Inhoudsopgave
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het Facetbestemmingsplan gemeente Loppersum 2016 met identifcatienummer NL.IMRO.0024.00BP1001-VG01 van de gemeente Loppersum;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Relatiebepalingen
2.1 Bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan omvat een aanpassing van de regels en de verbeelding van de volgende bestemmingsplannen:
-
het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Loppersum, NL.IMRO.0024.00BP1000-VG01, vastgesteld 27 mei 2013;
-
het bestemmingsplan 'Loppersum' van de gemeente Loppersum, NL.IMRO.0024.01BP0002-VG01, vastgesteld 27 oktober 2014.
Voor zover niet anders is bepaald in dit bestemmingsplan blijven de regels en de verbeelding van de in sub a en sub b genoemde bestemmingsplannen gelden, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van bepalingen de bepalingen van dit bestemmingsplan voorgaan op de regels die ingevolge andere artkelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
2.2 Bestemmingsplan Buitengebied
In de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' worden de regels als volgt gewijzigd c.q. aangevuld.
-
artikel 1 Begrippen
In lid 1 worden de volgende begrippen toegevoegd:
erfinrichtingsplan:
een plan waarin met toepassing van de maatwerkmethode in overleg met het betrokken bedrijf de omvang, situering en ruimtelijke inrichting van het bouwperceel en de landschappelijke inpassing van de bebouwing en opslagvoorzieningen of andere voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, zijn vastgelegd;
maatwerkmethode: methode van overleg via keukentafelgesprekken met als doel om op bedrijfsniveau overeenstemming te bereiken over omvang, situering en inrichting van het bouwperceel;
-
artikel 3 'Agrarisch'
In lid 3.1 (Bestemmingsomschrijving) wordt toegevoegd:
-
bed and breakfastvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduidig 'bed &breakfast';
-
artikel 3 'Agrarisch'
In lid 3.2.2 (bouwregels bedrijfsgebouwen) worden de volgende bepalingen gewijzigd:
in lid 3.2.2 sub a wordt 'voorgevel' gewijzigd in 'naar de weg gekeerde gevel'. De bepaling luidt dan:
-
de bedrijfsgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning en minimaal 20 meter vanaf de naar de weg gekeerde bouwperceelgrens/grenzen van de openbare weg te worden gebouwd, dan wel overeenkomstig de bestaande situatie;
lid 3.2.2 sub d wordt gewijzigd in:
-
de dakhelling van de bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste 22o, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
-
artikel 3 'Agrarisch'
Lid 3.2.5 (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) wordt als volgt gewijzigd:
In sub a wordt toegevoegd na 'alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen':
'zoveel mogelijk geclusterd' . De bepaling luidt dan:
-
alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, zoveel mogelijk geclusterd, binnen het bouwperceel te worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen;
Na sub a wordt een nieuw lid b ingevoegd:
-
de inhoud en/of de oppervlakte van een mestsilo bedraagt niet meer dan respectievelijk 2.500 m3 en 750 m2; de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m;
De bestaande leden b, c en d worden hernummerd tot c, d en e.
-
artikel 3 'Agrarisch'
Lid 3.4 (Afwijken van de bouwregels) wordt als volgt gewijzigd:
In lid 3.4 sub a onder 5 wordt toegevoegd: 'en/of het verkleinen van de afstand tot 1 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld; '. De bepaling luidt dan:
-
lid 3.2.2, sub a: voor het verkleinen van de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de weg en/of het verkleinen van de afstand tot 1 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
Lid 3.4 sub a onder 9 wordt gewijzigd in:
-
lid 3.2.2 sub d: voor een dakhelling van minder dan 22o of een platte afdekking, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld ;
-
artikel 3 'Agrarisch'
In lid 3.5 (Specifieke gebruiksregels) wordt toegevoegd:
-
het gebruik van de manege ter plaatse van het perceel Lopsterweg 12, Zeerijp indien de erfinrichting niet is uitgevoerd en instandgehouden overeenkomstig het erfinrichtingsplan.
