direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0022.BPBG16CONS1-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening 2016 van de gemeente Leek;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0022.BPBG16CONS1-VA01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep
  • a. zakelijke en persoonlijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven of personen zoals administratiekantoor, advocatenkantoor, reisbureau, artsenpraktijk, schoonheidssalon, kapsalon, en dergelijke, al dan niet met hieraan ondergeschikte detailhandel;
  • b. praktijkpand, praktijkruimte, kantoor, atelier: een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat door de indeling en inrichting bestemd is als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor medische, administratieve, artistieke, ambachtelijke en daarmee gelijk te stellen beroepen, al dan niet in combinatie met hieraan ondergeschikte detailhandel;

mits de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;

de uitoefening van een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, consumentverzorgend, ambachtelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en waaronder in ieder geval niet wordt begrepen prostitutie en waarbij detailhandel slechts is toegestaan voor zover dit direct verband houdt met het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanlegsteiger

een bouwwerk, niet zijnde beschoeiingen, kennelijk bedoeld voor het afmeren/aanleggen van vaartuigen;

1.8 aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.9 afhaalpunt

een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten behoeve van verkoop en/of overige activiteiten;

1.10 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (boom- en sierkwekerijen en fruit- en houtteelt daaronder begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een bollenteeltbedrijf of een vis- of wormenkwekerij;

1.12 agrarisch grondgebruik

het telen van gewassen, niet in een volkstuin(complex), en/of het weiden van dieren;

1.14 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.17 bed & breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, welk verblijf en ontbijt moeten plaatsvinden in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ;

1.18 bedrijf

een bedrijfseconomische eenheid, gericht op het behalen van winst; onder eenheid worden ook verstaan rechtspersonen die ruimtelijk als één bedrijf optreden;

1.19 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.20 bedrijfsmatig

gericht op het behalen van winst;

1.21 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.22 beeldbepalende gebouwen

gebouwen die op grond van hun ruimtelijk relevante kenmerken bijdragen aan de visuele belevingswaarde van het landschap;

1.23 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.24 bestaand
  • 3. terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing (de maatvoering van een bouwwerk, de afstand tot een bouwwerk of een te bebouwen percentage) die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht, of een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.
1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.27 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; voor vrijstaande bijgebouwen is ook functionele ondergeschiktheid vereist;

1.28 biologische regelgeving

regelgeving zoals opgenomen in de Landbouwkwaliteitswet, het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 en in het bijzonder verordening (EG)834/2007 en de bijbehorende bepalingen in verordening (EG) 889/2008 en verordening (EG) 1235/2008. Specifiek voor dierlijke productie is tevens de Wet dieren, het Besluit Diervoeders, de Regeling Diervoeders 2012, het Besluit Dierlijke producten en de Regeling Dierlijke producten 2012;

1.29 boerderijkamer

een of meerdere ruimtes in een (voormalig) agrarisch bedrijfsgebouw, die is/zijn ingericht voor recreatieve bewoning, inclusief daarbij behorende voorzieningen;

1.30 boerderijterras

een terras bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde producten worden verkocht voor consumptie ter plaatse;

1.31 boerderijwinkel

een winkel bij een agrarisch bedrijf, waarin hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde agrarische producten worden verkocht;

1.32 boom- en/of sierkwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, sierheesters en overige sierbeplanting, een en ander in de vorm van vollegrondteelt dan wel containerteelt;

1.33 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; indien en voor zover twee bouwpercelen middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.35 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 chalet
  • een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
  • een stacaravan met een oppervlakte groter dan 40 m2;
1.39 co-substraten

organische materialen/producten, die mogen worden toegevoegd aan een mestvergistingsproces, waarbij het eindproduct nog steeds onder de definitie meststof valt als bedoeld in de milieuwetgeving;

1.40 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.41 daghoreca:

een horecabedrijf dat in hoofdzaak kleine maaltijden, broodjes, gebak, koffie, thee en niet-alcoholische (fris)dranken verstrekt en dat qua openingstijden vergelijkbaar is met die van de detailhandel;

1.42 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.43 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.44 detailhandel in weggebonden artikelen

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.45 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.46 dienstverlening

het verlenen van economische , openbare en/of maatschappelijke diensten aan derden;

1.47 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.48 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.49 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.50 erfinrichtingsplan

een plan waarin met toepassing van de maatwerkmethode in overleg met het betrokken bedrijf de omvang, situering en ruimtelijke inrichting van het bouwperceel en de landschappelijke inpassing van de bebouwing en opslag- of andere voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, zijn vastgelegd;

1.51 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.52 fruitteeltbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit;

1.53 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.54 gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het beleren en trainen van paarden door het bedrijf zelf, het bieden van pensionstalling en/of een kunstmatig inseminatie bedrijf voor paarden of pony's, niet zijnde een manege;

1.55 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen en/of bestrijdingsmiddelen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit luidde op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.56 hobbymatig agrarisch gebruik

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren (niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een bollenteeltbedrijf of een vis- of wormenkwekerij) op niet bedrijfsmatige wijze;

1.57 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk  op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;  kan worden aangemerkt;

1.58 horeca(bedrijf)

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.59 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.60 huishouden

één of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn;

1.61 intensieve veehouderij

niet-grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of als neventak (nagenoeg) geheel in gebouwen varkens, pluimvee, vleeskalveren en pelsdieren houden. Het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

agrarische bedrijfsvoering, zelfstandig of als neventak, gericht op het geheel of nagenoeg geheel in gebouwen houden van varkens, pluimvee, vleeskalveren en vleesstieren, alsmede pelsdieren, met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de geldende biologische regelgeving en met uitzondering van het houden van leghennen volgens het 'vrije-uitloopsysteem';

1.62 internethandel

handel in goederen en/of diensten die plaatsvindt via het internet;

1.63 jachthaven

een haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren, of afgemeerd houden van pleziervaartuigen;

1.64 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto,  een vouwwagen, een camper, een caravan, dan wel enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, dat is bedoeld om te kunnen worden verplaatst; of een huifkar;

1.65 kamphuis/groepsaccommodatie

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief verblijf van personen die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers;

1.66 karakteristieke gebouwen

gebouwen die van cultuurhistorische waarde zijn op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdragen aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid;

1.67 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.68 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein met een oppervlakte van niet meer dan 5.000 m2  én voor maximaal 25 kampeermiddelen (tenten, vouwwagens, campers, toercaravans of huifkarren) gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.69 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.70 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.71 maatwerkmethode

methode van overleg via keukentafelgesprekken met als doel om op bedrijfsniveau overeenstemming te bereiken over omvang, situering en inrichting van het bouwperceel;

1.72 manege

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden/pony's en/of het berijden van paarden/pony's, waaronder begrepen lesgeven, verhuur en het houden van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.73 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.74 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.75 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.76 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.77 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.78 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.79 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.80 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:

het plaatselijke niveau ten opzichte van het Nieuw Amsterdams Peil;

1.81 pension

een gebouw met een of meer pensionkamers, die zijn ingericht voor recreatief verblijf, inclusief daarbij behorende voorzieningen;

1.82 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.83 verbeelding
  • a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening 2016;
  • b. de verbeelding op papier van het bestemmingsplan Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening 2016, bestaande uit de kaarten met tekeningnummer identificatienummer NL.IMRO.0022.BPBG16CONS1-VA01 ,  blad 1 t/m 12 .
1.84 plattelandswoning

een agrarische bedrijfswoning die is gelegen binnen een agrarisch bouwperceel en die gebruikt mag worden door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf;

1.85 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.86 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.87 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.88 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.89 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.90 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor één (gedeeltelijke) arbeidskracht die in duurzaam (neven)beroep aan het bedrijf verbonden is;

1.91 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.92 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.93 sportkantine

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

1.94 sportvoorziening

voorziening ten behoeve van een lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn, respectievelijk bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden;

1.95 stacaravan

een caravan die als bouwwerk is aan te merken, die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die als één geheel te verplaatsen is;

1.96 standplaats voor detailhandel

een openbare en in de open lucht gelegen plaats om goederen en/of diensten te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren, gebruikmakend van mobiele middelen, zoals een boot, een kraam, een wagen of een tafel;

1.97 teeltondersteunende kassen

kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  • het voorkomen van schade door vorst;
1.98 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water) of
  • het voorkomen van schade door vorst;
1.99 trekkershut

een kleinschalig gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf;

1.100 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.101 vissteiger

een bouwwerk, niet zijnde beschoeiingen, kennelijk bedoeld als voorziening ten behoeve van de vissport;

1.102 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor ten minste één volwaardige arbeidskracht die in duurzaam hoofdberoep aan het bedrijf verbonden is;

1.103 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.104 vrijgekomen gebouwen

gebouwen die blijvend zijn of worden onttrokken aan het gebruik waarvoor ze oorspronkelijk zijn opgericht en/of zijn bestemd;

1.105 werkschuur

een gebouw bestemd voor de opslag van materieel en producten ten behoeve van het agrarisch bedrijf;

1.106 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.107 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.108 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.109 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.110 woonwagen

een voor bewoning bestemde ruimte die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.111 zonnepark

een ruimtelijk samenhangende, grondgebonden of drijvende installatie voor het opwekken van zonne-energie, groter dan 200 m2;

1.112 zorgboerderij

het bieden van de mogelijkheid tot zorg aan personen, door middel van een aan het agrarisch gebruik verbonden werkgemeenschap van sociaaltherapeutische aard en in de vorm van dagopvang.

een of meerdere bestaande gebouwen van een (voormalig) agrarisch bedrijf, waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of zorgbehoevende ouderen, al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden voor de doelgroepen wordt geboden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.2 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.7 De bouwhoogte van een reclame- of antennemast:

vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het aansluitende afgewerkte terrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein gemeten wordt vanaf het niveau van af het afgewerkte terrein dat direct aansluit op de dichtstbijzijnde weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994.

2.1.8 De ashoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine  het middelpunt van de as van de wieken tot aan het aansluitende afgewerkte terrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein gemeten wordt vanaf het niveau van het afgewerkte terrein dat direct aansluit op de dichtstbijzijnde weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en erkers  buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m  bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij-, houtteelt- of fruitteeltbedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • c. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van minder dan 2 hectare;
  • d. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • f. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  • g. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' voor een ijsbaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' voor een parkeerterrein;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'sport' voor een drafbaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' voor een kleinschalig kampeerterrein, dat voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in lid 3.6.1;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - werkschuur' voor de bestaande werkschuur met een maximale oppervlakte van 450 m2;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde - geen windturbines zijnde - , erven, terreinen, parkeervoorzieningen en andere werken.

3.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat stallen, schuren en vogelkijkhutten, waaronder de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - werkschuur', die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,50 m bedragen;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan, uitgezonderd bestaande solitair gesitueerde voorzieningen voor de opslag van mest en veevoer;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen in een directe relatie tot de bebouwing op de agrarische bedrijfsbestemming of de bestemming Agrarisch - Kwekerij of Agrarisch - Fruitteelt zijn toegestaan tot niet meer dan 20% van de totale bedrijfs vloer oppervlakte die wordt aangewend voor de teelt, met dien verstande dat:
    • 1. in afwijking van het bepaalde onder a de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 2. voor het percentage de teeltondersteunende voorzieningen in de agrarische bedrijfsbestemming of de bestemming Agrarisch - Kwekerij of Agrarisch - Fruitteelt worden meegerekend;
    • 3. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan indien de grond de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat of   Waarde - Open gebied   of Waarde - Verkaveling  heeft.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
3.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.2  onder a en b en toestaan dat mestopslagen, kuilvoerplaten en/of sleufsilo's worden gebouwd, mits:
    • 1. aannemelijk is gemaakt dat objectief is aangetoond dat plaatsing op de grond met de agrarische bedrijfsbestemming niet mogelijk is vanwege ruimtelijke of milieuhygiënische belemmeringen;  ruimtegebrek of ongewenst is vanwege milieuhygiënische of planologische redenen;
    • 2. de afstand tussen de mestopslag /kuilvoerplaat/sleufsilo en een gebouw op grond met   de bouwperceelgrens van de agrarische bedrijfsbestemming niet meer bedraagt dan 25 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 4. over de landschappelijke aanvaardbaarheid en de wijze van inpassing van de mestopslag/kuilvoerplaat/sleufsilo's advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke, dan wel een door de gemeente aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur en de nakoming van eventueel te stellen voorwaarden aan de landschappelijke inpassing wordt geborgd in de vorm van een voorwaarde bij de omgevingsvergunning;
    • 5. de gronden niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat of   Waarde - Open gebied   of  Waarde - Verkaveling  hebben.
3.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

3.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de voor Agrarisch  aangewezen gronden ten behoeve van een (kleinschalig) kampeerterrein, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 onder a voor de uitoefening van agrarisch grondgebruik ten hoeve van een boom- en/of sierkwekerij of fruitteeltbedrijf, met dien verstande dat van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt voor gronden met de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat of   Waarde - Open gebied   of Waarde - Verkaveling ;
  • b. 3.5.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, indien en voor zover de gronden grenzen aan de agrarische bedrijfsbestemming, Agrarisch - Fruitteelt , Agrarisch - Kwekerij , Agrarisch - Paardenhouderij of Wonen en op die gronden een kleinschalig kampeerterrein niet op een logische, landschappelijk verantwoorde manier kan worden ingepast en dit in de bestemming Agrarisch wel het geval is, met dien verstande dat:
    • 1. het kampeerterrein een maximum oppervlakte van 0,5 hectare heeft en maximaal 25 kampeerplaatsen;
    • 2. de afstand van het kampeerterrein tot aan het naastgelegen bestemmingsvlak, niet zijnde het bestemmingsvlak waarbij het kampeerterrein behoort, minimaal 50 meter bedraagt ;
    • 3. het kampeerterrein aansluit aan de woonbebouwing van de beheerder;
    • 4. de oppervlakte aan gebouwenten behoeve van het kampeerterrein maximaal 50 m² is, behalve indien gebruik wordt gemaakt van bestaande (voormalige agrarische) gebouwen; de bebouwing dient aan te sluiten bij de reeds bestaande bebouwing;
    • 5. er geen chalets, trekkershutten en stacaravans zijn toegestaan;
    • 6. wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 7. de exploitatie tijdens het jaar plaatsvindt tussen 15 maart en 31 oktober;
    • 8. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, parkeren op eigen terrein plaatsvindt en onderdeel is van de landschappelijke inpassing;
    • 9. van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt voor gronden met de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat of   Waarde - Open gebied   of Waarde - Verkaveling .
3.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

3.6.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden  genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Agrarisch of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

3.7.2 Uitzondering

Het in 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen in:

  • a. een agrarische bedrijfsbestemming ten behoeve van de verplaatsing van agrarische bedrijven, indien er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf dat verplaatst wordt:
    • 1. uit het Natuurnetwerk Nederland in de provincie; of
    • 2. omdat de bestaande bedrijfsvoering aantoonbaar niet kan voldoen aan actuele wettelijke milieuhygiënische normen of omdat de bedrijfsvoering op de oorspronkelijke vestigingslocatie aantoonbaar ernstige overlast veroorzaakt, die niet op een andere manier kan worden tegengegaan; of
    • 3. omdat een actuele stedelijke ontwikkeling, of aanleg van infrastructuur binnen de provincie Groningen, dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen aan continuering van de bedrijfsvoering in de weg staat; of
    • 4. op basis van een door Gedeputeerde Staten vastgestelde specifieke taakstelling tot inplaatsing van agrarische bedrijven;

uitplaatsing uit (een gebied van 250 m rond) het Natuur Netwerk Nederland of uit een voor verzuring gevoelig gebied als bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij of uit de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied of ten behoeve van het oplossen van knelpunten (ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing),  mits:

      • de oppervlakte van het bouwperceel is afgestemd op de bedrijfsomvang en de oppervlakte in elk geval niet meer bedraagt dan 2 hectare;
      • is aangetoond dat geen bestaande agrarische bedrijfslocatie binnen het plangebied kan worden gebruikt;
      • is verzekerd dat het bestemmingsvlak van waaruit de verplaatsing plaatsvindt niet opnieuw kan worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
      • Gedeputeerde Staten ontheffing hebben verleend;  de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie Groningen werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
      • aan de omvang, situering en vormgeving van de nieuwe agrarische bedrijfslocatie een erfinrichtingsplan ten grondslag ligt, waarbij in ieder geval rekening is gehouden met de aspecten die zijn genoemd in 55.2.1 Afwegingskader, met dien verstande dat het gebruik van de bebouwing uitsluitend is toegestaan indien de landschappelijke inpassing van de bebouwing is uitgevoerd en in stand gehouden conform het erfinrichtingsplan;
      • de gronden niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat of   Waarde - Open gebied   of Waarde - Verkaveling hebben;
  • b. in een (agrarische) bedrijfsbestemming ten behoeve van wijziging van de vorm van het bestemmingsvlak van de (agrarische) bedrijfsbestemming, indien en voor zover:
    • 1. de gronden grenzen aan een (agrarische) bedrijfsbestemming en de wijziging plaatsvindt in dezelfde agrarische bedrijfsbestemming;
    • 2. de gronden niet de dubbelbestemming Waarde - Open gebied   of Waarde - Verkaveling hebben;
    • 3. gelijktijdig de (agrarische) bedrijfsbestemming wordt gewijzigd in een aansluitende (agrarische) gebiedsbestemming;
    • 4. de oppervlakte van het bestemmingsvlak van de (agrarische) bedrijfsbestemming na wijziging niet is vergroot;
  • c. in de bestemming Bedrijf, Bedrijf - Garage, Bedrijf - Opslag, Detailhandel, Detailhandel - Tuincentrum , Horeca, Maatschappelijk ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak van deze bestemmingen met maximaal 20%, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden moeten grenzen aan de bestemming waarvoor de vergroting van het bestemmingsvlak is bedoeld;
    • 2. de gronden niet de dubbelbestemming Waarde - Open gebied hebben;
    • 3. deze bedrijven en maatschappelijke voorzieningen niet gevestigd mogen zijn in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, en;
    • 4. deze vergroting uitsluitend mag plaatsvinden in combinatie met een eenmalige uitbreiding van de bedrijfsbebouwing met maximaal 20% van de aanwezige bedrijfsbebouwing, en:
      • er rekening wordt gehouden met:
      • de historisch gegroeide landschapsstructuur;
      • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
      • de evenwichtigheid van de ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
      • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      • het aspect nachtelijke uitstraling;
  • d. ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
    • 1. grondverwerving plaatsvindt op basis van vrijwilligheid;
    • 2. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden pas aan de orde is als grotere aaneengesloten waterhuishoudkundige beheersbare gebieden zijn verworven;
    • 3. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden niet mag leiden tot vernatting van aangrenzende landbouwgronden;
    • 4. in beginsel geen hydrologische bufferzones buiten het Natuur Netwerk Nederland worden ingesteld;
    • 5. realisatie van het Natuur Netwerk Nederland niet mag leiden tot beperkingen op aangrenzende landbouwgronden.
3.8.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

3.8.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf - met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij, houtteelt- of fruitteeltbedrijf - met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. intensieve veehouderij, zowel als hoofdtak als neventak, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. ter plaatse van het adres De Haspel 28, Zevenhuizen tot 1 januari 2020 een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 940 vleesvarkens;
  • d. ter plaatse van het adres Oudewijk 20, Zevenhuizen een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 3.450 vleeskonijnen;
  • e. ter plaatse van het adres Dwarshaspel 15, Zevenhuizen een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 2.980 vleesvarkens;
  • f. de oppervlakte van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 0,5 ha, waarbij geldt dat indien twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, de oppervlakte van de gezamenlijke bouwpercelen niet meer mag bedragen dan 0,5 ha;
  • g. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • h. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • j. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van een theetuin; een landschappelijk ingepast kleinschalig kampeerterrein ;
  • k. de gebouwen mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals een boerderijwinkel, een boerderijterras, een zorgboerderij, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 120 m2;
  • l. de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • m. de gronden mede zijn bestemd voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke grondoppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, binnen welke gebouwen de uitoefening dient plaats te vinden;
    • 3. de bepalingen onder 1 en 2 eveneens van toepassing zijn, indien twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en zonder afhaalpunt is toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' de gronden mede zijn bestemd voor een zorgboerderij;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' uitsluitend een agrarische bedrijfswoning is toegestaan;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde wordt nagestreefd, een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 51.1 van Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • q. per bouwperceel niet meer dan 1 hobbymatige paardenbak voor eigen gebruik is toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 800 m2, waarvoor geldt dat de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden niet minder dan 25 m mag bedragen;
  • r. parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd ;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' de gronden op het adres De wissel 1, Tolbert mede zijn bestemd voor een bed & breakfast .
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken

Voor een bouwwerk geldt dat dit uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf.

4.2.2 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 14 m bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 22° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere dakhelling had, deze lagere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2 en  het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde Verkaveling heeft ;
  • h. voorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
  • i. de oppervlakte die mag worden aangewend voor intensieve veehouderijen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte die daarvoor werd aangewend op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • j. nieuwe ligboxenstallen mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien de lichtsterkte binnen niet meer dan 150 lux bedraagt, dan wel de stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling ten minste met 90% reduceren;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' mag niet worden gebouwd ten behoeve van een toename van het aantal dieren;
  • l. binnen de gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding  'relatie' niet meer dan 1 bedrijfswoning is toegestaan op het aangeduide deel;
  • b. de inhoud per bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud als maximum geldt voor dat gebouw inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hooikiepen, kunstmest- en/of voedersilo's mag niet meer dan 18 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van drijfmestsilo's mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouw  as hoogte van windturbines mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan tot niet meer dan 20% van de totale bedrijfs vloer oppervlakte die wordt aangewend voor de teelt, met dien verstande dat:
    • 1. deze uitsluitend zijn toegestaan indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
    • 2. voor het percentage de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemming Agrarisch worden meegerekend;
  • f. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan indien de grond de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat , Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft;
  • g. hooikiepen, voedersilo's, kuilvoerplaten, sleufsilo, voorzieningen ten behoeve van de opslag van (kunst)mest en teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • h. de bouwhoogte van omheiningen bij paardenbakken mag niet meer dan 1,80 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing  en van een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
4.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 4.6 , mits dit in overeenstemming is met de in 4.6 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 4.2.2onder d ten behoeve van een hogere goothoogte voor bedrijfsgebouwen, indien dit uit bedrijfseconomisch oogpunt gewenst is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 4.2.2  onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. 4.2.2 onder g ten behoeve van teeltondersteunende kassen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 2.000 m2, indien en voor zover:
    • 1. de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch ;
    • 2. de oppervlakte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 3. de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft;
    • 4. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.
  • e. 4.2.2 onder i ten behoeve van vergroting van de oppervlakte die wordt aangewend ten behoeve van intensieve veehouderijen, mits:
    • 1. de vergroting  die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan aangescherpte wet- en regelgeving op het gebied van milieu, en/of;
    • 2. dient om het welzijn van de te houden dieren te vergroten, zonder dat wettelijke normen hiertoe verplichten; vanwege normen op het gebied van milieu en/of dierenwelzijn;
    • 3. èn het vergunde aantal dieren ( dierplaatsen ) niet toeneemt;
  • f. 4.2.2  onder i ten behoeve van vergroting van de oppervlakte die wordt aangewend ten behoeve van intensieve veehouderij waarbij het aantal dierplaatsen toeneemt, mits daarvoor ontheffing is verleend door Gedeputeerde Staten op basis van de provinciale Omgevingsverordening;
  • g. 4.2.2 onder k en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een toename van het aantal dieren, met uitzondering van intensieve veehouderijbedrijven, mits dit geen conflict oplevert met het bepaalde in de Wet natuurbescherming, hetgeen moet blijken uit een rapportage over de ammoniakdepositie van het bedrijf op het Natura 2000-gebied de Bakkeveense Duinen, voor en na de uitbreiding;
  • h. 4.2.3  onder a ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. een tweede bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn in verband met:
      • constant toezicht en verzorging van vee;
      • constant toezicht en onderhoud van apparatuur ter preventie van calamiteiten en/of;
      • onregelmatige werktijden, constante bereikbaarheid en organisatorische efficiency;

welke noodzaak in elk geval niet aanwezig wordt geacht indien het bedrijf binnen 5 minuten (obstakelvrij) met de auto vanuit een kern bereikbaar is;

    • 1. de omvang van het bedrijf zodanig moet zijn dat sprake is van een volwaardig tweepersoonsbedrijf, waarvan sprake is als het volledige werkgelegenheid en (binnen afzienbare tijd) een aanvaardbaar inkomen biedt aan ten minste twee arbeidskrachten;
    • 2. op basis van een ondernemersplan, opgesteld door een agrarische adviesinstantie, aannemelijk moet zijn gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername, de gebouwen en stalcapaciteit, productierechten en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten;
    • 3. de tweede bedrijfswoning een duidelijke ruimtelijke relatie moet hebben met het agrarische bedrijf, waarvan geen sprake is bij een afstand van meer dan 25 m tussen de bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw;
  • i. 4.2.4 onder b ten behoeve van een drijfmestsilo met een bouwhoogte van 8 m, mits de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
  • j. 4.2.4 onder d ten behoeve van mestvergistingsinstallaties met een bouwhoogte van niet meer dan 14 m, mits tegelijkertijd een omgevingsvergunning wordt verleend ingevolge 4.6.1 onder e van het bepaalde in 4.5.1 onder b.
4.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

