direct naar inhoud van REGELS
Plan: herziening woongebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP124herziening-30va

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan 'herziening woongebieden' van de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Het plan bestaat uit deze planregels met bijlagen en de plankaart. Het plan gaat vergezeld van een plantoelichting.

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand 'NL.IMRO.0018.BP124herziening-30va' met de bijbehorende regels met bijlagen. Het plan gaat vergezeld van een plantoelichting.

1.3 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Ander bouwwerk:

Elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.6 Atelier:

Werkruimte van een kunstenaar of ambachtsman en/of ruimte voor het tentoonstellen van kunst, inclusief galerie, en het (laten) uitvoeren van kunstzinnige activiteiten.

1.7 Bebouwing:

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 Bebouwingspercentage:

Een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.9 Bedrijf of beroep aan huis:

Een dienstverlenend bedrijf of beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.10 Bedrijfsgebouw:

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.11 Bedrijfsgerelateerd kantoor:

Bedrijfsgerelateerde kantoren zijn die kantoorruimten die gebruikt worden ten behoeve van administratieve, danwel andere kantoormatige activiteiten (zoals onderzoeks- en advieswerk) die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van een bedrijf of een bedrijf ondersteunen in zijn werkzaamheden.

1.12 Bedrijfsvloeroppervlakte:

De gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte.

1.13 Bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.14 Beperkt kwetsbaar object:

Een object waarvoor ingevolge het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze rechtskracht heeft ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.15 Bestaand:

Hetgeen op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan bestaat, krachtens een voor dat tijdstip reeds verleende vergunning in uitvoering is, of in uitvoering kan worden genomen, dan wel waarvoor de vergunning nadien moest worden verleend.

1.16 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.20 Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.21 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.23 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 Bijzondere woonvorm:

Een voorziening voor de huisvesting van personen, die bij hun normale dagelijkse functioneren, huishoudelijke-, sociale-, sociaal-medische- en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven.

1.26 Dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.27 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop) het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 Detailhandel - volumineuze goederen:

Detailhandel die vanwege de aard en de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.

1.29 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economisch-administratieve en maatschappelijke diensten aan derden.

1.30 dove gevel

De bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A)/ 33 Db.

1.31 Erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw (gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is) en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.32 Gasontvangststation:

Gebouw ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation, inclusief ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren en bijbehorende voorzieningen als wegen, paden, parkeervoorzieningen, groen, erf- en terreinafscheidingen en lichtvoorzieningen.

1.33 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 Geluidsbelasting in dB:

Geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07:00 - 19:00 uur, van 19:00 - 23:00 uur en van 23:00 - 07:00 uur, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Gemiddelde geluidsbelasting over de drie perioden van een etmaal.

1.35 Geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

De etmaalwaarde van het equivalenten geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen aanwezig op het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder

1.36 Geluidsbelasting vanwege een weg:

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.37 Geluidsbelasting vanwege een spoorweg:

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.38 Geluidsgevoelige gebouwen:

Gebouwen die dienen voor bewoning of voor een functie als bedoeld in het Besluit geluidhinder.

1.39 Geluidzoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.40 Gevellijn:

De denkbeeldige lijn op een bouwperceel die in het verlengde ligt van de gevel van het hoofdgebouw.

1.41 Groothandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.42 Hogere grenswaarde:

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Beslujit geluidhinder.

1.43 Hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.44 Horecacategorie 1:

Horeca waar de bedrijfsuitoefening in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van alcoholische dranken en waar eventueel gelegenheid wordt geboden tot dansen, zoals een café, een bar en een bar-dancing, een discotheek en een nachtclub.

1.45 Horecacategorie 2:

Horeca waar in hoofdzaak maaltijden en dranken en/of logies kunnen worden verstrekt, zoals een hotel-/restaurant en een pension.

1.46 Horecacategorie 3:

Horeca dat vooral is gericht op het overdag verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren aan met name bezoekers van overige centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms, snackbars, cafetaria's en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horeca.

1.47 Horeca:

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij.

1.48 Kantoor:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.49 Kap:

Een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt.