-
artikel 3 'Agrarisch'
Aan lid 3.7 (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) wordt toegevoegd sub b:
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor het aanbrengen van dammen en uitwegen, mits voor aanvang van de werkzaamheden een schriftelijke toestemming van het Waterschap aan het bevoegd gezag wordt overlegd en mits er niet meer dan twee dammen of uitwegen in iedere lange zijde van een perceel worden aangebracht.
-
artikel 3 'Agrarisch', artikel 4 'Bedrijf', artikel 9 'Horeca', artikel 10 'Maatschappelijk' , artikel 12 'Recreatie' en artikel 18 'Wonen'
De wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 3.8.2, 4.6, 9.6, 10.6 en 18.6 voor functiewijziging van vrijgekomen agrarische gebouwen wordt omgezet naar een afwijkingsbevoegheid voor het gebruik.
De laatste alinea van de wijzigingsbevoegdheid vervalt (Na wijziging behoudt het perceel ....).
In artikel 12 'Recreatie' wordt deze afwijkingsbevoegdheid toegevoegd.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gebruik na agrarische bedrijfsbeëindiging, voor zover het betreft agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven, ten behoeve van:
-
wonen;
-
aan het landelijke gebied gebonden niet-agrarische bedrijven;
-
sociale, culturele, medische en educatieve voorzieningen;
-
een bedrijf behorend tot de milieucategorieën 1 en 2, alsmede behorend tot categorie 3.1 voor zover naar aard en invloed op de omgeving met de categorieën 1 en 2 gelijk te stellen bedrijvigheid van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering van de VNG (zie Staat van bedrijven, bijlage 3);
-
recreatieve functies in de vorm van groepsaccommodaties, hotels en/of pensions;
-
maneges en pensionstallen;
-
opslag van caravans en daarmee vergelijkbare kampeermiddelen.
Aan deze afwijking, zijn de volgende voorwaarden verbonden:
-
de activiteiten genoemd onder b tot en met g zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie;
-
het aantal wooneenheden per voormalig agrarisch bedrijf mag niet meer dan één bedragen;
-
de activiteiten genoemd onder b tot en met g dienen plaats te vinden binnen de gebouwen;
-
de functie wonen wordt beperkt tot het hoofdgebouw;
-
de bestaande maatvoering, die wordt bepaald door de goothoogte, dakhelling, nokhoogte, nokrichting en oppervlakte, blijft gehandhaafd, behoudens geringe uitwendige aanpassingen;
-
gestreefd dient te worden naar het afbreken van landschappelijk verstorende bebouwing;
-
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven;
-
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het milieu, de kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewater;
-
er dient zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
er mag geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking ontstaan;
-
detailhandel, anders dan ambachtelijke, agrarische of aan de agrarische sector gelieerde producten, is uitdrukkelijk uitgesloten; de bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel dient beperkt te blijven tot maximaal 60 m²;
-
de opslag van materialen of goederen op het terrein, anders dan voor het verwezenlijken van de bestemming, is uitgesloten;
-
de vestiging van maneges is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van kernen.
-
Artikel 4 'Bedrijf'
In lid 4.2.1 (Bouwregels) wordt toegevoegd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'oppervlakte (m2) mag de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
Artikel 4 'Bedrijf'
In lid 4.4 (Specifieke gebruiksregels) wordt toegevoegd:
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
(....)
-
het gebruik van de bedrijfsgebouwen ter plaatse van het perceel Lopsterweg 10, Zeerijp indien de erfinrichting niet is uitgevoerd en instandgehouden overeenkomstig het erfinrichtingsplan, dat als bijlage bij de regels is gevoegd .
