Plan: | Bestemmingsplan Oranjebuurt - Noorderplantsoenbuurt |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP532OranjeNoorder-vg01 |
Bestemmingsplan 'Oranjebuurt-Noorderplantsoenbuurt' heeft betrekking op de buurten direct ten noordwesten van het Noorderplantsoen, dat gerealiseerd is op de oude vestingwallen van Groningen. Naast een aantal typisch stedelijke functies en winkelstraten is het wonen sterk vertegenwoordigd. Doel van dit bestemmingsplan is het verzorgen van een actueel kader, waarin de bestaande planologische rechten zoveel mogelijk gerespecteerd worden.
Ligging van het plangebied in de stad
Het voorliggend bestemmingsplan vervangt bestemmingsplan Oranjewijk, vastgesteld op 19 november 1997, en is opgesteld als vervolg op het actualiseringstraject van de gemeente dat erop was gericht om op 1 juli 2013 het grondgebied van de gemeente te voorzien van actuele bestemmingsplannen.
Voor onder meer de Oranjebuurt en de Noorderplantsoenbuurt heeft de raad in 2008 besloten om gebruik te maken van de mogelijkheid die de oude WRO bood om gedeputeerde staten te verzoeken voor ten hoogste 10 jaar vrijstelling te verlenen van de verplichting om het voor beide buurten geldende bestemmingsplan binnen tien jaar te herzien. Dit verzoek is gehonoreerd. De gemeenteraad moet daarom vóór 2018 een nieuw bestemmingsplan vaststellen.
Gezien de actualiseringsplicht heeft het voorliggend bestemmingsplan in hoofdzaak ten doel de bestaande situatie, inclusief reeds vergunde bouwprojecten, vast te leggen en de waardevolle stedenbouwkundige structuren te beschermen. In hoofdlijnen is in dit bestemmingsplan dan ook de feitelijke en/of juridisch-planologisch bestaande situatie positief bestemd. Nieuwe ontwikkelingen die nog onvoldoende zijn uitgekristalliseerd, zijn niet meegenomen.
Daarnaast zal de geluidzone vanwege Industrieterrein Groningen West Hoogkerk worden teruggelegd tot op de grens van het plangebied. Dit is mogelijk doordat de feitelijke geluidbelasting van industrielawaai op het plangebied minder dan 50 dB(A) bedraagt.
Samengevat is het doel van dit bestemmingsplan:
Het plangebied wordt begrensd door:
Straatnamen in het plangebied
Het plangebied bestaat uit twee afzonderlijke buurten, de Noorderplantsoenbuurt en de Oranjebuurt, die samen de Oranjewijk vormen. Omdat beide buurten grotendeels een eigen ontwikkelings- geschiedenis hebben, worden ze apart en in chronologische volgorde beschreven.
Vroegste geschiedenis
De Noorderplantsoenbuurt ligt op het uiterste puntje van de Hondsrug, net ten noorden van voormalige vestingwallen die de stad Groningen omsloten. De Hondsrug is een gestuwde ijstijdmorene uit het Saale-tijdperk. Deze rug van keileem en keizand bevindt zich grofweg tussen de Kerklaan en de Kastanjelaan en duikt naar het noorden toe dieper in de ondergrond weg.
Op de Hondsrug is de stad Groningen ontstaan, maar al vóór die tijd was dit een aantrekkelijke vestigingsplek, omdat de droge plek te midden van drassiger terreinen gunstig lag. Aanwijzingen voor bewoning uit de 3de eeuw na Christus zijn er zelfs nog een stukje noordelijker: aan de Eikenlaan. Behalve uit de Steentijd kan het gebied tussen Kerklaan en Noorderstationsstraat ook sporen bevatten uit de Brons- en IJzertijd, een tijd waarin nog geen sprake was van een stad. De archeologische verwachtingswaarde van de Hondsrug is daarom hoog.
Aan de westkant van de Hondsrug heeft de oude loop van de rivier de A gelegen. De exacte oude loop van de A is niet bekend. Langs de A kunnen zich sporen van bewoning bevinden die bij ingrepen in de bodem aan het licht zouden kunnen komen. Omdat de exacte loop niet bekend is, voorziet de plankaart niet in een specifieke bescherming. Eventuele vondsten dienen overeenkomstig de Monumentenwet wel gemeld te worden bij de gemeentelijk archeoloog.
Groningen ontwikkelde zich in de 11de eeuw tot een echte 'stad'. De uitvalsweg naar het noorden liep over de Hondsrug richting Adorp. In het plangebied is de Moesstraat een laatste representant van deze oude uitvalsweg die in ieder geval al sinds het midden van de 16de eeuw bestond. Geleidelijk aan ontstond langs deze weg de eerste (woon)bebouwing buiten de stad; daarvan kunnen zich nog resten in de ondergrond bevinden.
Ontwikkelingen tot de ontmanteling van de vesting (1874)
Bij de grote stadsuitbreiding aan het begin van de 17de eeuw kwamen de moestuinen, die direct ten noorden van de oude vestinggracht lagen, binnen de nieuwe vesting te liggen. De 'moeskers' (tuinders) werden in de daarop volgende jaren gedwongen hun activiteiten te verplaatsen. Buiten de nieuwe Boteringepoort, aan weerszijden van de huidige Moesstraat, werden nieuwe moestuinen aangelegd. Al snel werden hier huisjes gebouwd, ondanks het algehele bebouwingsverbod voor het gebied buiten de stadspoorten. Sinds ongeveer 1750 werden ook enkele huisjes gebouwd langs de inmiddels ontstane 'weg naar de rijskampen' (vermoedelijke betekenis van rijskampen: wilgenhout). Deze liep ter plaatse van de huidige Grachtstraat en Zwarteweg vanaf de Moesstraat eerst in zuidwestelijke richting en boog vervolgens naar het noordwesten af. Later ontstonden hieruit de Zwarteweg en de Kerklaan.
Sinds de tweede helft van de 18de eeuw werd het gebied bewoond en bewerkt door 'moeskers' (tuinders) en 'koemelkers'. Langs de Moesstraat ontstond lintbebouwing van kleine huizen/boerderijtjes met achtergelegen, diepe en langgerekte moestuinen. De ligging op het uiteinde van de Hondsrug zorgde voor een natuurlijke afwatering. De wat lager gelegen gronden ten westen van de (huidige) Kerklaan werden door de koemelkers als weidegrond gebruikt.
De Kadastrale minuut van circa 1832 laat langs de (huidige) Noorderbuitensingel en in de buurt van het later gebouwde Noorderstation enige bebouwing zien. De kavels ten westen van de Moesstraat werden aan de achterkant ontsloten door een steegje, de Bessemoersteeg. Hieruit ontstond later de Veldstraat en aan de andere kant van het spoor, buiten het voorliggend plangebied, de Bessemoerstraat. Tussen de Bessemoersteeg en de Kerklaan bevonden zich kleine, blokvormige kavels. Ten westen van de Kerklaan waren de kavels een stuk groter.
Kadastrale Minuut van circa 1830 met een overzicht van de latere
Noorderplantsoenbuurt.In het midden de Moesstraat en ten noordwesten
hiervan de net aangelegde Noorderbegraafplaats (1827)
Wonen en werken
Aanvankelijk woonden in het gebied hoofdzakelijk moeskers. De koemelkers bleven over het algemeen nog binnen de stadswallen wonen. Toen vanaf ongeveer 1860 in het gebied buiten de Boteringepoort steeds meer nieuwe woningen gebouwd, gingen ook de koemelkers meer en meer buiten de vestingwal wonen, voornamelijk aan de Kerklaan, de Zwarteweg, de Grote Grachtstraat en de Kleine Grachtstraat. De enige bedrijvigheid in de buurt, naast de agrarische functies, bestond uit enkele lakstokerijen die zich in de tweede helft van de 19de eeuw in het gebied vestigden, omdat zij uit de overvolle binnenstad moesten vertrekken vanwege brandgevaar en stankoverlast.
Ontwikkelingen na de ontmanteling van de vesting (1874)
Met de totstandkoming van de Vestingwet in 1874 werden de bestaande vestingwerken gesloopt. Tegelijkertijd werd het bouwverbod op bouwen buiten de vesting opgeheven. In 1878 werd de Boteringepoort afgebroken en in 1880 werd op een deel van de voormalige wallen begonnen met de aanleg van het Noorderplantsoen. Langzamerhand werden de moestuinen en de weilanden ten noorden hiervan één voor één bebouwd. In ongeveer 35 jaar ontstond hier de Noorderplantsoenbuurt.
Woningbouw
Het initiatief tot de aanleg van straten en de bouw van woningen kwam voornamelijk van particulieren. Over het algemeen nam de gemeente wat betreft het maken van nieuwe plannen een afwachtende houding aan. De oudste bouwblokken bestaan overwegend uit kleine, aaneengesloten eenlaagse eengezinswoningen zonder voortuinen en met ingesloten achtertuinen. De jongere bouwblokken bestaan voor een groot deel uit gestapelde woningen (onder- en bovenwoningen).
In 1880-1881 werden de Bergstraat, de Kleine Bergstraat, de Grachtstraat, de Kleine Grachtstraat en de Noorderdwarssstraat aangelegd. Het eerste stuk van de 'weg naar de Rijskampen' werd voortaan ook Grachtstraat genoemd. Het andere gedeelte kreeg de naam Zwarteweg, zo genoemd naar de sintels van de gasfabriek die hier zo nu en dan gestort werden. De Bergstraat is genoemd naar de tegenoverliggende 'grote berg' in het Noorderplantsoen. Vanaf 1887 werd de Rijskampenstraat aangelegd.
Aan de Bergstraat bouwde Bouwvereniging 'Werkmanslust' (opgericht in 1874) in 1883-1884 in totaal 25 woningen voor de wat beter gesitueerde arbeiders. In 1887 nam een particulier - eigenaar van enige percelen ten westen van de Kerklaan - het initiatief voor het verbreden van de Kerklaan door het dempen van een sloot. Twee jaar later werden hier volgens een plan van de architecten Bos en Dopheide vier straten aangelegd en vervolgens overgenomen door de gemeente: de Selwerderstraat, Baanstraat, Kolfstraat, Selwerderdwarsstraat en Verlengde Grachtstraat. Deze straten vertonen een helder rasterpatroon wat het buurtje een sterk planmatig karakter geeft. De naam Selwerderstraat herinnert aan het feit dat deze straat is aangelegd op terreinen van het voormalige klooster Selwerd dat verder naar het noorden had gelegen. Baanstraat en Kolfstraat herinneren aan de oude 'Mennisten Kolfbaan' die lag tussen de Rijskampenstraat en de Zwarteweg. Al vóór de eeuwwisseling waren de meeste straten geheel bebouwd.
Het gebied aan weerskanten van de Moesstraat bleef voorlopig hoofdzakelijk in gebruik als tuinbouwgrond. Alleen langs de Noorderbuitensingel, de Noorderstationsstraat en de Parallelweg vond bebouwing plaats.
Woningbouw na 1900
De rest van de Noorderplantsoenbuurt werd grotendeels afgebouwd volgens het Algemeen Uitbreidingsplan van J.A. Mulock Houwer (1906). Het rechthoekige stratenpatroon ten zuidwesten van de Kerklaan werd in 1907 'afgesloten' met een bredere straat - de Kloosterstraat - die de overgang vormt naar de later tot stand gekomen Oranjebuurt.
De tussen 1910 en 1920 geplande straten aan weerskanten van de Moesstraat volgden de verkavelingsrichting (Tuinbouwstraat, Koolstraat) of stonden daar haaks op (Tuinbouwdwarsstraat, Akkerstraat).
De bebouwing aan de zuidwestkant van de Noorderstationsstraat kwam voor het grootste deel pas tot stand vanaf 1915; hier waren tot dan alleen een paar oudere arbeiderswoningen aanwezig. Vanaf ongeveer 1920 werden tot aan het station herenhuizen gebouwd. Door de rooilijn iets terug te leggen, kregen deze woningen kleine voortuinen.
Inmiddels waren ook ten zuidwesten van de Noorderstationsstraat straten aangelegd. De Akkerstraat volgt voor een deel weliswaar het oude verkavelingspatroon, maar met haar licht gebogen verloop lijkt zij tevens doelbewust aangelegd te zijn als een tweede 'as' richting het Noorderstation. Ook hier werden herenhuizen gebouwd met kleine voortuinen. De bouw van de tramremise in 1910 en uitbreidingen hiervan in latere jaren hadden direct te maken met de aanwezigheid van het station.
Infrastructuur
In 1884 werd de spoorlijn naar Delfzijl aangelegd. Deze vormt de noordwestelijke begrenzing van de buurt. Oorspronkelijk zou een stationsgebouw aan de Moesstraat komen, maar op verzoek van de gemeenteraad kwam het gebouw (toen nog 'de Halte' geheten) verder oostwaarts te liggen. Er kwam een nieuwe toegangsweg in het verlengde van de Nieuwe Ebbingestraat: de Noorderstationsstraat.
In 1907 werd de paardentram vervangen door de elektrische tram. Daarom werd in 1910 op de hoek van de Noorderstationsstraat en de Akkerstraat een remise met werkplaats gebouwd. Het voormalige stationskoffiehuis op de hoek van de Akkerstraat en de Noorderstationsstraat werd verbouwd en ingericht tot internaat van de Zeevaartschool. In 1936 werd aan de overzijde van de Akkerstraat op de hoek met de Parallelweg een nieuw remisecomplex gebouwd. Hier verrees in de jaren '80 van de vorige eeuw een appartementencomplex.
Bedrijven
Eén van de oudste bedrijven in de buurt was de in 1869 opgerichte lakstokerij van de gebroeders Penaat op de hoek van de Zwarteweg en de Tuinbouwdwarsstraat. In 1901 verhuisde het bedrijf vanwege ruimtegebrek en stankoverlast naar het zuiden van de stad. In 1919 vestigde zich op een terrein tussen de Akkerstraat/Moesstraat de nieuwe drukkerij van J.B. Wolters. Het complex bestond uit een gedeelte laagbouw (1919) en een gedeelte hoogbouw (1929). Na vertrek van de drukkerij werd het vanaf 1987 verbouwd tot 'De Studio' (appartementen, studio's en repetitieruimten).