4.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van ligboxenstallen, waarvoor de bouwaanvraag is getoetst aan dit bestemmingsplan, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt, dan wel de stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met ten minste 90% reduceren;
  • b. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • c. het gebruik van de gebouwen voor detailhandel , met uitzondering van detailhandel als niet zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf of als onderdeel van een ondergeschikte nevenactiviteit, mits deze activiteit beperkt blijft tot de verkoop van hoofdzakelijk ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten, inclusief de internethandel in deze producten en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m2.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.1 ten behoeve van een boom- en/of sierkwekerij of fruitteeltbedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat of Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • b. 4.1 ten behoeve van agrarisch verwante neventakken, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, kaasmakerijen, ijsmakerijen, bijenhouderijen, dierenpensions, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen, met dien verstande dat:
    • 1. de neventakken worden ondergebracht in bestaande bedrijfsgebouwen, die ten behoeve daarvan mogen worden verbouwd;
    • 2. niet meer dan 200 m2 mag worden aangewend ten behoeve van de neventakken (exclusief de kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen als bedoeld in 4.1 onder h j  en de bed & breakfast als bedoeld in 4.1 onder i k );
  • c. 4.1 onder  j l ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bed & breakfast groter dan 50 m2, mits:
    • 1. de   het bedrijfs vloer oppervlakte ten behoeve van een bed & breakfast ten hoogste 250 m2 bedraagt, dan wel maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing op het perceel;
    • 2. het parkeren van de gasten van de bed & breakfast op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. 4.1 ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht, dat ten behoeve daarvan mag worden verbouwd;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met het boerenbedrijf;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • e. 4.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:
    • 1. het kampeerterrein een maximum oppervlakte van 0,5 hectare heeft en maximaal 25 kampeerplaatsen;
    • 2. de afstand van het kampeerterrein tot aan het naastgelegen bestemmingsvlak, niet zijnde het bestemmingsvlak waarbij het kampeerterrein behoort, minimaal 50 meter bedraagt ;
    • 3. het kampeerterrein aansluit aan de woonbebouwing van de beheerder;
    • 4. de oppervlakte aan gebouwenten behoeve van het kampeerterrein maximaal 50 m² is, behalve indien gebruik wordt gemaakt van bestaande (voormalige agrarische) gebouwen; de bebouwing dient aan te sluiten bij de reeds bestaande bebouwing;
    • 5. er geen chalets, trekkershutten en stacaravans zijn toegestaan;
    • 6. wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 7. de exploitatie tijdens het jaar plaatsvindt tussen 15 maart en 31 oktober;
    • 8. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, parkeren op eigen terrein plaatsvindt en onderdeel is van de landschappelijke inpassing;
  • f. 4.1 juncto artikel 1 onder 1.107 woning voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, ten behoeve waarvan de woning mag worden verbouwd, indien en voor zover:
    • 1. de twee huishoudens in het bouwvolume van de bestaande woning worden ondergebracht;
    • 2. - tijdelijk de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is dan wel - permanent de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is, maar het bedrijf voldoet niet aan de eisen voor een tweede bedrijfswoning;
  • g. 4.5.1  onder b ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, mits:
    • 1. sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
      • het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
      • het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
    • 2. de capaciteit van de installatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt;
    • 3. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
    • 4. de vergistingsinstallatie qua bedrijfsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdbedrijfsactiviteit.
4.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

4.6.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

4.7.2 Uitzondering

Het in 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 , Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 of Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 , mits aannemelijk is gemaakt dat de wijziging uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is en met dien verstande dat wijziging naar Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 of Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 uitsluitend is toegestaan indien het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
  • b. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en daarbij aanduidingen opnemen, indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd, dan wel geen sprake meer is van een reële agrarische bedrijfsvoering.
  • c. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Fruitteelt of Agrarisch - Kwekerij , mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en met dien verstande dat wijziging niet is toegestaan indien de grond de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat , Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • d. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 wijzigen ten behoeve van agrarisch verwante activiteiten, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, bijenhouderijen, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen en de aansluitende gebiedsbestemmingen, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
  • e. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met de bedrijfswoning;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • f. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 wijzigen ten behoeve van bedrijven zoals genoemd in de Bedrijvenlijst, binnenopslag, sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en met het buitengebied samenhangende educatieve functies, mits de milieubelasting niet meer bedraagt dan die van een categorie 2-activiteit als bedoeld in Bijlage 2 Richtafstandenlijst;
  • g. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 wijzigen ten behoeve van hoveniersbedrijven, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • h. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij of een manegebestemming mits:
    • 1. uit een bedrijfsplan is gebleken dat de bestaande bebouwde oppervlakte niet toeneemt;
    • 2. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • i. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling, indien en voor zover het bedrijf is of wordt verplaatst ten behoeve van de (te realiseren) ecologische hoofdstructuur;
  • j. de aanduiding 'intensieve veehouderij' verwijderen indien en voor zover de intensieve veehouderijactiviteiten feitelijk zijn beëindigd en de locatie gelet op de ligging ten opzichte van omringende functies (zoals lintbebouwing, ecologische hoofdstructuur of Natura 2000-gebied) uit een oogpunt van milieu niet geschikt is voor intensieve veehouderij;
  • k. de aanduiding 'intensieve veehouderij' toevoegen indien en voor zover sprake is van uitplaatsing van een bestaand intensief veehouderijbedrijf uit (een gebied van 250 m rond) de ecologische hoofdstructuur of uit een voor verzuring gevoelig gebied als bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij of uit de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied of ten behoeve van het oplossen van knelpunten (ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing);
  • l. de bestemming van een bedrijfswoning wijzigen in wonen, anders dan ten behoeve van het agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de criteria zoals opgenomen in de Beleidsnota Plattelandswoningen. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging. Na wijziging wordt de betreffende woning aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' en zijn de bouwregels van lid 4.2.3 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oppervlakte van de woning, inclusief de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, niet wordt meegerekend met de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel en met dien verstande dat ten behoeve van het agrarisch bedrijf de bouw van een nieuwe tweede bedrijfswoning niet is toegestaan.
4.8.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 4.8.1 onder b genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend:
    • 1. in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
    • 2. in een bij het hoofdgebouw behorend gebouw dat als 'karakteristiek' is aangeduid;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag niet worden gesloopt;
  • d. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. bij het aantal toe te laten woningen mede rekening wordt gehouden met de voor de gemeente vastgestelde nieuwbouwruimte;
    • 3. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 4. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 5. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 6. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 7. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 8. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
4.8.3 Voorwaarden wijziging andere functie

Toepassing van de in 4.8.1 onder e, f en g genoemde bevoegdheden vindt plaats met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik of vervangende nieuwbouw is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tot 500 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik diezelfde hoeveelheid;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste tweemaal zoveel;
    • 2. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 500 en 750 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste tweemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste driemaal zoveel;
    • 3. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 750 en 1.000 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste driemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste viermaal zoveel;
    • 4. bij toepassing van het voorgaande geldt dat:
      • waardevolle bebouwing  ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet mag mogen worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
      • bij de berekening de oppervlakte van de bedrijfswoning en 80 m2 aan bijgebouwen buiten beschouwing wordt gelaten;
  • b. bij de nieuwe functie mag uitsluitend worden gewoond indien een voormalige bedrijfswoning aanwezig is; in dat geval mag de woonfunctie uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. de karakteristiek van de bebouwing en het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. de verkeersinfrastructuur moet een toename van de nieuwe functie toelaten;
  • f. de nieuwe functie mag niet leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
  • g. met de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de aanduiding 'vrijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1  sub b van toepassing.
4.8.4 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

4.8.5 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 5 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf - met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij, houtteelt- of fruitteeltbedrijf - met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. intensieve veehouderij, zowel als hoofdtak als neventak, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. ter plaatse van het adres Kerkweg 59, Leek een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 228 vleesvarkens en 7.500 vleeskuikens;
  • d. ter plaatse van het adres Schillegepad 8, Tolbert een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 48.000 vleeskuikens;
  • e. ter plaatse van het adres Oudewijk 38, Zevenhuizen een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 1.440 vleesvarkens;
  • f. de oppervlakte van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1 ha, waarbij geldt dat indien twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, de oppervlakte van de gezamenlijke bouwpercelen niet meer mag bedragen dan 1 ha;
  • g. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • h. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • j. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van een theetuin;  een landschappelijk ingepast kleinschalig kampeerterrein ;
  • k. de gebouwen mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals een boerderijwinkel, een boerderijterras, een zorgboerderij, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 120 m2;
  • l. de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • m. de gronden mede zijn bestemd voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke grondoppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, binnen welke gebouwen de uitoefening dient plaats te vinden;
    • 3. de bepalingen onder 1 en 2 eveneens van toepassing zijn, indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en zonder afhaalpunt is toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' de gronden op het adres Mensumaweg 39 mede mogen worden gebruikt voor een museum met een oppervlakte van 225 m2;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' de gronden mede zijn bestemd voor een zorgboerderij;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde wordt nagestreefd, een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 51.1 van Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • q. per bouwperceel niet meer dan 1 hobbymatige paardenbak voor eigen gebruik is toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 800 m2, waarvoor geldt dat de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden niet minder dan 25 m mag bedragen;
  • r. parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
5.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Bouwwerken

Voor een bouwwerk geldt dat dit uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf.

5.2.2 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 14 m bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 22° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere dakhelling had, deze lagere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2 en het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde Verkaveling heeft ;
  • h. voorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
  • i. de oppervlakte die mag worden aangewend voor intensieve veehouderijen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte die daarvoor werd aangewend op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • j. binnen de gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren;
  • k. nieuwe ligboxenstallen mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien de lichtsterkte binnen niet meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling ten minste met 90% reduceren;
  • l. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing mag niet worden gebouwd ten behoeve van een toename van het aantal dieren.
5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding  'relatie' niet meer dan 1 bedrijfswoning is toegestaan op het aangeduide deel;
  • b. de inhoud per bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud als maximum geldt voor dat gebouw inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hooikiepen, kunstmest- en/of voedersilo's mag niet meer dan 18 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van drijfmestsilo's mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouw  as hoogte van windturbines mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan tot niet meer dan 20% van de totale bedrijfs vloer oppervlakte die wordt aangewend voor de teelt, met dien verstande dat:
    • 1. deze uitsluitend zijn toegestaan indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
    • 2. voor het percentage de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemming Agrarisch worden meegerekend;
  • f. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan indien de grond de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat , Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft;
  • g. hooikiepen, voedersilo's, kuilvoerplaten, sleufsilo, voorzieningen ten behoeve van de opslag van (kunst)mest en teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • h. de bouwhoogte van omheiningen bij paardenbakken mag niet meer dan 1,80 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing  en van een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
5.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in artikel 56.1 van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 5.4 , mits dit in overeenstemming is met de in 5.4 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 5.2.2 onder d ten behoeve van een hogere goothoogte voor bedrijfsgebouwen, indien dit uit bedrijfseconomisch oogpunt gewenst is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 5.2.2  onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. 5.2.2 onder g ten behoeve van teeltondersteunende kassen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 2.000 m2, indien en voor zover:
    • 1. de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch ;
    • 2. de oppervlakte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 3. de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft;
    • 4. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.
  • e. 5.2.2  onder i ten behoeve van vergroting van de oppervlakte die wordt aangewend ten behoeve van intensieve veehouderijen, mits:
    • 1. de vergroting  die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan aangescherpte wet- en regelgeving op het gebied van milieu, en/of;
    • 2. dient om het welzijn van de te houden dieren te vergroten, zonder dat wettelijke normen hiertoe verplichten; vanwege normen op het gebied van milieu en/of dierenwelzijn;
    • 3. èn het vergunde aantal dieren ( dierplaatsen ) niet toeneemt;
  • f. 5.2.2  onder i ten behoeve van vergroting van de oppervlakte die wordt aangewend ten behoeve van intensieve veehouderij waarbij het aantal dierplaatsen toeneemt, mits daarvoor ontheffing is verleend door Gedeputeerde Staten op basis van de provinciale Omgevingsverordening;
  • g. 5.2.2 onder l en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een toename van het aantal dieren, met uitzondering van intensieve veehouderijbedrijven, mits dit geen conflict oplevert met het bepaalde in de Wet natuurbescherming, hetgeen moet blijken uit een rapportage over de ammoniakdepositie van het bedrijf op het Natura 2000-gebied de Bakkeveense Duinen, voor en na de uitbreiding;
  • h. 5.2.3   5.2.3  onder a ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. een tweede bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn in verband met:
      • constant toezicht en verzorging van vee;
      • constant toezicht en onderhoud van apparatuur ter preventie van calamiteiten en/of
      • onregelmatige werktijden, constante bereikbaarheid en organisatorische efficiency;

welke noodzaak in elk geval niet aanwezig wordt geacht indien het bedrijf binnen 5 minuten (obstakelvrij) met de auto vanuit een kern bereikbaar is;

    • 1. de omvang van het bedrijf zodanig moet zijn dat sprake is van een volwaardig tweepersoonsbedrijf, waarvan sprake is als het volledige werkgelegenheid en (binnen afzienbare tijd) een aanvaardbaar inkomen biedt aan ten minste twee arbeidskrachten;
    • 2. op basis van een ondernemersplan, opgesteld door een agrarische adviesinstantie, aannemelijk moet zijn gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername, de gebouwen en stalcapaciteit, productierechten en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten;
    • 3. de tweede bedrijfswoning een duidelijke ruimtelijke relatie moet hebben met het agrarische bedrijf, waarvan geen sprake is bij een afstand van meer dan 25 m tussen de bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw;
  • i. 5.2.4 onder b ten behoeve van een drijfmestsilo met een bouwhoogte van 8 m, mits de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
  • j. 5.2.4 onder d ten behoeve van mestvergistingsinstallaties met een bouwhoogte van niet meer dan 14 m, mits tegelijkertijd een omgevingsvergunning wordt verleend ingevolge 5.6.1 onder e van het bepaalde in 5.5.1 onder b.
5.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in  54.2 Afwegingskader .

5.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van ligboxenstallen, waarvoor de bouwaanvraag is getoetst aan dit bestemmingsplan, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met ten minste 90% reduceren;
  • b. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • c. het gebruik van de gebouwen voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel als niet zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf of als onderdeel van een ondergeschikte nevenactiviteit, mits deze activiteit beperkt blijft tot de verkoop van hoofdzakelijk ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten, inclusief de internethandel in deze producten en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m2.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.1 ten behoeve van een boom- en/of sierkwekerij of fruitteeltbedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat,  Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • b. 5.1 ten behoeve van agrarisch verwante neventakken, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, kaasmakerijen, ijsmakerijen, bijenhouderijen, dierenpensions, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen, met dien verstande dat:
    • 1. de neventakken worden ondergebracht in bestaande bedrijfsgebouwen, die ten behoeve daarvan mogen worden verbouwd;
    • 2. niet meer dan 200 m2 mag worden aangewend ten behoeve van de neventakken (exclusief de kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen als bedoeld in 5.1 onder h j  en de bed & breakfast als bedoeld in 5.1  onder i k );
  • c. 5.1 onder l ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bed & breakfast  groter dan 50 m2, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een bed & breakfast ten hoogste 250 m2  bedraagt, dan wel maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing op het perceel;
    • 2. het parkeren van de gasten van de bed & breakfast op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. 5.1 ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht, dat ten behoeve daarvan mag worden verbouwd;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met het boerenbedrijf;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • e. 5.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:
    • 1. het kampeerterrein een maximum oppervlakte van 0,5 hectare heeft en maximaal 25 kampeerplaatsen;
    • 2. de afstand van het kampeerterrein tot aan het naastgelegen bestemmingsvlak, niet zijnde het bestemmingsvlak waarbij het kampeerterrein behoort, minimaal 50 meter bedraagt ;
    • 3. het kampeerterrein aansluit aan de woonbebouwing van de beheerder;
    • 4. de oppervlakte aan gebouwenten behoeve van het kampeerterrein maximaal 50 m² is, behalve indien gebruik wordt gemaakt van bestaande (voormalige agrarische) gebouwen; de bebouwing dient aan te sluiten bij de reeds bestaande bebouwing;
    • 5. er geen chalets, trekkershutten en stacaravans zijn toegestaan;
    • 6. wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 7. de exploitatie tijdens het jaar plaatsvindt tussen 15 maart en 31 oktober;
    • 8. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, parkeren op eigen terrein plaatsvindt en onderdeel is van de landschappelijke inpassing;
  • f. 5.1  juncto artikel 1.107 woning voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, ten behoeve waarvan de woning mag worden verbouwd, indien en voor zover:
    • 1. de twee huishoudens in het bouwvolume van de bestaande woning worden ondergebracht;
    • 2. - tijdelijk de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is dan wel - permanent de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is, maar het bedrijf voldoet niet aan de eisen voor een tweede bedrijfswoning;
  • g. 5.5.1 onder b ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, mits:
    • 1. sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
      • het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
      • het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
    • 2. de capaciteit van de installatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt;
    • 3. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
    • 4. de vergistingsinstallatie qua bedrijfsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdbedrijfsactiviteit.
5.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

5.6.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in  Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

5.7.2 Uitzondering

Het in 5.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 ;
  • b. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 of Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 , mits aannemelijk is gemaakt dat de wijziging uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is en met dien verstande dat wijziging uitsluitend is toegestaan indien het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
  • c. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en daarbij aanduidingen opnemen, indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Fruitteelt of Agrarisch - Kwekerij , mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en met dien verstande dat wijziging niet is toegestaan indien de grond de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat , Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • e. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 wijzigen ten behoeve van agrarisch verwante activiteiten, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, bijenhouderijen, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen en de aansluitende gebiedsbestemmingen, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
  • f. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met de bedrijfswoning;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • g. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 wijzigen ten behoeve van bedrijven zoals genoemd in de Bedrijvenlijst binnenopslag, sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en met het buitengebied samenhangende educatieve functies, mits de milieubelasting niet meer bedraagt dan die van een categorie 2-activiteit als bedoeld in;
  • h. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 wijzigen ten behoeve van hoveniersbedrijven, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • i. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij of een manegebestemming, mits:
    • 1. uit een bedrijfsplan is gebleken dat de bestaande bebouwde oppervlakte niet toeneemt;
    • 2. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • j. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling, indien en voor zover het bedrijf is of wordt verplaatst ten behoeve van de (te realiseren) ecologische hoofdstructuur;
  • k. de aanduiding 'intensieve veehouderij' verwijderen indien en voor zover de intensieve veehouderijactiviteiten feitelijk zijn beëindigd en de locatie gelet op de ligging ten opzichte van omringende functies (zoals lintbebouwing, ecologische hoofdstructuur of Natura 2000-gebied) uit een oogpunt van milieu niet geschikt is voor intensieve veehouderij;
  • l. de aanduiding 'intensieve veehouderij' toevoegen indien en voor zover sprake is van uitplaatsing van een bestaand intensief veehouderijbedrijf uit (een gebied van 250 m rond) de ecologische hoofdstructuur of uit een voor verzuring gevoelig gebied als bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij of uit de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied of ten behoeve van het oplossen van knelpunten (ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing);
  • m. de bestemming van een bedrijfswoning wijzigen in wonen, anders dan ten behoeve van het agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de criteria zoals opgenomen in de Beleidsnota Plattelandswoningen. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
    Na wijziging wordt de betreffende woning aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' en zijn de bouwregels van lid 5.2.3 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oppervlakte van de woning, inclusief de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, niet wordt meegerekend met de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel en met dien verstande dat ten behoeve van het agrarisch bedrijf de bouw van een nieuwe tweede bedrijfswoning niet is toegestaan.
5.8.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 5.8.1 onder c genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend:
    • 1. in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
    • 2. in een bij het hoofdgebouw behorend gebouw dat als 'karakteristiek' is aangeduid;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag niet worden gesloopt;
  • d. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. bij het aantal toe te laten woningen mede rekening wordt gehouden met de voor de gemeente vastgestelde nieuwbouwruimte;
    • 3. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 4. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 5. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 6. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 7. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 8. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
5.8.3 Voorwaarden wijziging andere functie

Toepassing van de in 5.8.1 onder f, g en h genoemde bevoegdheden vindt plaats met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik of vervangende nieuwbouw is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tot 500 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik diezelfde hoeveelheid;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste tweemaal zoveel;
    • 2. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 500 en 750 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste tweemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste driemaal zoveel;
    • 3. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 750 en 1.000 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste driemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste viermaal zoveel;
    • 4. bij toepassing van het voorgaande geldt dat:
      • waardevolle bebouwing  ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet mag mogen worden gesloopt; De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
      • bij de berekening de oppervlakte van de bedrijfswoning en 80 m2 aan bijgebouwen buiten beschouwing wordt gelaten;
  • b. bij de nieuwe functie mag uitsluitend worden gewoond indien een voormalige bedrijfswoning aanwezig is; in dat geval mag de woonfunctie uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. de karakteristiek van de bebouwing en het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. de verkeersinfrastructuur moet een toename van de nieuwe functie toelaten;
  • f. de nieuwe functie mag niet leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
  • g. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de aanduiding 'vrijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
5.8.4 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

5.8.5 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 6 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf - met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij, houtteelt- of fruitteeltbedrijf - met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. intensieve veehouderij, zowel als hoofdtak als neventak, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. ter plaatse van het adres De Holm 12, Tolbert een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 46.000 leghennen;
  • d. ter plaatse van het adres Kokswijk 53, Zevenhuizen een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 159.255 vleeskuikens;
  • e. ter plaatse van het adres Bolmeer 10, Zevenhuizen een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 1.948 vleesvarkens en 258 zeugen met opfokbiggen;
  • f. ter plaatse van het adres Gravelandsewijk 10, Zevenhuizen een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 39.900 opfokhennen;
  • g. de oppervlakte van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1,5 ha, waarbij geldt dat indien twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden de oppervlakte van de gezamenlijke bouwpercelen niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;
  • h. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • i. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • k. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van een theetuin ; een landschappelijk ingepast kleinschalig kampeerterrein ;
  • l. de gebouwen mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals een boerderijwinkel, een boerderijterras, een zorgboerderij, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 120 m2;
  • m. de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw  of de plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • n. de gronden mede zijn bestemd voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke grondoppervlakte van de bedrijfswoning  of de plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, binnen welke gebouwen de uitoefening dient plaats te vinden;
    • 3. de bepalingen onder 1 en 2 eveneens van toepassing zijn, indien twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en zonder afhaalpunt is toegestaan;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' de gronden mede zijn bestemd voor een zorgboerderij;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde wordt nagestreefd, een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 51.1 van Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' de gronden mede zijn bestemd voor een plattelandswoning; (Westerdijk 13, Leek);
  • r. per bouwperceel niet meer dan 1 hobbymatige paardenbak voor eigen gebruik is toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 800 m2, waarvoor geldt dat de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden niet minder dan 25 m mag bedragen;
  • s. het bestemmingsvlak aan Dwarshaspel 14 mede mag worden gebruikt voor een fruitteeltbedrijf;
  • t. parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd ;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' de gronden mede mogen zijn bestemd voor een loonbedrijf .
6.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Bouwwerken

Voor een bouwwerk geldt dat dit uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf.