-
artikel 4 'Bedrijf', artikel 9 'Horeca', artikel 10 'Maatschappelijk' , artikel 12 'Recreatie'
Aan lid 4.3, 9.3, 10.3 en 12.3 wordt de volgende afwijkingsmogelijkheid voor het bouwen toegevoegd:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 (respectievelijk 9.2, 10.2 en 12.2) om de gebouwen van bedrijven (respectievelijk maatschappelijke voorzieningen), voor zover deze niet zijn gevestigd in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, uit te breiden met meer dan 20% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, mits:
-
is aangetoond dat redelijkerwijs niet op een andere locatie dan waar het bedrijf of de maatschappelijke voorziening is gevestigd, in de ruimtebehoefte kan worden voorzien, en;
-
een erfinrichtingsplan met toepassing van de maatwerkmethode is opgesteld onder begeleiding van een onafhankelijke of een door het college van burgemeester en wethouders aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; het gebruik van de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is uitsluitend toegestaan indien:
-
de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan zijn gebouwd en/of aangelegd en;
-
de erfbeplanting is aangelegd en instandgehouden conform het erfinrichtingsplan;
-
rekening is gehouden met:
-
de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
-
de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
-
een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
-
het woon- en leefklimaat van direct omwonenden, en;
-
het aspect nachtelijke lichtuitstraling.
-
artikel 4 'Bedrijf', artikel 9 'Horeca', artikel 10 'Maatschappelijk', artikel 12 'Recreatie' en artikel 18 'Wonen'
Aan lid 4.3, 9.3, 10.3, 12.3 en 18.3 wordt de volgende afwijkingsmogelijkheid voor het bouwen toegevoegd:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 (respectievelijk 9.2, 10.2, 12.3 en 18.2) voor het vergroten van de vrijgekomen gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voormalige boerderij' met maximaal 20% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mits aan de ruimtelijke kenmerken van de gebouwen geen afbreuk wordt gedaan.
Aan lid 4.3, 9.3, 10.3, 12.3 en 18.3 wordt de volgende afwijkingsmogelijkheid voor het bouwen toegevoegd:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 (respectievelijk 9.2, 10.2, 12.2 en 18.2) om een of meer nieuwe, bij een hoofdgebouw behorende bijgebouwen op te richten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voormalige boerderij' mits:
-
de nieuwe bijgebouwen dienen ter vervanging van de te amoveren ontsierende bijgebouwen en;
-
de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en bijgebouwen met niet meer dan 20% kan toenemen, en;
-
de ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe bijgebouwen passen in het aanwezige bebouwingsbeeld.
Aan lid 4.3, 9.3, 10.3, 12.3 en 18.3 wordt de volgende afwijkingsmogelijkheid voor het bouwen toegevoegd:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 (respectievelijk 9.2, 10.2, 12.2 en 18.2) om de vrijgekomen gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voormalige boerderij' met een grotere oppervlakte dan 20% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen te vergroten, mits:
a. een erfinrichtingsplan met toepassing van de maatwerkmethode is opgesteld onder begeleiding van een onafhankelijke of een door het college van burgemeester en wethouders aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; het gebruik van de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is uitsluitend toegestaan indien:
-
de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan zijn gebouwd en/of aangelegd en;
-
de erfbeplanting is aangelegd en instandgehouden conform het erfinrichtingsplan;
b. rekening is gehouden met:
-
de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
-
de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
-
een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de gebouwen;
-
het woon- en leefklimaat van direct omwonenden, en;
-
het aspect nachtelijke lichtuitstraling.
-
artikel 9 'Horeca'
Aan lid 9.5 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt toegevoegd:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 9.1: voor het gebruik van de bedrijfswoning voor een bed and breakfast, mits:
-
het aantal kamers ten behoeve van bed and breakfast maximaal drie bedraagt, voor ten hoogste zes personen in totaal;
-
parkeren op eigen erf plaatsvindt.
-
artikel 10 'Maatschappelijk'
Aan lid 10.4 (Specifieke gebruiksregels) wordt toegevoegd:
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van de verblijfsrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' en 'specifieke vorm van recreatie - chalets';
Aan lid 10.5 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt toegevoegd:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 10.4, sub e: voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
-
de afwijking niet van toepassing is voor zover de gronden mede bestemd zijn als Waarde – Geomorfologie, Waarde – Invloedsgebied wierden, Waarde – Landschap of Waarde - Wierde;
-
de afstand tot de erfgrens van de dichtstbijzijnde woning van derden ten minste 50 meter bedraagt;
-
het kleinschalig kampeerterrein grenst aan de woning van de betreffende beheerder;
-
kamperen uitsluitend mogelijk is van 15 maart tot en met 31 oktober;
-
maximaal 15 standplaatsen voor kampeermiddelen zijn toegestaan;
-
stacaravans niet zijn toegestaan;
-
per kleinschalig kampeerterrein maximaal drie chalets en/of trekkershutten zijn toegestaan;
-
de oppervlakte van sanitairgebouwen maximaal 50 m2 bedraagt;
-
bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning een plan voor landschappelijke inpassing wordt ingediend;
-
lid 10.4, sub e: voor een bed and breakfast, mits:
-
het aantal kamers ten behoeve van bed and breakfast maximaal drie bedraagt, voor ten hoogste zes personen in totaal;
-
parkeren op eigen erf plaatsvindt.