In 1915-1916 bouwde de Firma N.V. Noorderlicht, een bedrijf in 'electrische licht- en kracht- installatiën' aan de Noorderstationsstraat, een 'monsterzaal' (toonzaal) met achterliggende werkplaats met kantoor. Aan de Tuinbouwstraat kwam een tweede monsterzaal met een magazijn. In 1922 werden de gebouwen overgenomen door de 'grafische kunstinrichting en electrische steendrukkerij' N. Hindriks & Zn. en werd het gehele binnenterrein volgebouwd. In 1931 vestigde zich een tweede grote drukkerij in de buurt, de Koninklijke Verenigde Drukkerijen Hoitsema. Deze nam Hindriks & Zn. over en betrok het bestaande complex van dat bedrijf. Na de Tweede Wereldoorlog vertrok Hoitsema en werden de panden in gebruik genomen door diverse andere bedrijven. Ter plaatse staat nu een blok nieuwbouwwoningen.
Kerken
In 1913 verrees aan het begin van de Moesstraat de Rooms-katholieke Heilig Hartkerk met pastorie. De kerk werd iets teruggelegd ten opzichte van de rooilijn zodat een voorpleintje ontstond. De Amsterdamse architect Jan Stuijt liet zich bij zijn ontwerp inspireren door Italiaanse voorbeelden. Aan de Akkerstraat werden in 1921-1922 de gereformeerde Noorderkerk met pastorie en verzorgingstehuis 'Bethesda' gebouwd. Aan de westzijde van de Moesstraat werd in 1929 een hofje gerealiseerd van de Rooms-katholieke Ter Schouw van Sanenstichting.
Scholen
In 1917 respectievelijk in 1921 vestigden zich achter de Heilig Hartkerk een Rooms-katholieke lagere school en bewaarschool (kleuterschool). Al eerder, in 1914, was achter de bestaande bebouwing aan de Noorderbuitensingel een gereformeerde lagere school gerealiseerd (architect Y. van der Veen). In 1923 liet hetzelfde schoolbestuur aan de Bessemoersteeg (nu Veldstraat) een tweede lagere school bouwen (J. van der Veen met Kuiler & Drewes). Ten slotte kwam in 1927 op een binnenterrein ten noorden van de Zwarteweg nog een gereformeerde kleuterschool (H.Rots, Amsterdamse School).
Overige bebouwing
Op de hoek van de Moesstraat en de Grachtstraat stond sinds 1866 een woonhuis dat vanaf 1879 tot 1972 als politiepost van de buurt fungeerde. De Rooms-katholieke parochie bouwde behalve de kerk en de scholen ook nog een 'Gezellenhuis' met conciërgewoning (1922), een verenigingsgebouw met een bibliotheekje (1919) en een kloosterachtig 'Zusterhuis' (1921), alle aan de westzijde van de Moesstraat (architect A. Th. van Elmpt).
Ontwikkelingen na 1945
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde er uiterlijk relatief weinig in de buurt. Vanaf 1971 werd de spoorlijn naar Delfzijl opgehoogd. Hierdoor ontstond een (visuele) barrière tussen de Noorderplantsoenbuurt en de Concordiabuurt ten noorden hiervan. In 1973 werd het oude stationsgebouw gesloopt en vervangen door nieuwbouw (1974). Ook elders vond hier en daar sloop en nieuwbouw plaats. De Kerklaan ontwikkelde zich (verder) tot een winkelstraat; tegenwoordig wonen in de buurt veel studenten en jongeren. Op enkele plaatsen veranderde de aanblik van de buurt als gevolg van verbouw (bijvoorbeeld het Wolters-Noordhoff-complex aan de Akkerstraat tot studio's en appartementen) en sloop gevolgd door nieuwbouw (bijvoorbeeld een groot deel van de noordzijde van de Tuinbouwstraat waar nieuwbouw ten behoeve van drukkerij Hoitsma plaatsvond).
Met name functioneel veranderde er het een en ander in de buurt. De bedrijvigheid verdween voor een belangrijk deel. De laatste oude boerderijen (van 17de /18de -eeuwse oorsprong) aan het eind van de Moesstraat werden gesloopt in 1996 om plaats te maken voor nieuwbouw.
Moesstraat gezien richting het noorden
met de laatste stadsboerderijen (circa 1960)
De Heilig Hartkerk aan de Moesstraat met pastorie werd gesloopt in 1994. Slechts de beeldbepalende en markante toren bleef staan en werd geïntegreerd in een nieuwbouwcomplex; sinds 2012 is de klok weer luidklaar. Sinds 2008 is ook de gereformeerde Noorderkerk aan de Akkerstraat buiten gebruik; na een niet uitgevoerd plan voor verbouw tot appartementen worden de ruimtes nu verhuurd voor toneel- en muziekuitvoeringen. Ook de meeste scholen kregen een andere functie; zij werden verbouwd tot appartementen, zoals het grote complex op een groot binnenterrein achter de Tuinbouwdwarsstraat, of tot theater (school aan de Noorderbuitensingel).
De Oranjebuurt ligt ten zuiden van de Noorderplantsoenbuurt. De overgang tussen beide buurten is niet erg duidelijk en komt het best tot uitdrukking in de straatnaamgeving. Na de slechting van de wallen in 1878 werd de oostelijke en noordwestelijke begrenzing van de huidige buurt bepaald door de aanleg van respectievelijk het Noorderplantsoen en de spoorlijn naar Delfzijl. Het oostelijk deel van de Oranjebuurt is ruimtelijk/visueel duidelijk verbonden met het Noorderplantsoen. Met de ten noordwesten van de spoorlijn gelegen naoorlogse wijk Paddepoel bestaat slechts een ruimtelijke relatie via een doorgaande route onder de spoorlijn (Prinsesseweg-Zonnelaan).
Vroegste geschiedenis
De archeologische verwachting in de Oranjebuurt is lager dan die in de Noorderplantsoenbuurt. De Oranjebuurt is gelegen op laaggelegen kleigronden ten westen van de Hondsrug. Dit gebied werd pas na de aanleg van de dijken rond het jaar 1000 geschikt gemaakt voor gebruik, voornamelijk veeteelt. Het Reitdiep, dat het bestemmingsplan in het zuiden begrenst, zorgde aanvankelijk alleen voor de afwatering van de hooggelegen Drentse zandgronden. Later werd het Reitdiep ook geschikt gemaakt als scheepvaartverbinding met de zee.
In het gebied was tot in de achttiende eeuw nauwelijks sprake van bebouwing of wegen. Wel loopt er op de kaart van Hottinger (1792-1794) een pad op de dijk langs het Reitdiep. Aan het begin van dat pad, vlak buiten de wallen, bevond zich enige, aan de scheepvaart verwante, bedrijvigheid.
Ontwikkelingen na de ontmanteling van de Vesting (1876)
Na de slechting van de wallen en de aanleg van het Noorderplantsoen rond 1880 en de aanleg van de spoorlijn naar Delfzijl in 1884 gebeurde er aanvankelijk niets in het gebied. In 1895 dienden enkele particulieren een plan in voor het gebied ten zuiden van de Verlengde Grachtstraat, dat een voortzetting inhield van de bestaande bebouwing ten zuidwesten van de Kerklaan. Inmiddels had de gemeente andere ideeën over nieuwe stadsuitbreiding. Dit leidde uiteindelijk in 1906 tot een Algemeen Uitbreidingsplan (Plan van uitleg) van J.A. Mulock Houwer. Op basis van dit plan werd een groot deel van de Oranjebuurt ontworpen.
Kort voor de definitieve vaststelling van het plan vestigden in 1905 de gebroeders Hoyer aan het hiervoor genoemde landweggetje (nu Oranjestraat) een chemische wasserij en ververij. Pas vier jaar later werd begonnen met de aanleg van de eerste straten van de Oranjebuurt: de Oranjestraat (langs het bedrijf van de wasserij) en de Oranjesingel. Aan het begin van de Oranjestraat, op de hoek met de Oranjesingel en vlakbij hun bedrijf, liet één van de fabrikanten van de wasserij een villa bouwen.
Ontwikkeling van de wijk in de periode 1906-1940
Het oorspronkelijke Plan van Uitleg van Mulock Houwer werd gekenmerkt door gebogen boulevards, lanen en wegen. De Oranjestraat werd aangelegd en rond 1910 werden hier door particulieren woningen gebouwd. De ontwikkeling van de buurt kwam echter pas goed op gang vanaf 1918, waarbij in grote lijnen het uitbreidingsplan van J.A. Mulock Houwer werd gevolgd. Tot 1925 waren voornamelijk woningbouwverenigingen actief, daarna overheerste enkele jaren het particuliere initiatief. Van 1928 tot 1931 werd het laatste deel van de wijk gebouwd, nu weer voornamelijk door woningbouwverenigingen.
Planontwikkeling
Langs het Reitdiep kwam weliswaar enige bedrijvigheid, maar niet in de mate waarin Mulock Houwer in zijn plan had voorzien. Grote stukken grond lagen hier gedurende vele jaren braak.
In 1916 werd het plan iets gewijzigd. De Nassaulaan werd ten westen van de Prinsesseweg verbreed tot Nassauplein, en in het gedeelte tussen het Noorderplantsoen en de Koninginnelaan verdween de middenberm. De Amalia van Solmsstraat werd toegevoegd als ontsluiting van mogelijke bedrijven langs de Wilhelminakade. Er verviel een geplande straat ten zuiden van de huidige Ernst Casimirlaan. De zijstraten van de Prinsesseweg ten noorden van de Nassaulaan tenslotte werden recht en de 'verspringingen' verdwenen. In de hoofdopzet van het Nassauplein werd in 1925 een grote langwerpige vijverpartij opgenomen. De vijver werd voorzien van lage, ten opzichte van elkaar verspringende muurtjes die de vijverpartij aan de kopse kanten afsluiten. In de opzet zijn gemetselde bloembakken, trappen en zitjes opgenomen. De woningcomplexen rondom volgen de contouren van de vijver en zijn complexmatig ontworpen door diverse architecten (verstrakte Amsterdamse School).
Vanaf 1918 werd het gewijzigde plan in hoog tempo uitgevoerd. De gemeente maakte voor het eerst op grote schaal gebruik van onteigening van de grond ten behoeve van woningbouw. Ook droeg ze zorg voor het bouwrijp maken van de laaggelegen grond door deze op te spuiten met zeezand. In ruim twaalf jaar verrees in het gebied een diverse woonwijk, zowel qua bebouwing als qua bewoners- samenstelling. Ten noorden van de Nassaulaan ontwikkelden voornamelijk woningbouwverenigingen het gebied, ten zuiden daarvan voornamelijk particulieren.
Woningbouw
Zoals vermeld werden in 1909 de Oranjestraat en de Oranjesingel aangelegd. In de daarop volgende twee jaar bouwde architect/ontwikkelaar G. Hoekzema Kzn. aan beide zijden van deze straat en op de hoek met de Oranjesingel woningen voor de meer welgestelden. Hierna lag de bouw in de buurt een aantal jaren stil, mede door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en omdat de grond bouwrijp moest worden gemaakt. Het eerst werd het terrein van de toekomstige Johan Willem Friso- en de Graaf Adolfstraat opgespoten met zeezand dat per schip werd aangevoerd. Spoedig volgde de ook rest van het gebied.
Woningbouwverenigingen
Van 1918 tot het eind van 1924 waren twee woningbouwverenigingen zeer actief in de Oranjebuurt. De 'Maatschappij ter Verbetering van Woningtoestanden' (opgericht in 1914) bouwde vanaf 1918 aan de Johan Willem Frisostraat, de Graaf Adolfstraat en delen van de Amalia van Solmsstraat, Koninginnelaan en Prinsesseweg in totaal 408 woningen en vijf winkels (ontwerp A.L. van Wissen en G. Knuttel). Het is het eerste complex arbeiderswoningen in de Oranjebuurt en bevatte zowel eengezins- als verschillende typen beneden- en bovenwoningen (zie de afbeelding hierna).
Geplande woningbouw in de Oranjebuurt.
Maatschappij tot Verbetering van woningtoestanden Groningen (1917)
Woningbouwvereniging 'Samenwerking ' (opgericht in 1920) bouwde in 1920 een complex beneden- en bovenwoningen aan de zuidzijde van de Louise Henriëttestraat en aan de oostzijde van de Koninginnelaan. Deze woningen waren bestemd voor de lager betaalde arbeiders. Op de stadsplattegrond uit 1919 (zie hieronder) zijn deze straten al aangegeven, terwijl de rest van de buurt nog onbebouwd is.
Plattegrond van een deel van de stad Groningen, G. Heeringa (1919)
De Oranjebuurt is nog vrijwel onbebouwd,
uitgezonderd de Graaf Adolfstraat en de Johan Willem Frisostraat.
Ten noordoosten hiervan de Noorderplantsoenbuurt
Particuliere bouwactiviteiten
Vanaf 1925 werd voornamelijk door particulieren gebouwd. Vóór 1930 werd het gebied ten zuiden van de Graaf Adolfstraat volgebouwd. Alleen langs de Wilhelminakade bleven nog stukken grond onbebouwd. In de Adelheidstraat, de Ernst Casimirlaan en de Prinsesseweg waren vooral (particuliere) bouwverenigingen actief: 'Eigen Huis' (architectenbureau Kuiler & Drewes) en 'Onze Woning' (architectenbureau Kazemier & Tonkens). Dit leverde gevarieerde gevelwanden op met fraaie architectuur - veelal in verstrakte Amsterdamse Schoolstijl - zoals langs de Koninginnelaan tussen Dillenburglaan en Nassaulaan en aan de centrale as Nassaulaan-Nassauplein-Nassaustraat.
Aan de Oranjesingel, het deel van de Nassaulaan bij het Noorderplantsoen en de Dillenburglaan, kwam villabebouwing.