6.2.2 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 14 m bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 22° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere dakhelling had, deze lagere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2 en het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • h. voorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
  • i. de oppervlakte die mag worden aangewend voor intensieve veehouderijen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte die daarvoor werd aangewend op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • j. binnen de gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren;
  • k. nieuwe ligboxenstallen mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien de lichtsterkte binnen niet meer dan 150 lux bedraagt, dan wel de stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling ten minste met 90% reduceren;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' mag niet worden gebouwd ten behoeve van een toename van het aantal dieren;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder g mag de oppervlakte aan teeltondersteunende kassen in het bestemmingsvlak aan de Dwarshaspel 14 ten hoogste 5.100 m2 bedragen;
  • n. de afstand tussen de bestaande hoofdgebouwen aan de Westerdijk 11 en Westerdijk 13 mag niet worden verkleind, dan wel bebouwing worden toegevoegd;
  • o. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met f gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' de volgende bouwregels:
    • 1. een plattelandswoning zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van een plattelandswoning zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte en dakhelling bedragen.
6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding  'relatie' niet meer dan 1 bedrijfswoning is toegestaan op het aangeduide deel;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' zijn 1 plattelandswoning en 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud per bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud als maximum geldt voor dat gebouw inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hooikiepen, kunstmest- en/of voedersilo's mag niet meer dan 18 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van drijfmestsilo's mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouw  as hoogte van windturbines mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan tot niet meer dan 20% van de totale bedrijfs vloer oppervlakte die wordt aangewend voor de teelt, met dien verstande dat:
    • 1. deze uitsluitend zijn toegestaan indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
    • 2. voor het percentage de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemming Agrarisch worden meegerekend;
    • 3. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan indien de grond de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat , Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft;
  • f. hooikiepen, voedersilo's, kuilvoerplaten, sleufsilo, voorzieningen ten behoeve van de opslag van (kunst)mest en teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • g. de bouwhoogte van omheiningen bij paardenbakken mag niet meer dan 1,80 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing  en van een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
6.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 6.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 6.6 , mits dit in overeenstemming is met de in 6.6 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 6.2.2  onder d ten behoeve van een hogere goothoogte voor bedrijfsgebouwen, indien dit uit bedrijfseconomisch oogpunt gewenst is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 6.2.2 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. 6.2.2  onder g ten behoeve van teeltondersteunende kassen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 2.000 m2, indien en voor zover:
    • 1. de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch ;
    • 2. de oppervlakte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 3. de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft;
    • 4. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.
  • e. 6.2.2  onder i ten behoeve van vergroting van de oppervlakte die wordt aangewend ten behoeve van intensieve veehouderijen, mits:
    • 1. de vergroting  die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan aangescherpte wet- en regelgeving op het gebied van milieu, en/of;
    • 2. dient om het welzijn van de te houden dieren te vergroten, zonder dat wettelijke normen hiertoe verplichten; vanwege normen op het gebied van milieu en/of dierenwelzijn;
    • 3. èn het vergunde aantal dieren ( dierplaatsen ) niet toeneemt;
  • f. 6.2.2  onder i ten behoeve van vergroting van de oppervlakte die wordt aangewend ten behoeve van intensieve veehouderij waarbij het aantal dierplaatsen toeneemt, mits daarvoor ontheffing is verleend door Gedeputeerde Staten op basis van de provinciale Omgevingsverordening;
  • g. 6.2.2 onder l en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een toename van het aantal dieren, met uitzondering van intensieve veehouderijbedrijven, mits dit geen conflict oplevert met het bepaalde in de Wet natuurbescherming, hetgeen moet blijken uit een rapportage over de ammoniakdepositie van het bedrijf op het Natura 2000-gebied de Bakkeveense Duinen, voor en na de uitbreiding;
  • h. 6.2.3 onder a ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. een tweede bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn in verband met:
      • constant toezicht en verzorging van vee;
      • constant toezicht en onderhoud van apparatuur ter preventie van calamiteiten en/of
      • onregelmatige werktijden, constante bereikbaarheid en organisatorische efficiency;
        welke noodzaak in elk geval niet aanwezig wordt geacht indien het bedrijf binnen 5 minuten (obstakelvrij) met de auto vanuit een kern bereikbaar is;
    • 2. de omvang van het bedrijf zodanig moet zijn dat sprake is van een volwaardig tweepersoonsbedrijf, waarvan sprake is als het volledige werkgelegenheid en (binnen afzienbare tijd) een aanvaardbaar inkomen biedt aan ten minste twee arbeidskrachten;
    • 3. op basis van een ondernemersplan, opgesteld door een agrarische adviesinstantie, aannemelijk moet zijn gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername, de gebouwen en stalcapaciteit, productierechten en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten;
    • 4. de tweede bedrijfswoning een duidelijke ruimtelijke relatie moet hebben met het agrarische bedrijf, waarvan geen sprake is bij een afstand van meer dan 25 m tussen de tweede bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw;
  • i. 6.2.4 onder b ten behoeve van een drijfmestsilo met een bouwhoogte van 8 m, mits de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
  • j. 6.2.4  onder d ten behoeve van mestvergistingsinstallaties met een bouwhoogte van niet meer dan 14 m, mits tegelijkertijd een omgevingsvergunning wordt verleend ingevolge 6.6.1 onder e van het bepaalde in 6.5.1 onder b.
6.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

6.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van ligboxenstallen, waarvoor de bouwaanvraag is getoetst aan dit bestemmingsplan, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met ten minste 90% reduceren;
  • b. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie ;
  • c. het gebruik van de gebouwen voor detailhandel , met uitzondering van detailhandel als niet zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf of als onderdeel van een ondergeschikte nevenactiviteit, mits deze activiteit beperkt blijft tot de verkoop van hoofdzakelijk ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten, inclusief de internethandel in deze producten en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m2, met uitzondering van het adres De Holm 12, waar circa 220 m2 aan detailhandel als nevenactiviteit is toegestaan;
  • d. het in gebruik nemen van bijgebouwen als verblijfsruimte, gelegen tussen de bestaande hoofdgebouwen van de Westerdijk 11 en Westerdijk 13 .
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 6.1 ten behoeve van een boom- en/of sierkwekerij of fruitteeltbedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat , Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • b. 6.1 ten behoeve van agrarisch verwante neventakken, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, kaasmakerijen, ijsmakerijen, bijenhouderijen, dierenpensions, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen, met dien verstande dat:
    • 1. de neventakken worden ondergebracht in bestaande bedrijfsgebouwen, die ten behoeve daarvan mogen worden verbouwd;
    • 2. niet meer dan 200 m2 mag worden aangewend ten behoeve van de neventakken (exclusief de kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen als bedoeld in 6.1  onder h l  en de bed & breakfast als bedoeld in 6.1  onder i m );
  • c. 6.1 onder m ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bed & breakfast   groter dan 50 m2, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een bed & breakfast ten hoogste 250 m2  bedraagt, dan wel maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing op het perceel;
    • 2. het parkeren van de gasten van de bed & breakfast op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. 6.1 ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht, dat ten behoeve daarvan mag worden verbouwd;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met het boerenbedrijf;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • e. 6.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:
    • 1. het kampeerterrein een maximum oppervlakte van 0,5 hectare heeft en maximaal 25 kampeerplaatsen;
    • 2. de afstand van het kampeerterrein tot aan het naastgelegen bestemmingsvlak, niet zijnde het bestemmingsvlak waarbij het kampeerterrein behoort, minimaal 50 meter bedraagt ;
    • 3. het kampeerterrein aansluit aan de woonbebouwing van de beheerder;
    • 4. de oppervlakte aan gebouwenten behoeve van het kampeerterrein maximaal 50 m² is, behalve indien gebruik wordt gemaakt van bestaande (voormalige agrarische) gebouwen; de bebouwing dient aan te sluiten bij de reeds bestaande bebouwing;
    • 5. er geen chalets, trekkershutten en stacaravans zijn toegestaan;
    • 6. wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 7. de exploitatie tijdens het jaar plaatsvindt tussen 15 maart en 31 oktober;
    • 8. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, parkeren op eigen terrein plaatsvindt en onderdeel is van de landschappelijke inpassing;
  • f. 6.1  juncto artikel 1.107 woning voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, ten behoeve waarvan de woning mag worden verbouwd, indien en voor zover:
    • 1. de twee huishoudens in het bouwvolume van de bestaande woning worden ondergebracht;
    • 2. - tijdelijk de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is dan wel - permanent de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is, maar het bedrijf voldoet niet aan de eisen voor een tweede bedrijfswoning;
  • g. 6.5.1  onder b ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, mits:
    • 1. sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
      • het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
      • het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
    • 2. de capaciteit van de installatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt;
    • 3. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
    • 4. de vergistingsinstallatie qua bedrijfsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdbedrijfsactiviteit.
6.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

6.6.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

6.7.2 Uitzondering

Het in 6.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

6.8 Wijzigingsbevoegdheid
6.8.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 of Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 ;
  • b. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 , mits aannemelijk is gemaakt dat de wijziging uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is en met dien verstande dat wijziging uitsluitend is toegestaan indien het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
  • c. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en daarbij aanduidingen opnemen, indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Fruitteelt of Agrarisch - Kwekerij , mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en met dien verstande dat wijziging niet is toegestaan indien de grond de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat , Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • e. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 wijzigen ten behoeve van agrarisch verwante activiteiten, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, kaasmakerijen, ijsmakerijen, bijenhouderijen, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen en de aansluitende gebiedsbestemmingen, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
  • f. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met de bedrijfswoning;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • g. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 wijzigen ten behoeve van bedrijven zoals genoemd in de Bedrijvenlijst binnenopslag, sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en met het buitengebied samenhangende educatieve functies, mits de milieubelasting niet meer bedraagt dan die van een categorie 2-activiteit als bedoeld in Bijlage 2 Richtafstandenlijst;
  • h. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 wijzigen ten behoeve van hoveniersbedrijven, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • i. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij of een manegebestemming, mits:
    • 1. uit een bedrijfsplan is gebleken dat de bestaande bebouwde oppervlakte niet toeneemt;
    • 2. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • j. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling, indien en voor zover het bedrijf is of wordt verplaatst ten behoeve van de (te realiseren) ecologische hoofdstructuur;
  • k. de aanduiding 'intensieve veehouderij' verwijderen indien en voor zover de intensieve veehouderijactiviteiten feitelijk zijn beëindigd en de locatie gelet op de ligging ten opzichte van omringende functies (zoals lintbebouwing, ecologische hoofdstructuur of Natura 2000-gebied) uit een oogpunt van milieu niet geschikt is voor intensieve veehouderij;
  • l. de aanduiding 'intensieve veehouderij' toevoegen indien en voor zover sprake is van uitplaatsing van een bestaand intensief veehouderijbedrijf uit (een gebied van 250 m rond) de ecologische hoofdstructuur of uit een voor verzuring gevoelig gebied als bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij of uit de invloedssfeer van een Natura2000-gebied of ten behoeve van het oplossen van knelpunten (ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing);
  • m. de bestemming van een bedrijfswoning wijzigen in wonen, anders dan ten behoeve van het agrarisch bedrijf, mits voldaan wordt aan de criteria zoals opgenomen in de Beleidsnota Plattelandswoningen. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
    Na wijziging wordt de betreffende woning aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' en zijn de bouwregels van lid 6.2.3 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oppervlakte van de woning, inclusief de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, niet wordt meegerekend met de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel en met dien verstande dat ten behoeve van het agrarisch bedrijf de bouw van een nieuwe tweede bedrijfswoning niet is toegestaan .
6.8.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 6.8.1 onder c genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend:
    • 1. in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
    • 2. in een bij het hoofdgebouw behorend gebouw dat als 'karakteristiek' is aangeduid;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek mag niet worden gesloopt;
  • d. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. bij het aantal toe te laten woningen mede rekening wordt gehouden met de voor de gemeente vastgestelde nieuwbouwruimte;
    • 3. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 4. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 5. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 6. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 7. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 8. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
6.8.3 Voorwaarden wijziging andere functie

Toepassing van de in 6.8.1 onder f, g en h genoemde bevoegdheden vindt plaats met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik of vervangende nieuwbouw is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tot 500 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik diezelfde hoeveelheid;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste tweemaal zoveel;
    • 2. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 500 en 750 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste tweemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste driemaal zoveel;
    • 3. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 750 en 1.000 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste driemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste viermaal zoveel;
    • 4. bij toepassing van het voorgaande geldt dat:
      • waardevolle bebouwing  ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet mag mogen worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
      • bij de berekening de oppervlakte van de bedrijfswoning en 80 m2 aan bijgebouwen buiten beschouwing wordt gelaten;
  • b. bij de nieuwe functie mag uitsluitend worden gewoond indien een voormalige bedrijfswoning aanwezig is; in dat geval mag de woonfunctie uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. de karakteristiek van de bebouwing en het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. de verkeersinfrastructuur moet een toename van de nieuwe functie toelaten;
  • f. de nieuwe functie mag niet leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
  • g. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de aanduiding 'vrijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
6.8.4 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

6.8.5 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 7 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf - met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij, houtteelt- of fruitteeltbedrijf - met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. intensieve veehouderij, als zowel hoofdtak als neventak, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. ter plaatse van het adres De Haspel 44, Zevenhuizen een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 216.500 vleeskuikens;
  • d. ter plaatse van het adres Dwarshaspel 8, Zevenhuizen een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 149.400 leghennen;
  • e. ter plaatse van het adres De Haspel Boven 38, Zevenhuizen een neventak intensieve veehouderij is toegestaan met maximaal 1.020 vleeskalveren;
  • f. de oppervlakte van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 2 ha, waarbij geldt dat indien twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden de oppervlakte van de gezamenlijke bouwpercelen niet meer mag bedragen dan 2 ha;
  • g. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • h. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • j. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van een theetuin;   een landschappelijk ingepast kleinschalig kampeerterrein ;
  • k. de gebouwen mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals een boerderijwinkel, een boerderijterras, een zorgboerderij, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 120 m2;
  • l. de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • m. de gronden mede zijn bestemd voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke grondoppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, binnen welke gebouwen de uitoefening dient plaats te vinden;
    • 3. de bepalingen onder 1 en 2 eveneens van toepassing zijn, indien twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en zonder afhaalpunt is toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' de gronden mede zijn bestemd voor een zorgboerderij;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' op het bestemmingsvlak aan de Noorderweg 18 te Tolbert mede een mestvergistingsinstallatie is toegestaan;
  • p. per bouwperceel niet meer dan 1 hobbymatige paardenbak voor eigen gebruik is toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 800 m2, waarvoor geldt dat de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden niet minder dan 25 m mag bedragen;
  • q. parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
7.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.2.1 Bouwwerken

Voor een bouwwerk geldt dat dit uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf.

7.2.2 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 14 m bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 22° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere dakhelling had, deze lagere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2 en het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • h. voorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
  • i. de oppervlakte die mag worden aangewend voor intensieve veehouderijen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte die daarvoor werd aangewend op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • j. binnen de gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren;
  • k. nieuwe ligboxenstallen mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien de lichtsterkte binnen niet meer dan 150 lux bedraagt, dan wel de stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling ten minste met 90% reduceren;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' mag niet worden gebouwd ten behoeve van een toename van het aantal dieren.
7.2.3 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding  'relatie' niet meer dan 1 bedrijfswoning is toegestaan op het aangeduide deel;
  • b. de inhoud per bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud als maximum geldt voor dat gebouw inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hooikiepen, kunstmest- en/of voedersilo's mag niet meer dan 18 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van drijfmestsilo's mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouw  as hoogte van windturbines mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan tot niet meer dan 20% van de totale bedrijfs vloer oppervlakte die wordt aangewend voor de teelt, met dien verstande dat:
    • 1. deze uitsluitend zijn toegestaan indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
    • 2. voor het percentage de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemming Agrarisch worden meegerekend;
    • 3. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan indien de grond de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat , Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft;
  • f. hooikiepen, voedersilo's, kuilvoerplaten, sleufsilo's, voorzieningen ten behoeve van de opslag van (kunst)mest en teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • g. de bouwhoogte van omheiningen bij paardenbakken mag niet meer dan 1,80 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing  en van een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
7.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in artikel 56.1 van toepassing.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 7.2  aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 7.6 , mits dit in overeenstemming is met de in 7.6 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 7.2.2  onder d ten behoeve van een hogere goothoogte voor bedrijfsgebouwen, indien dit uit bedrijfseconomisch oogpunt gewenst is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 7.2.2  onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. 7.2.2 onder g ten behoeve van teeltondersteunende kassen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 2.000 m2, indien en voor zover:
    • 1. de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch;
    • 2. de oppervlakte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 3. de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft;
    • 4. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.
  • e. 7.2.2 onder i ten behoeve van vergroting van de oppervlakte die wordt aangewend ten behoeve van intensieve veehouderijen, mits:
    • 1. de vergroting  die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan aangescherpte wet- en regelgeving op het gebied van milieu, en/of;
    • 2. dient om het welzijn van de te houden dieren te vergroten, zonder dat wettelijke normen hiertoe verplichten; vanwege normen op het gebied van milieu en/of dierenwelzijn;
    • 3. èn het vergunde aantal dieren ( dierplaatsen ) niet toeneemt;
  • f. 7.2.2 onder i ten behoeve van vergroting van de oppervlakte die wordt aangewend ten behoeve van intensieve veehouderij waarbij het aantal dierplaatsen toeneemt, mits daarvoor ontheffing is verleend door Gedeputeerde Staten op basis van de provinciale Omgevingsverordening;
  • g. 7.2.2 onder l en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een toename van het aantal dieren, met uitzondering van intensieve veehouderijbedrijven, mits dit geen conflict oplevert met het bepaalde in de Wet natuurbescherming, hetgeen moet blijken uit een rapportage over de ammoniakdepositie van het bedrijf op het Natura 2000-gebied de Bakkeveense Duinen, voor en na de uitbreiding;
  • h. 7.2.3 onder a ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. een tweede bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn in verband met:
      • constant toezicht en verzorging van vee;
      • constant toezicht en onderhoud van apparatuur ter preventie van calamiteiten en/of
      • onregelmatige werktijden, constante bereikbaarheid en organisatorische efficiency;

welke noodzaak in elk geval niet aanwezig wordt geacht indien het bedrijf binnen 5 minuten (obstakelvrij) met de auto vanuit een kern bereikbaar is;

    • 1. de omvang van het bedrijf zodanig moet zijn dat sprake is van een volwaardig tweepersoonsbedrijf, waarvan sprake is als het volledige werkgelegenheid en (binnen afzienbare tijd) een aanvaardbaar inkomen biedt aan ten minste twee arbeidskrachten;
    • 2. op basis van een ondernemersplan, opgesteld door een agrarische adviesinstantie, aannemelijk moet zijn gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername, de gebouwen en stalcapaciteit, productierechten en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten;
    • 3. de tweede bedrijfswoning een duidelijke ruimtelijke relatie moet hebben met het agrarische bedrijf, waarvan geen sprake is bij een afstand van meer dan 25 m tussen de tweede bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw;
  • i. 7.2.4 onder b ten behoeve van een drijfmestsilo met een bouwhoogte van 8 m, mits de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
  • j. 7.2.4 onder d ten behoeve van mestvergistingsinstallaties met een bouwhoogte van niet meer dan 14 m, mits tegelijkertijd een omgevingsvergunning wordt verleend ingevolge 7.6.1 onder e van het bepaalde in 7.5.1 onder b.
7.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

7.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van ligboxenstallen, waarvoor de bouwaanvraag is getoetst aan dit bestemmingsplan, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt, dan wel de stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met ten minste 90% reduceren;
  • b. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie ;
  • c. het gebruik van de gebouwen voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel als niet zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf of als onderdeel van een ondergeschikte nevenactiviteit, mits deze activiteit beperkt blijft tot de verkoop van hoofdzakelijk ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten, inclusief de internethandel in deze producten en de oppervlakt e niet meer bedraagt dan 60 m2 .
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 7.1 ten behoeve van een boom- en/of sierkwekerij of fruitteeltbedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat , Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • b. 7.1 ten behoeve van agrarisch verwante neventakken, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, kaasmakerijen, ijsmakerijen, bijenhouderijen, dierenpensions, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen, met dien verstande dat:
    • 1. de neventakken worden ondergebracht in bestaande bedrijfsgebouwen, die ten behoeve daarvan mogen worden verbouwd;
    • 2. niet meer dan 200 m2 mag worden aangewend ten behoeve van de neventakken (exclusief de kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen als bedoeld in 7.1  onder h k  en de bed & breakfast als bedoeld in 7.1  onder i l );
  • c. 7.1 onder l ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bed & breakfast  groter dan 50 m2, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een bed & breakfast ten hoogste 250 m2  bedraagt, dan wel maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing op het perceel;
    • 2. het parkeren van de gasten van de bed & breakfast op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. 7.1 ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht, dat ten behoeve daarvan mag worden verbouwd;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met het boerenbedrijf;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • e. 7.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:
    • 1. het kampeerterrein een maximum oppervlakte van 0,5 hectare heeft en maximaal 25 kampeerplaatsen;
    • 2. de afstand van het kampeerterrein tot aan het naastgelegen bestemmingsvlak, niet zijnde het bestemmingsvlak waarbij het kampeerterrein behoort, minimaal 50 meter bedraagt ;
    • 3. het kampeerterrein aansluit aan de woonbebouwing van de beheerder;
    • 4. de oppervlakte aan gebouwenten behoeve van het kampeerterrein maximaal 50 m² is, behalve indien gebruik wordt gemaakt van bestaande (voormalige agrarische) gebouwen; de bebouwing dient aan te sluiten bij de reeds bestaande bebouwing;
    • 5. er geen chalets, trekkershutten en stacaravans zijn toegestaan;
    • 6. wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 7. de exploitatie tijdens het jaar plaatsvindt tussen 15 maart en 31 oktober;
    • 8. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, parkeren op eigen terrein plaatsvindt en onderdeel is van de landschappelijke inpassing;
  • f. 7.1 juncto artikel 1.107 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, ten behoeve waarvan de woning mag worden verbouwd, indien en voor zover:
    • 1. de twee huishoudens in het bouwvolume van de bestaande woning worden ondergebracht;
    • 2. tijdelijk de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is, dan wel permanent de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is, maar het bedrijf voldoet niet aan de eisen voor een tweede bedrijfswoning;
  • g. 7.5.1 onder b ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, mits:
    • 1. sprake is van een van de volgende wijzen van mestvergisting:
      • het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
      • het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
    • 2. de capaciteit van de installatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt;
    • 3. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
    • 4. de vergistingsinstallatie qua bedrijfsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdbedrijfsactiviteit.
7.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 54.2 Afwegingskader .

7.6.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in artikel 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

7.7.2 Uitzondering

Het in 7.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

7.8 Wijzigingsbevoegdheid
7.8.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 , Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 of Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 ;
  • b. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en daarbij aanduidingen opnemen, indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd, dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Fruitteelt of Agrarisch - Kwekerij , mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en met dien verstande dat wijziging niet is toegestaan indien de grond de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat , Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • d. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 wijzigen ten behoeve van agrarisch verwante activiteiten, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, bijenhouderijen, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen en de aansluitende gebiedsbestemmingen, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
  • e. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met de bedrijfswoning;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • f. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 wijzigen ten behoeve van bedrijven, zoals genoemd in de Bedrijvenlijst, binnenopslag, sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en met het buitengebied samenhangende educatieve functies, mits de milieubelasting niet meer bedraagt dan die van een categorie 2-activiteit als bedoeld in Bijlage 2 Richtafstandenlijst;
  • g. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 wijzigen ten behoeve van hoveniersbedrijven, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • h. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 wijzigen in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij of een manegebestemming, mits:
    • 1. uit een bedrijfsplan is gebleken dat de bestaande bebouwde oppervlakte niet toeneemt;
    • 2. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • i. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling, indien en voor zover het bedrijf is of wordt verplaatst ten behoeve van de (te realiseren) ecologische hoofdstructuur;
  • j. de aanduiding 'intensieve veehouderij' verwijderen indien en voorzover de intensieve veehouderijactiviteiten feitelijk zijn beëindigd en de locatie gelet op de ligging ten opzichte van omringende functies (zoals lintbebouwing, ecologische hoofdstructuur of Natura 2000-gebied) uit een oogpunt van milieu niet geschikt is voor intensieve veehouderij;
  • k. de aanduiding 'intensieve veehouderij' toevoegen indien en voor zover sprake is van uitplaatsing van een bestaand intensief veehouderijbedrijf uit (een gebied van 250 m rond) de ecologische hoofdstructuur of uit een voor verzuring gevoelig gebied als bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij of uit de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied of ten behoeve van het oplossen van knelpunten (ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing);
  • l. de bestemming van een bedrijfswoning wijzigen in wonen, anders dan ten behoeve van het agrarisch bedrijf, mits voldaan wordt aan de criteria zoals opgenomen in de Beleidsnota Plattelandswoningen. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
    Na wijziging wordt de betreffende woning aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' en zijn de bouwregels van lid 7.2.3 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oppervlakte van de woning, inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, niet wordt meegerekend met de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel en met dien verstande dat ten behoeve van het agrarisch bedrijf de bouw van een nieuwe tweede bedrijfswoning niet is toegestaan .
7.8.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 7.8.1 onder b genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. bij het aantal toe te laten woningen mede rekening wordt gehouden met de voor de gemeente vastgestelde nieuwbouwruimte;
    • 3. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 4. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 5. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 6. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 7. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 8. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
  • f. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast.
7.8.3 Voorwaarden wijziging andere functie

Toepassing van de in 7.8.1 onder d, e en f genoemde bevoegdheden vindt plaats met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik of vervangende nieuwbouw is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tot 500 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik diezelfde hoeveelheid;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste tweemaal zoveel;
    • 2. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 500 en 750 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste tweemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste driemaal zoveel;
    • 3. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 750 en 1.000 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste driemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste viermaal zoveel;
    • 4. bij toepassing van het voorgaande geldt dat:
      • waardevolle bebouwing niet mag mogen worden gesloopt.  De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
      • bij de berekening de oppervlakte van de bedrijfswoning en 80 m2 aan bijgebouwen buiten beschouwing wordt gelaten;
  • b. bij de nieuwe functie mag uitsluitend worden gewoond indien een voormalige bedrijfswoning aanwezig is; in dat geval mag de woonfunctie uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. de karakteristiek van de bebouwing en het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. de verkeersinfrastructuur moet een toename van de nieuwe functie toelaten;
  • f. de nieuwe functie mag niet leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
  • g. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de aanduiding 'vrijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
7.8.4 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 55.2 Afwegingskader wijziging .

7.8.5 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 8 Agrarisch - Fruitteelt

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Fruitteelt ' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een fruitteeltbedrijf, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en geen windturbines zijnde, tuinen, erven en gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 fruitteeltbedrijf is toegestaan;
  • b. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • c. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • e. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein ;
  • f. de gebouwen mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals een boerderijwinkel, een boerderijterras, een zorgboerderij, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 120 m2;
  • g. de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • h. de gronden mede zijn bestemd voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke grondoppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, binnen welke gebouwen de uitoefening dient plaats te vinden;
    • 3. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 4. internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en zonder afhaalpunt is toegestaan;
  • i. per bouwperceel niet meer dan 1 hobbymatige paardenbak is toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 800 m2, waarvoor geldt dat de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden niet minder dan 25 m mag bedragen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' mede een loonbedrijf is toegestaan;
  • k. parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
8.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Fruitteelt ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen tenzij op het tijdstip van
    terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 14 m bedragen, tenzij op het tijdstip van
    terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 22° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere dakhelling had, deze lagere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2, het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, exclusief de oppervlakte van teeltondersteunende kassen en bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 600 m2;
  • i. voorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing.
8.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • b. de inhoud per bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud als maximum geldt voor dat gebouw inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van (kunst)mestsilo's mag niet meer dan 18 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de opslag van (kunst)mest en teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing  en van een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
8.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in artikel 56.1 van toepassing.