1.50 Kamerverhuurpand:

Gebouw of deel van een gebouw met, of geschikt te maken voor, kamers, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit, welke kamers als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door niet in het verband van een huishouden levende personen.

1.51 Kassen:

Bouwwerken, bestemd voor de teelt van gewassen, hoofdzakelijk bestaand uit lichte profielen en doorzichtige wanden en daken.

1.52 Kwetsbaar object:

Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze rechtskracht heeft ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan, een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.53 Maatschappelijke voorzieningen:

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, kinderopvang, buitenschoolse opvang alsook ondergeschikte detailhandel en bedrijfsmatige activiteiten ten dienste van deze voorzieningen.

1.54 Nutsvoorziening:

Voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze objecten te vergelijken is.

1.55 Ondergeschikte bouwonderdelen
  • balkons, entreeportalen en ingangspartijen, erkers, galerijen, luifels, en veranda's, alle samen over maximaal de halve gevelbreedte;
  • funderingen, hellingbanen, stoepen, stoeptreden, plinten, alle niet hoger dan 1 meter;
  • liftschachten, trappen(huizen), schoorstenen en ventilatiekanalen, alle samen over maximaal een kwart van de gevelbreedte;
  • gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, kozijnen, pilasters, en overstekende daken;

en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen.

1.56 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.57 Peil:

Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.

Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.58 Permanente bewoning:

De huisvesting van één of meerdere personen, in een gebouw waarin het hoofdverblijf is ondergebracht en dat is bestemd om het hele jaar te worden bewoond.

1.59 Plangebied:

Het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft.

1.60 Planregels:

De in de Wet ruimtelijke ordening, in het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening en in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008) bedoelde regels van dit bestemmingsplan die bepaald gebruik en bebouwing van het plangebied toelaten.

1.61 Productiegebonden detailhandel:

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.62 Recreatiewoning:

Een gebouw, waaronder een botenhuis, dat geen woonkeet, geen caravan of bouwsel op wielen is, bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door een persoon, een (deel van een) gezin of een daarmee gelijk te stellen groep mensen, dat niet fungeert als Permanente bewoning: of hoofdwoonverblijf.

1.63 Risicovolle inrichting:

Een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze rechtskracht heeft ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan, een grenswaarde danwel richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.64 Seksinrichting:

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Bijvoorbeeld een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.65 SVBP2012:

Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen, behoort tot de ministeriële regeling die aansluit bij de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening.

1.66 Tuincentrum:

Een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, alsmede op het verkopen en het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen.

1.67 Voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;

of indien een perceel is gelegen op een hoek van een openbare weg, fiets- of voetpad, de naar de openbare weg, fiets- of voetpad gekeerde gevels. Burgemeester en wethouders wijzen 1 of meerdere gevels als zij- of achtergevel aan indien deze gevel(s) vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet als voorgevel zijn aan te merken en de beeldkwaliteit door de aanwijzing gehandhaafd kan blijven;

of indien een perceel met tegenovergestelde zijden grenst aan een openbare weg, fiets- of voetpad, die als zodanig door B&W aan te wijzen gevel.

1.68 Voorkeursgrenswaarde:

De maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.69 Winkel:

Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.70 Wonen:

Permanente huisvesting van één of meerdere personen behorende tot één afzonderlijk huishouden in een woning.

1.71 Woning:

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

1.72 Zijgevel:

De gevel van een gebouw op een perceel dat met meer dan één zijde grenst aan de openbare weg of aan een openbaar voet- of fietspad die niet als voorgevel wordt aangewezen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
  • b. volkstuinen;
  • c. groen, groenvoorziening;

en voor de ondergeschikte functies:

  • d. nutsvoorziening;
  • e. water, waterberging;
  • f. verkeer, pad, parkeren.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegelaten.