Ook in het noordelijk deel van de buurt werd weliswaar door particulieren gebouwd, maar het meeste door de woningbouwverenigingen, die na enkele jaren van relatieve rust vanaf 1928 weer wat actiever werden. Langs het deel van de Stadhouderslaan ten westen van de Prinsesseweg werd in 1926-1927 door particulieren gebouwd. Woningbouwvereniging 'Patrimonium' (1914) bouwde hier in 1928 een complex beneden- en bovenwoningen met kleine voortuinen. Tegelijkertijd bouwde woningbouw- vereniging 'Samenwerking' een complex van 145 woningen, twee winkel-woonhuizen, een kantoor en een werkplaats: aan de Albertine Agnesstraat en het Albertine Agnesplein, de Prinsesseweg en de westzijde van de Koninginnelaan.
Ten slotte werd tussen 1930 en 1932 het laatste deel van de Oranjewijk gerealiseerd: het driehoekige terrein tussen de Stadhouderslaan/spoorlijn en de Louise Henriettestraat met een markant winkelwoningcomplex (architect J.A. Boer), het 'Pythagoras'-complex.
Bedrijven
De al genoemde chemische wasserij en ververij aan de Oranjestraat breidde in de eerste jaren na de vestiging enkele keren uit tot dit niet meer mogelijk was door woningbouw. Alleen de strook grond langs de Wilhelminakade, die bestemd was voor bedrijven bleef lang onbebouwd. Pas omstreeks 1925 vestigden zich langs de Wilhelminakade/het Reitdiep enige nieuwe bedrijven, waaronder veilingvereniging 'De Eendracht'.
Scholen
In 1922 werd aan de toen nog onbebouwde Nassaulaan een Hervormde Lagere school gebouwd (architectenbureau G. Hoekzema Kzn.). Op verzoek van de gemeente kwam er ook een openbare lagere school, op de plek van het latere Albertine Agnesplein. In de jaren '70 werd deze school gesloten. In 1932 werd aan de Graaf Adolfstraat een openbare kleuterschool geopend (ontwerp S.J. Bouma); deze ging in de jaren '70 op in de Nassauschool en is later diverse malen uitgebreid.
Voorzieningen
Oorspronkelijk bevonden zich in de meeste straten wel één of meer winkels, meestal op de hoeken als onderdeel van de wooncomplexen. In de loop van de tijd concentreerden de winkels zich aan de Prinsesseweg.
Een gemeentelijk plan om de Oranjebuurt via een tramlijn met de binnenstad te verbinden, werd in 1924 ingetrokken, omdat de ondergrond hiervoor ongeschikt bleek.
In 1932 liet de buurtvereniging op een binnenterrein achter de Prinsesseweg een speeltuin met clubhuis bouwen.
Min of meer bij toeval had de buurt jarenlang overal de beschikking over een groot 'recreatiegebied'; het zeezand dat ten behoeve van de woningbouw was opgespoten, werd niet in één keer bebouwd en vormde een gebied waar volop 'gerecreëerd' werd.
Ontwikkelingen na 1945
Na de Tweede Wereldoorlog vonden er in de buurt, behalve demografische en functionele veranderingen, geen ingrijpende wijzigingen plaats.
Met de aanleg van de nieuwbouwwijken 'Selwerd' en 'Paddepoel' in de jaren '60 trokken veel gezinnen weg uit de Oranjebuurt. Veel woningen werden betrokken door één- en tweepersoons- huishoudens, waaronder veel studenten. Ruimtelijk gezien had de aanleg van Paddepoel tot gevolg dat het eind van de Prinsesseweg 'omgebogen' werd om aan de andere kant van het spoor aan te kunnen sluiten op de Zonnelaan. De Stadhouderslaan werd door deze ingreep in twee stukken 'geknipt'. Hierdoor ontstond een enigszins 'onbestemde' ruimte. Dit werd nog versterkt door het ophogen van de spoorlijn in de jaren 1971-1973.
In de jaren '80 van de vorige eeuw begonnen de woningcorporaties met de renovatie van hun woningbestand. Door ten behoeve van samenvoegingen op grote schaal bestaande kozijnen te wijzigen (inclusief de bestaande roedenverdeling) en te vervangen door kunststof en/of in deuren is in veel gevallen de architectonische beeldkwaliteit sterk aangetast. De weinige nieuwbouw vond in 1989-1990 plaats aan de Wilhelminakade aan het Reitdiep in de vorm van eengezinswoningen, appartementen- complexen en een supermarkt.
De bedrijvigheid langs het Reitdiep is in de loop van de jaren vrijwel volledig verdwenen.
Binnen het totale plangebied (Noorderplantsoenbuurt en Oranjebuurt) zijn de volgende cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden aanwezig.
Monumenten
Voor elke aanpassing/wijziging aan monumenten moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. De monumenten kennen elk hun eigen beschermingsregime: de rijksmonumenten volgens de Monumentenwet van 1988 en de gemeentelijke monumenten op grond van de
Erfgoedverordening van 2010. De monumenten staan ook aangegeven op de CultuurWaardenKaart (zie het eind van deze paragraaf).
Graaf Adolfstraat 73, voormalige kleuterschool Gemeentelijk monument
Koninginnelaan 117, 119 (onderdeel Pythagoras) Rijksmonument
Louise Henriettestraat 3/ 3a - 37/ 37a (Pythagoras) Rijksmonument
Moesstraat 2 (voormalige politiepost) Rijksmonument
Moesstraat 20 (voormalig klooster) Gemeentelijk monument
Moesstraat 39 Gemeentelijk monument
Nassaulaan 2 Rijksmonument
Nassaulaan 4 en 4b Rijksmonument
Nassaulaan 6 en 6I Rijksmonument
Nassaulaan 23 - 29 (oneven) Gemeentelijk monument
Noorderstationsstraat 42/ 42a Gemeentelijk monument
Oranjesingel 5, 6 Gemeentelijk monument
Oranjesingel 13, 14 Rijksmonument
Oranjesingel 15 Rijksmonument
Oranjestraat 1 Gemeentelijk monument
Stadhouderslaan 2/2a - 20/20a (onderdeel Pythagoras) Rijksmonument
Zwarteweg 19 (voormalige kleuterschool) Gemeentelijk monument
Beeldbepalende panden en complexen
Binnen het plangebied bevindt zich een groot aantal beeldbepalende panden/complexen, die met elkaar het karakteristieke eigen beeld van beide buurten sterk bepalen. Deze staan aangegeven op de CultuurWaardenKaart (zie de afbeeldingen hierna).
Bescherming van waardevolle structuren, gebieden en gebouwen
De belangrijke cultuurhistorische en stedenbouwkundige structuren, gebieden en bebouwing worden in dit bestemmingsplan beschermd door middel van de op de verbeelding aangegeven bouw- en bestemmingsgrenzen. De bestemmingsgrenzen leggen de bestaande wegen- en bebouwingstructuur vast, alsmede de belangrijkste groengebiedjes en de vijver in het Nassauplein. De bebouwingseisen zoals de bouwgrenzen en de bouw- (en goot)hoogte bieden een verdere bescherming. Op deze wijze wordt recht gedaan aan het behoud (en herstel) van de ruimtelijke karakteristiek van het gebied.
Los van het bestemmingsplan gelden voorts eisen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Daarnaast zijn de Monumentenwet 1988 en de Welstandsnota van belang.
Het plangebied bestaat uit twee buurten, de Noorderplantsoenbuurt en de Oranjebuurt. De grens tussen beide buurten ligt over de Koninginnelaan en dwars door het bouwblok tussen de Verlengde Grachtstraat en de Oranjestraat.
De grens tussen Oranjebuurt en Noorderplantsoenbuurt
(op de afbeelding aangegeven door middel van de rode onderbroken streep)
De stedenbouwkundige opzet van de buurten verschilt sterk. Daarom worden beide buurten apart beschreven.
Stedenbouwkundige hoofdopzet
Noorderplantsoenbuurt
De Noorderplantsoenbuurt is een stedelijke woonbuurt op steenworp afstand van de oude binnenstad. De binnenstad en de buurt zijn slechts gescheiden door het Noorderplantsoen. De eerste bebouwing stamt uit de eerste helft van de 18de eeuw. Stukje bij beetje ontstond de Noorderplantsoenbuurt. Langzaam ontwikkelde zich de stedenbouwkundige hoofdopzet met gesloten bouwblokken, zoals die nu nog steeds zichtbaar is in de buurt. In het begin van de 20ste eeuw was de buurt min of meer voltooid. Daarna is hier en daar bebouwing vervangen en zijn sommige functies veranderd. Maar in de hoofdopzet is de buurt hetzelfde gebleven.
De buurt wordt doorsneden door twee relatief brede straten in noordzuidrichting: de Moesstraat en de Kerklaan. Zij zijn van oudsher de uitvalsroutes vanuit de oude stad naar het noorden en tevens de hoofdassen van de buurt. De meeste bijzondere functies als detailhandel en horeca liggen aan deze straten. Aan de overige straten wordt hoofdzakelijk gewoond. De belangrijkste verbindingen tussen beide hoofdassen liggen in oostwestrichting; dit zijn de Tuinbouwstraat in het midden van de buurt en de Grachtstraat en Noorderbuitensingel langs het Noorderplantsoen. De overige straten zijn van een lagere orde.
Oranjebuurt
Bepalend voor de stedenbouwkundige hoofdopzet van de Oranjebuurt is de vierdeling door twee kruisende hoofdassen: de Prinsesseweg in noordzuidrichting en de Nassaulaan met in haar verlengde het Nassauplein en de Nassaustraat in oostwestrichting. Beide hoofdassen zijn ruim opgezet en hebben voor het grootste deel gescheiden rijbanen met groene middenbermen met bomen en ter plaatse van het Nassauplein een vijver. Evenwijdig aan de Prinsesseweg ligt de Koninginnelaan. Deze laan heeft een relatief brede rijbaan met aan weerszijden trottoirs met groenstroken en bomen. Ze vormt een secundaire as van de buurt.
Het profiel van de overige, smallere woonstraten staat in contrast met het profiel van de hoofdassen. Door de harmonische overgangen in bouwhoogtes bij de kruisingen en door de grote samenhang in architectuur is er echter een grote binding zichtbaar tussen beide type straten. De woonstraten hebben een eigen beslotenheid door de insnoering van het profiel aan het begin en het eind.
De groenstructuur versterkt de stedenbouwkundige ordening van de buurt. Het Reitdiep met zijn groene oevers en het Noorderplantsoen zijn lange 'groene' lijnen in de stad. Zij begrenzen de buurt aan de zuid- en oostkant. Ze spelen op stedelijk niveau een rol en zijn daarmee van de eerste orde. De Prinsesseweg en de Nassaulaan/Nassauplein met hun middenbermen met gras en bomenrijen zijn van de tweede orde. De smallere woonstraten zijn van de derde orde. Bij de bredere middengedeelten hebben de woningen voortuintjes.
Het grootste deel van de Oranjebuurt bestaat uit gesloten bouwblokken. Uitzondering daarop is het zuidoosten van de buurt. Het deel ten oosten van de Koninginnelaan sluit nauw aan op het Noorderplantsoen. Het is ruim opgezet en er staan voornamelijk enkele en dubbele villa's met ruime tuinen rondom. Langs de Wilhelminakade staan vier appartementenblokjes als stadsvilla's in het groen.
Noordoostrand
De bebouwing aan de Noorderstationsstraat is heel divers. Komend vanuit het noorden zijn eerst een rij met gestapelde woningen te zien, afgewisseld met grondgebonden woningen van drie lagen hoog met een plat dak. De woningen staan terug gerooid en hebben voortuinen. Dichterbij het Noorderplantsoen staat de bebouwing direct aan het trottoir. De bouwhoogte is hier gevarieerder: bebouwing van één laag tot vier lagen hoog met een kap en plat afgedekte panden van twee of drie lagen hoog wisselen elkaar af. Waar de Noorderstationsstraat aantakt op de Nieuwe Ebbingestraat heerst meer bedrijvigheid. Hier bevinden zich een café, winkels en bedrijven.
Noordoostrand: Noorderstationsstraat
Zuidoostrand
De bebouwing aan de Noorderbuitensingel, de Grachtstraat en de Oranjesingel is gericht op het Noorderplantsoen. De gesloten bebouwing aan de Noorderbuitensingel en de Grachtstraat is overwegend één of twee lagen hoog met een kap, enkele uitzonderingen daargelaten. Opvallend is het grote aandeel aan lage arbeiderswoningen uit de tijd van voor de ontmanteling van de vesting in 1874. De woningen staan direct aan het trottoir. Enkele woningen hebben een eigen stoep met een hekwerk. De rijbaan is smal. Aan de overkant van de weg ligt het ruime, groen ingerichte Noorderplantsoen.
De rijbaan van de Oranjesingel is veel breder. De bebouwing bestaat hier alleen nog uit twee lagen met een kap en heeft een statiger aanzien. De woningen hebben voortuinen. Tussen de Oranjestraat en de Wilhelminakade staan enkele, dubbele en driedubbele villa's met ruime tuinen rondom. Door de ruime opzet van de bebouwing en de grote hoeveelheid groen is de grens tussen de wijk en het Noorderplantsoen open van karakter. Hierdoor verloopt de overgang tussen beiden geleidelijk.
Zuidoostrand: Grachtstraat en Oranjesingel
Zuidrand
Het Reitdiep vormt de grens tussen de Oranjebuurt en de Schildersbuurt. Langs het Reitdiep ligt de Wilhelminakade. De bebouwing met villa's aan de Oranjesingel zet zich om de hoek met de Wilhelminakade even door. Daarna staan tussen de Koninginnelaan en de Prinsesseweg eerst vier appartemententorentjes van zes lagen hoog als stadsvilla's in het groen. Erachter bevindt zich aan de Regentessestraat een gesloten wand van plat afgedekte, grondgebonden eengezinswoningen van drie lagen hoog. De stadsvilla's en de eengezinswoningen vormen samen een duidelijke rand van de wijk. De rij eengezinswoningen zet zich verder door in een appartementenblok van vier lagen hoog op de hoek met de Prinsesseweg.