8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 8.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 8.6 , mits dit in overeenstemming is met de in 8.6 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 8.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 8.2.1 onder h ten behoeve van een grotere oppervlakte, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 800 m2;
    • 2. de noodzaak voor de bedrijfsvoering aannemelijk moet zijn gemaakt;
  • d. 8.2.2 onder a ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. een tweede bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn in verband met:
      • constant toezicht en onderhoud van apparatuur ter preventie van calamiteiten en/of;
      • onregelmatige werktijden, constante bereikbaarheid en organisatorische efficiency;

welke noodzaak in elk geval niet aanwezig wordt geacht indien het bedrijf binnen 5 minuten (obstakelvrij) met de auto vanuit een kern bereikbaar is;

    • 1. de omvang van het bedrijf zodanig moet zijn dat sprake is van een volwaardig tweepersoonsbedrijf, waarvan sprake is als het volledige werkgelegenheid en (binnen afzienbare tijd) een aanvaardbaar inkomen biedt aan ten minste twee arbeidskrachten;
    • 2. op basis van een ondernemersplan, opgesteld door een agrarische adviesinstantie, aannemelijk moet zijn gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername, de gebouwen en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten;
    • 3. de tweede een duidelijke ruimtelijke relatie moet hebben met het agrarische bedrijf, waarvan geen sprake is bij een afstand van meer dan 25 m tussen de tweede bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw.
8.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

8.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gebouwen voor detailhandel , met uitzondering van detailhandel als niet zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf of als onderdeel van een ondergeschikte nevenactiviteit, mits deze activiteit beperkt blijft tot de verkoop van hoofdzakelijk ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten, inclusief de internethandel in deze producten en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m2.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 8.1 ten behoeve van agrarisch verwante neventakken, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, kaasmakerijen, ijsmakerijen, bijenhouderijen, dierenpensions, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen, met dien verstande dat:
    • 1. de neventakken worden ondergebracht in bestaande bedrijfsgebouwen, die ten behoeve daarvan mogen worden verbouwd;
    • 2. niet meer dan 200 m2 mag worden aangewend ten behoeve van de neventakken (exclusief de kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen als bedoeld in 8.1 onder f en de bed & breakfast als bedoeld in 8.1 onder g);
  • b. 8.1 onder g ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bed & breakfast  groter dan 50 m2, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een bed & breakfast ten hoogste 250 m2  bedraagt, dan wel maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing op het perceel;
    • 2. het parkeren van de gasten van de bed & breakfast op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. 8.1 ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht, dat ten behoeve daarvan mag worden verbouwd;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met het boerenbedrijf;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • d. 8.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:
    • 1. het kampeerterrein een maximum oppervlakte van 0,5 hectare heeft en maximaal 25 kampeerplaatsen;
    • 2. de afstand van het kampeerterrein tot aan het naastgelegen bestemmingsvlak, niet zijnde het bestemmingsvlak waarbij het kampeerterrein behoort, minimaal 50 meter bedraagt ;
    • 3. het kampeerterrein aansluit aan de woonbebouwing van de beheerder;
    • 4. de oppervlakte aan gebouwenten behoeve van het kampeerterrein maximaal 50 m² is, behalve indien gebruik wordt gemaakt van bestaande (voormalige agrarische) gebouwen; de bebouwing dient aan te sluiten bij de reeds bestaande bebouwing;
    • 5. er geen chalets, trekkershutten en stacaravans zijn toegestaan;
    • 6. wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 7. de exploitatie tijdens het jaar plaatsvindt tussen 15 maart en 31 oktober;
    • 8. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, parkeren op eigen terrein plaatsvindt en onderdeel is van de landschappelijke inpassing;
  • e. 8.1 juncto artikel 1.107 woning voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, ten behoeve waarvan de woning mag worden verbouwd, indien en voor zover:
    • 1. de twee huishoudens in het bouwvolume van de bestaande woning worden ondergebracht;
    • 2. tijdelijk de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is, dan wel permanent de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is, maar het bedrijf voldoet niet aan de eisen voor een tweede bedrijfswoning.
8.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

8.6.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Agrarisch - Fruitteelt of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

8.7.2 Uitzondering

Het in 8.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

8.8 Wijzigingsbevoegdheid
8.8.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - Fruitteelt wijzigen:

  • a. in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en daarbij aanduidingen opnemen, indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd, dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering;
  • b. in een agrarische bedrijfsbestemming of de bestemming Agrarisch - Kwekerij met dien verstande dat:
    • 1. sprake moet zijn van een volwaardig en toekomstgericht bedrijf, welke kwalificaties door middel van een bedrijfsplan aannemelijk moeten zijn gemaakt;
    • 2. het bestemmingsvlak moet grenzen aan de bestemming Agrarisch ;
  • c. ten behoeve van agrarisch verwante activiteiten, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, bijenhouderijen, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen en de aansluitende gebiedsbestemmingen, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
  • d. ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met de bedrijfsvoering;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • e. ten behoeve van bedrijven zoals genoemd in de Bedrijvenlijst binnenopslag, sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en met het buitengebied samenhangende educatieve functies, mits de milieubelasting niet meer bedraagt dan die van een categorie 2-activiteit als bedoeld in Bijlage 2 Richtafstandenlijst;
  • f. ten behoeve van hoveniersbedrijven, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur;
  • g. in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij of een manegebestemming, mits:
    • 1. uit een bedrijfsplan is gebleken dat de bestaande bebouwde oppervlakte niet toeneemt;
    • 2. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • h. ten behoeve van natuurontwikkeling, indien en voor zover het bedrijf is of wordt verplaatst ten behoeve van het (te realiseren) Natuur Netwerk Nederland.
8.8.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 8.8.1 onder a genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 3. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 4. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 5. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 6. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 7. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
8.8.3 Voorwaarden wijziging andere functie

Toepassing van de in 8.8.1 onder d, e en f genoemde bevoegdheden vindt plaats met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik of vervangende nieuwbouw is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tot 500 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik diezelfde hoeveelheid;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste tweemaal zoveel;
    • 2. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 500 en 750 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste tweemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste driemaal zoveel;
    • 3. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 750 en 1.000 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste driemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste viermaal zoveel;
    • 4. bij toepassing van het voorgaande geldt dat:
      • waardevolle bebouwing niet mag mogen worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
      • bij de berekening de oppervlakte van de bedrijfswoning en 80 m2 aan bijgebouwen buiten beschouwing wordt gelaten;
  • b. bij de nieuwe functie mag uitsluitend worden gewoond indien een voormalige bedrijfswoning aanwezig is; in dat geval mag de woonfunctie uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. de karakteristiek van de bebouwing en het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. de verkeersinfrastructuur moet een toename van de nieuwe functie toelaten;
  • f. de nieuwe functie mag niet leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
  • g. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de aanduiding 'vrijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
8.8.4 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

8.8.5 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 9 Agrarisch - Kwekerij

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Kwekerij ' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een boom- en/of sierkwekerij, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde - geen windturbines zijnde -, tuinen, erven en gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 kwekerij is toegestaan;
  • b. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • c. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • e. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein ;
  • f. de gebouwen mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals een boerderijwinkel, een boerderijterras, een zorgboerderij, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 120 m2;
  • g. de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • h. de gronden mede zijn bestemd voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke grondoppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, binnen welke gebouwen de uitoefening dient plaats te vinden;
    • 3. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 4. internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en zonder afhaalpunt is toegestaan;
  • i. per bouwperceel niet meer dan 1 hobbymatige paardenbak is toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 800 m2, waarvoor geldt dat de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden niet minder dan 25 m mag bedragen.
9.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Kwekerij ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Bouwwerken

Voor alle bouwwerken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een reëel bedrijf.

9.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 14 m bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 22° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere dakhelling had, deze lagere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2 en het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, exclusief de oppervlakte van teeltondersteunende kassen en bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 600 m2;
  • i. voorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met i is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' geen bebouwing toegestaan.
9.2.3 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • b. de inhoud per bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud als maximum geldt voor dat gebouw inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van (kunst)mestsilo's mag niet meer dan 18 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de opslag van (kunst)mest en teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing  en van een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
9.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 9.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 9.6 , mits dit in overeenstemming is met de in 9.6 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 9.2.2 onder d ten behoeve van een hogere goothoogte voor bedrijfsgebouwen, indien dit uit bedrijfseconomisch oogpunt gewenst is;
  • c. 9.2.2 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. 9.2.2 onder g ten behoeve van teeltondersteunende kassen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 2.000 m2, indien en voor zover:
    • 1. de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch ;
    • 2. de oppervlakte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 3. de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft;
    • 4. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. 9.2.2 onder h ten behoeve van een grotere oppervlakte, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 800 m2;
    • 2. de noodzaak voor de bedrijfsvoering aannemelijk moet zijn gemaakt;
  • f. 9.2.3 onder a ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. een tweede bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn in verband met:
      • constant toezicht en onderhoud van apparatuur ter preventie van calamiteiten en/of;
      • onregelmatige werktijden, constante bereikbaarheid en organisatorische efficiency;

welke noodzaak in elk geval niet aanwezig wordt geacht indien het bedrijf binnen 5 minuten (obstakelvrij) met de auto vanuit een kern bereikbaar is;

    • 1. de omvang van het bedrijf zodanig moet zijn dat sprake is van een volwaardig tweepersoonsbedrijf, waarvan sprake is als het volledige werkgelegenheid en (binnen afzienbare tijd) een aanvaardbaar inkomen biedt aan ten minste twee arbeidskrachten;
    • 2. op basis van een ondernemersplan, opgesteld door een agrarische adviesinstantie, aannemelijk moet zijn gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername, de gebouwen en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten;
    • 3. de tweede bedrijfswoning een duidelijke ruimtelijke relatie moet hebben met het agrarische bedrijf, waarvan geen sprake is bij een afstand van meer dan 25 m tussen de tweede bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw;
  • g. 9.2.4 onder b ten behoeve van mestvergistingsinstallaties met een bouwhoogte van niet meer dan 14 m, mits tegelijkertijd een omgevingsvergunning wordt verleend ingevolge 9.6.1 onder e van het bepaalde in 9.5.1 .
9.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

9.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermeldde voorbereidingsprocedure.

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie ;
  • b. het gebruik van de gebouwen voor detailhandel , met uitzondering van detailhandel als niet zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf of als onderdeel van een ondergeschikte nevenactiviteit, mits deze activiteit beperkt blijft tot de verkoop van hoofdzakelijk ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten, inclusief de internethandel in deze producten en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m2 .
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 9.1 ten behoeve van een fruitteeltbedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch   en de grond niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Open gebied of Waarde - Verkaveling heeft ;
  • b. 9.1 ten behoeve van agrarisch verwante neventakken, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, kaasmakerijen, ijsmakerijen, bijenhouderijen, dierenpensions, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen, met dien verstande dat:
    • 1. de neventakken worden ondergebracht in bestaande bedrijfsgebouwen, die ten behoeve daarvan mogen worden verbouwd;
    • 2. niet meer dan 200 m2 mag worden aangewend ten behoeve van de neventakken (exclusief de kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen als bedoeld in 9.1 onder f en de bed & breakfast als bedoeld in 9.1 onder g);
  • c. 9.1 onder g ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bed & breakfast  groter dan 50 m2, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een bed & breakfast ten hoogste 250 m2  bedraagt, dan wel maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing op het perceel;
    • 2. het parkeren van de gasten van de bed & breakfast op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. 9.1 ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht, dat ten behoeve daarvan mag worden verbouwd;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met het boerenbedrijf;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • e. 9.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:
    • 1. het kampeerterrein een maximum oppervlakte van 0,5 hectare heeft en maximaal 25 kampeerplaatsen;
    • 2. de afstand van het kampeerterrein tot aan het naastgelegen bestemmingsvlak, niet zijnde het bestemmingsvlak waarbij het kampeerterrein behoort, minimaal 50 meter bedraagt ;
    • 3. het kampeerterrein aansluit aan de woonbebouwing van de beheerder;
    • 4. de oppervlakte aan gebouwenten behoeve van het kampeerterrein maximaal 50 m² is, behalve indien gebruik wordt gemaakt van bestaande (voormalige agrarische) gebouwen; de bebouwing dient aan te sluiten bij de reeds bestaande bebouwing;
    • 5. er geen chalets, trekkershutten en stacaravans zijn toegestaan;
    • 6. wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 7. de exploitatie tijdens het jaar plaatsvindt tussen 15 maart en 31 oktober;
    • 8. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, parkeren op eigen terrein plaatsvindt en onderdeel is van de landschappelijke inpassing;
  • f. 9.1 juncto artikel 1.107 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, ten behoeve waarvan de woning mag worden verbouwd, indien en voor zover:
    • 1. de twee huishoudens in het bouwvolume van de bestaande woning worden ondergebracht; en
    • 2. tijdelijk de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is, dan wel permanent de aanwezigheid van een tweede bedrijfskracht noodzakelijk is, maar het bedrijf voldoet niet aan de eisen voor een tweede bedrijfswoning;
  • g. 9.5.1 ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, mits:
    • 1. sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
      • het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
      • het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
    • 2. de capaciteit van de installatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt;
    • 3. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch .
9.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

9.6.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

9.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Agrarisch - Kwekerij of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

9.7.2 Uitzondering

Het in 9.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

9.8 Wijzigingsbevoegdheid
9.8.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. de bestemming Agrarisch - Kwekerij wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en daarbij aanduidingen opnemen, indien het kwekerijbedrijf is of wordt beëindigd, dan wel geen sprake meer is van reële bedrijfsvoering;
  • b. in een agrarische bedrijfsbestemming of de bestemming Agrarisch - Fruitteelt met dien verstande dat:
    • 1. sprake moet zijn van een volwaardig en toekomstgericht bedrijf, welke kwalificaties door middel van een bedrijfsplan aannemelijk moeten zijn gemaakt;
    • 2. het bestemmingsvlak moet grenzen aan de bestemming Agrarisch .
  • c. de bestemming Agrarisch - Kwekerij wijzigen ten behoeve van agrarisch verwante activiteiten, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, bijenhouderijen, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen en de aansluitende gebiedsbestemmingen, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch ;
  • d. de bestemming Agrarisch - Kwekerij wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met de bedrijfswoning;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • e. de bestemming Agrarisch - Kwekerij wijzigen ten behoeve van bedrijven zoals genoemd in de Bedrijvenlijst binnenopslag, sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en met het buitengebied samenhangende educatieve functies, mits de milieubelasting niet meer bedraagt dan die van een categorie 2-activiteit als bedoeld in Bijlage 2 Richtafstandenlijst;
  • f. de bestemming Agrarisch - Kwekerij wijzigen ten behoeve van hoveniersbedrijven, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • g. de bestemming Agrarisch - Kwekerij wijzigen in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij of een manegebestemming, mits:
    • 1. uit een bedrijfsplan is gebleken dat de bestaande bebouwde oppervlakte niet toeneemt;
    • 2. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • h. de bestemming Agrarisch - Kwekerij wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling, indien en voor zover het bedrijf is of wordt verplaatst ten behoeve van de (te realiseren) ecologische hoofdstructuur.
9.8.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 9.8.1 onder a genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 3. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 4. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 5. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 6. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 7. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
9.8.3 Voorwaarden wijziging andere functie

Toepassing van de in 9.8.1 onder d, e en f genoemde bevoegdheden vindt plaats met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik of vervangende nieuwbouw is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tot 500 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik diezelfde hoeveelheid;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste tweemaal zoveel;
    • 2. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 500 en 750 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste tweemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste driemaal zoveel;
    • 3. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 750 en 1.000 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste driemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste viermaal zoveel;
    • 4. bij toepassing van het voorgaande geldt dat:
      • waardevolle bebouwing niet mag mogen worden gesloopt.  De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
      • bij de berekening de oppervlakte van de bedrijfswoning en 80 m2 aan bijgebouwen buiten beschouwing wordt gelaten;
  • b. bij de nieuwe functie mag uitsluitend worden gewoond indien een voormalige bedrijfswoning aanwezig is; in dat geval mag de woonfunctie uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. de karakteristiek van de bebouwing en het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. de verkeersinfrastructuur moet een toename van de nieuwe functie toelaten;
  • f. de nieuwe functie mag niet leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
  • g. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de aanduiding 'vrijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
9.8.4 Afwegingskader wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld 55.2 Afwegingskader wijziging .

9.8.5 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 10 Agrarisch - Paardenhouderij

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij (geen manege), waaronder begrepen de stalling van pensionpaarden, dan wel een combinatie van een gebruiksgerichte en een productiegerichte paardenhouderij, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde - waaronder begrepen paardenbakken - tuinen, erven en gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 paardenhouderij is toegestaan;
  • b. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • c. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • e. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein ;
  • f. de gebouwen mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen tot een oppervlakte van niet meer dan 120 m2;
  • g. de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • h. de gronden mede zijn bestemd voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke grondoppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, binnen welke gebouwen de uitoefening dient plaats te vinden;
    • 3. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 4. internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en zonder afhaalpunt is toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' een zwemschool is toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde wordt nagestreefd, een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 51.1 van Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • k. op het perceel Oudewijk 2 te Zevenhuizen kleinschalige manegeactiviteiten als ondergeschikte activiteit zijn toegestaan ;
  • l. op het perceel Pasop 6 te Midwolde tevens een dierenartsenpraktijk aanwezig is .
10.2 Bouwregels

Op voor ' Agrarisch - Paardenhouderij ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlak (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de in 10.2.3 genoemde maxima) mag niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpplan en welke legaal tot stand zijn gekomen;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere respectievelijk hogere dakhelling had, deze lagere respectievelijk hogere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • i. voorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing.
10.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • b. de grondoppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval die grotere oppervlakte als maximum geldt voor dat gebouw.
10.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden in aanvulling op en/of in afwijking van het voorgaande de volgende regels:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 10.4.1  onder d ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 130 m2 indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 10.4.1 onder d ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • d. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een hogere bouwhoogte, een hogere goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, deze afstand, oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximale bouwhoogte en maximale goothoogte geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing  en van een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
10.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van bepaalde in:

  • a. 10.2  aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 10.5 , mits dit in overeenstemming is met de in 10.5 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 10.2.1 onder e ten behoeve van een grotere maximale oppervlakte, indien en voor zover:
    • 1. het perceel op Bijlage 3 Gebiedsindeling niet-agrarische bedrijvigheid is aangegeven als:
      • singelgebied, in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 50%  20% van de  het  bestaande bebouwde bedrijfs vloer oppervlak te , indien het perceel is gelegen tussen besloten houtwallen en niet meer dan 20% van het bestaande bebouwde bedrijfsoppervlak indien het perceel is gelegen in een open laagte ;
      • veenkoloniaal landschap, in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 20% van de  het  bestaande bebouwde bedrijfs vloer oppervlak te ;
    • 2. ruimtelijke kwaliteitswinst wordt geboekt, waarvan sprake is als aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan:
      • in singelgebieden, tussen de besloten houtwallen:
        - herstel of aanleg van singels;
        - voldoende dikte van de singels en voldoende afstand tot de gebouwen in verband met onderhoud;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in singelgebieden, in de open laagtes:
        - de herkenbaarheid van de geleidelijke landschappelijke overgang komt terug;
        - indien het perceel aan de weg ligt is er geen erfafscheiding of een groene natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning; een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - indien het perceel los van de weg ligt: erfafscheiding middels een houtwal of wilde haag; een eventueel hek op de oprit staat op afstand van de openbare weg; rond het huis ligt een tuin, het erf heeft daar geen bedrijfsfunctie; rond de schuur of andere gebouwen ligt het bedrijfsmatig gebruikte erf;
        - buitenopslag is niet toegestaan;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal en architectuur van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving.
      • in veenkoloniaal landschap:
        - de karakteristiek van de ontginningslijnen wordt versterkt door wonen aan de voorzijde en bedrijfsmatig gebruik aan de achterzijde;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
    • 3. het adres Pasop 6, Midwolde is uitgezonderd van deze afwijkingsbevoegdheid en voor dit adres geldt maximum bebouwd bedrijfsvloeroppervlak van 1.250 m²;
  • c. 10.2.1 onder h ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. 10.2.2 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2.
10.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

10.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 10.1 ten behoeve van agrarisch verwante neventakken, zoals loonbedrijven, agrarische hulpbedrijven, kaasmakerijen, ijsmakerijen, bijenhouderijen, dierenpensions, veehandelsbedrijven, hooi- en stro-opslagbedrijven, zorgboerderijen, met dien verstande dat:
    • 1. de neventakken worden ondergebracht in bestaande bedrijfsgebouwen, die ten behoeve daarvan mogen worden verbouwd;
    • 2. niet meer dan 200 m2 mag worden aangewend ten behoeve van de neventakken (exclusief de kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen als bedoeld in 10.1 onder f en de bed & breakfast als bedoeld in 10.1  onder g);
  • b. 10.1 onder g ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bed & breakfast   groter dan 50 m2, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een bed & breakfast ten hoogste 250 m2  bedraagt, dan wel maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing op het perceel;
    • 2. het parkeren van de gasten van de bed & breakfast op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. 10.1 ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht, dat ten behoeve daarvan mag worden verbouwd;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met de paardenhouderij;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • d. 10.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:
    • 1. het kampeerterrein een maximum oppervlakte van 0,5 hectare heeft en maximaal 25 kampeerplaatsen;
    • 2. de afstand van het kampeerterrein tot aan het naastgelegen bestemmingsvlak, niet zijnde het bestemmingsvlak waarbij het kampeerterrein behoort, minimaal 50 meter bedraagt ;
    • 3. het kampeerterrein aansluit aan de woonbebouwing van de beheerder;
    • 4. de oppervlakte aan gebouwenten behoeve van het kampeerterrein maximaal 50 m² is, behalve indien gebruik wordt gemaakt van bestaande (voormalige agrarische) gebouwen; de bebouwing dient aan te sluiten bij de reeds bestaande bebouwing;
    • 5. er geen chalets, trekkershutten en stacaravans zijn toegestaan;
    • 6. wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 7. de exploitatie tijdens het jaar plaatsvindt tussen 15 maart en 31 oktober;
    • 8. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, parkeren op eigen terrein plaatsvindt en onderdeel is van de landschappelijke inpassing;
10.5.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

10.5.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

10.6.2 Uitzondering

Het in 10.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

10.7 Wijzigingsbevoegdheid
10.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het bedrijf is of wordt beëindigd, dan wel geen sprake meer is van reële bedrijfsvoering;
  • b. de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen in een agrarische bedrijfsbestemming, indien en voor zover:
    • 1. het een voormalig agrarisch bedrijfscomplex betreft;
    • 2. wijziging plaatsvindt ten behoeve van de uitplaatsing van een bestaand bedrijf uit (een gebied van 250 m rond) de ecologische hoofdstructuur of uit een voor verzuring gevoelig gebied als bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij of uit de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied ten behoeve van het oplossen van knelpunten (ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing) het Natuurnetwerk Nederland in de provincie of de bestaande bedrijfsvoering aantoonbaar niet kan voldoen aan actuele wettelijke milieu-hygiënische normen of omdat de bedrijfsvoering op de oorspronkelijke vestigingslocatie aantoonbaar ernstige overlast veroorzaakt, die niet op een andere manier kan worden tegengegaan of vanwege een actuele stedelijke ontwikkeling, of aanleg van infrastructuur binnen de provincie Groningen, dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen continuering van de bedrijfsvoering in de weg staat , mits:
      • in de plantoelichting is gemotiveerd dat redelijkerwijs geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand agrarisch bouwperceel gelegen in de nabijheid van de bij het bedrijf in gebruik zijnde gronden;
      • is verzekerd dat het bestemmingsvlak van waaruit de verplaatsing plaatsvindt niet opnieuw kan worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
      • Gedeputeerde Staten ontheffing hebben verleend;  de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie Groningen werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
      • aan de omvang, situering en vormgeving van de nieuwe agrarische bedrijfslocatie een erfinrichtingsplan ten grondslag ligt, waarbij in ieder geval rekening is gehouden met de aspecten die zijn genoemd in 55.2.1 Afwegingskader ;
    • 3. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch;
  • c. de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met de bedrijfswoning;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 5. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • d. de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen ten behoeve van bedrijven zoals genoemd in de Bedrijvenlijst, binnenopslag, sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en met het buitengebied samenhangende educatieve functies, mits de milieubelasting niet meer bedraagt dan die van een categorie 2-activiteit als bedoeld in Bijlage 2 Richtafstandenlijst;
  • e. de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen ten behoeve van hoveniersbedrijven, mits het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
  • f. de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen in een manegebestemming, mits:
    • 1. uit een bedrijfsplan is gebleken dat de bestaande bebouwde oppervlakte niet toeneemt;
    • 2. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur ;
    • 3. het bestemmingsvlak grenst aan een weg;
  • g. de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling, indien en voor zover het bedrijf is of wordt verplaatst ten behoeve van het (te realiseren) Natuur Netwerk Nederland.
10.7.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 10.7.1 onder a genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend:
    • 1. in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
    • 2. in een bij het hoofdgebouw behorend gebouw dat als 'karakteristiek' is aangeduid;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek mag niet worden gesloopt;
  • d. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 3. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 4. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 5. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 6. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 7. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
10.7.3 Voorwaarden wijziging andere functie

Toepassing van de in 10.7.1 onder c, d en e genoemde bevoegdheden vindt plaats met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik of vervangende nieuwbouw is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tot 500 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik diezelfde hoeveelheid;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste tweemaal zoveel;
    • 2. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 500 en 750 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste tweemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste driemaal zoveel;
    • 3. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 750 en 1.000 m2 moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik ten minste driemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste viermaal zoveel;
    • 4. bij toepassing van het voorgaande geldt dat:
      • waardevolle bebouwing  ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet mag mogen worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
      • bij de berekening de oppervlakte van de bedrijfswoning en 80 m2 aan bijgebouwen buiten beschouwing wordt gelaten;
  • b. bij de nieuwe functie mag uitsluitend worden gewoond indien een voormalige bedrijfswoning aanwezig is; in dat geval mag de woonfunctie uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. de karakteristiek van de bebouwing en het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. de verkeersinfrastructuur moet een toename van de nieuwe functie toelaten;
  • f. de nieuwe functie mag niet leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
  • g. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de aanduiding 'vrijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
10.7.4 Afwegingskader wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

10.7.5 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 11 Agrarisch met waarden - Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch met waarden - Natuur ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij, een houtteelt- of een fruitteeltbedrijf;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • g. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  • h. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden, zoals deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • i. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van minder dan 2 ha;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde - geen windturbines zijnde, en andere werken.