3.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

3.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 3.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken worden opgericht tot 5 meter hoogte.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 4 Agrarisch - Tuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Tuinbouw aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. (glas)tuinbouw, kassen;
  • b. grasland, akkerbouw;
  • c. volkstuinen;
  • d. groen, groenvoorziening;

en voor de ondergeschikte functies:

  • e. een bestaande bedrijfswoning;
  • f. erf;
  • g. nutsvoorziening;
  • h. parkeren;
  • i. tuin;
  • j. water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegelaten binnen een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' zijn gebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven. Van deze hoogtebeperking zijn uitgezonderd:
    1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximum hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
    2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangegeven.
4.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

4.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 4.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van 5 meter.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, een horecabedrijf en/of seksinrichting;
  • het gebruik van gebouwen als woning, behalve voorzover aangeduid als bedrijfswoning;
  • de buitenopslag van goederen vóór de voorgevel(s) van de bedrijfsgebouwen;
  • de opslag van vuurwerk.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. bedrijven genoemd in de Bedrijvenlijst of daarmee vergelijkbaar;
  • b. bestaande bedrijven als genoemd in de Lijst bestaande bedrijven;
  • c. dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen;
  • d. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • e. Maatschappelijke voorzieningen:
  • f. bestaand kamerverhuur in panden voorkomend op de Lijst bestaande kamerverhuurpanden;
  • g. een bestaande zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' met bijbehorende bouwwerken en installaties;

en voor de ondergeschikte functies:

  • h. een bestaande bedrijfswoning;
  • i. een verkooppunt van motor brandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motor brandstoffen zonder lpg';
  • j. erf;
  • k. nutsvoorziening;
  • l. parkeren;
  • m. tuin;
  • n. water.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegelaten binnen een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' zijn gebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven. Van deze hoogtebeperking zijn uitgezonderd:
    1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
    2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum;
5.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

5.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 5.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van 5 meter;
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, een horecabedrijf en/of seksinrichting;
  • het gebruik van gebouwen als woning, behalve voorzover aangeduid als bedrijfswoning;
  • de buitenopslag van goederen vóór de voorgevel(s) van de bedrijfsgebouwen;
  • de opslag van vuurwerk.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 om bedrijven toe te laten die niet voorkomen in de Bedrijvenlijst. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast als het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de bedrijven in de Bedrijvenlijst en geen risicovolle- en/of geluidzoneringsplichtige inrichting betreft.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfunctie:

  • a. detailhandel;

en voor de ondergeschikte functies:

  • b. een bestaande bedrijfswoning;
  • c. nutsvoorziening;
  • d. parkeren, erf en tuin.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegelaten binnen een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' zijn gebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven. Van deze hoogtebeperking zijn uitgezonderd:
    1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
    2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot-, bouwhoogte en dakhelling' mag respectievelijk de goothoogte, de bouwhoogte en de dakhelling niet hoger zijn dan is aangegeven. De maximale bouwhoogte mag worden overschreden in de gevallen als genoemd onder b. van dit artikellid.
6.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

6.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 6.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van 5 meter.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca en/of seksinrichting;
  • het gebruik van een grotere oppervlakte dan het bestaande winkeloppervlak voor detailhandel;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in volumineuze goederen;
  • het gebruik van gebouwen als woning, behalve voorzover aangeduid als bedrijfswoning.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • b. bedrijven genoemd in de Bedrijvenlijst of daarmee vergelijkbaar;
  • c. dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen;
  • d. horecacategorie 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2';
  • e. horecacategorie 1, 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1';
  • f. maatschappelijke voorzieningen en overige kantoren;
  • g. wonen;
  • h. bestaand kamerverhuur in panden voorkomend op de Lijst bestaande kamerverhuurpanden;

en voor de ondergeschikte functies:

  • i. groen, groenvoorziening;
  • j. nutsvoorziening;
  • k. speelvoorziening;
  • l. verkeer, pad, parkeren, erf en tuin;
  • m. kunstwerken;
  • n. vijver, water;
  • o. een verkooppunt van motor brandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motor brandstoffen zonder lpg';
  • p. bedrijf of beroep aan huis.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegelaten binnen een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' zijn gebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven. Van deze hoogtebeperking zijn uitgezonderd:
    1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
    2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot-, bouwhoogte en dakhelling' mag respectievelijk de goothoogte, de bouwhoogte en de dakhelling niet hoger zijn dan is aangegeven. De maximale bouwhoogte mag worden overschreden in de gevallen als genoemd onder b. van dit artikellid.
7.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