Zuidrand: Wilhelminakade
Aan de andere kant van de Prinsesseweg zien we hetzelfde beeld. Bebouwing van vier lagen hoog vormt een duidelijke rand van de wijk. Tussen de Prinsesseweg en de Amalia van Solmsstraat gaat het om appartementen met winkels op de begane grond. Voorbij de Amalia van Solmsstraat staan grondgebonden eengezinswoningen.
Het wegprofiel van de Wilhelminakade bestaat uit een rijbaan met vrijliggende fietspaden en trottoirs aan weerszijden. Langs het Reitdiep liggen brede groene oevers met bomen, ingericht ten behoeve van de hier liggende woonschepen. In het groen staan kleine schuurtjes. De wallekanten vallen net buiten dit bestemmingsplan. Hiervoor geldt het bestemmingsplan 'Openbaar Vaarwater'. Vanaf de Prinsesseweg verwijdt het profiel van de Wilhelminakade en het Reitdiep zich naar het westen toe. De bebouwing en de rijbaan krijgen steeds meer afstand tot het water, zodat er ruimte is voor groene gazons tussen de rijbaan en het water. Een vrijliggend fietspad duikt hier onder het spoor door en verbindt de wijk met Paddepoel.
Noordwestrand
De verhoogde spoorlijn Groningen-Delfzijl ligt langs de noordwestkant van het plangebied. In het talud staan veel bomen en struiken. Daardoor vormt de spoorlijn een groene wal. De spoorlijn is een fysieke en een verkeerskundige barrière tussen de Noorderplantsoenbuurt en de Oranjebuurt enerzijds en Paddepoel en de Concordiabuurt anderzijds. Autoverkeer kan de buurten hier alleen via de Prinsesseweg of de Noorderstationsstraat verlaten. Verder zijn er drie fietsverbindingen: langs het Reitdiep, via de Kerklaan en via de Moesstraat.
Aan de zuidwestkant staat tussen de Stadhouderslaan en de Graaf Adolfstraat een monumentale basisschool uit 1932 met later toegevoegde uitbreidingen. Eén daarvan bevindt zich half verdiept in de grond en heeft een grasdak, waardoor een verhoogd liggend, openbaar gazon is ontstaan. Verderop staan langs de gehele Stadhouderslaan, zowel ten zuidwesten als ten noordoosten van de Prinsesseweg, complexmatig gebouwde, gestapelde woningen. Ze zijn deels twee lagen hoog met een kap en deels drie lagen en plat afgedekt. Sommige woningen hebben voortuinen. Ten westen van de Prinsesseweg staat de bebouwing nog op enige afstand van het spoor. Tussen de rijbaan en de spoordijk liggen kleine parkeerterreintjes tussen de gazons. Aan de andere kant van de Prinsesseweg staan de woningen dichter op het spoor. Deze woningen zijn onderdeel van het monumentale 'Pythagoras'-complex, dat ingeklemd ligt tussen de Stadhouderslaan en de Louise Henriëttestraat. Tussen de rijbaan en het talud van de spoordijk liggen volkstuintjes verscholen in het groen.
Ten oosten van de Kerklaan verandert het beeld. Aan de Tuinbouwstraat staat nog één complexmatig gebouwd blok met gestapelde woningen van deels twee lagen hoog met een kap en deels drie lagen met een plat dak. De rijbaan ligt dichter op het spoor, zodat er langs de spoordijk minder ruimte is voor bomen en struiken. De groene invulling bestaat hier voornamelijk uit laag struikgewas tegen de spoordijk en een hekwerk begroeid met klimplanten. In het trottoir voor de woningen is daarentegen juist meer ruimte voor openbaar groen.
Aan de Kalverstraat staat een rij grondgebonden eengezinswoningen uit 1994. Deze zijn drie lagen hoog en hebben een plat dak. De woningen hebben geen voortuinen. Van extra openbaar groen is hier geen sprake. De Parallelweg tussen de Moesstraat en de Noorderstationsstraat is binnen het plangebied het meest noordelijke deel van de westrand. De bebouwing is hier weer veel gevarieerder. De woningen hebben eigen voortuintjes. Moderne, plat afgedekte en grondgebonden eengezinswoningen van drie lagen hoog staan tussen oudere panden van één of twee lagen hoog met een kap. Tot slot staat op de hoek met de Akkerstraat een appartementencomplex van twee tot op de hoek vierenhalf lagen hoog.
Noordwestrand: Stadhouderslaan (links) en Kalverstraat
Hoofdassen: Kerklaan en Moesstraat
De Kerklaan en de Moesstraat vormen de twee hoofdassen van de buurt. Aan de Kerklaan bevinden zich allerlei functies als wonen, winkels, horeca en galeries door elkaar. De detailhandel concentreert zich vooral in het stuk tussen de Kloosterstraat en de Zwarteweg. De bebouwing is zeer gevarieerd in hoogte: van één tot drie lagen, meestal voorzien van een kap, soms plat afgedekt. Noemenswaard zijn de souterrainwoningen aan weerszijden van de Kloosterlaan. Op de hoek met de Louise Henriëttestraat stond tot 2002 een garagebedrijf. Hier bevindt zich nu een pand van drie tot vier lagen hoog met een plat dak. In het pand wordt gewoond. Op de begane grond bevindt zich een galerie.
Ook aan de Moesstraat bevinden zich diverse functies door elkaar. Detailhandel is hier minder vertegenwoordigd. Het accent in het winkelaanbod ligt aan de Kerklaan. De bebouwing aan de Moesstraat is gemiddeld genomen hoger. Ook hier staan nog de kleine arbeiderswoningen van één laag met een kap, maar ook panden van vier tot vierenhalf lagen hoog. Aan de noordwestkant is er een pand voor begeleid wonen uit 1997. Op de begane grond zit een fietsenwinkel. Opvallend is de voormalige Wolters-Noordhoff drukkerij. Deze is in 1986 verbouwd tot oefen-, studio- en kantoorruimtes voor culturele instellingen op de begane grond met daarboven woningen.
Twee hoofdassen: Kerklaan en Moesstraat
Akkerstraat / Koolstraat / Tuinbouwstraat / Tuinbouwdwarsstraat / Veldstraat (oostzijde) / Zwarteweg (noordzijde)
De panden zijn hier hoofdzakelijk twee lagen hoog met een kap of drie lagen hoog met een plat dak. De Akkerstraat, Koolstraat en Tuinbouwstraat zijn groen ingericht met bomen. Het profiel van de Tuinbouwstraat is ter plaatse van de kruising met de Akkerstraat verbreed. Hier liggen pleintjes met kleine plantsoentjes met bomen. De woningen in de Akkerstraat ten noorden van de Tuinbouwstraat hebben groene voortuinen. De Tuinbouwdwarsstraat is daarentegen heel stenig ingericht. Er staan nauwelijks bomen. Voortuinen ontbreken. In de straatwanden bevinden zich enkele onderdoorgangen naar achtergelegen binnenterreinen. In de voormalige school- en bedrijfspanden op deze binnenterreinen wordt nu vaak gewoond.
Aan de Akkerstraat staan twee bijzondere panden in de vorm van de voormalige Wolters-Noordhoff drukkerij en de Noorderkerk. In beide panden zijn nu culturele instellingen gehuisvest. Op de verdiepingen van de drukkerij wordt gewoond. Het is de bedoeling dat ook de kerk wordt verbouwd tot wooneenheden. Achter de Moesstraat 22 staat een voormalig rooms-katholiek zusterhuis, nu in gebruik als cursuscentrum voor zingeving en spirituele groei. Op de verdieping wordt gewoond.
Wolters-Noordhoff en Noorderkerk
Onder de meest recente ontwikkelingen in dit deel van de Noorderplantsoenbuurt valt het rijtje van vijf woningen uit 2000 aan de Veldstraat. Verder is in 2005 een complexje van zeven woningen gebouwd aan het begin van de Tuinbouwstraat. Vroeger stond hier de drukkerij van Hoitsma.
De binnengebieden zijn ruim. Meestal staan hier bijzondere gebouwen als scholen of een kerk. Of ze zijn gevuld met garageboxen voor de omliggende woningen. De bouwblokken Akkerstraat / Parallelweg / Moesstraat / Koolstraat en Moesstraat / Kalverstraat / Tuinbouwdwarsstraat / Tuinbouwstraat hebben groene binnengebieden. Deze zijn openbaar toegankelijk en bieden speelruimte aan kinderen.
Zwarteweg (zuidzijde) / Kleine Grachtstraat / Kleine Bergstraat / Noorderdwarsstraat / Bergstraat / Rijskampenstraat / Veldstraat (westzijde)
De stedenbouwkundige opzet van dit deel van de Noorderplantsoenbuurt is kleinschaliger. De bouwblokken zijn smaller. Er staan vooral woningen van één laag met een kap, de voormalige moeskers- en koemelkerswoningen. Ook de straten zijn smal. Ruimte voor voortuinen en bomen is er niet. Wel hebben veel woningen geveltuintjes, waardoor de straten vaak toch een groen karakter hebben. De binnenterreinen zijn gevuld met de tuinen van de omliggende woningen. Grote binnenterreinen zoals in het hiervoor behandelde deel van de buurt zijn er niet. De Zwarteweg is ingericht als woonerf. Waar de Kleine Bergstraat, Veldstraat en Zwarteweg samenkomen, ligt een groen ingericht pleintje.
Bijzondere bebouwing is het complexmatig gebouwde blokje arbeiderswoningen aan de Bergstraat. Verder staat achter de bebouwing aan de Zwarteweg een monumentale, voormalige kleuterschool van één tot twee lagen hoog. De school is verbouwd tot woning en via een brede doorgang in de straatwand van de Zwarteweg bereikbaar.
Selwerderstraat / Verlengde Grachtstraat / Plantsoenstraat / Kloosterstraat
Dit gebied is door particulieren ontwikkeld. Toch heeft het een sterk planmatig karakter. Het heeft een helder rechthoekig stratenpatroon. Daarmee wijkt het af van de rest van de Noorderplantsoen- buurt. De oudste bouwblokken aan de Baanstraat, Kolfstraat, en Selwerderdwarsstraat en omgeving bestaan overwegend uit rijen woningen van één laag met een kap zonder voortuin en een ingesloten achtertuin. Ook hier zijn de straten smal en hebben veel huizen een geveltuintje. Ruimte voor openbaar groen is er nauwelijks. Toch staan hier en daar bomen in het trottoir. De jongere bouwblokken aan de bredere Kloosterstraat bestaan vooral uit gestapelde woningen van twee lagen met een kap. Langs de hele straat staan bomen.
Baanstraat en Kloosterstraat
Louise Henriëttestraat / Stadhouderslaan
De bebouwing is hier twee lagen hoog met een kap of drie lagen hoog met een plat dak. Tussen beide straten staat het onlangs gerenoveerde, monumentale 'Pythagoras'-complex. De woningen hebben voortuinen. In de Louise Henriëttestraat staan bomen.
Louise Henriëttestraat en Stadhouderslaan (Pythagorascomplex)
Hoofdassen: Prinsesseweg en Nassaulaan / Nassauplein / Nassaustraat
De Prinsesseweg is een belangrijke verkeersroute, die de wijken Paddepoel en Selwerd met de binnenstad verbindt. De weg heeft een breed profiel met in het midden een brede groene middenberm met gras en bomen. Aan weerszijden liggen een rijbaan, een parkeerstrook, een vrijliggend fietspad en een trottoir. Aan de Prinsesseweg wordt vooral gewoond. Op de hoeken met de dwarsstraten bevinden zich hier en daar bijzondere functies. De overwegend complexmatig gerealiseerde bebouwing met gestapelde woningen staat direct langs de trottoirs. Tussen de Wilhelminakade en de Graaf Adolfstraat bestaat deze uit drie lagen met een plat dak en verderop uit twee lagen met een kap. Laatstbedoelde woningen zijn in eigendom van woningbouwverenigingen.
De Nassaulaan, het Nassauplein en de Nassaustraat vormen de hoofdas dwars op de Prinsesseweg. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit gesloten bebouwing met gestapelde woningen van drie lagen hoog met een plat dak. Uitzondering daarop zijn villa's en de school ten oosten van de Koninginnelaan. De Nassaulaan heeft hier een zeer groen karakter. In de trottoirs staan grote bomen. De villa's aan de zuidkant van de laan hebben grote tuinen rondom. De school aan de overkant staat terug ten opzichte van de rooilijn. Ten westen van de Koninginnelaan verbreedt het profiel zich. Hier liggen aan weerszijden van een groene grasberm met bomen rijbanen en brede trottoirs. De bebouwing in het midden van de straat ligt terug ten behoeve van voortuinen.
Aan de westkant van de Prinsesseweg gaat de Nassaulaan over in het Nassauplein. Het profiel wordt nog breder. In het midden ligt een groen plein met een vijver met stenen kades en trappartijen en een speelterrein. Rondom het plein staan grote bomen. Het plein eindigt in een halfronde gevelwand met een doorsteek naar de Nassaustraat. De Nassaustraat is ingericht als een route voor langzaam verkeer. Hij verbindt het Nassauplein met de Wilhelminakade.
Twee hoofdassen: Prinsesseweg en Nassaulaan/Nassauplein
Secundaire as: Koninginnelaan
De bebouwing aan de Koninginnelaan heeft een gevarieerd karakter in bouwhoogte en architectuur. Ten zuiden van de Dillenburglaan en de Regentessestraat staan dubbele villa's aan de ene kant en stadsvilla's aan de andere kant in het groen. Tot aan de Oranjestraat en de Graaf Adolfstraat bevinden zich gestapelde woningen van drie lagen hoog met een plat dak. De bebouwing is veelal per enkele of dubbele eenheid ontwikkeld. Ten noorden van de Oranjestraat en de Graaf Adolfstraat staan weer de grotere complexen van de woningbouwverenigingen. Dit zijn gestapelde woningen van twee lagen met een kap. Aan weerszijden van de Koninginnelaan liggen trottoirs met groenstroken en bomen.