11.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch met waarden - Natuur ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat stallen, schuren en vogelkijkhutten die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van mag niet meer dan 1,50 m bedragen;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 11.2.1 onder a en b en toestaan dat mestopslagen, kuilvoerplaten en/of sleufsilo's worden gebouwd, mits:
    • 1. aannemelijk is gemaakt dat plaatsing op de grond met de agrarische bedrijfsbestemming   niet mogelijk is vanwege ruimtegebrek of ongewenst is vanwege milieuhygiënische of planologische redenen;
    • 2. de afstand tussen de mestopslag/kuilvoerplaat/sleufsilo en de bouwperceelgrens van de agrarische bedrijfsbestemming niet meer bedraagt dan 25 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 4. over de landschappelijke aanvaardbaarheid en de wijze van inpassing van de mestopslag/kuilvoerplaat/sleufsilo's advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke, dan wel een door de gemeente aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur en de nakoming van eventueel te stellen voorwaarden aan de landschappelijke inpassing wordt geborgd in de vorm van een voorwaarde bij de omgevingsvergunning;
    • 5. de gronden niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat, Waarde - Natuur en Landschap of Waarde - Open gebied hebben.
11.3.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2   Afwegingskader .

11.3.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in lid 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

11.4 Nadere eisen
11.4.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de landschappelijke en/of de natuurlijke waarden;
  • d. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • e. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
11.4.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

11.5.2 Uitzonderingen

Het in 11.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

11.6 Wijzigingsbevoegdheid
11.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur wijzigen:

  • a. ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
    • 1. grondverwerving plaatsvindt op basis van vrijwilligheid;
    • 2. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden pas aan de orde is als grotere aaneengesloten waterhuishoudkundig beheersbare gebieden zijn verworven;
    • 3. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden niet mag leiden tot vernatting van aangrenzende landbouwgronden;
    • 4. in beginsel geen hydrologische bufferzones buiten de ecologische hoofdstructuur worden ingesteld;
    • 5. realisatie van de ecologische hoofdstructuur niet mag leiden tot beperkingen op aangrenzende landbouwgronden;
  • b. in een (agrarische) bedrijfsbestemming ten behoeve van wijziging van de vorm van het bestemmingsvlak van de (agrarische) bedrijfsbestemming, indien en voor zover:
    • 1. de gronden grenzen aan een (agrarische) bedrijfsbestemming en de wijziging plaatsvindt in dezelfde (agrarische) bedrijfsbestemming;
    • 2. de gronden niet de dubbelbestemming Waarde - Houtsingelreservaat of Waarde - Open gebied   of Waarde - Verkaveling hebben;
    • 3. gelijktijdig de (agrarische) bedrijfsbestemming wordt gewijzigd in een aansluitende (agrarische) gebiedsbestemming;
    • 4. de oppervlakte van het bestemmingsvlak van de (agrarische) bedrijfsbestemming na wijziging niet is vergroot.
  • c. in de bestemming Bedrijf , Bedrijf - Garage , Bedrijf - Opslag , Detailhandel , Detailhandel - Tuincentrum , Horeca , Maatschappelijk ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak van deze bestemmingen met maximaal 20%, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden moeten grenzen aan de bestemming waarvoor de vergroting van het bestemmingsvlak is bedoeld;
    • 2. de gronden niet de dubbelbestemming Waarde - Open gebied hebben;
    • 3. deze bedrijven en maatschappelijke voorzieningen niet gevestigd mogen zijn in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, en;
    • 4. deze vergroting uitsluitend mag plaatsvinden in combinatie met een eenmalige uitbreiding van de bedrijfsbebouwing met maximaal 20% van de aanwezige bedrijfsbebouwing, en:
      • er rekening wordt gehouden met:
      • de historisch gegroeide landschapsstructuur;
      • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
      • de evenwichtigheid van de ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
      • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      • het aspect nachtelijke uitstraling.
11.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

11.6.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

 

Artikel 12 Bedrijf

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, opslag en installaties, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde - geen windturbines zijnde-, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan als genoemd in de Bijlage 4 Bedrijvenlijst;
  • b. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en zonder afhaalpunt ;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' op de volgende adressen tevens de volgende bedrijfsactiviteiten en ondergeschikte detailhandel zijn toegestaan:
Hoofdstraat 167 – Lettelbert   Transportbedrijf  
Hoofdstraat 180 – Lettelbert   Aannemersbedrijf/loonbedrijf/ landbouwmechanisatiebedrijf  
Hoofdstraat 202-A (ten westen van nr 204 en ten noorden van nr 202) – Lettelbert   ten behoeve van dierenartspraktijk voor paarden  
Hoofdstraat 106 – Midwolde   Metaalbewerkingsbedrijf  
Pasop 6 – Midwolde   Dierenartspraktijk voor paarden  
Pasop 7 – Midwolde   Technisch installatiebedrijf  
Pasop 11 - Midwolde   Bouwbedrijf  
Pasop 15 – Midwolde   Seksinrichting  
De Holm 14 – Tolbert   Agrarisch loonbedrijf + grondverzet  
De Holm 32 - Tolbert   Kunstreproductiebedrijf + lunchroom (detailhandel op maximaal 60 m2)  
Noorderweg 10 – Tolbert   Handel in landbouwmechanisatie machines Palingkwekerij  
Bremerweg 2 - Zevenhuizen   Loonbedrijf  
Bremerweg 6 – Zevenhuizen   Loonbedrijf  
Bremerweg 14-16 – Zevenhuizen   Aannemersbedrijf met vee  
De Haspel-boven 9 – Zevenhuizen   Loonwerk; grasharken  
Evertswijk 54-3 – Zevenhuizen   Agrarisch loonbedrijf + opslag  
Jonkersvaart 85 – Zevenhuizen   Loonbedrijf  
Jonkersvaart 124 – Zevenhuizen   Technisch installatiebedrijf  
Jonkersvaart 126 – Zevenhuizen   Houtbewerkingsbedrijf  
Jonkersvaart 128 – Zevenhuizen   Autobedrijf  
Jonkersvaart 130 – Zevenhuizen   Composteren groenafval en hoveniersbedrijf  
Oostindie 45 - Zevenhuizen   loonbedrijf  
Oudesstreek 13 – Zevenhuizen   Reparatie elektrische apparaten  
Oudestreek 13- 15 – Zevenhuizen   Technisch installatiebedrijf  
Oudestreek 34 – Zevenhuizen   Aannemer/opslag/distributie/manege  
Oudestreek 44-I – Zevenhuizen   Transportbedrijf/handelsonderneming   met dien verstande dat niet meer dan zes vrachtwagens zijn toegestaan  
Oudestreek 47 – Zevenhuizen   Saunabedrijf  
Oudestreek 50 – Zevenhuizen   Landbouwmechanisatie/detailhandel  
Traansterweg 15, Tolbert   Viskwekerij  
Veldstreek 43 – Zevenhuizen   Aannemer/tegelzetbedrijf  

  • d. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • e. inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder  artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer niet zijn toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde wordt nagestreefd, een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 51.1 van Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • g. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • h. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' uitsluitend geluidwerende voorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van een voorziening niet minder dan 3 m en niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
12.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlak (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de in 12.2.3 genoemde maxima) mag eenmalig met maximaal 20% worden vergroot ten opzichte van niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpplan en welke legaal tot stand zijn gekomen; uitzonderingen gelden voor de adressen:
    • 1. Pasop 15 (seksinrichting) te Midwolde. Voor dit adres geldt een maximum bebouwd oppervlak van 390 m2;
    • 2. De Holm 14 (agrarisch grondverzet- en loonbedrijf) te Tolbert. Voor dit adres geldt een maximum bebouwd oppervlak van 2.400 m2;
    • 3. Oudestreek 44-I (transport) te Zevenhuizen. Voor dit adres geldt een maximum bebouwd bedrijfsvloeroppervlak van 512 m2;
    • 4. Evertswijk 54-3 (agrarisch loonbedrijf + opslag) te Zevenhuizen. Voor dit adres geldt een bestemmingsvlak met een maximale oppervlakte van 1,8 hectare en een maximum bebouwd bedrijfsvloeroppervlak van 4.350 m2 ;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere respectievelijk hogere dakhelling had, deze lagere respectievelijk hogere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
12.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • b. de grondoppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval die grotere oppervlakte als maximum geldt voor dat gebouw.
12.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor een aanbouw, uitbouw en bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 12.4.1  onder d ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen in één bouwmassa;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 130 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 12.4.1 onder d ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • d. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een hogere bouwhoogte, een hogere goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, deze afstand, oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximale bouwhoogte en maximale goothoogte geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • c. er mag maximaal 1 reclamebord aanwezig zijn van maximaal 1,5 m2 groot en een bouwhoogte van niet meer dan 2 m.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
12.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 12.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 12.6 , mits dit in overeenstemming is met de in 12.6 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 12.2.1 onder e  ten behoeve van het uitbreiden van de bestaand e bebouwde bedrijfsvloeroppervlakte met niet meer dan 20%, mits:
    • 1. is aangetoond dat redelijkerwijs niet op een andere locatie dan waar het bedrijf is gevestigd, in de ruimtebehoefte kan worden voorzien, en;
    • 2. een erfinrichtingsplan met toepassing van de maatwerkmethode is opgesteld onder begeleiding van een onafhankelijke of een door het college van burgemeester en wethouders aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; het gebruik van de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is uitsluitend toegestaan indien:
      • de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan zijn gebouwd en/of aangelegd en;
      • de erfbeplanting is aangelegd en in stand gehouden conform het erfinrichtingsplan;
    • 3. rekening is gehouden met:
      • de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
      • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
      • een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
      • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      • het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
  • c. een grotere maximale oppervlakte, indien en voorzover:
    • 1. het perceel op Bijlage 3 Gebiedsindeling niet-agrarische bedrijvigheid   is aangegeven als:
      • singelgebied , in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 50% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak, indien het perceel is gelegen tussen besloten houtwallen en niet meer dan 20% van het bestaande bebouwde bedrijfsoppervlak indien het perceel is gelegen in een open laagte;
      • veenkoloniaal landschap , in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 20% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak;
    • 2. ruimtelijke kwaliteitswinst wordt geboekt, waarvan sprake is als aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan:
      • in singelgebieden, tussen de besloten houtwallen:
        - herstel of aanleg van singels;
        - voldoende dikte van de singels en voldoende afstand tot de gebouwen in verband met onderhoud;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in singelgebieden, in de open laagtes:
        - de herkenbaarheid van de geleidelijke landschappelijke overgang komt terug;
        - indien het perceel aan de weg ligt is er geen erfafscheiding of een groene natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning; een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - indien het perceel los van de weg ligt: erfafscheiding middels een houtwal of wilde haag; een eventueel hek op de oprit staat op afstand van de openbare weg; rond het huis ligt een tuin, het erf heeft daar geen bedrijfsfunctie; rond de schuur of andere gebouwen ligt het bedrijfsmatig gebruikte erf;
        - buitenopslag is niet toegestaan;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal en architectuur van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in veenkoloniaal landschap:
        - de karakteristiek van de ontginningslijnen wordt versterkt door wonen aan de voorzijde en bedrijfsmatig gebruik aan de achterzijde;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voor-terrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
  • d. 12.2.1 onder h ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. 12.2.2 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2.
12.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

12.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

12.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van het adres De Holm 14 te Tolbert dient de landschappelijke inpassing overeenkomstig Bijlage 6 binnen twee jaar de vaststelling van dit bestemmingsplan te zijn gerealiseerd en kwantitatief en kwalitatief in stand te worden gehouden.
  • b. alvorens er bedrijfsactiviteiten mogen worden uitgevoerd op de toevoeging van de bestemming 'Bedrijf', als toegestaan in de bestemming 'Bedrijf' aan de Evertswijk 54-3 te Zevenhuizen, moet op de gronden met de bestemming 'Bedrijf', ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', een geluidswerende voorziening met een bouwhoogte van ten minste 3 m worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van het adres Evertswijk 54-3 te Zevenhuizen is het gebruik van de toegevoegde gronden en bouwwerken conform de bestemming 'Bedrijf' uitsluitend toegestaan, indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig Bijlage 8 is gerealiseerd en kwantitatief en kwalitatief in stand wordt gehouden.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
12.6.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  • a. het bepaalde in 12.1 onder a en toestaan dat bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in de Bijlage 4 Bedrijvenlijst, indien die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten bedrijven;
  • b. het bepaalde in 12.1 onder b ten behoeve van productiegebonden detailhandel;
  • c. het bepaalde in 12.1 onder d ten behoeve van risicovolle inrichtingen, indien en voor zover binnen de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico van die inrichting geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn toegelaten en het groepsrisico verantwoord kan worden.
12.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

12.6.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

12.7 Wijzigingsbevoegdheid
12.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. de aanduiding bedrijf van verwijderen, indien en voor zover de betreffende functie feitelijk is beëindigd;
  • b. op gronden met de aanduiding 'bedrijf' andere bedrijfsactiviteiten toestaan, mits de milieubelasting van die bedrijfsactiviteiten geringer is of ten hoogste gelijk is aan de milieubelasting van de toegestane bedrijfsactiviteiten;
  • c. de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemmingen Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en daarbij aanduidingen opnemen;
  • d. de bestemming Bedrijf wijzigen in een agrarische bedrijfsbestemming, de bestemming Agrarisch - Kwekerij of Agrarisch - Paardenhouderij , indien en voor zover:
    • 1. het een voormalig agrarisch bedrijfscomplex betreft;
    • 2. wijziging plaatsvindt ten behoeve van de uitplaatsing van een bestaand bedrijf uit (een gebied van 250 m rond) het Natuur Netwerk Nederland of uit een voor verzuring gevoelig gebied als bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij of uit de invloedssfeer van een Natura2000-gebied ten behoeve van het oplossen van knelpunten (ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing), mits:
      • is verzekerd dat het bestemmingsvlak van waaruit de verplaatsing plaatsvindt niet opnieuw kan worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
      • Gedeputeerde Staten ontheffing hebben verleend;  de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie Groningen werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
      • aan de omvang, situering en vormgeving van de nieuwe agrarische bedrijfslocatie een erfinrichtingsplan ten grondslag ligt, waarbij in ieder geval rekening is gehouden met de aspecten die zijn genoemd in 55.2.1 Afwegingskader ;
    • 3. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch .
12.7.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 12.7.1 onder c genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag niet worden gesloopt;
  • d. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 3. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 4. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 5. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 6. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 7. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
12.7.3 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

12.7.4 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 13 Bedrijf - Garage

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf - Garage ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de verkoop, het onderhoud, de reparatie - met uitzondering van plaatwerken en/of spuiten - en de stalling van motorvoertuigen;
  • b. landschappelijke inpassing;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde - geen windturbines zijnde -, erven, terreinen en parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf - Garage ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlak (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de in 13.2.3 genoemde maxima) mag eenmalig met maximaal 20% worden vergroot ten opzichte van  niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpplan en dat legaal tot stand is gekomen;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere respectievelijk hogere dakhelling had, deze lagere respectievelijk hogere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
13.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • b. de grondoppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval die grotere oppervlakte als maximum geldt voor dat gebouw.
13.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden in aanvulling op en/of in afwijking van het voorgaande de volgende regels:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 13.4.1  onder c ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen in één bouwmassa;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 130 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 13.4.1 onder c ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen in één bouwmassa;
  • d. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een hogere bouwhoogte, een hogere goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, deze afstand, oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximale bouwhoogte en maximale goothoogte geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen ;
  • b. er mag maximaal 1 reclamebord aanwezig zijn van maximaal 1,5 m2 groot en een bouwhoogte van niet meer dan 2 m .
13.3 Nadere eisen
13.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
13.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 13.2.1 onder e  ten behoeve van het uitbreiden van de bestaande bebouwde bedrijfsvloeroppervlakte met meer dan 20%, mits:
    • 1. is aangetoond dat redelijkerwijs niet op een andere locatie dan waar het bedrijf is gevestigd, in de ruimtebehoefte kan worden voorzien, en;
    • 2. een erfinrichtingsplan met toepassing van de maatwerkmethode is opgesteld onder begeleiding van een onafhankelijke of een door het college van burgemeester en wethouders aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; het gebruik van de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is uitsluitend toegestaan indien:
      • de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan zijn gebouwd en/of aangelegd en;
      • de erfbeplanting is aangelegd en in stand gehouden conform het erfinrichtingsplan;
    • 3. rekening is gehouden met:
      • de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
      • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
      • een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
      • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      • het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
    • 4. ruimtelijke kwaliteitswinst wordt geboekt, waarvan sprake is als aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan:
      • in singelgebieden, tussen de besloten houtwallen:
        - herstel of aanleg van singels;
        - voldoende dikte van de singels en voldoende afstand tot de gebouwen in verband met onderhoud;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in singelgebieden, in de open laagtes:
        - de herkenbaarheid van de geleidelijke landschappelijke overgang komt terug;
        - indien het perceel aan de weg ligt is er geen erfafscheiding of een groene natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning; een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - indien het perceel los van de weg ligt: erfafscheiding middels een houtwal of wilde haag; een eventueel hek op de oprit staat op afstand van de openbare weg; rond het huis ligt een tuin, het erf heeft daar geen bedrijfsfunctie; rond de schuur of andere gebouwen ligt het bedrijfsmatig gebruikte erf;
        - buitenopslag is niet toegestaan;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal en architectuur van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in veenkoloniaal landschap:
        - de karakteristiek van de ontginningslijnen wordt versterkt door wonen aan de voorzijde en bedrijfsmatig gebruik aan de achterzijde;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
  • b. 13.2.1 onder h ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 13.2.2 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2.
13.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

13.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid
13.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. de bestemming Bedrijf - Garage wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemmingen en daarbij aanduidingen opnemen;
  • b. de bestemming Bedrijf - Garage wijzigen in de bestemming Bedrijf ;
  • c. de bestemming Bedrijf - Garage wijzigen in een agrarische bedrijfsbestemming, indien en voor zover:
    • 1. het een voormalig agrarisch bedrijfscomplex betreft;
    • 2. wijziging plaatsvindt ten behoeve van de uitplaatsing van een bestaand bedrijf uit (een gebied van 250 m rond) het Natuur Netwerk Nederland of uit een voor verzuring gevoelig gebied als bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij of uit de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied ten behoeve van het oplossen van knelpunten (ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing), mits:
      • is verzekerd dat het bestemmingsvlak van waaruit de verplaatsing plaatsvindt niet opnieuw kan worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
      • Gedeputeerde Staten ontheffing hebben verleend;  de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een bij de provincie Groningen werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
      • aan de omvang, situering en vormgeving van de nieuwe agrarische bedrijfslocatie een erfinrichtingsplan ten grondslag ligt, waarbij in ieder geval rekening is gehouden met de aspecten die zijn genoemd in 55.2.1 Afwegingskader ;
    • 3. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch .
13.5.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 13.5.1 onder a genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 3. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 4. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 5. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 6. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 7. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
13.5.3 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

13.5.4 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 14 Bedrijf - Nutsvoorziening

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf - Nutsvoorziening ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op het openbare net aangesloten nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasdrukregel en -meetstations en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. terreinen en bouwwerken ten behoeve van de winning, verwerking, opslag en/of distributie van aardgas en/of olie, uitsluitend aan de Mensumaweg, Pasop en Zevenhuizen;
  • c. gemalen;
  • d. molens;
  • e. landschappelijke inpassing;
  • f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

met daarbij behorende gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, bouwwerken, geen gebouw zijnde, en terreinen

14.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf - Nutsvoorziening ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een vlampijp mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming.
14.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

Artikel 15 Bedrijf - Opslag

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf - Opslag ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opslag van materialen, met uitzondering van de opslag van gevaarlijke stoffen, met dien verstande dat geen buitenopslag is toegestaan;
  • b. kleinschalige houtbewerking ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige werkplaats';
  • c. landschappelijke inpassing;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en terreinen.

15.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf - Opslag ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlak (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de in 15.2.3 genoemde maxima) mag eenmalig met maximaal 20% worden vergroot ten opzichte van  niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpplan en dat legaal tot stand is gekomen;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere respectievelijk hogere dakhelling had, deze lagere respectievelijk hogere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a en d geldt dat indien een kleinere afstand legaal aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan, deze afstand mag worden gehanteerd als minimale afstand voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
15.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • b. de grondoppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval die grotere oppervlakte als maximum geldt voor dat gebouw.
15.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor een aanbouw, uitbouw en bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 15.4.1  onder d ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 130 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 15.4.1 onder d ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • d. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een hogere bouwhoogte, een hogere goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, deze afstand, oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximale bouwhoogte en maximale goothoogte geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • c. er mag maximaal 1 reclamebord aanwezig zijn van maximaal 1,5 m2 groot en een bouwhoogte van niet meer dan 2 m.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming.
15.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 15.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 15.5 , mits dit in overeenstemming is met de in 15.5 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 15.2.1 onder e  ten behoeve van het uitbreiden van de bestaande bebouwde bedrijfsvloeroppervlakte met meer dan 20%, mits:
    • 1. is aangetoond dat redelijkerwijs niet op een andere locatie dan waar het bedrijf is gevestigd, in de ruimtebehoefte kan worden voorzien, en;
    • 2. een erfinrichtingsplan met toepassing van de maatwerkmethode is opgesteld onder begeleiding van een onafhankelijke of een door het college van burgemeester en wethouders aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; het gebruik van de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is uitsluitend toegestaan indien:
      • de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan zijn gebouwd en/of aangelegd en;
      • de erfbeplanting is aangelegd en in stand gehouden conform het erfinrichtingsplan;
    • 3. rekening is gehouden met:
      • de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
      • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
      • een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
      • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      • het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
  • c. 15.2.1 onder e ten behoeve van een grotere maximale oppervlakte, indien en voorzover:
    • 1. het perceel op Bijlage 3 Gebiedsindeling niet-agrarische bedrijvigheid is aangegeven als:
      • singelgebied , in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 50% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak, indien het perceel is gelegen tussen besloten houtwallen en niet meer dan 20% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak indien het perceel is gelegen in een open laagte;
      • veenkoloniaal landschap , in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 20% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak;
    • 2. ruimtelijke kwaliteitswinst wordt geboekt, waarvan sprake is als aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan:
      • in singelgebieden, tussen de besloten houtwallen:
        - herstel of aanleg van singels;
        - voldoende dikte van de singels en voldoende afstand tot de gebouwen in verband met onderhoud;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in singelgebieden, in de open laagtes:
        - de herkenbaarheid van de geleidelijke landschappelijke overgang komt terug;
        - indien het perceel aan de weg ligt is er geen erfafscheiding of een groene natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning; een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - indien het perceel los van de weg ligt: erfafscheiding middels een houtwal of wilde haag; een eventueel hek op de oprit staat op afstand van de openbare weg; rond het huis ligt een tuin, het erf heeft daar geen bedrijfsfunctie; rond de schuur of andere gebouwen ligt het bedrijfsmatig gebruikte erf;
        - buitenopslag is niet toegestaan;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal en architectuur van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in veenkoloniaal landschap: 
        - de karakteristiek van de ontginningslijnen wordt versterkt door wonen aan de voorzijde en bedrijfsmatig gebruik aan de achterzijde;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
  • d. 15.2.1 onder h ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. 15.2.2 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2.
15.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

15.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

15.5 Afwijken van de bouwregels
15.5.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 15.1 onder a ten behoeve van opslag van gevaarlijke stoffen in risicovolle inrichtingen, indien en voor zover binnen de 10-6-contour van het plaatsgebonden risico van die inrichting geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn toegelaten en het groepsrisico verantwoord kan worden.

15.5.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

15.5.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

15.6 Wijzigingsbevoegdheid
15.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf - Opslag wijzigen in de bestemming Wonen  en de aansluitende gebiedsbestemmingen en daarbij aanduidingen opnemen.

15.6.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 15.6.1 genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 3. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 4. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 5. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 6. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 7. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
15.6.3 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

15.6.4 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 16 Bos

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bos ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • g. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief en educatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' voor een openluchttheater;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere-werken.

16.2 Bouwregels

Op de voor ' Bos ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1,50 m mag bedragen.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Bos  of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

16.3.2 Uitzondering

Het in 16.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
16.4 Uitsluiting tijdelijke afwijking

In verband met het belang ter bescherming waarvan deze bestemming is opgenomen is het verlenen van een tijdelijke omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan niet toegestaan.

Artikel 17 Detailhandel

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Detailhandel ' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, hieronder ook begrepen internethandel , met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • b. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.
17.2 Bouwregels

Op de voor ' Detailhandel ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlak (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de in 17.2.3 genoemde maxima) mag eenmalig met maximaal 20% worden vergroot ten opzichte van  niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpplan en dat legaal tot stand is gekomen;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere respectievelijk hogere dakhelling had, deze lagere respectievelijk hogere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
17.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de grondoppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval die grotere oppervlakte als maximum geldt voor dat gebouw.
17.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden in aanvulling op en/of in afwijking van het voorgaande de volgende regels:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 17.4.1  onder c ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 130 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 17.4.1 onder c ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • d. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een hogere bouwhoogte, een hogere goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, deze afstand, oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximale bouwhoogte en maximale goothoogte geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • c. er mag maximaal 1 reclamebord aanwezig zijn van maximaal 1,5 m2 groot en een bouwhoogte van niet meer dan 2 m.
17.3 Nadere eisen
17.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming.
17.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 17.2.1 onder e  ten behoeve van het uitbreiden van de bestaande bebouwde bedrijfsvloeroppervlakte met meer dan 20%, mits:
    • 1. is aangetoond dat redelijkerwijs niet op een andere locatie dan waar het bedrijf is gevestigd, in de ruimtebehoefte kan worden voorzien, en;
    • 2. een erfinrichtingsplan met toepassing van de maatwerkmethode is opgesteld onder begeleiding van een onafhankelijke of een door het college van burgemeester en wethouders aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; het gebruik van de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is uitsluitend toegestaan indien:
      • de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan zijn gebouwd en/of aangelegd en;
      • de erfbeplanting is aangelegd en in stand gehouden conform het erfinrichtingsplan;
    • 3. rekening is gehouden met:
      • de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
      • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
      • een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
      • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      • het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
  • a. 17.2.1 onder e ten behoeve van een grotere maximale oppervlakte, indien en voorzover:
    • 1. het perceel op Bijlage 3 Gebiedsindeling niet-agrarische bedrijvigheid is aangegeven als:
      • singelgebied , in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 50% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak, indien het perceel is gelegen tussen besloten houtwallen en niet meer dan 20% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak indien het perceel is gelegen in een open laagte;
      • veenkoloniaal landschap , in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 20% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak;
    • 2. ruimtelijke kwaliteitswinst wordt geboekt, waarvan sprake is als aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan:
      • in singelgebieden, tussen de besloten houtwallen:
        - herstel of aanleg van singels;
        - voldoende dikte van de singels en voldoende afstand tot de gebouwen in verband met onderhoud;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;bedrijfsbebouwing achter de woning;
    • 3. schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in singelgebieden, in de open laagtes:
        - de herkenbaarheid van de geleidelijke landschappelijke overgang komt terug;
        - indien het perceel aan de weg ligt is er geen erfafscheiding of een groene natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning; een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - indien het perceel los van de weg ligt: erfafscheiding middels een houtwal of wilde haag; een eventueel hek op de oprit staat op afstand van de openbare weg; rond het huis ligt een tuin, het erf heeft daar geen bedrijfsfunctie; rond de schuur of andere gebouwen ligt het bedrijfsmatig gebruikte erf;
        - buitenopslag is niet toegestaan;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal en architectuur van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in veenkoloniaal landschap:
        - de karakteristiek van de ontginningslijnen wordt versterkt door wonen aan de voorzijde en bedrijfsmatig gebruik aan de achterzijde;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
  • b. 17.2.1 onder h ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 17.2.2 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2.
17.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

17.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid
17.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Detailhandel wijzigen in de bestemming Wonen en daarbij aanduidingen opnemen, indien en voor zover de detailhandelsactiviteiten feitelijk zijn beëindigd.