-
artikel 18 'Wonen'
In lid 18.1 wordt na sub g een nieuw sub h ingevoegd, onder vernummering van de overige bepalingen:
-
opslag voor een bouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';
-
artikel 18 'Wonen'
In lid 18.2.1 (bouwregels) wordt de volgende bepaling toegevoegd:
-
een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe woning op het adres Zeerijperweg 5 en 5a, als vervanging van de reeds gesloopte woning, kan uitsluitend worden verleend indien:
-
De ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe bebouwing passen in het voor het betrokken gebied kenmerkende bebouwingsbeeld;
-
De gezamenlijke oppervlakte van de woning en aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m2;
-
Over de ruimtelijke inpassing van de nieuwe bebouwing advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke of een door de gemeente aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.
-
artikel 18 'Wonen'
In lid 18.2.2. (Aan- en uitbouwen en bijgebouwen) worden de volgende bepalingen toegevoegd:
-
ter plaatse van de aanduiding 'oppervlakte (m2)' mag de oppervlakte van de aangebouwde schuur en de carport niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte (m) mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
ter plaatse van de aanduiding 'goothoote (m) mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
artikel 18 'Wonen'
In lid 18.4.2 (Specifieke gebruiksregels, strijdig gebruik) wordt toegevoegd:
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
(...)
-
het gebruik van de bijgebouwen ter plaatse van het perceel Zijldijksterweg 12, 't Zand indien de bestaande erfbeplanting niet in stand wordt gehouden , conform de afbeelding die als bijlage bij de regels is gevoegd.
-
artikel 33 'Algemene afwijkingsregels'
Het bepaalde in lid 33.1 sub g wordt gewijzigd in:
-
het bepaalde in het plan ten behoeve van de bouw van vrijstaande windturbines, met dien verstande dat:
-
de windturbines worden gebouwd:
-
binnen het bouwperceel van een agrarisch bedrijf, of;
-
bij vrijgekomen of vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing binnen het bestemmingsvlak, of;
-
bij een bedrijf, mits op het bijbehorende bouwperceel ook bedrijfsbebouwing is gerealiseerd, of;
-
niet meer windturbines mogen worden gebouwd dan noodzakelijk om in het eigen energieverbruik te kunnen voorzien;
-
de windturbines achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het ruimtelijk beeld en de cultuurhistorische karakteristiek van het erf en de omgeving;
-
in geval meer dan één windturbine wordt gerealiseerd, de windturbines worden ingepast in de landschappelijke en/of stedenbouwkundige structuur. Bij een verzoek om af te wijken moet met het oog daarop een inpassingsvoorstel worden overlegd.
-
de wieken of constructie van de windturbine niet mogen overhangen boven openbaar toegankelijk gebied;
-
de ashoogte van de windturbine minder moet zijn dan 15 m;
-
de afstand tussen de windturbine en de meest nabijgelegen gevoelige bestemming minimaal 4 maal de ashoogte van de turbine moet bedragen, tenzij kan worden aangetoond dat van slagschaduw geen sprake is of deze schaduw zo kan worden beperkt dat van hinder in alle redelijkheid geen sprake meer is;
-
de afstand van de windturbine tot de dubbelbestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Hoogspanning en Leiding - Hoogspanningsverbinding groter is dan de masthoogte + 1/3 wieklengte.