Secundaire as: Koninginnelaan
Ten zuiden van Nassaulaan en Nassauplein
Ten zuiden van de Nassaulaan en het Nassauplein is de bebouwing gevarieerd. Ten oosten van de Koninginnelaan ligt een ruim opgezet, groen villabuurtje met de enkele en dubbele villa's van twee lagen en een kap. De Ernst Casimirlaan en de Adelheidstraat zijn echte woonstraten. De gevelwanden zijn gesloten. Er staan verschillende complexmatig gebouwde blokken met vooral grondgebonden woningen. Aan beide uiteinden van de Ernst Casimirlaan bevinden zich gestapelde woningen. De bebouwing varieert van één of twee lagen met een kap tot twee lagen met een plat dak. De woningen hebben voortuinen. In de trottoirs staan bomen.
Villabuurt en Ernst Casimirlaan
Ten noorden van Nassaulaan en Nassauplein
Ten noorden van de Nassaulaan staan de grotere complexen met gestapelde woningen van de woningbouwverenigingen. De bebouwing is in hoofdlijnen twee lagen hoog en heeft een kap. De straatwanden zijn lang. Toch hebben ze een zeer gevarieerd karakter. Op veel punten is de bebouwing verbijzonderd door ophoging tot drie lagen, vaak met een kap in de dwarsrichting. Deze verbijzonderingen zitten vaak op de hoeken. Of ze vormen een ritmische onderbreking van een straatwand (Graaf Adolfstraat en Johan Willem Frisostraat). In het midden van de straatwanden ligt de bebouwing vaak terug gerooid. Over het algemeen is er weinig openbaar groen. Slechts enkele straten hebben bomen in de trottoirs. Dit wordt ruimschoots gecompenseerd door de aanwezigheid van voortuinen omzoomd door lage hagen.
Een bijzonder element is het Agnesplein ten noorden van de Johan Willem Frisostraat. In het midden van het plein ligt een plantsoentje met speeltoestellen. In de hoek van het plein bevindt zich een voormalig schoolgebouw. Hierin wonen nu buitenlandse studenten. Tussen de Graaf Adolfstraat en Stadhouderslaan staat de eerder genoemde monumentale school. Het bouwblok Prinsesseweg / Johan Willem Frisostraat / Stadhouderslaan heeft een zeer ruim, groen binnenterrein met een fijne speeltuin. Hier staat ook een gebouw met maatschappelijke voorzieningen zoals het buurtcentrum.
Johan Willem Frisostraat en binnenterrein bouwblok
Prinsesseweg / Johan Willem Frisostraat / Stadhouderslaan/Oranjestraat
De Oranjestraat hoort bij de Oranjebuurt. Qua bebouwing sluit de straat meer aan bij de Noorderplantsoenbuurt. Woningen van één en twee lagen met kap wisselen elkaar af. Ter plaatse van de voormalige wasserij uit 1905 is in de jaren '90 van de vorige eeuw een complexje van zeven woningen gerealiseerd. Zij zijn drie lagen hoog en hebben een plat dak. De woningen hebben geen voortuinen. In de trottoirs staan bomen.
De binnenterreinen van de Oranjebuurt en de Noorderplantsoenbuurt zijn deels geprivatiseerd en deels semi-openbaar. De meeste binnenterreinen zijn behoorlijk dicht bebouwd. Er zijn ook een paar ruime en groene binnenterreinen. Deze bieden onder andere speelruimte aan kinderen en hebben daarmee een buurtfunctie. Het karakter van de groene binnenterreinen moet als zodanig in stand blijven.
(Verdere) verdichting van de binnenterreinen is stedenbouwkundig gezien niet wenselijk. Belangrijk is, dat binnen de bouwblokken een aantrekkelijk leefklimaat met licht en ruimte gegarandeerd blijft, zowel voor de bewoners van het blok als voor flora en fauna. Extra bebouwing kan overlast of aantasting van de privacy voor de omgeving opleveren. Bovendien levert extra woonruimte vaak parkeer-, stallings- en/of ontsluitingsproblemen op. Daarnaast hebben sommige binnenterreinen een buurtfunctie. Nieuwe bebouwingsmogelijkheden op de binnenterreinen zijn dan ook beperkt. Op de binnenterreinen is bebouwing in de vorm van bijgebouwen onder voorwaarden toegestaan. Het oprichten en in gebruik nemen van bebouwing op de binnenterreinen ten behoeve van een (zelfstandige) woonfunctie is niet mogelijk. Echter, indien op grond van het nu nog vigerend bestemmingsplan een omgevingsvergunning is afgegeven, zoals voor het bouwblok Stadhouderslaan/ Kerklaan/ Louise Henriëttestraat, dan zijn de bouwmogelijkheden uit deze vergunning in het voorliggend plan meegenomen.
Hoek Moesstraat / Parallelweg
Op de hoek van de Moesstraat en de Parallelweg bevindt zich een opening in het verder gesloten bouwblok met de Koolstraat en de Akkerstraat. De open plek is ingericht met struiken. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het wenselijk deze hoek te bebouwen; dit was reeds mogelijk op grond van het tot nu toe vigerend bestemmingsplan.
Omgeving Herman Colleniusbrug
In de toekomst zou de verkeerskundige inrichting van de kruising Prinsesseweg-Wilhelminakade- Herman Colleniusstraat kunnen wijzigen. Om alle mogelijkheden open te houden, ligt op het meest zuidelijke deel van de groene middenberm van de Prinsesseweg de bestemming Verkeer. Onder deze bestemming kunnen ook groenvoorzieningen worden aangelegd.
Woningtypen, bevolking en huishoudtypen: goed gelegen afwisseling
Het plangebied Oranjebuurt-Noorderplantsoenbuurt heeft de typische kenmerken van een wijk van voor de oorlog dichtbij het centrum: een gemêleerd gebied van de stad met vooral kleine woningen. Het aantal inwoners is 6584 (2012).
Het gebied kent een sterke begrenzing met een afwisselende dynamiek: spoor, water en een doorgangsroute naar het noorden van de stad en verder. Buiten de drukke randen en de Prinsesseweg als route door de wijk heen is het een besloten gebied met afwisseling in woonsferen. Het gebied is aantrekkelijk door zijn ligging dichtbij het centrum en grenzend aan het Noorderplantsoen.
De verschillende woonduurcategorieën komen gemiddeld over het gehele gebied overeen met het gemiddelde in de gemeente; er zijn iets meer mensen die er lang (bijvoorbeeld langer dan 10 jaar) wonen dan in de gemeente als totaal.
In de buurten bestaat de nodige variëteit in het woningbestand. Ruim eenvijfde deel van de woningen is van na de oorlog. De gestapelde woningen zijn vooral boven-/benedenwoningen, en eenderde van de woningen is niet gestapeld (rijenwoning). Er is een behoorlijke spreiding over alle oppervlakte- categorieën, ook de grotere. De categorie die het meeste voorkomt zijn de woningen tussen de 60 en 80 m² (ruim eenderde deel).
Ongeveer 45% wordt bewoond door eigenaar-bewoners. In de Oranjebuurt zijn er veel corporatiewoningen en in de Noorderplantsoenbuurt is meer sprake van particuliere verhuur. In circa 11% van de woningen wonen meerdere huishoudens, meestal alleenwonenden, met name aan de Tuinbouwstraat.
Er zijn hier ook mogelijkheden om 'op stand' te wonen (bijvoorbeeld aan de Nassaulaan met zijn brede profiel en het Nassauplein).
Er is ook afwisseling in bevolking: de samenstelling ligt dichtbij het stedelijk gemiddelde. 33% van de huishoudens wordt gevormd door bewoners tussen de 20 en 29 jaar. Er is een toename te zien van het aantal huishoudens, alsmede in relatie daarmee een gestage toename van het aantal alleenwonenden. Bewoning door stellen, eenoudergezinnen en oudere alleenstaanden neemt licht af. De groep tweeoudergezinnen blijft ongeveer gelijk.
Bevolkingssamenstelling
Beleidskader
In de Structuurvisie Stad op Scherp (2009) zijn concepten uitgewerkt voor een vitale en levendige stad. De gemeente wil de groei van een compacte stad in het groen blijvend faciliteren. In februari 2010 is als uitwerking van de structuurvisie een nieuwe structuurvisie Wonen vastgesteld: 'Kwaliteit van Wonen'. Hierin zijn de volgende thema's benoemd:
In de Oranjebuurt/ Noorderplantsoenbuurt zijn geen (grote) nieuwe ontwikkelingen op het gebied van woningbouw te verwachten. Wel is mogelijke verbetering van de energetische kwaliteit van woningen van corporaties en particulieren te verwachten.
Alle schilwijken kennen een intensieve bebouwing. Om de huidige woonkwaliteit te bewaren, dienen de aanwezige binnenterreinen zoveel mogelijk openbare ruimtes te blijven.
De Oranjebuurt en Noorderplantsoenbuurt liggen in de relatieve nabijheid van de binnenstad, maar toch heerst in een groot gedeelte van de buurten relatieve stedelijke rust. Commerciële voorzieningen (detailhandel, horeca, dienstverlening) zijn in beperkte mate aanwezig en concentreren zich in enkele radiaalstraten, zoals de Kerklaan, de Prinsesseweg en de Moesstraat, met een supermarktvoorziening aan de Wilhelminakade.
De Kerklaan en Moesstraat hebben altijd een gemengd karakter gehad, met een afwisseling van wonen en commerciële functies. De aanwezige voorzieningen hebben een sterk wijkverzorgend karakter. Uitwisseling tussen wonen, bedrijvigheid, detailhandel (met een maximum van 200 m²) en zakelijke dienstverlening dient in deze straten mogelijk te zijn, ook met het oog op de wijkeconomie. Het toegestane aantal horeacavestigingen in de Kerklaan is acht conform het vigerende bestemmingsplan. Dit betekent ten opzichte van de situatie in 2013 dat twee extra vestigingen mogelijk zijn, echter uitsluitend in de vorm van horeca-2 (restaurants), c.q. een relatief lichte vorm van horeca, omdat leefbaarheid een belangrijk afwijkingscriterium is.
De Prinsesseweg en de Koninginnelaan kennen een beperktere aanwezigheid van commerciële functies en een grotere nadruk op wonen. De bedrijvigheid is voornamelijk gevestigd in hoekpanden. Met dit bestemmingsplan wordt deze situatie in stand gehouden. Een afwijkingsbevoegdheid voor horeca-2 in een aantal hoekpanden is opgenomen.
Werken aan huis
Meer en meer worden in de laatste jaren beroepen aan huis uitgeoefend dan wel kleinschalige bedrijvigheid aan huis gevestigd. Dit wordt nog eens onderstreept door de toename van inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel en onderzoeken in het kader van de ontwikkeling van de wijkeconomie die de laatste tijd landelijk wordt gepubliceerd. Dit is in de Noorderplantsoenbuurt en Oranjebuurt in nog sterkere mate het geval: de stedelijke locatie gecombineerd met het woningaanbod trekt een bewonersprofiel dat meer dan gemiddeld ondernemend is ingesteld. In het licht van deze trend en het feit dat burgers meer en meer tot mengvormen van ZZP (Zelfstandige Zonder Personeel)-activiteiten en loondienst neigen om in hun bestaan te voorzien, worden in dit bestemmingsplan aan huis verbonden beroepen bij recht toegestaan alsmede, na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, kleinschalige bedrijvigheid aan huis. Voorwaarde is dat de woonfunctie in stand blijft en de bedrijfsmatige bezigheden ondergeschikt blijven aan het wonen.
In de Noorderplantsoenbuurt en Oranjebuurt bevinden zich diverse voorzieningen. Zo zijn er enkele scholen, een kinder-/buitenschoolse opvanginstelling, een theater-/kunstinstelling en een buurtcentrum.
Verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral op gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte door een duidelijke wegenstructuur, het vergroten van de doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen, zodat in de tussenliggende gebieden een aangenaam en veiliger woon- en leefklimaat kan ontstaan.
In het kader van het landelijke concept 'Duurzaam Veilig' zijn in de gemeentelijke nota 'Kalm aan en rap een beetje' alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten: stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.
Autostructuur
De Oranjebuurt en de Noorderplantsoenbuurt liggen ten noordwesten van de binnenstad van Groningen en worden ingeklemd door het Noorderplantsoen, het Reitdiep en de spoorlijn Groningen - Delfzijl / Roodeschool. De Prinsesseweg en de Wilhelminakade zijn de gebiedsontsluitingswegen (50 km/ uur), die beide buurten verbinden met de diepenring en de wijk Paddepoel. Via de routes Prinsesseweg / Zonnelaan / Pleiadenlaan en de Kraneweg / Friesestraatweg kan men de westelijke ringweg bereiken. De Prinsesseweg en de Wilhelminakade zijn niet alleen belangrijke ontsluitingswegenwegen voor het plangebied, maar vervullen ook een functie in de ontsluiting van de binnenstad.
Alle overige wegen binnen het gebied zijn erftoegangswegen (30 km/uur), waar verblijven centraal staat. De overgang van een gebiedsontsluitingsweg naar een erftoegangsweg is zo vormgegeven, dat de weggebruiker wordt gewezen op het veranderde snelheidsregime en het te verwachten verkeersgedrag. In de meeste gevallen is deze overgang vormgegeven als een inritconstructie.
Parkeren
Net als in andere oudere stadsdelen, neemt de parkeerdruk en daarmee de overlast toe. Oorzaken zijn de beperkte beschikbaarheid van parkeercapaciteit, een toename van het autobezit en een toename van het aantal parkeerders van elders. Dit zet de leefbaarheid, aantrekkelijkheid, duurzaamheid en bereikbaarheid van de stad onder druk.
Op verzoek van de Oranjebuurt en de Noorderplantsoenbuurt heeft het college op 19 maart 2014 besloten om betaald parkeren in te voeren in de Oranjebuurt en de Noorderplantsoenbuurt. Het zuidelijke deel van de Oranjebuurt heeft reeds een betaald-parkeren-regime. Het noordelijke deel van de Oranjebuurt komt daar nu bij met hetzelfde regime als in het zuidelijke deel. Voor de Noorderplantsoenbuurt geldt het regime voor meer uren per dag. De verwachte ingangsdatum is 1 januari 2015.