17.5.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 17.5.1 genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 3. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 4. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 5. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 6. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 7. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
17.5.3 Afwegingskader wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

17.5.4 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 18 Detailhandel - Tuincentrum

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Detailhandel - Tuincentrum ' aangewezen gronden zijn bestemd voor het kweken van en detailhandel in bloemen en planten, waaronder begrepen beplantingsgewassen en detailhandel in tuinartikelen, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • b. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.
18.2 Bouwregels

Op de voor ' Detailhandel - Tuincentrum ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlak (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de in 18.2.3 genoemde maxima) mag eenmalig met maximaal 20% worden vergroot ten opzichte van  niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpplan en dat legaal tot stand is gekomen;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere respectievelijk hogere dakhelling had, deze lagere respectievelijk hogere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
18.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de grondoppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval die grotere oppervlakte als maximum geldt voor dat gebouw.
18.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor een aanbouw, uitbouw en bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 18.4.1  onder c ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 130 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 18.4.1 onder c ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • d. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een hogere bouwhoogte, een hogere goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, deze afstand, oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximale bouwhoogte en maximale goothoogte geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • c. er mag maximaal 1 reclamebord aanwezig zijn van maximaal 1,5 m2 groot en een bouwhoogte van niet meer dan 2 m.
18.3 Nadere eisen
18.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming.
18.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 18.2.1 onder e  ten behoeve van het uitbreiden van de bestaande bebouwde bedrijfsvloeroppervlakte met meer dan 20%, mits:
    • 1. is aangetoond dat redelijkerwijs niet op een andere locatie dan waar het bedrijf is gevestigd, in de ruimtebehoefte kan worden voorzien, en;
    • 2. een erfinrichtingsplan met toepassing van de maatwerkmethode is opgesteld onder begeleiding van een onafhankelijke of een door het college van burgemeester en wethouders aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; het gebruik van de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is uitsluitend toegestaan indien:
      • de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan zijn gebouwd en/of aangelegd en;
      • de erfbeplanting is aangelegd en in stand gehouden conform het erfinrichtingsplan;
    • 3. rekening is gehouden met:
      • de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
      • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
      • een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
      • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      • het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
  • a. 18.2.1 onder e ten behoeve van een grotere maximale oppervlakte, indien en voorzover:
    • 1. het perceel op Bijlage 3 Gebiedsindeling niet-agrarische bedrijvigheid is aangegeven als:
      • singelgebied , in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 50% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak, indien het perceel is gelegen tussen besloten houtwallen en niet meer dan 20% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak indien het perceel is gelegen in een open laagte;
      • veenkoloniaal landschap , in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 20% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak;
    • 2. ruimtelijke kwaliteitswinst wordt geboekt, waarvan sprake is als aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan:
      • in singelgebieden, tussen de besloten houtwallen:
        - herstel of aanleg van singels;
        - voldoende dikte van de singels en voldoende afstand tot de gebouwen in verband met onderhoud;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in singelgebieden, in de open laagtes:
        - de herkenbaarheid van de geleidelijke landschappelijke overgang komt terug;
        - indien het perceel aan de weg ligt is er geen erfafscheiding of een groene natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning; een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - indien het perceel los van de weg ligt: erfafscheiding middels een houtwal of wilde haag; een eventueel hek op de oprit staat op afstand van de openbare weg; rond het huis ligt een tuin, het erf heeft daar geen bedrijfsfunctie; rond de schuur of andere gebouwen ligt het bedrijfsmatig gebruikte erf;
        - buitenopslag is niet toegestaan;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal en architectuur van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in veenkoloniaal landschap:
        - de karakteristiek van de ontginningslijnen wordt versterkt door wonen aan de voorzijde en bedrijfsmatig gebruik aan de achterzijde;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
  • b. 18.2.1 onder h ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 18.2.2 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2.
18.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

18.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Detailhandel - Tuincentrum wijzigen in de bestemming Wonen en daarbij aanduidingen opnemen, indien en voor zover de detailhandelsactiviteiten feitelijk zijn beëindigd.

18.5.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 18.5.1 genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 3. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 4. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 5. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 6. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 7. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
18.5.3 Afwegingskader wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

18.5.4 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 19 Horeca

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Horeca ' aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca(bedrijf)bedrijven, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • b. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.
19.2 Bouwregels

Op de voor ' Horeca ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. het gezamenlijke vloeroppervlak (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de in 19.2.3 genoemde maxima) mag eenmalig met maximaal 20% worden vergroot ten opzichte van  niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpplan en dat legaal tot stand is gekomen;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere respectievelijk hogere dakhelling had, deze lagere respectievelijk hogere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
19.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de grondoppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval die grotere oppervlakte als maximum geldt voor dat gebouw.
19.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor een aanbouw, uitbouw en bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden in aanvulling op en/of in afwijking van het voorgaande de volgende regels:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 19.4.1  onder c ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 130 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 19.4.1 onder c ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • d. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een hogere bouwhoogte, een hogere goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, deze afstand, oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximale bouwhoogte en maximale goothoogte geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • c. er mag maximaal 1 reclamebord aanwezig zijn van maximaal 1,5 m2 groot en een bouwhoogte van niet meer dan 2 m.
19.3 Nadere eisen
19.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming.
19.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 19.2.1 onder e  ten behoeve van het uitbreiden van de bestaande bebouwde bedrijfsvloeroppervlakte met meer dan 20%, mits:
    • 1. is aangetoond dat redelijkerwijs niet op een andere locatie dan waar het bedrijf is gevestigd, in de ruimtebehoefte kan worden voorzien, en;
    • 2. een erfinrichtingsplan met toepassing van de maatwerkmethode is opgesteld onder begeleiding van een onafhankelijke of een door het college van burgemeester en wethouders aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; het gebruik van de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is uitsluitend toegestaan indien:
      • de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan zijn gebouwd en/of aangelegd en;
      • de erfbeplanting is aangelegd en in stand gehouden conform het erfinrichtingsplan;
    • 3. rekening is gehouden met:
      • de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
      • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
      • een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
      • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      • het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
  • a. 19.2.1 onder e ten behoeve van een grotere maximale oppervlakte, indien en voorzover:
    • 1. het perceel op Bijlage 3 Gebiedsindeling niet-agrarische bedrijvigheid is aangegeven als:
      • singelgebied , in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 50% van het bestaand e bebouwde bedrijfsoppervlak, indien het perceel is gelegen tussen besloten houtwallen en niet meer dan 20% van het bestaande bebouwde bedrijfsoppervlak indien het perceel is gelegen in een open laagte;
      • veenkoloniaal landschap , in welk geval de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 20% van het bestaande bebouwde bedrijfsoppervlak;
    • 2. ruimtelijke kwaliteitswinst wordt geboekt, waarvan sprake is als aan zoveel mogelijk van de volgende kwaliteitseisen wordt voldaan:
      • in singelgebieden, tussen de besloten houtwallen:
        - herstel of aanleg van singels;
        - voldoende dikte van de singels en voldoende afstand tot de gebouwen in verband met onderhoud;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in singelgebieden, in de open laagtes:
        - de herkenbaarheid van de geleidelijke landschappelijke overgang komt terug;
        - indien het perceel aan de weg ligt is er geen erfafscheiding of een groene natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning; een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m achter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - indien het perceel los van de weg ligt: erfafscheiding middels een houtwal of wilde haag; een eventueel hek op de oprit staat op afstand van de openbare weg; rond het huis ligt een tuin, het erf heeft daar geen bedrijfsfunctie; rond de schuur of andere gebouwen ligt het bedrijfsmatig gebruikte erf;
        - buitenopslag is niet toegestaan;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal en architectuur van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
      • in veenkoloniaal landschap:
        - de karakteristiek van de ontginningslijnen wordt versterkt door wonen aan de voorzijde en bedrijfsmatig gebruik aan de achterzijde;
        - geen erfafscheiding of een groene, natuurlijke erfafscheiding; als een hek nodig is dan achter de woning;
        - een tuin aan de straat;
        - een inrit (verharding) is maximaal 4 m breed in de eerste 5 m ach-ter de erfgrens; daarachter is minder dan 30% verhard in het voorterrein (het deel van het perceel voor en naast de woning);
        - opslag uit het zicht, achter op het erf, af te schermen met een houtsingel of houtwal in dwarsrichting;
        - maximaal 1 reclamebord aanwezig is van maximaal 1,5 m2 groot en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
        - maximaal 1 vlag aanwezig is;
        - bedrijfsbebouwing achter de woning;
        - schaal, architectuur en materiaal van de woning en het bedrijfsgebouw zijn op elkaar afgestemd en verhouden zich goed tot de omgeving;
  • b. 19.2.1 onder h ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 19.2.2 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2.
19.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

19.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

19.5 Wijzigingsbevoegdheid
19.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Horeca wijzigen in de bestemming Wonen en daarbij aanduidingen opnemen, indien en voor zover de horecabedrijfsactiviteiten feitelijk zijn beëindigd.

19.5.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 19.5.1 genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 3. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 4. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 5. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 6. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 7. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
19.5.3 Afwegingskader wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

19.5.4 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 20 Maatschappelijk

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'museum' uitsluitend een museum is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal' mede een feestzaal is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' mede een restaurant is toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' mede een film- en theaterzaal is toegestaan;
    • 4. onder gebruik ten behoeve van een museum worden begrepen exposities, congressen, beurzen, een voorlichtingscentrum, en bij voornoemde functies behorende horeca;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' uitsluitend een werkvoorzieningsorganisatie is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' uitsluitend dienstverlening is toegestaan;  zijn toegestaan een gemeentehuis, een sociaal-cultureel centrum, een gemeentewerf en een brandweerkazerne;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats' een standplaats voor ambulante detailhandel is toegestaan;
  • e. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • f. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.
20.2 Bouwregels

Op de voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

20.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. gebouwen mogen niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • d. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. het gezamenlijke vloeroppervlak (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de in 20.2.3 genoemde maxima) mag eenmalig met maximaal 20% worden vergroot ten opzichte van  niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpplan en dat legaal tot stand is gekomen;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere respectievelijk hogere dakhelling had, deze lagere respectievelijk hogere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
20.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij geldt dat niet meer dan 1 bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de grondoppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval die grotere oppervlakte als maximum geldt voor dat gebouw.
20.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor een aanbouw, uitbouw en bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden in aanvulling op en/of in afwijking van het voorgaande de volgende regels:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 20.4.1  onder c ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 130 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 20.4.1 onder c ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • d. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een hogere bouwhoogte, een hogere goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, deze afstand, oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximale bouwhoogte en maximale goothoogte geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming.
20.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 20.2.1 onder e ten behoeve van een grotere maximale oppervlakte, mits:
    • 1. is aangetoond dat de maatschappelijke voorziening gebonden is aan het landelijk gebied en de uitbreiding landschappelijk inpasbaar is;
  • a. 20.2.1 onder e  ten behoeve van het uitbreiden van de bestaande bebouwde bedrijfsvloeroppervlakte met meer dan 20%, mits:
    • 1. is aangetoond dat redelijkerwijs niet op een andere locatie dan waar de maatschappelijke voorziening is gevestigd, in de ruimtebehoefte kan worden voorzien, en;
    • 2. een erfinrichtingsplan met toepassing van de maatwerkmethode is opgesteld onder begeleiding van een onafhankelijke of een door het college van burgemeester en wethouders aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; het gebruik van de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, is uitsluitend toegestaan indien:
      • de bebouwing en de voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan zijn gebouwd en/of aangelegd en;
      • de erfbeplanting is aangelegd en in stand gehouden conform het erfinrichtingsplan;
    • 3. rekening is gehouden met:
      • de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
      • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
      • een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
      • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      • het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
  • b. 20.2.1 onder h ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 20.2.2 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2.
20.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

20.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

20.5 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van het adres Oudestreek 11 te Zevenhuizen is het gebruik van de gronden en bebouwing conform de bestemming Maatschappelijk uitsluitend toegestan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig Bijlage 9 (Landschappelijk inpassingsplan) is gerealiseerd en kwantitatief en kwalitatief in stand wordt gehouden.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid
20.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Maatschappelijk wijzigen in de bestemming Wonen  en daarbij aanduidingen opnemen, indien en voor zover het gebruik ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen feitelijk is beëindigd.

20.6.2 Voorwaarden wijziging wonen

Toepassing van de in 20.6.1 genoemde bevoegdheid vindt plaats met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde;
  • c. waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek mag niet worden gesloopt;
  • d. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;
  • e. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 32 Wonen van toepassing, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak toegekend en zijn de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a mogen meerdere woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte;
    • 2. de karakteristiek van de bebouwing en het erf niet mogen worden aangetast;
    • 3. de verkeersinfrastructuur een toename van het aantal woningen moet toelaten;
    • 4. de toename van het aantal woningen niet mag leiden tot extra beperkingen van de exploitatie- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven, hetgeen dient te zijn aangetoond aan de hand van de van toepassing zijnde milieuregelgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie (omgekeerde werking);
    • 5. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 130 m2 en de oppervlakte aan bijgebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2, welke bijgebouwen moeten zijn ondergebracht in één gebouw; deze regeling wordt bij de wijziging vastgelegd;
    • 6. bedrijfsgebouwen, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met aangebouwd bedrijfsgedeelte, dienen te worden gesloopt, indien en voor zover de staat van onderhoud van deze gebouwen en de daarmee verband houdende uiterlijke verschijningsvorm ervan niet in overeenstemming zijn met de Bouwverordening of het Bouwbesluit, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
    • 7. waardevolle bebouwing niet mag worden gesloopt. De vraag of bebouwing waardevol is, wordt beantwoord aan de hand van de volgende criteria: gaafheid, architectonische waarde, cultuurhistorische waarde, het streekeigene, beeldbepalende waarde, belendende bebouwing, samenhang tussen landschap en bebouwing, de mate waarin het object als uniek is aan te merken;
20.6.3 Afwegingskader wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

20.6.4 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 21 Maatschappelijk - Begraafplaats

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk - Begraafplaats ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. landschappelijke inpassing;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, erven, terreinen en parkeervoorzieningen.

21.2 Bouwregels

Op de voor ' Maatschappelijk - Begraafplaats ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

21.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming.
21.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

Artikel 22 Natuur

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Natuur ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • c. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • e. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  • f. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief en educatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere-werken.

22.2 Bouwregels

Op de voor ' Natuur ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

22.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat vogelkijkhutten die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1,50 m mag bedragen.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Natuur en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

22.3.2 Uitzondering

Het in 22.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
22.4 Uitsluiting tijdelijke afwijking

In verband met het belang ter bescherming waarvan deze bestemming is opgenomen is het verlenen van een tijdelijke omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan niet toegestaan.

Artikel 23 Natuur - Agrarisch

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Natuur - Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij, een houtteelt- of een fruitteeltbedrijf;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
    waarbij geldt dat gronden die zijn ingericht voor natuur niet mogen worden omgezet in agrarische gronden en dat het gebruik voor agrarische doeleinden respectievelijk natuurdoeleinden geen onevenredige nadelige gevolgen mag hebben voor de andere functie;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water , niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers ;
  • g. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  • h. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken.

23.2 Bouwregels

Op de voor ' Natuur - Agrarisch ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

23.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat stallen, schuren en vogelkijkhutten die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,50 m bedragen;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
23.3 Nadere eisen
23.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de landschappelijke en/of de natuurlijke waarden;
  • d. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • e. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
23.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Natuur - Agrarisch of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

23.4.2 Uitzondering

Het in 23.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
23.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Natuur - Agrarisch wijzigen:

  • a. in een (agrarische) bedrijfsbestemming ten behoeve van wijziging van de vorm van het bestemmingsvlak van de (agrarische) bedrijfsbestemming, indien en voor zover:
    • 1. de gronden grenzen aan de (agrarische) bedrijfsbestemming en de wijziging plaatsvindt in dezelfde (agrarische) bedrijfsbestemming;
    • 2. gelijktijdig de (agrarische) bedrijfsbestemming wordt gewijzigd in een aansluitende (agrarische) gebiedsbestemming;
    • 3. de oppervlakte van het bestemmingsvlak van de (agrarische) bedrijfsbestemming na wijziging niet is vergroot;
  • b. ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
    • 1. grondverwerving plaatsvindt op basis van vrijwilligheid;
    • 2. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden pas aan de orde is als grotere aaneengesloten waterhuishoudkundig beheersbare gebieden zijn verworven;
    • 3. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden niet mag leiden tot vernatting van aangrenzende landbouwgronden;
    • 4. in beginsel geen hydrologische bufferzones buiten de ecologische hoofdstructuur worden ingesteld;
    • 5. realisatie van de ecologische hoofdstructuur niet mag leiden tot beperkingen op aangrenzende landbouwgronden.
23.5.2 Afwegingskader wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

23.5.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 24 Recreatie - Dagrecreatie

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Dagrecreatie ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voor zover het bestemmingsvlak is gelegen aan het Schilligepad 10 te Tolbert: een visvijver;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'attractiepark':
    • 1. een kinderboerderij, een miniatuurstoomtreinbaan, een modelspoorbaan, een speeltuin, een overdekte speelhal en daarmee vergelijkbare recreatieve voorzieningen;
    • 2. niet meer dan twee trekkershutten ten behoeve van recreatieve overnachting;
    • 3. een wandel- en fietspark;
    • 4. sportdoeleinden;
    • 5. daghoreca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': een zwembad, een midgetgolfbaan, handboogschieten en daghoreca;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein':
    • 1. een evenemententerrein;
    • 2. incidenteel kamperen;
    • 3. ballonafvaarten;
    • 4. mensport en sportdoeleinden, waarbij geldt dat gemotoriseerde sporten niet zijn toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' een havengebouw met sanitaire voorzieningen en daghoreca (Nienhoordshaven 2, Leek);
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats' een standplaats voor ambulante detailhandel is toegestaan;
  • g. voor zover het bestemmingsvlak is gelegen tussen het Leeksterhoofddiep en Hoofdstraat 168 te Lettelbert: een picknickplaats;
  • h. voor zover het bestemmingsvlak is gelegen aan de Hoofdstraat te Lettelbert: voor een recreatieplas;
  • i. landschappelijke inpassing;
  • j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen, waarbij geldt dat bedrijfswoningen uitsluitend zijn toegestaan in het bestemmingsvlak aan het Schilligepad 10 te Tolbert.

24.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Dagrecreatie ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

24.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, met uitzondering van het havengebouw waarvoor een afstand van 1 m geldt;
  • d. met uitzondering van het havengebouw mag het gezamenlijke oppervlak mag niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpplan en welke legaal tot stand zijn gekomen;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw een lagere respectievelijk hogere dakhelling had, deze lagere respectievelijk hogere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
24.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan op het bestemmingsvlak, gelegen aan het Schilligepad 10 te Tolbert, waarbij geldt dat het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' aangegeven aantal en waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' het aantal aaneen te bouwen woonhuizen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal en dat de aaneen gebouwde woonhuizen niet mogen worden vervangen door vrijstaande woonhuizen;
  • b. de grondoppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval die grotere oppervlakte als maximum geldt voor dat gebouw.
24.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor een aanbouw, uitbouw en een bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 24.4.1  onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen in één bouwmassa;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 130 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 24.4.1 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • d. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een hogere bouwhoogte, een hogere goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, deze afstand, oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximale bouwhoogte en maximale goothoogte geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
24.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
24.3 Nadere eisen
24.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
24.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

24.4 Afwijken van de bouwregels
24.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 24.2.1 onder c indien dit past in een stedenbouwkundig verantwoorde invulling van het bouwperceel;
  • b. 24.2.1 onder d en de genoemde maximale oppervlakte vergroten, indien en voor zover is aangetoond dat de uitbreiding landschappelijk inpasbaar is;
  • c. 24.2.1 onder g ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. 24.2.2 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in 1 bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2.
24.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

24.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Recreatie - Dagrecreatie of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

24.5.2 Uitzondering

Het in 24.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

Artikel 25 Recreatie - Verblijfsrecreatie

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Verblijfsrecreatie ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatig geëxploiteerde kampeerterreinen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten en tenthuisjes, met dien verstande dat:
    • 1. op het bestemmingsvlak gelegen aan de Midwolderweg 19 te Leek:
      • mede stacaravans en chalets zijn toegestaan, waarbij geldt dat het aantal niet meer mag bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal eenheden' aangegeven aantal:
      • ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' uitsluitend kampeermiddelen zijn toegestaan (dus geen stacaravans en chalets);
    • 2. op het bestemmingsvlak gelegen aan Bolmeer 6 in afwijking van de aanhef uitsluitend kamphuis/groepsaccommodatie is toegestaan (dus geen kampeermiddelen e.d.), waarbij geldt dat niet meer dan 1 kamphuis/groepsaccommodatie is toegestaan;
    • 3. per bestemmingsvlak ten hoogste 1 kamphuis/groepsaccommodatie is toegestaan;
    • 4. per bestemmingsvlak ten hoogste 1 pension is toegestaan;
    • 5. de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw mede mogen worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • b. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel, horeca(bedrijf) en dienstverlenende bedrijven, een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, met dien verstande dat op het bestemmingsvlak gelegen aan Bolmeer 6 tevens een terrasvoorziening voor passanten is toegestaan;
  • c. landschappelijke inpassing;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • f. scouting;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

25.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Verblijfsrecreatie ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

25.2.1 Gebouwen

Voor alle gebouwen geldt dat deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;

25.2.2 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen

Voor gebouwen ten behoeve van voorzieningen, met uitzondering van een bedrijfswoning en daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.
25.2.3 Trekkershutten en tenthuisjes

Voor trekkershutten en tenthuisjes gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een trekkershut of tenthuisje mag niet meer bedragen dan 30 m2;
  • b. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,80 m bedragen;
25.2.4 Stacaravans

Voor stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan inclusief aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 40 m2 bedragen;
  • b. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,80 m bedragen.
25.2.5 Chalets

Voor chalets gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een chalet inclusief aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 70 m2 bedragen;
  • b. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,80 m bedragen.
25.2.6 Recreatiewoningen

Voor recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding maximum aantal eenheden mag het aantal recreatiewoningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • b. recreatiewoningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • c. de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen mag niet minder bedragen dan 10 m;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning inclusief aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 70 m2 bedragen;
  • e. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • f. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
25.2.7 Kamphuis/groepsaccommodatie

Voor een kamphuis/groepsaccommodatie gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer dan 200 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.
25.2.8 Pensions

Voor een pension gelden de volgende regels:

  • a. de pensionkamers worden in één gebouw ondergebracht;
  • b. de oppervlakte per pensionkamer mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de pensionkamers mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • d. het aantal pensionkamers mag niet meer dan 10 bedragen.
25.2.9 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen;

tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte of een afwijkende dakhelling aanwezig was, in welk geval die grotere oppervlakte, hogere goothoogte, hogere bouwhoogte of afwijkende dakhelling als maximum geldt voor dat gebouw.

25.2.10 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 25.4.1  onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 130 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 25.4.1 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa;
  • d. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een hogere bouwhoogte, een hogere goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, deze afstand, oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximale bouwhoogte en maximale goothoogte geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
25.2.11 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verkeers-, sport- en spelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
25.3 Nadere eisen
25.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • g. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
25.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

25.4 Afwijken van de bouwregels
25.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 25.2.2 onder a en toestaan dat voor de gebouwen een maximaal te bebouwen oppervlak van ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak wordt benut;
  • b. 25.2.7 onder a en 25.2.7 onder b ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2.
25.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

25.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

25.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 25.1 onder a5 ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bed & breakfast groter dan 50 m2, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een bed & breakfast ten hoogste 250 m2  bedraagt, dan wel maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing op het perceel;
    • 2. het parkeren van de gasten van de bed & breakfast op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.6 Specifieke gebruiksregel

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van recreatiewoningen, groepsaccommodaties, pensions, chalets, stacaravans, trekkershutten, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren en andere recreatieobjecten voor permanente bewoning.