7.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 7.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van 5 meter;
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan is toegestaan, detailhandel in volumineuze goederen, een horecacategorie anders dan is toegestaan en een seksinrichting.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 bedrijven toe te laten die niet voorkomen in de Bedrijvenlijst. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast als het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de bedrijven in de Bedrijvenlijst en geen risicovolle en/of geluidzoneringsplichtige inrichting betreft.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. horecacategorie 1, 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1';
  • b. horecacategorie 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • c. bestaand kamerverhuur in panden voorkomend op de Lijst bestaande kamerverhuurpanden;

en voor de ondergeschikte functies:

  • d. een bestaande bedrijfswoning;
  • e. nutsvoorziening;
  • f. parkeren, erf en tuin.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegelaten binnen een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' zijn gebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven. Van deze hoogtebeperking zijn uitgezonderd:
    1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximum hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
    2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot-, bouwhoogte en dakhelling' mag respectievelijk de goothoogte, de bouwhoogte en de dakhelling niet hoger zijn dan is aangegeven. De maximum bouwhoogte mag worden overschreden in de gevallen als genoemd onder b. van dit artikellid.
8.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

8.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 8.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van 5 meter.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor een horecacategorie anders dan is toegestaan.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. bibliotheek, mediatheek;
  • b. gezondheidszorg, praktijkruimte;
  • c. voor-, na- en tussenschoolse opvang, peuterspeelzaal;
  • d. onderwijs;
  • e. openbare dienstverlening, dienstverlenend bedrijven en dienstverlenende instellingen;
  • f. bedrijven genoemd in de Bedrijvenlijst of daarmee vergelijkbaar;
  • g. overige kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • h. speelvoorziening;
  • i. sport (sporthal, -veld, en/of -zaal), recreatie;
  • j. verenigingsleven, museum;
  • k. religie;
  • l. begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • m. jeugdopvang;
  • n. welzijnsinstelling;
  • o. zorginstelling;

en voor de ondergeschikte functies:

  • p. groen, groenvoorziening;
  • q. jongeren ontmoetingsplek;
  • r. bijbehorende horeca;
  • s. nutsvoorziening;
  • t. speelvoorziening, sportvoorziening;
  • u. verkeer, pad, parkeren, erf en tuin;
  • v. kunstwerken;
  • w. vijver, water;
  • x. een bestaande woning of bedrijfswoning.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegelaten binnen een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' zijn gebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven. Van deze hoogtebeperking zijn uitgezonderd:
    1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximum hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
    2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en dakhelling' mag respectievelijk de goothoogte, de bouwhoogte en de dakhelling niet hoger zijn dan is aangegeven. De maximum bouwhoogte mag worden overschreden in de gevallen als genoemd onder b. van dit artikellid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag ter plaatse van het maaiveld tot een hoogte van 3,5 meter geen gebouw worden opgericht.
9.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

9.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 9.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van 5 meter.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, een horecabedrijf en/of seksinrichting.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 om bedrijven toe te laten die niet voorkomen in de Bedrijvenlijst. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast als het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de bedrijven in de Bedrijvenlijst en geen risicovolle- en/of geluidzoneringsplichtige inrichting betreft.

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. sport;
  • b. sportveld;
  • c. sportcentrum;
  • d. sporthal;
  • e. sportschool;
  • f. sportzaal;
  • g. stadion;
  • h. tennisbaan;
  • i. squashcentrum;
  • j. speelterrein;
  • k. zwembad;
  • l. fitnesscentrum;
  • m. skeelerbaan;
  • n. overige doeleinden van sport en spel;

en voor de ondergeschikte functies:

