Inhoudsopgave
Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Zijldijksterweg 10 't Zandt van de gemeente Loppersum;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0024.00BP1003-VG01 met de bijbehorende regels;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 belemmeringenstrook:
Een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse leidingen;
1.8 bestaande:
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.12 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.13 extensieve dagrecreatie:
vorm van recreatief medegebruik van het agrarisch gebied of het natuurgebied waarbij het ruimtebeslag beperkt is, zoals wandelen, fietsen en vissen;
1.14 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.15 houtsingel:
met bomen en struiken begroeide strook langs een perceelafscheiding, waarbij de begroeiing zich niet bevindt op een aarden wal;
1.16 houtteelt:
bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt en waarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 6, tweede lid, van de Boswet;
1.17 magneetveldzone:
de strook grond die zich aan beide zijden langs de hoogspanningsleiding uitstrekt en waarbinnen het magneetveld gemiddeld over een jaar hoger dan 0,4 microtesla is of in de toekomst kan worden;
1.18 niet-opgaande gewassen:
bomen, struiken en andere gewassen die vanaf het maaiveld normaal gesproken geen grotere hoogte dan 1,5 meter bereiken, zoals laagstambomen en bessenstruiken;
1.19 peil:
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c. indien in of op het water wordt gebouwd het Nieuw Amsterdams Peil;
d. een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.20 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Gebouwen en bouwwerken
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
b. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
c. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
d. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
f. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevel van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
g. de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwhoogte, dan wel de bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:
a. voor lengten in meters (m);
b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
d. voor verhoudingen in procenten (%);
e. voor hoeken/hellingen in graden (°).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
cultuurgrond;
-
extensieve dagrecreatie;
met de daarbij behorende:
-
wegen en paden, water, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen.
In de bestemming zijn niet begrepen:
- boom- en fruitteelt, met uitzondering van de teelt van niet-opgaande gewassen;
- houtteelt en de aanleg van bos;
- mestvergisting.
De bestemming extensieve dagrecreatie is beperkt tot de inrichting en het gebruik van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, voorzieningen voor de kanovaart en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
Van de in de bestemming begrepen wegen mag het aantal rijstroken ten hoogste twee bedragen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zjinde, gelden de volgende regels:
-
Gebouwen en zijn niet toegestaan;
-
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
-
erf- en terreinafscheidingen, mits de bouwhoogte ten hoogste 1m bedraagt;
bouwwerken ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, mits de bouwhoogte ten hoogste 3 meter bedraagt.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden voor mestopslag;
-
het gebruik van de gronden voor reclamedoeleinden;
-
het gebruik van de gronden voor horecadoeleinden;
-
het gebruik van de gronden voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen;
- het aanleggen van landbouwontsluitingswegen, voet- en fietspaden.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor het aanbrengen van dammen en uitwegen, mits voor aanvang van de werkzaamheden een schriftelijke toestemming van het Waterschap aan het bevoegd gezag wordt overlegd en mits er niet meer dan twee dammen of uitwegen in iedere lange zijde van een perceel worden aangebracht.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.
-
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. een bovengrondse hoogspanningsleiding;
met de daarbij behorende:
b. belemmeringenstrook;
c. indicatieve zone.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zjinde, geldt de volgende regel:
-
Gebouwen zijn niet toegestaan;
-
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer dan 65 m bedraagt;
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van de gronden voor gevoelige bestemmingen binnen de magneetveldzone, met uitzondering van het bestaande gebruik.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.3 voor het gebruik van gronden ten behoeve van gevoelige bestemmingen binnen de magneetveldzone ingeval van specifieke lokale omstandigheden.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de in lid 4.1, onder b bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van beplantingen en bomen;
- het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
- het permanent opslaan van goederen.
4.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het verbod als bedoeld in lid 4.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- verband houden met de aanleg van de betreffende hoogspanningsleiding;
- reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
4.5.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.
4.5.4 Adviesprocedure
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden ten behoeve van een seksinrichting;
b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
c. het storten van puin en afvalstoffen;
d. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
e. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid sub a met maximaal 10%.
c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Zijldijksterweg 10 't Zandt.
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)