25.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

25.7.2 Uitzondering

Het in 25.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

25.8 Wijzigingsbevoegdheid
25.8.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen aanduidingen opnemen die de bouw van recreatiewoningen mogelijk maakt, met dien verstande dat:

  • a. het aantal niet meer dan 10 bedraagt;
  • b. uit een bedrijfsplan is gebleken dat sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie;
  • c. permanente bewoning niet is toegestaan.
25.8.2 Afwegingskader wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

25.8.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 26 Sport

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Sport ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' mede voor een crossterrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' uitsluitend voor sportvelden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' uitsluitend voor een ijsbaan en hondenrennen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - menterrein' mede voor een menterrein;
  • f. met daarbij behorende gebouwen - geen bedrijfswoningen zijnde - en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
26.2 Bouwregels

Op de voor ' Sport ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

26.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. het gezamenlijke bebouwde oppervlak mag niet meer bedragen dan het bestaand oppervlak ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpplan en welke legaal tot stand zijn gekomen;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere goothoogte aanwezig was, in welk geval die hogere goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een hogere bouwhoogte aanwezig was, in welk geval die hogere bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
26.3 Nadere eisen
26.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
26.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 26.2.1 onder d en genoemde maximale oppervlakte vergroten, mits:

    • 1. de uitbreiding niet bedraagt dan 20% van de bestaande bebouwde bedrijfsvloeroppervlakte;
    • 2. is aangetoond dat de sportvoorziening gebonden is aan het landelijk gebied en de uitbreiding landschappelijk inpasbaar is.
26.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

26.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 27 Verkeer - 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - 1 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het vervoer over de weg;
  • b. waterlopen;

met daarbij behorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen, fietspaden, bermen en bermsloten, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen.

27.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - 1 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

27.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 50 m2.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.

27.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het aanleggen van een weg, bestaande uit meer dan twee maal twee rijstroken.

Artikel 28 Verkeer - 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - 3 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het vervoer over de weg;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' voor de verkoop van motorbrandstoffen, waaronder begrepen lpg met een doorzet van niet meer dan 1.000 m3 per jaar en detailhandel in weggebonden artikelen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' voor een lpg-vulpunt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg' voor een ondergronds lpg-reservoir;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg' voor een afleverzuil lpg;
  • f. waterlopen;

met daarbij behorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen, fietspaden, bermen en bermsloten, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen niet is toegestaan.

28.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - 3 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

28.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 50 m2.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.

28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het aanleggen van een weg, bestaande uit meer dan twee rijstroken.

Artikel 29 Verkeer - 4

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - 4 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het vervoer over de weg;
  • b. waterlopen;

met daarbij behorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen, fietspaden, bermen en bermsloten, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen niet is toegestaan.

29.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - 4 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

29.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • c. per woonschip bij het adres Hoofdstraat 270, Oostwold is niet meer dan 1 berging is toegestaan, waarvan de oppervlakte niet meer dan 20 m2 bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
29.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.

29.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het aanleggen van een weg, bestaande uit meer dan twee rijstroken.

Artikel 30 Verkeer - Parkeerterrein

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - Parkeerterrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor parkeervoorzieningen; met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen.

30.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - Parkeerterrein ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

Artikel 31 Water

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Water ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kanalen, vaarten, plassen, waterbergingen, watergangen, voorzieningen voor het keren en beheersen van water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. oeverstroken;
  • c. de recreatie- en beroepsvaart;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' voor woonschepen, waarbij geldt dat indien geen aantal is opgenomen 1 woonschip is toegestaan en dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal eenheden' maximaal het aangegeven aantal woonschepen is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' een jachthaven;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen, sluizen en beschoeiingen.

31.2 Bouwregels

Op de voor ' Water ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

31.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  • b. uitsluitend zijn toegestaan bergingen bij woonschepen, waarbij geldt dat per woonschip niet meer dan 1 berging is toegestaan;
  • c. de oppervlakte van een berging mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een berging mag niet meer dan 3 m bedragen.
31.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van scheepvaarttekens, bruggen, sluizen en daarmee gelijk te stellen kunstwerken niet meer mag bedragen dan 15 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  • c. de bouw van aanlegsteigers en vissteigers niet is toegestaan.
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 31.2.2 onder c ten behoeve van de bouw van aanlegsteigers, mits:

  • a. de lengte van de aanlegsteiger, gemeten evenwijdig aan de oever, niet meer dan 20 m bedraagt;
  • b. de breedte van de aanlegsteiger, gemeten haaks op de oever, niet meer dan 2 m bedraagt;
  • c. geen gevaar ontstaat voor de recreatie- en beroepsvaart.
31.3.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

31.3.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

31.4 Specifieke gebruiksregel

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het aanleggen of laten aanleggen van woonschepen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'.

31.5 Wijzigingsbevoegdheid
31.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Water wijzigen ten behoeve van verhogen van het maximaal aantal eenheden van de functieaanduiding 'woonschepenhaven' van twee naar drie, met dien verstande dat:

  • a. sprake moet zijn van toestemming van het bevoegde waterschap;
  • b. er een inrichtingsplan is opgesteld waarbij rekening is gehouden met:
    • 1. de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
    • 2. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
    • 3. het aspect nachtelijke lichtuitstraling.
31.5.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging.

31.5.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 32 Wonen

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • b. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • d. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein ; ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' de gronden mede zijn betemd voor een kleinschalig kampeerterrein, dat voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in lid 32.6.1 sub c;
  • e. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik en voor bestaand agrarisch gebruik door derden;
  • f. per bouwperceel niet meer dan 1 hobbymatige paardenbak voor eigen gebruik is toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 800 m2, waarvoor geldt dat de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden niet minder dan 25 m mag bedragen;
  • g. de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen   mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • h. de gronden mede zijn bestemd voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke grondoppervlakte van het hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en zonder afhaalpunt is toegestaan;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' op de bestemmingsvlakken gelegen op de volgende adressen tevens de volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan tot de aangegeven oppervlakte in m2:
    Carolieweg 1 - Zevenhuizen   klussenbedrijf   231  
    De Haspel 17 - Zevenhuizen   hobby-garagebedrijf   130  
    De Haspel 23 - Zevenhuizen   klussenbedrijf   275  
    De Haspel Boven 25 - Zevenhuizen   klussenbedrijf   180  
    De Haspel 29 - Zevenhuizen   klussenbedrijf   222  
    De Hooilanden 12 - Lettelbert   informatiecentrum   200  
    De Holm 15-1 - Tolbert   transport-/verhuisbedrijf   600  
    De Zandhoogte 6   zorgboerderij /kwekerij   bestaand 120  
    Dorpsstraat 26, Enumatil   kringloopbedrijf   330  
    Evertswijk 60 - Zevenhuizen   fotostudio   258  
    Hoendiep zz 38 - Oostwold   winkel brocante en curiosa   60  
    Hoendiep zz 48 - Oostwold   markthandel in groente/fruit en tuinbouwbedrijf   370  
    Hoofdstraat 143 - Lettelbert   veehandel   150  
    Hoofdstraat 171 - Lettelbert   klussenbedrijf   272  
    Hoofdstraat 183 - Lettelbert   markthandel in groente/fruit   bestaand 220  
    Hoofdstraat 196 - Lettelbert   aannemer   230  
    Hoofdstraat 197 - Oostwold   advies en duurzame ontwikkeling   125  
    E5 Oostwold   dierenpension   450  
    Jonkersvaart 95 - Zevenhuizen   culturele activiteiten   250  
    Jonkersvaart 120 - Zevenhuizen   opslag automaterialen   460  
    Jonkersvaart 124 - Zevenhuizen   installatiebedrijf   318  
    Mensumaweg 23 - Tolbert   geluidsstudio   110  
    Mensumaweg 36 - Tolbert   stucadoorsbedrijf   243  
    Noorderweg 2 - Midwolde   installatiebedrijf   90  
    Noorderweg 6 - Midwolde   opslag   335  
    Noorderweg 26 - Tolbert   hobbymatig houden van schapen   260  
    Oudestreek 24 - Zevenhuizen   maatschappelijke functie   356  
    Oudestreek 31 - Zevenhuizen   klussenbedrijf   185  
    Oudestreek 56 - Zevenhuizen   vogelhouderij   100  
    Oudewijk 31 - Zevenhuizen   Zorg   600  
    Veldstreek 4 - Zevenhuizen   Grindhandel en stalling van caravans   1500  
    Veldstreek 15 - Zevenhuizen   zorg   bestaand  
    Veldstreek 35 - Zevenhuizen   dagopvang/dagbesteding   210  
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' uitsluitend recreatieve bewoning is toegestaan in een recreatiewoning, met een maximale oppervlakte van 70 m2 inclusief aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, waarbij vrijstaande bijgebouwen niet zijn toegestaan, een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 6 m;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende bebouwing buitengebied' de instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde wordt nagestreefd, een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 51.1 van Artikel 51 Algemene bouwregels ;

met daaraan ondergeschikt:

  • l. groenvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. wegen, straten en paden;

met de daarbij behorende:

  • q. tuinen en erven;
  • r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
32.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

32.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat:

  • a. deze uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie en van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 300 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende bebouwing buitengebied' de bestaande gebouwen uitsluitend mogen worden vergroot met instandhouding van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde, een en ander met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels , waarbij geldt dat indien ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' een groter gezamenlijk oppervlak aanwezig is het bestaande oppervlak het maximum is .
32.2.2 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 woonhuis worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden ' het aantal woonhuizen niet meer dan het aangegeven aantal mag bedragen en waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' het aantal aaneen te bouwen woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal en dat de aaneen gebouwde woonhuizen niet mogen worden vervangen door vrijstaande woonhuizen , met uitzondering van het woonhuis op het perceel Hooilanden 12 die achter de bestaande bebouwing mag worden gebouwd ;
  • b. het woonhuis wordt gebouwd binnen een zone van 20 m diep, gemeten vanuit de voorgevel zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of het verlengde daarvan;
  • c. de grondoppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een gebouw aanwezig was dat voor een diepte van meer dan 20 m als woonhuis werd gebruikt, deze grotere diepte als maximale zone, gemeten vanaf de voorgevel geldt;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met f geldt, indien een grotere oppervlakte, een hogere goothoogte, een hogere bouwhoogte of een andere dakhelling aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dat deze oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte of dakhelling voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw als maximale oppervlakte, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte en minimale of maximale dakhelling geldt;
32.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
    een aanbouw, uitbouw of bijgebouw dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, waarbij de afstand tot de voorgevel en het verlengde daarvan niet minder dan 2 meter mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 32.4.1  onder e ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen in één bouwmassa;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 130 m2, indien en voor zover geen omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 32.4.1 onder e ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen in één bouwmassa;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 180 m2, met dien verstande dat indien nevenactiviteiten zijn toegestaan, de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan de in 32.1 genoemde oppervlakte;
  • e. voorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
  • f. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde in a tot en met g geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een hogere bouwhoogte, een hogere goothoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, deze afstand, oppervlakte , bouwhoogte, goothoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximale bouwhoogte en maximale goothoogte geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • i. ter plaatse van het adres Haspelwijk 14-I te Zevenhuizen mogen binnen een afstand van 50 meter, gerekend vanaf een stal voor het verblijf van rundvee, geen bouwwerken worden opgericht voor de woonfunctie.
32.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
32.3 Nadere eisen
32.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en van een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
32.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

32.4 Afwijken van de bouwregels
32.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 32.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor een omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 32.6 , mits dit in overeenstemming is met de in 32.6 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 32.2.2 onder a en toestaan dat een karakteristiek pand  hoofdgebouw met een aanduiding 'karakteristiek' of 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende bebouwing buitengebied'  met een omvang van minimaal 1.000 m3 wordt verbouwd ten behoeve van twee woningen, waarbij geen vergroting mag plaatsvinden van het bouwvolume;
  • c. 32.2.2 onder a en toestaan dat een karakteristiek pand  hoofdgebouw met een aanduiding 'karakteristiek' of 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende bebouwing buitengebied' met een omvang van minimaal 1.500 m3 wordt verbouwd ten behoeve van drie woningen, waarbij geen vergroting mag plaatsvinden van het bouwvolume;
  • d. 32.2.2 onder b ten behoeve van een andere situering van het woonhuis, indien en voor zover dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • e. 32.2.2 onder c ten behoeve van het onderbrengen van de oppervlakte van hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen in één bouwmassa met een oppervlakte van niet meer dan 300 m2;
  • f. 32.2.2 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. 32.2.3 onder c ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke vervanging van meerdere aanbouwen, uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 50 m2, door één of meerdere aanbouwen, uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
    • 2. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 50 m2 tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van het meerdere tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
  • h. 32.2.3 onder c ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke vervanging van meerdere vrijstaande bijgebouwen waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 130 m2, door één of meerdere vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
    • 2. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 130 m2 tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van het meerdere bovenop de 130 m2;
  • i. 32.2.3 onder c ten behoeve van extra vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van landschaps- en/of natuurbeheer, waarvan de continuïteit aannemelijk is gemaakt, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen niet meer bedraagt dan 260 m2.
32.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

32.4.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

32.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van het adres Tolbertervaart 6 te Tolbert is het gebruik van de toegevoegde gronden conform de bestemming 'Wonen' uitsluitend toegestaan, indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig Bijlage 7 is gerealiseerd en kwantitatief en kwalitatief in stand wordt gehouden en er geen gebouwen wordt gebouwd .
32.6 Afwijken van de gebruiksregels
32.6.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. 32.1 onder g ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bed & breakfast  groter dan 50 m2, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een bed & breakfast ten hoogste 250 m2  bedraagt, dan wel maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bebouwing op het perceel;
    • 2. het parkeren van de gasten van de bed & breakfast op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. 32.1 ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht, dat ten behoeve daarvan mag worden verbouwd;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. het aantal boerderijkamers niet meer bedraagt dan 10;
    • 5. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met de woning;
    • 6. permanente bewoning niet is toegestaan ;
  • c. 32.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits
    • 1. het kampeerterrein een maximum oppervlakte van 0,5 hectare heeft en maximaal 25 kampeerplaatsen;
    • 2. de afstand van het kampeerterrein tot aan het naastgelegen bestemmingsvlak, niet zijnde het bestemmingsvlak waarbij het kampeerterrein behoort, minimaal 50 meter bedraagt ;
    • 3. het kampeerterrein aansluit aan de woonbebouwing van de beheerder;
    • 4. de oppervlakte aan gebouwenten behoeve van het kampeerterrein maximaal 50 m² is, behalve indien gebruik wordt gemaakt van bestaande (voormalige agrarische) gebouwen; de bebouwing dient aan te sluiten bij de reeds bestaande bebouwing;
    • 5. er geen chalets, trekkershutten en stacaravans zijn toegestaan;
    • 6. wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 7. de exploitatie tijdens het jaar plaatsvindt tussen 15 maart en 31 oktober;
    • 8. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, parkeren op eigen terrein plaatsvindt en onderdeel is van de landschappelijke inpassing.
32.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

32.6.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

32.7 Wijzigingsbevoegdheid
32.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen in een agrarische bedrijfsbestemming, de bestemming Agrarisch - Fruitteelt , Agrarisch - Kwekerij of Agrarisch - Paardenhouderij met dien verstande dat:

  • a. sprake moet zijn van een volwaardig en toekomstgericht bedrijf, welke kwalificaties door middel van een bedrijfsplan aannemelijk moeten zijn gemaakt;
  • b. het een voormalig agrarisch bedrijfscomplex moet betreffen, dat in het vorige bestemmingsplan een agrarische bestemming had;
  • c. het bestemmingsvlak moet grenzen aan de bestemming Agrarisch .
32.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

32.7.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 33 Wonen - Woonwagenstandplaats

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen - Woonwagenstandplaats ' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonwagens en woonhuizen, met dien verstande dat:

  • a. het gezamenlijke aantal woonwagens en woonhuizen niet meer mag bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' het aantal aaneen te bouwen woonwagens niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal en dat de aaneen gebouwde woonwagens/woonhuizen niet mogen worden vervangen door vrijstaande woonwagens/woonhuizen;
  • b. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • c. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • e. een aan huis verbonden beroep tot een oppervlakte van niet meer dan 70 m2 en niet meer dan 30% van de gezamenlijke grondoppervlakte van het hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

33.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen - Woonwagenstandplaats ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

33.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. deze mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 Algemene bouwregels ;
  • c. de oppervlakte van een woonwagen, inclusief aanbouwen en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 65 m2, tenzij ten tijde van de terinzagelegging een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval de oppervlakte de op dat tijdstip aanwezige oppervlakte mag bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per woonwagen mag niet meer bedragen dan 40 m2;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
33.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

33.3 Nadere eisen
33.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • h. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
33.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 56.1 van toepassing.

Artikel 34 Agrarisch - Zonnepark Voorlopig

34.1 Voorlopige bestemming
34.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Zonnepark Voorlopig ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, met de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • c. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • e. met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde - geen windturbines zijnde - , erven, terreinen, parkeervoorzieningen en andere werken.
34.1.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Zonnepark Voorlopig' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

34.1.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat het gebouw met adres Mensumaweg 26 te Tolbert, stallen, schuren en vogelkijkhutten, die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden, met dien verstande dat ten behoeve van het zonnepark:

  • a. de oppervlakte aan gebouwen niet meer mag bedragen dan 300 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m .

34.1.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende re-gels:

  • a. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. zonnepanelen zijn toegestaan met dien verstande dat:
  • d. er één type zonnepanelen wordt toegepast;
  • e. er één plaatsingssysteem wordt toegepast;
  • f. de zonnepanelen in één hoofdrichting worden geplaatst;
  • g. de zonnepanelen worden geclusterd in rechthoekige op-stellingen;
  • h. de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • i. het kleur- en materiaalgebruik eenduidig is .
34.1.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • g. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
34.1.4 Omgevingsverguning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

34.1.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming 'Agrarisch' of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

49.1.4.2 Uitzondering

Het in lid 34.1.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

34.2 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in lid 34.1 geldt 30 jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van het plan.

34.3 Definitieve bestemming

Als definitieve bestemming gelden de regels van artikel 3 Agrarisch van dit bestemmingsplan zo ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan."

Artikel 35 Leiding - Gas

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor:

  • a. ter plaatse en in de directe nabijheid van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' voor één of meer leidingen ten behoeve van het transport van aardgas;
  • b. de bescherming van de leiding(en) ten behoeve van het transport van aardgas;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen.

35.2 Bouwregels

Op de voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden:

  • a. mag niet worden gebouwd ten dienste van de basisbestemming;
  • b. mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten dienste van de aardgastransportleiding, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
35.3 Afwijken van de bouwregels
35.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 35.2 onder a en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

35.3.2 Afwegingskader

Een in 35.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen geen bezwaar bestaat.

35.3.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Leiding - Gas en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

35.4.2 Uitzondering

Het in 35.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

35.4.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de betreffende leidingbeheerder(s).

Artikel 36 Leiding - Hoogspanningsverbinding

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Leiding - Hoogspanningsverbinding ' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:

  • a. ter plaatse en in de directe nabijheid van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' voor leidingen ten behoeve van het transport van elektriciteit;
  • b. de bescherming van de leidingen ten behoeve van het transport van elektriciteit,

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen.

36.2 Bouwregels

Op de tot ' Leiding - Hoogspanningsverbinding ' aangewezen gronden:

  • a. mag niet worden gebouwd ten dienste van de basisbestemming;
  • b. mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten dienste van de hoogspanningsleiding, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 40 60 m mag bedragen.
36.3 Afwijken van de bouwregels
36.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 36.2  onder a en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

36.3.2 Afwegingskader

Een in 36.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

36.3.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de lid 36.1 bedoelde gronden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van hoogopgaande beplanting en bomen;
  • b. het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
  • c. het ophogen, egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
  • d. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het permanent opslaan van goederen of materialen;
  • h. het tijdelijk opslaan van brandbare stoffen en/of materialen.
36.4.2 Uitzondering van de vergunningplicht

Het verbod in lid 36.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmerde strook betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
36.4.3 Advisering vergunningverlening

Een in lid 36.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

Artikel 37 Waarde - Archeologie 3

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige archeologische waarden, waarbij geldt dat, indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen, de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' prevaleert.

37.2 Bouwregels
37.2.1 Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2
  • a. Op of in de in lid 37.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch (voor)onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het vereiste archeologische (voor)onderzoek is niet van toepassing op bouwactiviteiten die betrekking hebben op grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte die niet groter is dan 50 m2.
37.3 Afwijken van de bouwregels
37.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 37.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de basisbestemming of een andere dubbelbestemming.

37.3.2 Afwegingskader

De in 37.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien is gebleken dat er geen archeologische resten in de bodem, waarop wordt gebouwd, aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een door de aanvrager over te leggen rapport van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie;
  • b. voor zover sprake zou kunnen zijn van een verstoring van archeologische resten, indien aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om werkzaamheden ten behoeve van de bouw te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg (volgens Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie).
37.3.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden  genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming 'Waarde - Archeologie' en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

37.4.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in 37.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. betrekking hebben op een oppervlakte die minder dan 50 m2 bedraagt en die minder dan 0,50 m beneden maaiveld plaatsvinden.
37.4.3 Archeologisch rapport

Voordat de in 37.4.1 genoemde vergunning wordt verleend dient de aanvrager een rapport te overleggen van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie, in welk rapport de in 37.1 genoemde archeologische waarden van het terrein in voldoende mate zijn vastgesteld.

37.4.4 Uitzondering archeologisch rapport

Het overleggen van een rapport als bedoeld in 37.4.3 is niet noodzakelijk als uit eerder archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische resten aanwezig zijn.

37.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd:

  • a. indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden;
  • b. voor gronden die zijn aangewezen als beschermd monument.

Artikel 38 Waarde - Archeologie 4

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige archeologische waarden (hoge archeologische verwachting), waarbij geldt dat, indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen, de bestemming ' Waarde - Archeologie 4 ' prevaleert.

38.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 38.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch (voor)onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het vereiste archeologische (voor)onderzoek is niet van toepassing op bouwactiviteiten die betrekking hebben op grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte die niet groter is dan 500 m2.
38.3 Afwijken van de bouwregels
38.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 38.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de basisbestemming of een andere dubbelbestemming.

38.3.2 Afwegingskader

De in 38.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien is gebleken dat er geen archeologische resten in de bodem, waarop wordt gebouwd, aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een door de aanvrager over te leggen rapport van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie;
  • b. voor zover sprake zou kunnen zijn van een verstoring van archeologische resten, indien aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om werkzaamheden ten behoeve van de bouw te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg (volgens Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie).
38.3.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden   genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming 'Waarde - Archeologie' en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

38.4.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in 38.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. betrekking hebben op een oppervlakte die minder dan 500 m2 bedraagt en die minder dan 0,50 m beneden maaiveld plaatsvinden.
38.4.3 Archeologisch rapport

Voordat de in 38.4.1 genoemde vergunning wordt verleend dient de aanvrager een rapport te overleggen van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie, in welk rapport de in 38.1 genoemde archeologische waarden van het terrein in voldoende mate zijn vastgesteld.

38.4.4 Uitzondering archeologisch rapport

Het overleggen van een rapport als bedoeld in 38.4.3 is niet noodzakelijk als uit eerder archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische resten aanwezig zijn.

38.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie 4 ' wordt verwijderd:

  • a. indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden;
  • b. voor gronden die zijn aangewezen als beschermd monument.

Artikel 39 Waarde - Archeologie 5

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 5 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige archeologische waarden (middelhoge archeologische verwachting), waarbij geldt dat, indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen, de bestemming ' Waarde - Archeologie 5 ' prevaleert.

39.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 39.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch (voor)onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het vereiste archeologische (voor)onderzoek is niet van toepassing op bouwactiviteiten die betrekking hebben op grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte die niet groter is dan 1.000 m2.
39.3 Afwijken van de bouwregels
39.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 39.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de basisbestemming of een andere dubbelbestemming.

39.3.2 Afwegingskader

De in 39.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien is gebleken dat er geen archeologische resten in de bodem, waarop wordt gebouwd, aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een door de aanvrager over te leggen rapport van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie;
  • b. voor zover sprake zou kunnen zijn van een verstoring van archeologische resten, indien aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om werkzaamheden ten behoeve van de bouw te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg (volgens Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie).
39.3.3 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden   genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming 'Waarde - Archeologie' en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

39.4.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in 39.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. betrekking hebben op een oppervlakte die minder dan 1000 m2 bedraagt en die minder dan 0,50 m beneden maaiveld plaatsvinden.
39.4.3 Archeologisch rapport

Voordat de in 39.4.1 genoemde vergunning wordt verleend dient de aanvrager een rapport te overleggen van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie, in welk rapport de in 39.1 genoemde archeologische waarden van het terrein in voldoende mate zijn vastgesteld.

39.4.4 Uitzondering archeologisch rapport

Het overleggen van een rapport als bedoeld in 39.4.3 is niet noodzakelijk als uit eerder archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische resten aanwezig zijn.

39.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie 5 ' wordt verwijderd:

  • a. indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden;
  • b. voor gronden die zijn aangewezen als beschermd monument.

Artikel 40 Waarde - Besloten gebied

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Besloten gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van besloten gebied met houtsingelstructuur, de pingoruïnes en de daarbij behorende (opstrekkende) verkaveling.

40.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Waarde - Besloten gebied en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

40.2.2 Uitzondering

Het in 40.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

Artikel 41 Waarde - Houtsingelreservaat

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Houtsingelreservaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van besloten gebied met houtsingelstructuur, de pingoruïnes en de daarbij behorende (opstrekkende) verkaveling.

41.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Waarde - Houtsingelreservaat en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

41.2.2 Uitzondering

Het in 41.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

Artikel 42 Waarde - Landgoed

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Landgoed ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een samenhangend beheer van de gronden, alsmede het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde van het landgoed, van de eenheid van het landgoed en van de karakteristieken van het landgoed, waaronder begrepen de lanenstructuur; met daarbij behorende bouwwerken.

42.2 Bouwregels

Op de voor ' Waarde - Landgoed ' aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten dienste van het samenhangend beheer van het landgoed, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1,50 m mag bedragen.

Artikel 43 Waarde - Natuur en Landschap

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Natuur en Landschap ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die gebonden zijn aan de waterlopen en zoals deze tot uitdrukking komen in het profiel en de geomorfologie van de waterloop.