  • o. groen, groenvoorziening;
  • p. jongeren ontmoetingsplek;
  • q. nutsvoorziening;
  • r. bijbehorende horeca;
  • s. wellness;
  • t. fysiotherapie, schoonheidsspecialiste en daaraan gelijk te stellen functies;
  • u. verkeer, pad, parkeren, erf en tuin;
  • v. kunstwerken;
  • w. vijver, water;
  • x. een bestaande bedrijfswoning.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegelaten binnen een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' zijn gebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven. Van deze hoogtebeperking zijn uitgezonderd:
    1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximum hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
    2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum;
10.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

10.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 10.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van 5 meter;
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. openbaar vervoer;
  • b. parkeren, parkeerterrein, parkeervoorzieningen;
  • c. railverkeer, alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer';
  • d. tunnel;
  • e. wegverkeer;
  • f. verblijfsgebied;

en voor de ondergeschikte functies:

  • g. geluidscherm, geluidswal;
  • h. groen, groenvoorziening;
  • i. nutsvoorziening;
  • j. horeca en detailhandel;
  • k. speelvoorziening, sportvoorziening;
  • l. water, waterberging;
  • m. kunstwerken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegelaten, bestaande gebouwen uitgezonderd.

11.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

11.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 11.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken worden opgericht tot 5 meter hoogte.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 12 Wonen - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfunctie:

en voor de ondergeschikte functies:

  • c. bedrijf of beroep aan huis;
  • d. atelier ter plaatse van de aanduiding Atelier:
  • e. museum ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • f. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • g. erf;
  • h. tuin;
  • i. speelvoorziening;
  • j. nutsvoorziening;
  • k. water;
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegelaten binnen een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-vaarweg' zijn geen gebouwen toegelaten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' zijn gebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven. Van deze hoogtebeperking zijn uitgezonderd:
    • 1. de delen van het bouwperceel tot een afstand van 3 meter vanaf naastgelegen bouwpercelen, behalve waar de woningen als 2-onder-1 kap, rijwoning (waaronder vrijstaand-geschakeld) of appartementengebouw aaneengeschakeld zijn. Op deze delen is een bouwhoogte tot ten hoogste 6 meter en een goothoogte op de perceelsgrens tot ten hoogste 3 meter toegelaten;
    • 2. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximum hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
    • 3. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'minimum-maximum bouwhoogte' mag de bouwhoogte respectievelijk niet lager zijn dan is aangegeven en niet hoger zijn dan is aangegeven. De maximale bouwhoogte mag worden overschreden in de gevallen als genoemd onder c. van dit artikellid;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot-, bouwhoogte en dakhelling' mag respectievelijk de goothoogte, de bouwhoogte en de dakhelling niet hoger zijn dan is aangegeven. De maximum bouwhoogte mag worden overschreden in de gevallen als genoemd onder c. van dit artikellid;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag de gezamenlijke oppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan is aangegeven. Is de bestaande oppervlakte groter dan is aangegeven, dan geldt deze oppervlakte als maximum;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dient vrijstaand te worden gebouwd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kap' dienen de gebouwen van een kap te worden voorzien;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' mag het aantal aaneen te bouwen wooneenheden niet meer zijn dan is aangegeven;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag ter plaatse van het maaiveld tot een hoogte van 3,5 meter geen gebouw worden opgericht;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn niet meer woningen toegelaten dan is aangegeven. Wanneer deze aanduiding niet is gegeven, is één woning toegestaan.
12.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

12.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 12.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot ten hoogste 5 meter hoogte.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor een bedrijf of beroep aan huis gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen, en niet meer dan 50 m2;
  • e. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten, met uitzondering van webwinkels mits er geen sprake is van uitstalling van de goederen;
  • f. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • h. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.
12.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 12.1 en 12.4.1 toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting;
  • f. het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde het hoofdgebouw, als woning;
  • g. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van kamerverhuur, anders dan toegestaan.

