesteld. In deze beleidsnota zijn de beleidskeuzen van de gemeente Loppersum neergelegd ten aanzien van verschillende thema's. De beleidskeuze voor het wonen zet in op het behoud van Loppersum als aantrekkelijke woongemeente voor verschillende doelgroepen, rekening houdend met de grote vernieuwingsopgave die voortvloeit uit de demografische veranderingen. In het landelijk gebied ligt het accent op stabilisatie c.q. afname van de woningvoorraad. Wat betreft de bedrijvigheid ligt in het landelijk gebied het accent op de landbouw.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Archeologie en cultuurhistorie
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ).
Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, moet op grond van voorgaande dan ook worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Archeologie
Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe gebouwen mogelijk, de grond wordt dan ook niet geroerd. Het planvoornemen zal geen archeologische waarden schaden.
Cultuurhistorie
Er bevinden zich binnen het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen. Onderhavig plan zal geen cultuurhistorische waarden schaden.
Conclusie
Wat betreft het aspect archeologie en het aspect culthuurhistorie is het planvoornemen uitvoerbaar.
4.2 Bodem
Voor de beoordeling van de bodemkwaliteit vormen de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit het toetsingskader. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.
Onderhavig plan vervangt een gevoelige bestemming, namelijk 'Wonen', door de bestemming 'Agrarisch'. Een gevoelige functie wordt verwijderd. Bodemonderzoek is daarom ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Wat betreft het aspect bodem is het planvoornemen uitvoerbaar.
4.3 Ecologie
Om de uitvoerbaarheid van het project te toetsen, is een beknopte bureau-inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.
Het plan betreft een het toevoegen wijzigen van een bestemming en maakt geen gebouwen mogelijk. Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en de aard van de ontwikkelingen kunnen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Wet natuurbescherming en/of het Natuurnetwerk Nederland op voorhand worden uitgesloten.
Het plangebied heeft naar verwachting een zeer beperkte natuurwaarde. Effecten op beschermde soorten worden, gezien de beperkte aard van de ontwikkeling, niet verwacht.
In redelijkheid kan worden gesteld dat natuurwet- en regelgeving de uitvoerbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling niet in de weg staat, omdat er slechts sprake is van een administratieve (juridische) wijziging.
Conclusie
Wat betreft het aspect ecologie is het planvoornemen uitvoerbaar.
4.4 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico’s in het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in een plaatsgebonden risico en een groepsrisico. De normen voor het plaatsgebonden en het groepsrisico hebben tot doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep.
Het plan betreft echter het verwijderen van een gevoelige functie. Het plan mag daarom wat betreft de externe veiligheid als uitvoerbaar worden geacht.
Conclusie
Het planvoornemen mag ten aanzien van het aspect externe veiligheid uitvoerbaar worden geacht.
4.5 Geluidhinder
In 1979 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai te voorkomen en te beperken. Deze wet is op 1 januari 2007 voor het laatst gewijzigd. De Wgh bepaalt dat de ‘geluidsbelasting’ op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm. In veel gevallen is deze norm 48 dB, die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid.
Voor het plangebied is uitsluitend geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai relevant. In artikel 74 Wgh is bepaald dat elke weg een geluidzone heeft. Wanneer binnen een geluidzone nieuwe geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan. Elke weg heeft in principe een zone, behoudens wegen die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd of wanneer reconstructie van de weginfrastructuur plaatsvindt, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.
Binnen de geluidzone worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten gerealiseerd. Een akoestisch onderzoek is in het kader van de Wgh daarom niet nodig.
Conclusie
Wat betreft het aspect geluidhinder is het planvoornemen dus uitvoerbaar.
4.6 Water
Op grond van artikel 3.1.6 Bro is de watertoets verplicht voor bestemmingsplannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten’.
Voor elk plan wordt in het kader van de watertoets bepaald wat het effect is op de waterhuishouding. Het desbetreffende plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Noorderzijlvest.
Voor voorliggend plan is op 28-06-2018 de digitale watertoets uitgevoerd. Voor het planvoornemen dient 'Geen waterschapsbelang 'procedure te worden gevolgd. Het volledige advies is als bijlage aan de toelichting toegevoegd.
Conclusie
Door het plan neemt de hoeveelheid verharding in het gebied niet toe. Wat betreft het aspect water is het planvoornemen dus uitvoerbaar.
4.7 Hinder van bedrijven
Milieuaspecten worden geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige objecten (onder andere woningen) ten opzichte van milieuhinderlijke elementen (onder andere bedrijven). In de VNG-Brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) worden richtafstanden gegeven.
Volgens de VNG-Brochure dient vanaf een akkerbouwbedrijf een afstand van 30 m tot milieugevoelige objecten in acht worden genomen in verband met geluid en 10 m tot milieugevoelige objecten in verband met geur, stof en gevaar.
Het plangebied ligt op ongeveer 30 meter afstand van een naastgelegen woning. Tussen de woning en het plangebied bevindt een agrarisch bedrijf.
Aan de richtafstanden van de VNG-Brochure wordt voldaan. Er zal planologisch gezien geen toename van hinder optreden op omliggende woningen.
Vanwege de afstand tot gevoelige bebouwing en de huidige planologische situatie worden geen belemmeringen verwacht. Andersom zijn in de directe omgeving van het plangebied geen bedrijven gelegen die hinder kunnen veroorzaken.
Conclusie
Gezien de ingrepen in het besluitgebied en de omliggende functies wordt ervan uitgegaan dat het initiatief geen onevenredige hinder oplevert voor de omgeving en andersom.
4.8 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de geldende grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) wordt als nibm beschouwd. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.609 voertuigbewegingen (van auto's) per weekdagetmaal leidt.
Met het planvoornemen wordt alleen de bestemming gewijzigd. Het aantal verwachte extra voertuigbewegingen dat met het planvoornemen gemoeid gaat is nihil of zal zelfs afnemen. Het planvoornemen zal ruimschoots onder de genoemde grenswaarden blijven.
Conclusie
Het luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van het planvoornemen niet in de weg.
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
5.1 Algemeen
Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening
Op 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld op grond van de Wro en het Bro.
Op grond van artikel 3.1.3 van het Bro moet een bestemmingsplan worden uitgewerkt in:
-
een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
-
bestemmingen die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
-
regels die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
-
voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings- en afwijkingsregels.
Daarnaast dient een dergelijk plan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de uitkomsten van het overleg zijn vermeld.
De invoering van de nieuwe Wro en het nieuwe (Bro) heeft op 1 juli 2008 plaatsgevonden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is de geldende wet- en regelgeving toegepast. Op grond van artikel 1.2.1 van het Bro (in werking getreden op 1 januari 2010) moet het bestemmingsplan digitaal beschikbaar gesteld worden. Om dit mogelijk te maken moet het bestemmingsplan worden uitgewerkt in een zogenoemde GML. In de GML is er een koppeling tussen de kaart, regels en toelichting (het bestemmingsplan) gemaakt. Deze koppeling van de kaart, regels en toelichting is de zogenoemde verbeelding van het bestemmingsplan. Hiervoor moet het bestemmingsplan worden opgesteld overeenkomstig de RO-standaarden:
-
Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012);
-
Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten 2012 (STRI2012);
-
Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (2012).
Het voorliggende bestemmingsplan is zo opgesteld dat het bestemmingsplan digitaal
beschikbaar gesteld kan worden. Dit betekent dat:
-
alle verschillende onderdelen van de kaart een zogenoemde IMRO2012 code hebben;
-
de digitale kaart is opgesteld volgens de standaardtechniek voor uitwisseling GML;
-
de regels overeenkomstig de SVBP2012 zijn opgesteld;
-
de toelichting en regels digitaal aan de kaart zijn gekoppeld.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wabo is een deel van de Wro opgenomen in de Wabo.
5.2 Opzet van de regels
In deze paragraaf is een korte toelichting op de juridische regels behorende bij het plan gegeven.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
BEGRIPPEN
In dit artikel worden waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. Een deel van deze begrippen is voorgeschreven in de SVBP2012.
WIJZE VAN METEN
De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is voor een belangrijk deel voorgeschreven in de SVBP2012. Deze regels zijn overgenomen in artikel 2 van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Het bestemmingsplan kent de bestemming: 'Agrarisch' en de dubbelbestemming: 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
ARTIKEL 3 AGRARISCH
De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn aangwezen voor cultuurgrond en extensieve dagrecreatie. Binnen de bestemming is geen bouwvlak opgenomen, gebouwen zijn dan ook niet toegelaten binnen de bestemming. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ook niet toegelaten met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken ten behoeve van dagrecreatie.
ARTIKEL 4 LEIDING - HOOGSPANNINGSVERBINDING
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding. De bnouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 65 meter bedragen. Voor uitvoeren vanwerken en werkzaamheden gelden beperkingen.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
ANTI-DUBBELTELREGEL
De anti-dubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.
ALGEMENE GEBRUIKSREGELS
In de algemene gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval strijdig is met de in de regels gegeven bestemmingsomschrijvingen.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
OVERGANGSRECHT
De in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht is opgenomen in deze regels.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid
Met het voorliggende planvoornemen wordt uitvoering gegeven aan de uitkoopregeling van het Rijk.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het ontwerpbesluit is toegezonden aan de overlegpartners. Naar aanleiding hiervan zijn reacties binnengekomen van de provincie Groningen, Omgevingsdienst Groningen, Veiligheidsregio Groningen en het Waterschap Noorderzijlvest. De overlegreacties zijn als bijlage aan het plan toegevoegd. De overlegpartners staan allen positief tegenover de plannen. Er is geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Het ontwerpbesluit heeftgedurende zes weken ter inzage gelegen als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb. In deze periode zijn geen zienswijzen binnen gekomen.
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)