43.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Waarde - Natuur en Landschap en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

43.2.2 Uitzondering

Het in 43.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

Artikel 44 Waarde - Open gebied

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Open gebied ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van grootschalige open weidegebieden met een dicht slotenstelsel en een hoge grondwaterstand.

44.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
44.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de  Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Waarde - Open gebied en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

44.2.2 Uitzondering

Het in 44.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

Artikel 45 Waarde - Pingoruïne

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Pingoruïne ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de aanwezigheid en herkenbaarheid van de pingoruïnes.

45.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming ' Waarde - Pingoruïne ' en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

45.2.2 Uitzondering

Het in 45.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

Artikel 46 Waarde - Reliëf

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Reliëf ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de al dan niet zichtbare hoogtes of laagtes in het landschap en daarmee samenhangende geomorfologische en cultuurhistorische waarden.

46.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
46.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming ' Waarde - Reliëf ' en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

46.2.2 Uitzondering

Het in 46.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

Artikel 47 Waarde - Verkaveling

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Verkaveling' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de kenmerkende (opstrekkende) verkaveling.

47.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
47.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ) de in de Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Waarde - Verkaveling en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

47.2.2 Uitzondering

Het in 47.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

Artikel 48 Waterstaat - Waterberging

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:

  • de waterberging.

Onder de bestemming zijn de aanleg van dijken, waterlopen, kaden, gemalen, inlaten en overige kunstwerken ten behoeve van het inlaten, bergen en afvoeren van boezemwater begrepen, conform de door de provincie en het waterschap voor het gebied vastgestelde inrichtingsplannen.

48.2 Bouwregels
  • a. Op de voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de dubbelbestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5 m;
  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding bedraagt maximaal 11 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m;
  • e. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming, mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende bouwregels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de waterbergingscapaciteit gelijk blijft.
48.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 48.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. er mag alleen hoogwaterbestendig worden gebouwd;
  • c. de waterbergingscapaciteit wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
48.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren :
    • 1. het ophogen van gronden;
    • 2. het ontgronden, afgraven of egaliseren van gronden;
    • 3. het dempen van watergangen;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
    • 5. het aanbrengen van opgaande beplanting;
    • 6. het aanbrengen van ondergrondse (transport)leidingen.
  • b. Het in sub a genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 48.3;
    • 2. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
    • 3. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan;
    • 4. betrekking hebben op het inrichten van het gebied conform de inrichtingsplannen;
    • 5. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
    • 6. die door de beheerder van de waterkering (kunnen) worden uitgevoerd.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar indien de waterbergingscapaciteit gelijk blijft en vooraf advies in ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 49 Waterstaat - Waterkering

49.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering‘’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming, de verbetering en het beheer van de waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

49.2 Bouwregels
  • a. Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de dubbelbestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5 m.
  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding bedraagt maximaal 11 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
49.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 49.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering en de veiligheid daarvan;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Waterschap omtrent het onder a gestelde.
49.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het ontgronden, afgraven of egaliseren van gronden;
    • 2. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
    • 3. het aanbrengen van opgaande beplanting;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse (transport)leidingen.
  • b. Het in sub a genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in 49.3;
    • 2. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
    • 3. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan;
    • 4. betrekking hebben op het inrichten van het gebied conform de inrichtingsplannen;
    • 5. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
    • 6. die door de beheerder van de waterkering (kunnen) worden uitgevoerd.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering en de veiligheid daarvan;
    • 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Waterschap omtrent het onder 1 gestelde.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 50 Anti-dubbeltelregel

50.1 Grond

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

50.2 Woningen

Bij de beoordeling van een bouwaanvraag voor een (agrarische) bedrijfswoning worden mede in aanmerking genomen bestaande woningen welke als (agrarische) bedrijfswoning zijn gebouwd of als zodanig in gebruik zijn geweest. Ook bedrijfswoningen die ten gevolge van verkoop, verhuur, bedrijfssplitsing of andere transacties niet meer als (agrarische) bedrijfswoning fungeren, worden daartoe gerekend.

Artikel 51 Algemene bouwregels

51.1 Karakteristieke, beeldbepalende en vrijkomende gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' of de aanduiding 'vrijkomende bebouwing buitengebied' gelden de kenmerken van de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarden van het hoofdgebouw voor het behoud van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen, zoals omschreven in de 'Karakteristieke en beeldbepalende gebouwen buitengebied gemeente Leek ', die als Bijlage 5 Karakteristieke en beeldbepalende gebouwen buitengebied gemeente Leek bij deze regels zijn opgenomen.

51.1.1 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen geldt dat de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokhoogte en dakhelling van de als 'karakteristiek' of 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' aangeduide (delen van) gebouwen, niet meer dan 10% mag afwijken van de bestaande maatvoering, met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ook geldt voor de bijgebouwen.
  • b. Voor het bouwen geldt dat de als 'vrijkomende bebouwing buitengebied' aangeduide gebouwen niet mogen worden vergroot, dan wel dat er nieuwe gebouwen worden opgericht, anders dan vervangende nieuwbouw.
51.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 51.1.1 voor een grotere afwijking van de bestaande maatvoering, mits:

  • a. er geen afbreuk wordt gedaan aan de architectonische, cultuurhistorische en situatieve waarden van de uitwendige hoofdvorm;
  • b. er wordt voldaan aan de overige bouwregels die ter plaatse van toepassing zijn;
  • c. tevens de onder lid 51.1.3 genoemde vergunning is verleend indien in combinatie met de bouwwerkzaamheden ook sloopwerkzaamheden plaatsvinden;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'vrijkomende bebouwing buitengebied', als bedoeld in lid 51.1.1 sub b, niet verder wordt vergroot dan maximaal 20% van de oppervlakte zoals die aanwezig was op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan, onder voorwaarde dat de nieuwe bebouwing past in het aanwezige bebouwingsbeeld;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'vrijkomende bebouwing buitengebied', als bedoeld in lid 51.1.1 sub b, wordt vergroot met meer dan 20% van de oppervlakte zoals die aanwezig was op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan, onder voorwaarde dat voor deze uitbreiding de maatwerkmethode wordt toegepast. In de maatwerkmethode dient rekening gehouden te worden met:
    • 1. de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
    • 2. de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande gebouwen;
    • 3. een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de gebouwen;
    • 4. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden; en
    • 5. het aspect nachtelijke lichtuitstraling.
51.1.3 Omgevingsvergunning voor het slopen
  • a. Het geheel of gedeeltelijk slopen van als 'karakteristiek' aangeduide gebouwen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning is verboden.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. sprake is van een algemeen belang waarvoor het gebouw redelijkerwijs moet wijken; of,
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm van het (hoofd)gebouw niet langer aanwezig is en alleen met ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld; of,
    • 3. het delen van een gebouw betreffen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt, of;
    • 4. het delen van een gebouw betreffen die weliswaar als karakteristiek zijn aan te merken, maar deze delen worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen;
    • 5. zinvol hergebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming objectief gezien niet mogelijk is en het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het gebouw in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan. De aanvrager om vergunning dient daartoe een rapport van een deskundige te overleggen dat ingaat op:
      • de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het gebouw;
      • de mate waarin het gebouw geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol hergebruik overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming.
  • d. Het overleggen van een deskundigenrapport, bedoeld in sub c, onder 8, is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders uit andere beschikbare informatie afdoende blijkt dat sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden.
  • e. Indien burgemeester en wethouders het voornemen hebben om een vergunning op basis van het bepaalde in sub c te verlenen wordt een onafhankelijke, dan wel een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw, landschapsarchitectuur en cultuurhistorie om een schriftelijk advies gevraagd.
51.2 Bebouwingsgrenzen
51.2.1 Afstand tot wegas

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen bij de bouw van gebouwen de volgende afstanden tot de as van de weg in acht te worden genomen:

51.2.2 Afwijking

Burgemeester en wethouder kunnen afwijken van het bepaalde in 51.2.1 , indien en voor zover uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat.

51.3 Geluidszones langs wegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  • a. 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
  • b. 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;

mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd of vervangen met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde, behoudens voor zover artikel 76, lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing is.

51.4 Onderzoek archeologie

Indien gebouwen met een oppervlakte van meer dan 100 m2 worden gerealiseerd dient uit archeologisch onderzoek te zijn gebleken dat daartegen uit oogpunt van bescherming van archeologische waarde geen bezwaar bestaat.

dubbelbestemming   onderzoek bij bouwactiviteiten vanaf  
Waarde - Archeologie 3   50 m2,geen dieptegrens  
Waarde - Archeologie 4   500 m2, geen dieptegrens  
Waarde - Archeologie 5   1000 m2, geen dieptegrens  
51.5 Reclame-uitingen

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat de oppervlakte van reclame-uitingen niet meer dan 0,5 m2 mag bedragen.

51.6 Reclamemasten

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat de bouwhoogte van reclamemasten niet meer dan 6 m mag bedragen.

51.7 Lichtmasten

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat lichtmasten:

  • a. niet mogen worden opgericht binnen een afstand van 100 m van de bestemmingen Bos, Natuur en Natuur - Agrarisch ;
  • b. een bouwhoogte mogen hebben van niet meer dan 6 m.
51.8 Windturbines

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat de ashoogte van windturbines niet meer dan 15 m mag bedragen.

Artikel 52 Algemene gebruiksregels

52.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het uitvoeren van de in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "S" is vermeld;
  • b. het uitvoeren van de in de  Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover deze de aan de gronden toegekende te behouden en/of te beschermen waarden onevenredig aantasten, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden onevenredig verkleinen;
  • c. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden voor de opslag van hooibalen buiten de agrarische bedrijfsbestemming;
  • d. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
  • e. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, renbaan of menterrein, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  • f. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken van boerderijkamers, recreatiewoningen, groepsaccommodaties, chalets, stacaravans, trekkershutten, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren en andere recreatieobjecten voor permanente bewoning;
  • i. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • j. het gebruiken of laten gebruiken van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voor bewoning door een ander huishouden dan het huishouden dat de woning bewoond;
  • k. het gebruik van gronden ter plaatse van een bestemmingsvlak of een aanduidingsvlak die op een afstand van 50 meter of minder van elkaar zijn gelegen voor het oprichten of vergroten van agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde bestaande agrarische bedrijfsbebouwing, die, gelet op hun organisatorische, functionele of technische verbondenheid, tot hetzelfde bedrijf behoren en waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bestemmingsvlakken of aanduidingsvlakken meer bedraagt dan 1 hectare.
52.2 Uitzondering strijdig gebruik

Het bepaalde in lid 52.1 sub k is niet van toepassing indien:

  • a. de in deze bepaling bedoelde gronden voorafgaand aan de inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit (d.d. 20 november 2016) reeds aantoonbaar in eigendom waren bij één eigenaar en binnen één bedrijfsvoering mochten worden gebruikt, en
  • b. vóór 20 november 2019 een aanvraag om omgevingsvergunning voor het oprichten of vergroten van agrarische bedrijfsbebouwing is ingediend.
52.3 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het uitvoeren van de in de  Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "T" is vermeld;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een omgevingsvergunning is vereist en deze is verleend;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen voor daghoreca, waaronder wordt verstaan het verstrekken van dranken en/of etensaren voor gebruik ter plaatse, daar waar bij de hoofdfunctie de nevenactiviteiten dagrecreatie, dagopvang/dagbesteding, bed and breakfast, zorgboerderij, boerderijwinkel, boerderijterras en/of theetuin zijn toegestaan;
  • d. de opslag van materiaal en het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen;
  • e. het tijdelijk gebruiken van de gronden voor doorloopstallen;
  • f. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
52.4 Afwijken van de gebruiksregels
52.4.1 Volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten op een tweede kavel tot 2 hectare

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 52.1 sub k indien de gezamenlijke oppervlakte van beide bestemmingsvlakken of aanduidingsvlakken niet meer bedraagt dan maximaal 2 hectare, en:

  • a. er sprake is van de uitoefening van:
    • 1. een grondgebonden agrarisch bedrijf; of
    • 2. een intensief veehouderijbedrijf, mits:
      • de uitbreiding van de bestaande stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij noodzakelijk is om tegemoet te komen aan aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu, of bijdraagt aan verbetering van het welzijn van de te houden dieren doordat zij netto meer leefruimte tot hun beschikking hebben; en,
      • het aantal te houden dieren zoals is vergund niet toeneemt;
  • b. de maatwerkmethode wordt toegepast onder begeleiding van een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
  • c. aan de omvang, situering en vormgeving van de agrarische bedrijfsbebouwing en opslagvoorzieningen, geen bouwwerken zijnde, een erfinrichtingsplan ten grondslag ligt, waarbij in ieder geval rekening is gehouden met:
    • 1. de historisch gegroeide landschapsstructuur;
    • 2. de afstand tot andere ruimtelijke elementen;
    • 3. een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
    • 4. het uitgangspunt dat voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen, met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen, op de bouwpercelen worden gesloopt;
    • 5. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
    • 6. het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
  • d. in de vorm van een voorwaarde bij de omgevingsvergunning wordt geborgd dat:
    • 1. de agrarische bedrijfsbebouwing en opslagvoorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan worden gebouwd en aangelegd;
    • 2. erfbeplanting overeenkomstig het erfinrichtingsplan wordt aangelegd en in stand gehouden;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de toereikendheid van de infrastructurele ontsluiting en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
52.5 Afstemmingsregel

Indien in de Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden voor bepaalde gronden een "S" en/of een "A" en/of een "T" zijn vermeld, geldt dat het meeste belang wordt toegekend aan respectievelijk de "S", de "A" en de "T".

52.6 Afwegingskader omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De uitvoering van de in Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden genoemde omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden onevenredig (kunnen) worden verkleind.

52.7 Onderzoek archeologie

Indien bodembewerkingen dieper dan 0,4 m plaatsvinden over een oppervlakte van meer dan 100 m2, dient uit archeologisch onderzoek te zijn gebleken dat daartegen uit oogpunt van bescherming van eventueel voorkomende archeologische waarde geen bezwaar bestaat.

dubbelbestemming   onderzoek nodig bij werken en werkzaamheden vanaf  
Waarde - Archeologie 3   50 m2, en zodra dieper dan 0,5 m  
Waarde - Archeologie 4   500 m2, en zodra dieper dan 0,5 m  
Waarde - Archeologie 5   1000 m2, en zodra dieper dan 0,5 m  

Artikel 53 Algemene aanduidingsregels

53.1 geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in artikel 57 van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

53.2 veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding ' veiligheidszone - lpg ' mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gerealiseerd, tenzij ze behoren tot de inrichting waartoe het lpg-vulpunt behoort.

53.3 veiligheidszone - mijnbouw

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - mijnbouw' mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

53.4 vrijwaringszone

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone':

  • a. mag in afwijking van het bepaalde in de bouwregels geen uitbreiding plaatsvinden van het bebouwde oppervlak;
  • b. mag geen zodanig gebruik worden gemaakt van afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden dat daardoor uitbreiding plaatsvindt van het bebouwde oppervlak.

Artikel 54 Algemene afwijkingsregels

54.1 Afwijkingsbevoegdheid
54.1.1 Maatvoering

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten en met uitzondering van de ashoogte van windturbines, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
  • g. de bestemmingsregels ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw, mits:
    • 1. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
    • 2. is aangetoond dat in het hoofdgebouw geen mogelijkheden zijn voor mantelzorg;
    • 3. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 70 m2;
    • 4. de oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen inclusief de oppervlakte ten behoeve van mantelzorg niet meer bedraagt dan 300 m2;
    • 5. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    • 6. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg de daarvoor aangewende oppervlakte niet als zelfstandige woning in gebruik wordt genomen ;
  • h. de bestemmingsregels en toestaan dat ten behoeve van het bevorderen van beeldbepalende en karakteristieke hoofdgebouwen een hoofdgebouw naar haar oorspronkelijke omvang wordt herbouwd .
54.1.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

54.1.3 Tijdelijk en incidenteel kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  • a. de bestemmingsregels ten behoeve van tijdelijk kamperen in groeps- of verenigingsverband met een duur van niet meer dan 10 dagen (opbouw- en afbreekdagen daaronder begrepen);
  • b. de bestemmingsregels ten behoeve van het incidenteel gebruik van gronden voor een kampeerterrein ten behoeve van kampeermiddelen, evenwel met uitzondering van stacaravans;
54.1.4 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  • a. de bestemmingsregels ten behoeve van het gebruik, de aanleg en de bouw van een paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. voor wat betreft de situering van de paardenbak geldt dat:
      • deze enkel voor eigen gebruik dient;
      • de paardenbak dient te worden geplaatst op een bestemmingsvlak waar sprake is van een woon- of agrarische functie (niet zijnde een recreatiewoning) en wel achter de voorgevelrooilijn van de bebouwing, dan wel, indien dat niet mogelijk is, deels voor de voorgevelrooilijn, maar dan op maximaal 25 m afstand van de bestaande bebouwing;
      • de afstand tussen de paardenbak en de (bedrijfs/recreatie)woning van derden niet minder mag zijn dan 25 m;
      • situering van de paardenbak buiten het bestemmingsvlak waar sprake is van een woonfunctie niet is toegestaan in kwetsbare gebieden;
    • 2. voor wat betreft aantallen en maatvoering van de paardenbak geldt dat:
      • per woning mag niet meer dan 1 paardenbak worden gerealiseerd;
      • de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m2 bedragen bij een aaneengesloten perceelsoppervlakte van meer dan 0,5 ha, dan wel bij een aaneengesloten perceelsoppervlakte van meer dan 1 ha niet meer dan 1.200 m2;
    • 3. wat betreft stapmolens bij de paardenbak geldt dat:
      • een stapmolen uitsluitend mag worden gerealiseerd op een perceel met een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 0,5 ha;
      • de buitendiameter niet meer dan 14 m mag bedragen, dan wel indien sprake is van het bedrijfsmatig houden van paarden, niet meer dan 20 m;
      • de spilhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
      • deze direct aansluitend aan de achterzijde van het bouwperceel worden geplaatst, dan wel achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs)woning;
    • 4. voor wat betreft omheiningen bij een paardenbak geldt dat de hoogte niet meer dan 1,80 m mag bedragen;
    • 5. voor wat betreft lichtmasten bij een paardenbak geldt dat:
      • de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
      • de afstand tot gebieden welke in het kader van de Wet natuurbescherming als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt ten minste 100 m dient te bedragen;
    • 6. de omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
      • de natuurlijke waarden van de voorgenomen afwijking voor gebieden waarvoor bovendien geldt dat boscompensatie aan de orde is;
      • de natuurlijke waarden van de voorgenomen afwijking voor gebieden welke in het kader van de Wet natuurbescherming als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt, waarbij geen sprake mag zijn van mogelijk (significant) negatieve gevolgen;
      • de archeologische waarden, waarbij in elk geval geldt dat realisatie binnen gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4 of Waarde - Archeologie 5 geldt dat een omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische en/of cultuurhistorische waarde geen bezwaar bestaat en nadat een erkend archeoloog daaromtrent is gehoord;
        en uitsluitend indien:
      • de belangen van gebruikers, dan wel eigenaren van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad, waarbij in elk geval aandacht dient te worden besteed aan de aspecten geur-, stof-, geluid- en lichthinder;
      • sprake is van een goede landschappelijke inpassing, waarbij aandacht wordt besteed aan kleurstelling (donker) en materiaalgebruik (zo mogelijk hout) van de omheining, alsmede aan de beplantingssoorten (inheems);
      • sprake is van een goede drainage;
      • geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het milieu.
54.1.5 Windturbines

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  • a. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van een windturbine met een bouw  as hoogte van niet meer dan 15 m, uitsluitend binnen een bouwperceel en waarbij rekening is gehouden met een werpafstand bij tweemaal nominaal toerental in de omgeving van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
54.1.6 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 54.2 Afwegingskader .

54.1.7 Procedure

Voor een besluit tot afwijking geldt de in 56.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

54.2 Afwegingskader
54.2.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie, archeologie en nachtelijke lichtuitstraling;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
54.2.2 Weigering omgevingsvergunning

Indien de waarden en/of belangen als genoemd in 54.2.1 onder a en b onevenredig worden geschaad en/of de 54.2.1 onder c en d genoemde uitvoerbaarheid/inpasbaarheid niet is aangetoond en/of de 54.2.1 onder e genoemde verkeerssituatie onevenredig wordt beïnvloed, vindt de afwijkingsbevoegdheid geen toepassing.

Artikel 55 Algemene wijzigingsregels

55.1 Wijzigingsbevoegdheid
55.1.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. de bestemmingen Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 , Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 , Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3 , Agrarisch - Agrarisch bedrijf 4 , Agrarisch - Fruitteelt , Agrarisch - Kwekerij , Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen in de bestemming Wonen , met dien verstande dat na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid artikel 32 (Wonen) van toepassing is, de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende bebouwing buitengebied' aan het bestemmingsvlak wordt toegekend en de regels van lid 51.1.1 sub b van toepassing zijn, of:
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende bebouwing buitengebied' voormalige agrarische bebouwing slopen, waarbij:
    • 1. één extra woning mag worden gebouwd ter compensatie van de afbreek van 750 m2 voor hergebruik van niet geschikte of geschikt te maken niet karakteristieke of beeldbepalende bebouwing, of
    • 2. twee extra woningen mogen worden gebouwd ter compensatie van de afbraak van 2.000 m2  voor hergebruik van niet geschikte of geschikt te maken niet karakteristieke of beeldbepalende bebouwing,

met dien verstande dat een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend als:

      • de nieuw te bouwen woning of woningen wordt/worden gebouwd op het perceel waar de bebouwing wordt gesloopt;
      • de ruimtelijke kwaliteit in visueel-landschappelijk opzicht door de sloop en vervangende nieuwbouw verbetert;
      • de ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe bebouwing en de erfinrichting passen in het landschapsbeeld;
      • de gezamenlijke oppervlakte van een woning en de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m2;
      • over de ruimtelijke inpassing van de nieuwe bebouwing advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke of een door de gemeente aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
      • de betreffende gronden niet zijn gelegen in de in de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 aangegeven 'NNN-beheergebieden', 'NNN- natuurgebieden', 'NNN-beheer aanpassingsgebied', 'NNN-natuuraanpassingsgebied', het 'Zoekgebied robuuste verbindingszone' of de 'bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland';
  • c. de bestemmingen Agrarisch , Agrarisch met waarden - Natuur , Natuur en Natuur - Agrarisch  wijzigen in de bestemming:
  • d. een archeologische beleidsadvieskaart opnemen als bijlage bij deze regels en het daarbij behorende beleid te verwerken in deze regels onder aanpassing van het bepaalde in 51.4 Onderzoek archeologie  en 52.7 Onderzoek archeologie.
55.1.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 55.2 Afwegingskader wijziging .

55.2 Afwegingskader wijziging
55.2.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. er moet een erfinrichtingsplan worden opgesteld, waarin de mate van landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond en waarvan de uitvoering en instandhouding moet worden geborgd;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden waarbij sprake is van vergroting, of verandering van het bestemmingsvlak van de agrarische bedrijfsbestemming, van wijziging in een agrarische bedrijfsbestemming of in een bestemming Agrarisch - Fruitteelt , Agrarisch - Kwekerij , Agrarisch - Paardenhouderij of een manegebestemming wordt gemotiveerd aangegeven dat er rekening wordt gehouden met:

  • f. dat de historisch gegroeide landschapsstructuur wordt gerespecteerd ;
  • g. dat rekening is gehouden met afstand tot andere ruimtelijke elementen de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing ;
  • h. dat de infrastructurele ontsluiting toereikend is;
  • i. dat de evenwichtigheid van de ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen evenwichtig is ;
  • j. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
  • k. het aspect nachtelijke uitstraling;
  • l. dat de erfinrichting inpasbaar is in het landschapstype;  
  • m. dat de wenselijkheid wordt onderzocht de mogelijkheid  om de voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen (met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen) op het bouwperceel (en bij verplaatsing op het verlaten bouwperceel) te slopen;
  • n. bij de uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tussen de 1 en 2 hectare moet de maatwerkmethode worden toegepast onder begeleiding van een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.
55.2.2 Weigering

Indien de waarden en/of belangen als genoemd in 55.2.1 onder a en b onevenredig worden geschaad en/of de in 55.2.1 onder c en d genoemde uitvoerbaarheid/inpasbaarheid niet is aangetoond en/of de in 55.2.1  onder e genoemde verkeerssituatie onevenredig wordt beïnvloed, vindt de wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.

55.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 56 Algemene procedureregels

56.1 Afwijking

Bij de gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid en de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  • a. het voornemen tot afwijking, dan wel tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking bevat de mededeling dat belanghebbenden schriftelijk hun zienswijzen kunnen indienen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 57 Overige regels

57.1 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden
  • a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
    Van voldoende parkeergelegenheid is sprake als wordt voldaan aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 317; indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
  • b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  • c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
57.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

57.3 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, betreffen de adressen zoals deze op de zijn terug te vinden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 58 Overgangsrecht

58.1 Bouwwerken
58.1.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
58.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in 58.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 58.1.1  met maximaal 10%.

58.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 58.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.

58.2 Gebruik
58.2.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag naar die aard en omvang worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Vogel- en Habitatrichtlijnen (richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 en richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992) beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaand gebruik.

58.2.2 Wijziging gebruik

Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in 58.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

58.2.3 Onderbreken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 58.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

58.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 58.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

58.2.5 Persoonsgebonden overgangsrecht

In afwijking van en in aanvulling op het bepaalde in 58.2.4 geldt dat op de in de tabel genoemde locatie het in de tabel genoemde gebruik mag worden voortgezet door de in de tabel genoemde personen.

Locatie   Gebruik   Personen  
Hoofdstraat 200 Lettelbert   stacaravan voor mantelzorg   J. Smeding  
Noorderweg 22a   als woning   W. van der Velde en
A. Tuinstra  
romneyloods bij Noorderweg 24   opslag en hobbymatige activiteiten   P. Wieringa  
chalet bij Hoofdstraat 265 Oostwold   bewoning   mw. Rianty Zwart  

Artikel 59 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening 2016.