Artikel 13 Wonen-IJsbaan

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Ijsbaan aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. wonen;
  • b. wegen;
  • c. verblijfsgebied;

en voor de ondergeschikte functies:

  • d. bedrijf of beroep aan huis;
  • e. erf;
  • f. tuin;
  • g. speelvoorziening;
  • h. nutsvoorziening;
  • i. water en groen;
  • j. parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegelaten binnen een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' zijn gebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven. Van deze hoogtebeperking zijn uitgezonderd:
    • 1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
    • 2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte' zijn gebouwen toegelaten vanaf een bouwhoogte niet lager dan is aangegeven.
    • 1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximum hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
    • 2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn niet meer woningen toegelaten dan is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot-, bouwhoogte en dakhelling' mag respectievelijk de goothoogte, de bouwhoogte en de dakhelling niet hoger zijn dan is aangegeven.
13.2.2 Specifiek

Voor het bouwen van woningen geldt, in aanvulling op 13.2.1, dat zij slechts mogen worden gebouwd mits per woning 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Ingeval van huurwoningen in het goedkope- en middensegment, aanleunwoning en serviceflats wordt volstaan met 1 parkeerplaats per woning.

13.2.3 Specifieke bouwaanduiding-dove gevel
  • a. ter plaatse van de aanduiding:
  • 1. 'specifieke bouwlaag - dove gevel 1' dienen de tweede en derde bouwlaag te worden gebouwd met een dove gevel;
  • 2. 'specifieke bouwlaag - dove gevel 2 ' twee bouwlagen met kap, dient de kap (derde bouwlaag) te worden gebouwd met een dove gevel.

b. In afwijking van het bepaalde onder a mag worden afgezien van het bouwen met een dove gevel, indien:

  • 1. wordt gebouwd met toepassing van een geluidwerend scherm of andere maatregelen waardoor de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de gevel van de geluidgevoelige bestemming ten hoogste de voorkeursgrenswaarde, dan wel verleende hogere grenswaarde bedraagt, of
  • 2. indien aangetoond wordt dat zonder maatregelen de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de gevel van de geluidgevoelige bestemming ten hoogste de voorkeursgrenswaarde, dan wel verleende hogere grenswaarde bedraagt, of
  • 3. indien het niet betreft een geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder.
13.2.4 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

13.2.5 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 13.2.5 en toestaan dat overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot ten hoogste 5 meter hoogte.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor een bedrijf of beroep aan huis gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen, en niet meer dan 50 m2;
  • e. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten, met uitzondering van webwinkels mits er geen sprake is van uitstalling van de goederen;
  • f. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • h. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.
13.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 13.4.1 toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting;
  • f. het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde het hoofdgebouw, als woning;
  • g. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van kamerverhuur, anders dan toegestaan.

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor gastransportleidingen en gasontvangstations.

14.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en), gelden voor het bouwen van alle bouwwerken de volgende regels:

  • a. alleen bouwwerken voor het leidingtransport van gas zijn toegelaten;
  • b. bouwwerken zijn toegelaten tot een hoogte van 5 meter, waarvan gebouwen elk tot een oppervlak van 20 m2. Als de bestaande maten groter zijn dan gelden deze als maximum hoogte respectievelijk maximale oppervlakte.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • sprake is van een veilige (verkeers-, sociale en/of externe veiligheid) invulling, wat onder anderen inhoudt dat geen kwetsbare objecten worden toegelaten, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen, en
  • geen onevenredige afbreuk gedaan wordt aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan, wat dient te blijken uit een vooraf ingewonnen schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde onder 14.1 en bouwwerken voor de andere voorkomende bestemming(en) toestaan, mits die bebouwing geen onevenredige afbreuk doet aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden, inclusief woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, aanleggen van drainage en overige grondbewerkingen;
  • b. het aanbrengen van gesloten verharding;
  • c. het planten van diepwortelende of hoogopgaande beplanting en bomen, het rooien van bomen en diepwortelende of hoogopgaande beplanting;
  • d. het permanent opslaan van goederen en/of afvalstoffen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het aanleggen, dempen of vergraven van watergangen en andere wateren.
14.4.2 Uitzondering

Het onder het 14.4.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  • c. waarvoor eerder vergunning is verleend dan de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
14.4.3 Voorwaarden

De vergunning wordt alleen verleend als:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
  • b. werken of werkzaamheden geen gevaar voor personen en/of goederen opleveren;
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, na overleg met de leidingbeheerder, het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' te laten vervallen, mits het gebruik van de leiding permanent is komen te vervallen of de leiding zelf niet meer aanwezig is.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanning

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor hoogspanningsleidingen.