Toegevoegd worden sub h en i:
-
ten behoeve van de bouw van windturbines op daken van (voormalige) bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
-
windturbines worden geplaatst het dak van het gebouw dat hoofdzakelijk zelf de opgewekte energie verbruikt;
-
niet meer windturbines mogen worden gebouwd dan noodzakelijk om in het eigen energieverbruik te kunnen voorzien;
-
windturbines uitsluitend zijn toegestaan op gebouwen met een bouwhoogte van minimaal 9 m, waarbij de windturbine op een hoogte van minimaal 6 m vanaf het peil wordt gebouwd;
-
het aantal windturbines op een gebouw met schuin dak niet meer mag bedragen dan één op maximaal 1/3 van de dakhoogte;
-
het aantal windturbines op gebouwen met platte daken niet meer mag bedragen dan:
-
één windturbine indien de oppervlakte van het dakvlak minder dan 500 m2 bedraagt;
-
twee windturbines indien de oppervlakte van het dakvlak ten minste 500 m2 maar minder dan 750 m2 bedraagt;
-
drie windturbines indien de oppervlakte van het dakvlak ten minste 750 m2 bedraagt;
-
in afwijking van het bepaalde onder 4 en 5 kunnen maximaal drie windturbines worden toegestaan op gebouwen met een schuin dak en gebouwen met platte daken met een dakvlak kleiner dan 750 m2 als wordt aangetoond dat:
-
een groter aantal windturbines past binnen de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving;
-
een groter aantal windturbines aansluit bij de vormgeving en maatvoering van het gebouw waarop de windturbines worden geplaatst;
-
de windturbines in een regelmatige opstelling staan;
-
de wieken of constructie van de windturbine niet mogen overhangen boven openbaar toegankelijk gebied;
-
de lengte van de verticale as niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij wordt aangetoond dat:
-
een grotere lengte van de verticale as past binnen de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving;
-
een grotere lengte van de verticale as aansluit bij de vormgeving en maatvoering van het gebouw waarop de windturbines worden geplaatst;
-
de ashoogte van de windturbine minder moet zijn dan 15 m.
-
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voorwaarden stellen aan het gebruik of de plaats van de windturbine ter voorkoming van geluidhinder, slagschaduw en risico's op gevoelige of kwetsbare objecten waarbij de normering uit het Activiteitenbesluit als uitgangspunt wordt gebruikt voor het stellen van voorwaarden, dan wel een keuring of algemeen keurmerk kan worden vereist.
In lid 33.1 wordt toegevoegd:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan opgenomen bouwregels voor een afwijkende maatvoering tot 20% en/of voor het bouwen buiten het bouwvlak tot ten hoogste 10 m buiten het bouwvlak in het geval van:
-
het herstellen en/of het bouwkundig versterken van beschadigde gebouwen als gevolg van de aardgaswinning;
-
aardbevingsbestendige nieuwbouw van gebouwen;
mits:
-
afhankelijk van de bestemming, het bepaalde in de bouwregels van respectievelijk lid 3.2, 4.2, 5.2, 6.2, 8.2, 9.2, 10.2, 12.2, 13.2, 14.2, of 18.2 met betrekking tot de maximum oppervlakte van gebouwen in acht wordt genomen ;
-
afhankelijk van de bestemming, het bepaalde in de afwijkingsregels van respectievelijk lid 3.4 sub b en c, 4.3, 6.3, 8.3, 9.3, 10.3, 12.4, 13.3, 14.3 of18.3 sub b met betrekking tot de algemene voorwaarden voor afwijking van de bouwregels in acht wordt genomen.
-
artikel 35 'Overige regels'
In artikel 35 wordt toegevoegd lid 35 .3:
35.3 Parkeergelegenheid en los en laadmogelijkheden
-
Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 317 en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
-
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
-
Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
-
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
-
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
-
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan in afwijking van sub a een bouwwerk dat geheel of gedeeltelijk is tenietgegaan ten gevolge van aardbevingsschade, geheel of gedeeltelijk vernieuwen of herbouwen conform het bestaande bouwwerk, ook als dit afwijkt van het bestemmingsplan, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen vijf jaar na de dag waarop het bouwwerk geheel of gedeeltelijk is tenietgegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
-
Het bepaalde sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'Facetbestemmingsplan gemeente Loppersum 2016'.