Voorts wordt ook het gebruik van parkeergarages wordt gestimuleerd.
Fietsstructuur
In de beleidsnota Fietsverkeer 2000 wordt de fietsstructuur in de stad onderverdeeld in een hoofdstructuur en een secundaire structuur. In het plangebied behoren de Prinsesseweg, de Wilhelminakade en het Jaagpad tot de hoofdfietsstructuur. De Nassaulaan behoort tot de secundaire fietsstructuur. Met uitzondering van de Nassaulaan beschikken al deze wegen over fietspaden of -stroken. Het Jaagpad is een geheel vrij liggend fietspad.
De Oranjebuurt en Noorderplantsoenbuurt bevatten de volgende groenelementen, die de stedenbouwkundige opzet van de buurten completeren.
Groen aan de randen
Bomenstructuurvisie 'Sterke stammen'
De bomenstructuurvisie 'Sterke Stammen' is in februari 2014 vastgesteld. De bomenstructuurvisie vormt een wensbeeld voor de toekomst. Er wordt een onderscheid gemaakt in hoofd- en nevenstructuur. Voor de hoofdbomenstructuur zullen bewoners worden uitgenodigd om mee te denken in het bepalen van de gewenste structuur. In buurten en wijken bepalen bewoners mede de inrichting en gebruiksmogelijkheden van de nevenbomenstructuur. Op het moment dat in een straat de bomen moeten vervangen, worden buurtbewoners uitgenodigd om keuzes te maken in het aantal te planten bomen, de plek van de bomen en de soort(en) bomen.
Stadsdeel Oude wijken
De Oranjebuurt en de Noorderplantsoenbuurt maken onderdeel uit van de Oude wijken. In dit stadsdeel is een menging aan functies aanwezig: wonen wordt afgewisseld met bedrijven of winkels. Delen van de woonbuurten zijn gebieden met bijzondere waarde.
De bomenstructuur
Echt karakteristiek voor de Oude Wijken zijn de lindelanen. Steeds terugkerende accenten in de boomstructuur zijn de groepen Italiaanse populieren op de koppen van vijvers of kruisingen en pleinen. Maar ook haagbeuken zijn toegepast. Verder zijn er bijzondere straten, zoals de Prinsesseweg met de karakteristieke zuileiken en de Nassaulaan met een steeds veranderend profiel.
Te ontwikkelen hoofdboomstructuren in de Oranjebuurt – Noorderplantsoenbuurt zijn de Kalverstraat, Parallelweg en Moesstraat. Boomstructuren die versterkt moeten worden zijn de Wilhelminakade en Noorderstationsstraat.
In de oude wijken zijn naast de straten met een hoofdbomenstructuur straten aanwezig die onderdeel uit maken van de nevenstructuur, daarvoor is een keuzepalet gemaakt (zie 'Sterke Stammen').
Bomenstructuurvisie “Sterke Stammen”
Groen pleintje en binnenterreinen
In de Oranjebuurt en Noorderplantsoenbuurt bevinden zich een groen pleintje en enkele groene binnenterreinen. Deze binnenterreinen zijn van belang op buurtniveau en voor de omliggende woningen. Ze voorzien veelal in speelvoorzieningen. Het betreft:
Ecologische groenstructuur
Het plangebied kenmerkt zich door een vrij hoge mate van verstening. De oppervlakten groen binnen in de wijk zijn beperkt en bestaan uit enkele groene binnenterreinen, achtertuinen en boomstructuren langs wegen. Het Noorderplantsoen aan de oostzijde betreft een ecologisch kerngebied. Aan de noordzijde ligt een groenzone langs het spoor en aan de zuidwestzijde langs het Reitdiep. Al deze gebieden betreffen ruimten met ecologische waarden en behoren tot de vastgestelde Stedelijke Ecologische Structuur (SES) evenals tot de vastgestelde Basisgroenstructuur.
Ecologisch gezien zijn het dus de boomstructuren, 'binnengroentjes', randen en tuinen van het plangebied die bijdragen aan het stedelijke groene weefsel. De groene binnenterreinen liggen achter de Johan Willem Frisostraat, de Koolstraat, de Tuinbouwstraat en achter de Noorderbuitensingel. Daarnaast zijn het de boomstructuren, zoals langs de Prinsesseweg, het Nassauplein, de Nassaulaan, de Koninginnelaan en de Akkerstraat. Hier staan verschillende - waaronder monumentale - boomsoorten, alsmede struiken en nectarplanten. In deze groenelementen leven (deel) populaties van onder andere verschillende en beschermde vleermuissoorten, egels, muizen, vlinders en vogelsoorten.
Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, voor de zeer vormenrijke natuur van de stoeptegel- of geveltuintjes, zoals langs de Zwarteweg. Stoeptegeltuintjes en gevelbegroeiingen leveren voedsel voor vogels, bijen en vlinders, beschutting en nestgelegenheid. Opvallend zijn de klimopbegroeiingen die in deze wijk relatief meer lijken voor te komen. Klimop levert veel nectar en voedsel alsmede nestgelegenheid voor vogels. Het is daarom een doelsoort van het stedelijk gebied. Indien vleermuisverblijfplaatsen of vliegroutes aanwezig zijn, zijn deze locaties of trekroutes beschermd. Langs de Akkerstraat is een nieuwe ecologische groenverbinding geprojecteerd, terwijl die van de Moesstraat (huidige SES kaart) komt te vervallen, omdat er weinig groen in deze straat is te vinden en te realiseren.
Groenstructuurvisie Groene Pepers
Stedelijke Ecologische Structuur 2014
Dit hoofdstuk gaat in op de wijze waarop bij het maken van het bestemmingsplan / het planvormingstraject rekening is gehouden met de omgeving. Aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten is aangegeven hoe de in het plangebied voorkomende functies op elkaar zijn afgestemd om overlast en ongewenste effecten op de omgeving te voorkomen.
In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valletta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet '88 en enkele andere wetten, zoals de ontgrondingenwet en de woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen de bestemmingsplannen.
Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig of te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan voorschriften te bevatten om eventueel archeologische waarden te beschermen. Die regels kunnen in enkele, op archeologische gronden geselecteerde, gebieden aan een 'omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' worden verbonden. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988 en de erfgoedverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.
Bescherming
Gezien de grote kans op archeologische sporen en vondsten in de bodem van de Hondsrug, ontstaan vanaf de Steentijd, is het gebied tussen de Kerklaan en Noorderstationsstraat bestemd als 'Waarde- Archeologie 1' (zie ook de CultuurWaardenKaart in paragraaf 2.4) Bovendien staat het gebied op de Archeologische Monumenten Kaart van Nederland geregistreerd als gebied van hoge archeologische waarde. In dit gebied dient archeologisch onderzoek plaats te vinden als de bodem over een oppervlakte van meer dan 50 vierkante meter wordt verstoord en er dieper gegraven wordt dan 30 cm.
De westflank van de Hondsrug, een zone ten westen van de Kerklaan, is bestemd als 'Waarde- Archeologie 2'. In dit gebied dient archeologisch onderzoek plaats te vinden als de bodem over een oppervlakte van meer dan 200 vierkante meter wordt verstoord en er dieper wordt gegraven dan 30 cm.
Gewenste ontwikkeling
Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame goed functionerende
groengebieden en ecologische verbindingen tussen groengebieden. De Basisgroenstructuur dient behouden te blijven en waar mogelijk versterkt te worden. Langs de Akkerstraat staat een te ontwikkelen groenverbinding gepland. Het is gewenst om hier meer groen te creëren. Versterking van de boomstructuur zou een belangrijk onderdeel daarvan kunnen zijn.
Bij ontbrekende verbindingszones of grotere groengebieden zijn kleinere groengebieden als steppingstones of groene enclaves van belang, evenals de boomstructuren langs wegen en kades. Door hun oppervlakte en soortenvariatie hebben de 'binnengroentjes' namelijk een belangrijke ecologische waarde. Bij wijkvernieuwing of renovatie moet daarom nadrukkelijk gezocht worden deze kwaliteiten te behouden en te integreren en zo mogelijk te verbinden.
Alle boomstructuren in het gebied zijn waardevol voor vogels en vleermuizen als nestplaats, voedsel- voorziening en trekroute.
Inrichting en beheer dient bij voorkeur afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid Stedelijk gebied.
Overige aandachtspunten
De bouwwijze van huizen in dit stadsdeel kenmerkt zich veelal nog door traditionele dakopbouw met dakpannen. In beschikbare holten leven waardevolle stadsdieren, zoals gierzwaluwen, huismussen, roodstaarten en verschillende vleermuissoorten. Binnen dit plan zijn veel gierzwaluwkolonieplaatsen aanwezig, onder andere in de Ernst Casimirlaan, de Johan Willem Frisostraat, de Selwerderstraat, de Louise Henriëttestraat, de Tuinbouwstraat, de Moesstraat en de Noorderstationsstraat. De Oranjebuurt behoort tot de stadswijken met de hoogste aantallen gierzwaluwbroedplaatsen. De aantallen van deze soorten nemen stadsbreed af. Ook de huismus is in dit stadsdeel nog goed vertegenwoordigd. Alle nestplaatsen van deze soorten zijn beschermd en moeten bij sloop of renovatie gecompenseerd worden. Bij renovatie en nieuwbouwplannen is het überhaupt noodzakelijk voorzieningen voor deze soorten als randvoorwaarde op te nemen. Bij nieuwbouw moet tevens nadrukkelijk ingezet worden op het realiseren van dakvegetaties, zoals bij de Nassauschool en Buurtcentrum Prinsesseweg 44-1 is gebeurd. Deze dragen in een intense stad in hoge mate bij aan verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en de duurzaamheid.
Wet en regelgeving
Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet en aan het stedelijke ecologisch beleid.
De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur Structuur Koningslaagte bedraagt circa twee kilometer, de afstand tot het Leekstermeergebied circa drie kilometer. Gezien het conserverend karakter van het voorliggend plan, de afstand tot de betreffende gebieden en de afscherming door bestaande bebouwing is er geen sprake van invloed ten gevolge van dit plan op beide gebieden.
Beleid
Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk', het Groninger water- en rioleringsplan 2009-2013. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijke wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en van het waterschap Hunze en Aa's. In de navolgende figuur is het beleidskader weergegeven.
Het beleid is vertaald in ambities voor de gemeente Groningen. De centrale ambitie is het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Doelen bij het duurzaam stedelijk waterbeheer zijn onder meer:
Duurzaam stedelijk waterbeheer moet dus leiden tot een natuurlijker functionerend watersysteem. Dit kan worden gerealiseerd door een scala aan maatregelen, zoals waterbesparing, het voorkomen en zonodig terugdringen van verontreinigingen en het natuurlijker inrichten van waterlopen en vijvers.
Beleidskader
De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als mede-ordenend principe. Water legt verbindingen tussen de bodem, de natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest en een klein gedeelte (ten oosten van de Prinsesseweg) valt binnen het beheergebied van Hunze en Aa's. De waterschappen vervullen een adviserende en toetsende rol.
Openbare ruimte
Waterstructuur huidige situatie
Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van de vijver aan het Nassauplein.
Het bestemmingsplangebied grenst aan oppervlaktewater in de vorm van de vijvers van het Noorderplantsoen en het Reitdiep. De vijvers hebben allen een ander peil. De hoogste vijver (aan de kant vanaf het Reitdiep) heeft een peil van +0,05 meter en watert af naar de vijver met peil -0,15 meter NAP aan de Noorderstationstraat. Vanaf daar stroomt het via een duiker in het Oosterhamrikkanaal. Dit water, dat wordt gezuiverd in het natuurlijke filter van het bassin in het Oosterhamrikkanaal, wordt vervolgens door middel van een persleiding weer in de vijvers gepompt. Dit geheel wordt de Watermolen genoemd.
Aan de zuidkant van het plangebied ligt het Reitdiep (boezemwater) dat een peil heeft van +0,53 meter NAP. In zeer extreme situaties kan dit peil oplopen tot +1,50 m NAP. De noordelijke oever van het Reitdiep heeft een waterkerende functie.
Waterstructuur
Waterfunctie
Groningen is een waterrijke stad en het water in de stad is zeer divers. Aan elk water in de stad is een functie toegekend. Voor elke functie is een streefbeeld opgesteld; dit streefbeeld bepaalt het onderhoud en beheer. Functiegericht beheer en onderhoud sluiten aan bij de centrale ambitie op watergebied: het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer.
Huidige waterfunctie is gelijk aan de ambitie
die er voor dat gebied is
In het gebied van het bestemmingsplan komt de volgende functie voor: Stedelijk water in de vorm van de vijver aan het Nassauplein.
Het plangebied wordt voor wat betreft water begrensd door:
Waterberging
In het gebied is voldoende waterberging aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario T=100+10% optreedt te bergen. De lagere delen in het gebied lopen risico op wateroverlast . In onderstaande figuren is de ligging van deze kritieke punten weergegeven (Bron Stedelijke Wateropgave).
Kritieke punten
Randvoorwaarden/ omgevingsaspecten
Water en riolering bij inbreidingen
Bij eventuele ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van het toepassen van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Het water moet indien mogelijk vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.
De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan, afhankelijk van de uitvoering, een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en, afhankelijk van de uitvoering, voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen: meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.
Bodem
De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1.00 meter zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0,20 meter zijn beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0,20 meter beneden de fundering zijn.
In onderstaande tabel staat de drooglegging per gebied weergegeven.
Gebied | Waterpeil | Laagste maaiveld | Drooglegging |
plangebied (kant Reitdiep) plangebied (kant vijvers) |
+ 0,53 m NAP +0,05 m NAP |
+ 1,40 m NAP +1,40 m NAP |
+0,87 m +1,35 m |
Gesteld kan worden dat de drooglegging in het plangebied grotendeels voldoet aan de norm van 1,00 meter. Het betreft een gebied met relatief lage grondwaterstanden. Maar bij de inrichting van een kavel in de omgeving van het Reitdiep moet wel rekening worden gehouden met plaatselijk verhoogde waterstanden door opbolling van het grondwater. Hierbij dient met voldoende drainage afvoer, een geschikt bouwpeil en een geschikte bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloze bouw) rekening te worden gehouden.