15.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en), gelden voor het bouwen van alle bouwwerken de volgende regels:

  • a. alleen bouwwerken voor hoogspanningsleidingen zijn toegelaten;
  • b. gebouwen zijn niet toegelaten;
  • c. draagconstructies voor hoogspanningsleidingen zijn toegelaten tot een hoogte van 34 meter;
  • d. overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot een hoogte van 2 meter.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • sprake is van een veilige (verkeers-, sociale en/of externe veiligheid) invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen, en
  • geen onevenredige afbreuk gedaan wordt aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan en
  • vooraf advies door de leidingbeheerder is uitgebracht;

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 15.1 en bouwwerken voor de andere voorkomende bestemming(en) toestaan;
  • d. het bepaalde in 15.2 en gebouwen tot een hoogte van 5 meter en met een oppervlak van elk 20 m2 toestaan;
  • e. het bepaalde in 15.2 en draagconstructies voor hoogspanningsleidingen tot een hoogte van 40 meter toestaan.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ontginnen of ophogen van gronden en overige grondbewerking;
  • b. het aanbrengen van gesloten verharding, wegen of paden;
  • c. het aanbrengen van beplanting en bomen;
  • d. het permanent opslaan van goederen en/of afvalstoffen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het aanleggen, dempen of vergraven van watergangen.
15.4.2 Uitzondering

Het onder het 15.4.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. die verband houden met de aanleg of instandhouding van de hoogspanningsverbinding;
  • c. reeds in uitvoering zijn op de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  • d. waarvoor eerder vergunning is verleend dan de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
15.4.3 Voorwaarden

De vergunning wordt alleen verleend als:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
  • b. werken of werkzaamheden geen gevaar voor personen en/of goederen opleveren;
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning' te laten vervallen, mits het gebruik van de leiding permanent is komen te vervallen of de leiding zelf niet meer aanwezig is.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische- en cultuurhistorische waarden.

16.2 Bouwregels
  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 15m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Indien uit het hierboven genoemde rapport blijkt, dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    • 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
    • 2. het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 40 centimeter;
    • 3. het graven of dempen van watergangen;
    • 4. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 40 cm;
    • 5. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
    • 6. het permanent verlagen van het waterpeil.
  • b. Een vergunning als hierboven bedoeld wordt slechts verleend indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
      • en verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
      • een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

  • c. Het verbod als hierboven bedoeld is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    • 4. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door :

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  • b. aan gronden alsnog de medebestemming Waarde - Archeologie 1 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het veiligstellen van hoge archeologische verwachtingswaarden.

17.2 Bouwregels
  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Indien uit het hierboven genoemde rapport blijkt, dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    • 1. het ontgronden, afgraven en egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 200m2;
    • 2. het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking over een oppervlakte groter dan 200m2 en dieper dan 40 centimeter;
    • 3. het graven of dempen van watergangen;
    • 4. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
    • 5. het permanent verlagen van het waterpeil.
  • b. Een vergunning als hierboven bedoeld wordt slechts verleend indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
      • en verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
      • een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

  • c. Het verbod als hierboven bedoeld is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen, zoals het grvan van geulen voor afvoer van regenwater in extreme omstandigheden;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    • 4. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door :

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  • b. aan gronden alsnog de medebestemming Waarde - Archeologie 3 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Geluidzones

Ter plaatse van de aanduidingen 'geluidzone-industrie', 'geluidzone-spoor' en 'geluidzone-weg' mag alleen worden gebouwd indien voor de geluidbelasting vanwege respectievelijk een industrieterrein, en/of een spoorlijn en/of een weg kan worden voldaan aan de voorkeurgrenswaarde van de Wet geluidhinder, dan wel na afgifte van een hogere waarde kan worden voldaan aan genoemde wet.

Artikel 20 Overgangsregels

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan herziening woongebieden, NL.IMRO.0018.BP124herziening-20on.