Schematische weergave grondwater, drooglegging, ontwateringsdiepte
Riolering
Binnen het plangebied ligt een gemengd riool dat regenwater en huishoudelijk afvalwater transporteert. Dit stelsel heeft een overstort aan het Reitdiep, een overstort in de vijver aan de Kerklaan en twee overstorten die zijn aangesloten op een bergbezinkbassin. Dit bassin bestaat uit een bergingszak op de bodem van de vijver die bij hevige regenval het overstortwater tijdelijk opslaat. Dit water wordt later teruggevoerd het riool in om af te voeren naar de zuivering, c.q. via de Noorderstationsstraat en vervolgens het moerriool naar het gemaal aan het Damsterdiep.
Bouwmaterialen
Bij de bouw van de gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn, zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.
De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit conserverend bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bodem.
Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of andere gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.
In de woonbuurten Noorderplantsoenbuurt en Oranjebuurt zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2 conform de beschrijving in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'. Dergelijke bedrijven passen in een woonomgeving. In het plangebied bevindt zich één inrichting van categorie 3. Het betreft een meubelmakerij aan de Veldstraat 14 die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een bedrijf in categorie 2. De voorschriften van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.
De Wet ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' geeft hiervoor een handreiking. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A- of B-inrichting. Indien het een type A- of B-inrichting is, dan is vestiging zonder melding mogelijk; als het een B-inrichting is dan is het doen van een melding verplicht.
Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen. Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden: wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Voor de bestaande situatie in dit plangebied zijn alle drie de bronnen relevant.
Wegverkeerslawaai
In en langs het plangebied liggen als belangrijkste zoneplichtige wegen de Wilhelminakade, de Prinsesseweg en de Noorderstationsstraat. Deze zoneplichtige wegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting vanwege deze weg op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrens- waarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. De wet heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk kan een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.
Industrielawaai
De geluidszone van industrieterrein Groningen West Hoogkerk liep gedeeltelijk over het plangebied. Na berekening van de huidige 50 dB(A)-contour van industrieterrein Groningen West Hoogkerk blijkt dat de geluidszone teruggelegd kan worden, omdat de etmaalwaarde van de geluidbelasting minder dan 50 dB(A) bedraagt (zie bijlage 1 bij de toelichting). In dit bestemmingsplan is de geluidszone van industrieterrein Groningen West Hoogkerk teruggelegd tot op de grens van het plangebied.
Spoorweglawaai
Het plangebied ligt langs de spoorlijn Groningen-Delfzijl/Roodeschool. Zoals in veel binnenstedelijke gebieden is de geluidbelasting vanwege de spoorlijn op nabijgelegen woningen vaak hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De Wet geluidhinder heeft geen gevolgen voor dergelijke bestaande situaties. Net als bij wegverkeer is de Wet geluidhinder vaak wel relevant voor nieuwe situaties langs het spoor. Nieuwbouw in de buurt van het spoor is zondermeer mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB voor woningen. Als de geluidbelasting hoger is, dan is de bouw van woningen pas mogelijk nadat hiervoor op grond van de Wet geluidhinder ontheffing is verleend van de voorkeursgrenswaarde. De hogere waarde voor de toelaatbare geluidsbelasting vanwege het spoor mag echter niet hoger zijn dan de maximale grenswaarde van 68 dB.
De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
In de stad Groningen voldoet de luchtkwaliteit al jaren aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Er komen geen normoverschrijdingen voor. Daarom is er geen wettelijke verplichting om te rapporteren over de luchtkwaliteit. Om de burgers toch goed te informeren is in 2012 een verslag van de luchtkwaliteit 2011 opgesteld. Voor de inhoud van dit verslag verwijzen wij naar de webpagina van de gemeente Groningen ( http://gemeente.groningen.nl/luchtkwaliteit/luchtkwaliteit-in-groningen).
Op basis van het verslag van de luchtkwaliteit 2011 kan geconcludeerd worden dat vanwege de luchtkwaliteit er geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
De minister van Infrastructuur & Milieu (I&M) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen(BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven.
Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met I&M. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (1-1-2011).
De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.
Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.
De gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Uit de inventarisatie blijkt dat er binnen het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Wel zijn er risicobronnen buiten het plangebied die van invloed zijn op de externe veiligheid in het plangebied, te weten:
De aanwezigheid van de spoorlijn Groningen-Sauwerd is van invloed op de externe veiligheid in het plangebied. Voor deze risicobron wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico, evenals voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG).
Tevens geldt dat voor de spoorlijn Groningen-Sauwerd het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde ligt. In het kader van de omgevingsvergunning 'JHV Zonnelaan' (2013, bijgevoegd als afzonderlijke bjlage bij dit plan) heeft het Steunpunt externe veiligheid Groningen het groepsrisico voor dit spoortraject berekend (inclusief de geprojecteerde ontwikkeling aan de Zonnelaan). Op basis van deze berekening kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico geheel beneden de oriëntatiewaarde ligt. Omdat het voorliggend bestemmingsplan een actualisatieplan betreft, zal het groepsrisico door vaststelling van dit bestemmingsplan niet worden verhoogd. Een beperkte groepsrisicoverantwoording (onderzoek van de aspecten 'bestrijdbaarheid' en 'zelfredzaamheid') is daarom voldoende; deze maakt onderdeel uit van de veiligheidsstudie die als bijlage 2 is toegevoegd. De regionale brandweer heeft uit beoordeling van de aspecten 'bestrijdbaarheid'en zelfredzaamheid' het volgende geconstateerd.
Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op het spoor Groningen-Sauwerd zijn in het plangebied effecten mogelijk van een plasbrand, een explosie en een toxische wolk. Uit beoordeling van de bestrijdbaarheid in het plangebied blijkt, dat zowel het aspect bereikbaarheid als het aspect bluswatervoorziening voldoende is. Samenvattend geeft het aspect bestrijdbaarheid geen aanleiding tot het treffen van maatregelen in het plangebied. Wel wordt opgemerkt dat de bestrijdbaarheid van incidenten op het spoor beperkt is.
Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt dat in het invloedsgebied sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen. Geadviseerd wordt om (het bestuur van) deze objecten te informeren over de aanwezige externe veiligheidsrisico's. Daarnaast wordt geadviseerd om de bevolking bij een ramp niet alleen via het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem, maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, televisie, geluidswagen, enz.).
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
In het voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties benoemd. Voor dit plan is een bodeminventarisatie uitgevoerd. Deze is als bijlage 3 bij deze plantoelichting gevoegd.
In het plangebied komt voornamelijk de functie wonen met tuin voor. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie.
Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging.
Bronverontreiniging is een verontreiniging die kan worden gekoppeld aan een bron of oorzaak. Dit in tegenstelling tot diffuse verontreiniging, die ontstaan is door jarenlang gebruik van de bodem en waarbij de verontreiniging niet tot een specifieke bron is te herleiden.
Bronverontreiniging
Bij drie locaties in het plangebied is een geval van ernstige bodemverontreiniging vastgesteld. Bij deze drie locaties is een bodemsanering uitgevoerd.
Bij de aanpak van bodemverontreiniging moet aangesloten worden bij de geplande ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van een bodemonderzoek en voor een sanering ligt bij de veroorzaker, de eigenaar en/of de belanghebbende. Het uitgangspunt is dat de locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik.
Voordat met de sanering kan worden begonnen, moet de gemeente Groningen - als bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming - instemmen met de voorgestelde sanering. De gemeente ziet toe op de juiste uitvoering van de sanering en van grondverzet in het algemeen. Voor de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk.
Diffuse verontreiniging
Eventuele diffuse bodemverontreiniging ontstaat door jarenlang gebruik en is niet tot een specifieke bron te herleiden. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied een diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt ten aanzien van koper, zink, lood, kwik en PAK's (10 VROM).
Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden.
Het bestemmingsplan Oranjebuurt - Noorderplantsoenbuurt voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.
Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels en afwijken van de gebruiksregels.
Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.
De papieren verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1: 1500. De verbeelding is getekend conform de SVBP 2008. De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiks- mogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.
In het plangebied vigeert momenteel bestemmingsplan Oranjewijk (nr.384), vastgesteld op 19 november 1997, goedgekeurd op 2 maart 1998, nr. 98/1627 rrb, onherroepelijk op 23 april 1998. Daarvoor komt het voorliggend bestemmingsplan in de plaats. Naast het oude bestemmingsplan geldt voor het plangebied momenteel een aantal aanvullende en uniforme voorschriften. Deze worden eveneens meegenomen en daarmee vervangen door het voorliggend bestemmingsplan. Het betreft de Uniforme voorschriften prostitutiebedrijven, vastgesteld d.d. 28 maart 2001 onder nr. 5a, goedgekeurd d.d. 25 juni 2001 en onherroepelijk d.d. 31 augustus 2001.
Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.
In artikel 1 is het begrip 'zelfstandige woning' gedefinieerd. Hierin staat het vereiste dat de voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik in functioneel opzicht zelfstandig is. Dit betekent dat in de woning in elk geval aanwezig zijn: een woon(slaap)kamer, een eigen keuken (opstelplaats voor een kooktoestel) en een eigen toilet- en badruimte. Onder een zelfstandige woning wordt mede begrepen een onvrije woning, dat wil zeggen: een woning waarvan de vertrekken uitkomen op een gezamenlijke ruimte, zoals de hal of de gang.
Bestemmingsregels
Artikel 4 Centrum
De bestemming Centrum is gelegd op een klein deel van de Kerklaan en nabij de hoek Nieuwe Ebbingestraat-Noorderbuitensingel.
Een vergelijking tussen de bestemmingen Centrum en Gemengd
In de bestemming Gemengd is de functie wonen op de begane grond toegestaan. In de bestemming Centrum is de functie wonen op de begane grond in principe niet toegestaan (behalve daar waar deze functie zich reeds bevindt), zodat er ruimte behouden blijft voor de centrumfunctie, met name detailhandel. Om dezelfde reden zijn kantoren en bedrijven - behalve een bestaand bedrijf en de bij de centrumfunctie passende bedrijven die zijn genoemd in de Wonen-werkenlijst (bijlage 2) - binnen de bestemming Centrum niet toegestaan en in de bestemming Gemengd wel.
Zakelijke/ maatschappelijke dienstverlening is binnen de bestemming Centrum alleen op begane grond toegestaan, zodat juist in de hogere dan de eerste bouwlaag, de functie wonen behouden blijft en de uitstraling van het gebied ook 's avonds levendig blijft. Een dergelijke beperking voor dienstverlening is niet nodig binnen de bestemming Gemengd waar de functie wonen ook op de begane grond aanwezig en toegestaan is.
Wat betreft horecabedrijven: toegestaan zijn de bestaande aantallen vestigingen per straat, waarbij ook de bestaande typen vestigingen (bijvoorbeeld horeca-1, -2 of -3) het uitgangspunt zijn. Dit met dien verstande dat conform het tot nu toe vigerend bestemmingsplan het maximum aantal van 8 vestigingen in de Kerkstraat (nu feitelijk bestaand: 6) en van 3 vestigingen in de Moesstraat (nu feitelijk bestaand: 1) is toegestaan. De juridische situatie voor de toegestane aantallen bij recht verandert hier dus niet. Wel is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de vestiging van horeca-2 in enkele hoekpanden, namelijk de hoekpanden met de bestemming Gemengd aan de Prinsesseweg en de Koninginnelaan. Horeca-2, met name restaurants, wordt gezien als een relatief lichte vorm van horeca.
Artikel 5 Gemengd
De bestemming Gemengd is gelegd op een groot deel van de Kerklaan en de Moesstraat en op een aantal hoekpanden (Akkerstraat, Prinsesseweg en Koninginnelaan). Hoewel binnen deze bestemming de functie wonen in het algemeen is toegestaan op de begane grond is een uitzondering gemaakt voor de typische winkelpandjes met etalages, waar nu nog niet wordt gewoond; om deze functie in dergelijke pandjes te behouden is ter plaatse op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-niet begane grond' gelegd.
De Kerklaan
De Kerklaan is een belangrijke aanloopstraat met voornamelijk de bestemmingen Centrum en Gemengd. Vanwege de belangrijke functie van de straat is de maximale bouwhoogte 11 meter behouden (vergelijkbaar met het oude bestemmingsplan Oranjewijk). Het maximale bouwvolume dat mogelijk was op grond van de vloerindex in bestemmingsplan Oranjewijk wordt eveneens behouden, maar dit bouwvolume wordt teruggebracht naar de rand ter bescherming van de binnenterreinen. Het bouwvolume dat tot nog toe mogelijk was op grond van het oude plan wordt niet verminderd. Dit, om gezinnen en anderen die een grotere woonruimte wensen de mogelijkheid te geven in hun huis te blijven wonen en om planschade af te weren.
Vanwege het toegestane bouwvolume was het mogelijk veel zeer kleine zelfstandige (appartementen) en onzelfstandige woningen (kamerverhuur) te realiseren.
Om grotere zelfstandige woningen te behouden is op de verbeelding van het voorliggend bestemmingsplan op de bestemmingen Centrum, Gemengd en Wonen (artikelen 4,5 en 11) aan de Kerklaan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding wonen-1' gelegd. De daarbij behorende regeling sluit aan op de regeling voor woningsplitsing, die voor zowel de Noorderplantsoenbuurt als de Oranjebuurt geldt (artikel 16). Het oogmerk van beide regelingen is hetzelfde.
De regeling inzake woningsplitsing is in het leven geroepen om grotere zelfstandige woningen te behouden of mogelijk te maken, zodat een betere spreiding van woningcategorieën - en daardoor een evenwichtige samenstelling van de bevolking - wordt behouden of mogelijk wordt gemaakt. Dit is zeker relevant voor de Noorderplantsoenbuurt en de Oranjebuurt, waar een groot aantal kleinere woonruimten voorkomt. Voor het tegengaan van verlies aan grotere woonruimten voor bijvoorbeeld gezinnen is er de splitsingsregeling, die is opgenomen in artikel 16 van het voorliggend bestemmingsplan.
Echter de woningsplitsingsregeling geldt alleen voor bestaande woningen. De regeling waarborgt vooral voor de Kerklaan – met voornamelijk de bestemmingen Centrum en Gemengd - niet onder alle omstandigheden het behoud van, of bijvoorbeeld de splitsing in, grotere appartementen. Dit komt doordat de woningsplitsingsregeling zich richt op bestaande woningen. De regeling gaat dus niet om panden die worden gesloopt of waarin andere functies dan wonen zijn gerealiseerd of mogelijk zijn. In de Kerklaan is dus een toename van kleinere zelfstandige woningen mogelijk. In het voorliggend bestemmingsplan is daarom de functie wonen (lid 4.1, 5.1 en 11.1) zodanig aangevuld dat uitsluitend zelfstandige woningen met een minimum gebruiksoppervlakte van 50 m² zijn toegestaan.
In verband met het vorenstaande - om een dubbele regeling voor de Kerklaan te voorkomen - is de Kerklaan van de woningsplitsingsregeling (artikel 16) uitgezonderd.
Aansluitend op de regeling voor zelfstandige appartementen en met hetzelfde oogmerk is de regeling voor de Kerklaan voor kamerverhuur opgesteld. Deze is vergelijkbaar met de hiervoor besproken regelingen, waarbij ook voor kamerbewoning (onzelfstandige woningen) een minimummaat van 50 m² gebruiksoppervlak per huishouden wordt gehanteerd. Hierdoor worden grotere onzelfstandige woonruimte behouden of mogelijk gemaakt voor een betere spreiding van woningcategorieën. Tevens zal het aantal bewoners van een pand dat voor kamerverhuur is bestemd, worden beperkt. Dit is vanwege het toegestane bouwvolume aan de Kerklaan relevant. Het aantal bewoners kan van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving.
Op grond van tellingen kan worden geconstateerd dat het aantal kamerbewoners ver boven de norm in de Huisvestingsverordening ligt; dit komt doordat de Huisvestingsverordening niet alle kamerbewoning meerekent. Gezien de leeftijd van de groep kamerbewoners zal het merendeel student zijn. Groningen is een studentenstad. Dit zorgt aan de ene kant voor de grote aantrekkelijkheid en levendigheid van de stad. Maar het kan ook van invloed zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving, indien een groot aantal studenten zich vestigt in een pand dat voor kamerverhuur is bestemd. Er kan zich bijvoorbeeld geluidoverlast voordoen. Daarbij is het van belang, zoals de Raad van State heeft overwogen in de zaak 201107961/1/A1, dat alleenstaande studenten niet de intentie hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Zij hebben slechts de wens om gedurende de studietijd over huisvesting te beschikken en hebben normaliter geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. Gelet hierop kan deze vorm van samenwonen niet op één lijn worden gesteld met bewoning van het pand door een gezin.
Om deze redenen is het wenselijk de bouw en verbouw van woningen tot verhuurpanden met kleine kamers te reguleren.
Artikel 6 Groen
De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied en enkele grotere binnenterreinen aan de noordwestzijde van het plangebied. In de regels en op de verbeelding zijn in de groenstrook langs de spoorlijn de bestaande parkeerplaatsen, nutsvoorziening en volkstuinen opgenomen.
Artikel 7 Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk is gelegd op de bestaande scholen, een kinder-/buitenschoolse opvanginstelling, een theater-/kunstinstelling en een buurtcentrum.
Artikel 8 Verkeer
Met de bestemming Verkeer zijn de doorgaande straten in het plangebied aangegeven.
Artikel 9 Verkeer-Railverkeer
De spoorlijn richting Delfzijl en Roodeschool vormt de westelijke begrenzing van het plangebied.
Artikel 10 Water
Binnen het plangebied is de bestemming Water uitsluitend aanwezig ter plaatse van de vijver- partij in het Nassauplein.
Artikel 11 Wonen
De bestemming Wonen geldt voor het grootste deel van het plangebied. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan. Hieronder vallen ook bijzondere vormen van huisvesting, zoals kamerverhuur. Ten aanzien van kamerverhuur geldt dat het bestemmingsplan en het kamerverhuurbeleid complementair zijn aan elkaar. Het bestemmingsplan maakt deze vorm van huisvesting mogelijk en met het kamerverhuurbeleid (15%-norm) wordt hierop gestuurd. Deze norm wordt niet in het bestemmingsplan geregeld. Andere functies dan wonen, zoals detailhandel, zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, bedrijven en horeca zijn uitsluitend toegestaan waar deze functies zich op dit moment bevinden; zij zijn op de verbeelding aangegeven.
De regels van de bestemming Wonen zijn gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke karakteristiek, maar het is niet de intentie het gebied geheel op 'slot' te zetten. Zo worden bij de bestaande woningen aan de achterzijde royale uitbreidingsmogelijkheden geboden. Dit in aanvulling op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) sinds 1 oktober 2010 biedt.
Regeling voor bijbehorende bouwwerken
Voor de bouwmogelijkheden is het van belang op welk gedeelte van het erf gebouwd wordt. Bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
Voorerfgebied en achtererfgebied
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) toegestaan, mits zij:
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter. Indien de zij- of achtererfgrens grenst aan het openbaar toegankelijk gebied moeten bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter uit deze zij- en/of achtererfgrens worden geplaatst.
Ligging aan het openbaar toegankelijk gebied
Voor alle bijbehorende bouwwerken in achtererfgebied tezamen, inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat achtererfgebied voor maximaal 50% mag worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 1
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie -1 heeft ten doel aanwezige archeologische waarden te beschermen, die zich bevinden tussen de Kerklaan en de Noorderstationsstraat.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 2
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie -2 heeft ten doel mogelijke archeologische waarden te beschermen, die zich kunnen bevinden op de westflank van de Hondsrug, ten westen van de Kerklaan.
Algemene regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.
Artikel 15 Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval in strijd met dit bestemmingsplan zijn.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.
Artikel 16 Algemene bouwregels
Ingevolge het op 23 april 2014 door de gemeenteraad vastgestelde facet-bestemmingsplan Woningsplitsing bevat dit artikel bevat een verbod om een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen. Met dit verbod wordt het realiseren van kamerverhuurachtige zelfstandige eenheden tegengegaan. Het verbod is bedoeld om de diversiteit aan woningtypen in een woonbuurt te borgen en de kleinere gezinswoningen (tot 140 m² oppervlakte) in stand te laten.
Het splitsingsverbod geldt voor zowel gebruik, verbouw als uitbreiding van woningen in het plangebied. Door middel van de hier opgenomen afwijkingsbevoegdheid mogen woningen met een gebruiksoppervlakte van 140 m² en meer eventueel gesplitst worden, onder voorwaarde dat na splitsing appartementen ontstaan die niet kleiner zijn dan 50 m². Dergelijke appartementen zijn niet vergelijkbaar met kamers in kamerverhuurpanden en vormen een ander segment op de woningmarkt. Ook voor het realiseren van een meergeneratiewoning (of mantelzorgwoning) is een afwijkings- mogelijkheid opgenomen.
Zie ook het vorenstaande in deze paragraaf inzake de regeling voor de Kerklaan.
Artikel 17 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
In dit artikel wordt geregeld dat de aanvullende stedenbouwkundige bepalingen uit de Groninger Bouwverordening niet van toepassing zijn. Hetgeen het bestemmingsplan regelt gaat vóór datgene wat op dit gebied door de Bouwverordening wordt geregeld. Daarop is echter op een tweetal punten, die in dit artikel zijn genoemd, een uitzondering gemaakt. In onderdeel b wordt de Nota Parkeernormen van de gemeente Groningen voor dit bestemmingsplan van toepassing verklaard.
Artikel 18 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 19 Overgangsrecht
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 20 Slotregel
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.
Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.
Wijzigingsbevoegdheid
Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigingsplannen. De procedure hiervoor is nu voorgeschreven in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het wijzigingsplan.
De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.
In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.
Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.
Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a. de aard van het gebruik
b. de omvang van het gebruik
c. de intensiteit van het gebruik
Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.
Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.
Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).
Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant, administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.
Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk
Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid .
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 11.6, voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken (bijlage 2).
Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening door middel van een kennisgeving van het voornemen tot het maken van het voorliggend bestemmingsplan op 24 januari 2013. Gezien het stadium waarin het plan op dat moment verkeerde, zijn toen geen stukken ter inzage gelegd, is toen evenmin gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen en zijn onafhankelijke instanties niet in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het voornemen.
Er is overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de Bewonersorganisatie Noorderplantsoenbuurt op 27 februari en 1 juli 2013. Tijdens deze bijeenkomsten is het bestemmingsplan toegelicht, zijn vragen gesteld over inhoud, opzet en procedure en zijn de volgende wensen geuit. De Noorderplantsoenbuurt wil graag: dat het karakter en de sfeer van de buurt blijft zoals deze is en zelfs versterkt wordt; dat hoger bouwen alleen mag wanneer het de buurt/het aanzicht ten goede komt en past bij de directe omgeving/ aangrenzende panden; al het groen in de wijk behouden; de binnenterreinen voor wat betreft invulling en functie beschermen, dat wil zeggen geen schaalvergroting, geen karakterwijziging, groen handhaven, speelmogelijkheid veiligstellen; betrokkenheid van de buurt bij het grote plan voor de kerk aan de Akkerstraat; het tegengaan van grootschalige studentenhuisvesting.
Op 12 juni 2013 is de systematiek van het voorliggend bestemmingsplan toegelicht op een Algemene Ledenvergadering van de Noorderplantsoenbuurt.
Begin november 2013 is het voorontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de bewonersorganisaties van de Noorderplantsoen- en Oranjebuurt.
Op 18 november 2013 vond een gesprek plaats met twee vertegenwoordigers van de Bewonersorganisatie Noorderplantsoenbuurt. De belangrijkste punten die aan de orde kwamen, waren de volgende.
*Begeleid wonen
De Noorderplantsoenbuurt maakt zich zorgen over het begeleid wonen dat bij recht is mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan.
Gemeentelijke reactie: In het bestemmingsplan is de standaardregeling voor bestemmingsplannen opgenomen, zoals deze geldt voor alle wijken in de stad.
Wanneer een concreet verzoek bij de gemeente binnenkomt om begeleid wonen in de buurt toe te staan, zal hierover - overeenkomstig de Leidraad Realiseren voorzieningen voor kwetsbare groepen – in een zo vroeg mogelijk stadium, zo veel mogelijk en zoveel als nodig is, worden overlegd met de buurt. Overigens, in overeenstemming met jurisprudentie valt in een aantal gevallen begeleid wonen ook al onder de gewone functie 'wonen'. Dit is als er geen intensieve begeleiding met maatschappelijk karakter wordt gevergd. Deze nuance is aan de bewonersvereniging van de Noorderplantsoenbuurt verduidelijkt.
*Parkeren in relatie tot afname autobezit
Gemeentelijke reactie: over afname van autobezit in de buurt is niets bekend; de opgenomen tekst is nog actueel.
*Externe veiligheid
Gemeentelijke reactie: informatie inzake het gebied langs het spoor is nu, in overleg met de brandweer, anders geformuleerd in de toelichting.
* De buurt maakt zich zorgen over grootschalige studentenhuisvesting.
Gemeentelijke reactie: Aangegeven is dat binnenkort, naast de 15%-norm, het paraplu- bestemmingsplan Woningsplitsing voor bestaande woningen op dit punt verlichting zal bieden.
In de tervisieversie van bestemmingsplan Oranjebuurt-Noorderplantsoenbuurt zal deze regeling worden overgenomen
* Overige punten betroffen hoofdzakelijk tekstuele verbeteringen.
Tijdens de inspraaktermijn van vier weken zijn 11 inspraakreacties ingediend, die deels tot aanpassing van het bestemmingsplan hebben geleid.
In 6 inspraakreacties worden zorgen geuit over de regeling in het voorontwerp-bestemmingsplan op grond waarvan een te grote bouwhoogte en het volbouwen van binnenterreinen zou zijn toegestaan.
In 4 inspraakreacties worden zorgen geuit over een beperking van de bouwmogelijkheden en/of te beperkte bouwhoogte. Eén inspraakreactie betreft de bestemming Gemengd aan de Prinsesseweg en één inspraakreactie noemt het betaald parkeren.
De inspraak heeft in hoofdzaak tot de volgende wijzigingen geleid.
Ter plaatse van de kerk aan de Akkerstraat en een pand aan de Grachtstraat is de verbeelding nauwkeuriger ingetekend. De bouwhoogte aan de Noorderdwarsstraat is aangepast aan de feitelijke situatie. Voor twee panden (1 aan de Noorderstationsstraat en 1 aan de Selwerderstraat) is de bouwgrens naar achteren gelegd, zodat het toegestane bouwvolume vergelijkbaar is met wat op grond van het nu nog vigerend bestemmingsplan is toegestaan.
De bestemming Gemengd ter plaatse van Prinsesseweg 2a is conform de nu nog vigerende bestemming Wonen met de mogelijkheid van bedrijven geworden.
Paragraaf 3.5 is geactualiseerd in verband met de recente besluitvorming inzake het betaald parkeren in de Oranjebuurt en de Noorderplantsoenbuurt.
Waterschap Hunze en Aa's verzoekt in de waterparagraaf een zinsnede op te nemen over het waterpeil in extreme situaties. De gevraagde aanpassing is verwerkt.
Andere overlegreacties hebben niet geleid tot een aanpassing van dit plan.
Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Oranjebuurt - Noorderplantsoenbuurt heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en de kosten van onderzoek, dat nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. Deze uitgaven komen ten laste van de algemene middelen van de gemeente.
Omdat het voorliggende plan een actualisering vormt van geldende planologische regelingen en voornamelijk de bestaande toestand vastlegt, hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Voor zover functiewijziging heeft plaatsgevonden, is daarvoor vergunning verleend en strekt het voorliggende plan slechts tot inpassing daarvan. Het is op grond van het vorenstaande niet nodig dat de raad bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt.