direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch
Plan: Bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01

Artikel 4 Agrarisch

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het houden van paarden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  • c. agrarische bedrijfsgebouwen en maximaal één agrarische bedrijfswoning voor één agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf', met bijbehorende erven, tuinen, verharding en parkeervoorzieningen;
  • d. paardenbakken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak' en paardenstapmolens, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenstapmolen';
  • e. cultuurgrond;
  • f. houtteelt, uitsluitend voorzover het de bestaande percelen betreft;
  • g. recreatief medegebruik;
  • h. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  • i. het behoud van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden in hun huidige verschijningsvorm; in het bijzonder de objecten, terreinen en structuren die zijn aangeduid en genummerd op de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  • j. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • k. bestaande stallen en schuurtjes/bergingen/overkappingen;
  • l. gemalen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  • m. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • n. wegen, uitsluitend voorzover het de bestaande wegen betreft;
  • o. wegen, paden en structuren met een cultuurhistorische en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  • p. groenvoorzieningen en natuurontwikkeling;
  • q. ontsluitingswegen en paden;
  • r. waterlopen;
  • s. additionele voorzieningen;

alsmede voor:

  • kleinschalige recreatieve voorzieningen, zoals een boerderijwinkel met detailhandel in streekeigen producten tot een oppervlakte van niet meer dan 120 m2; een kaasmakerij of een bijenhouderij; een kijkboerderij met een boerderijterras, een boerderij met ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen;
  • kleinschalig kamperen (kamperen bij de boer) met maximaal 15 seizoensgebonden kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf'.
  • b. Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd.
  • c. De gebouwen mogen niet worden gebouwd voor de voorgevel van de bedrijfswoning/boerderij.
  • d. De goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bedragen de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling.
  • e. De goot- en bouwhoogte van gebouwen, die niet zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', bedraagt ten hoogste 4,5 respectievelijk 12 meter met een dakhelling van minimaal 20 en maximaal 60 graden, met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste de bestaande goot-en bouwhoogte geldt, indien deze hoger zijn;
    • 2. de bestaande dakhelling geldt, indien deze afwijkt van de hier weergegeven dakhelling.
  • f. De lengte en breedte van de agarische bedrijfsgebouwen mogen niet meer dan respectievelijk 75 en 50 meter bedragen, dan wel de bestaande lengte en breedte.
  • g. De afstand van de gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceel- en/of erfgrenzen mag niet minder dan 5 meter bedragen, dan wel de bestaande afstand.
  • h. De bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' bedraagt maximaal 10 meter.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf'.
  • b. De oppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 200 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is.
  • c. De goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', bedragen de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling.
  • d. De goot- en bouwhoogte van gebouwen, die niet zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek, bedraagt ten hoogste 4,5 respectievelijk 9 meter met een dakhelling van minimaal 30 en maximaal 60 graden, met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste de bestaande goot-en bouwhoogte geldt, indien deze hoger zijn;
    • 2. de bestaande dakhelling geldt, indien deze afwijkt van de hier weergegeven dakhelling.
  • e. De afstand van de bedrijfswoning tot de naar de weg gekeerde perceels- en/of erfgrens mag niet minder dan 15 meter bedragen, dan wel de bestaande afstand, indien deze minder is.
  • f. De afstand van de bedrijfswoning tot de zijgrenzen van het perceel mag niet minder dan 5 meter bedragen, dan wel de bestaande afstand, indien deze minder is.
  • g. De bijbehorende bouwwerken moeten binnen het op de kaart aangegeven bouwperceel worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwregels van lid c en d van overeenkomstige toepassing zijn.
  • h. De totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m2, dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze groter is.
  • i. De bijbehorende bouwwerken worden achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning dan wel in het verlengde daarvan gebouwd.
  • j. De afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zij- en achterste perceel- en/of erfgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen, dan wel de bestaande afstand.
  • k. De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 300 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Voedersilo's, hooitorens/hooikiepen, mestsilo's en windturbines mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf', met dien verstande dat:
    • 1. de hier genoemde bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevel van het dichtst bij de weg staande gebouw, dan wel het verlengde daarvan, worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van voedersilo's en hooitorens niet meer dan 15 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van mestsilo's niet meer dan 6 meter bedraagt;
    • 4. het aantal windturbines per aanduidingsvlak 'agrarisch bedrijf' maximaal 1 bedraagt met een maximale bouwhoogte van 15 meter.
  • b. Sleufsilo's, mest- en kuilvoerplaten mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf', met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van sleufsilo's 3 meter bedraagt;
  • c. Paardenbakken mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak' en/of de aanduiding 'agrarisch bedrijf', met dien verstande dat:
    • 1. de hier genoemde bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevel van het dichtst bij de weg staande gebouw, dan wel het verlengde daarvan, worden gebouwd;
    • 2. er ten hoogste één lichtmast mag worden opgericht met een maximale hoogte van 6 meter en dat een open omheining wordt toegepast met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
  • d. Paardenstapmolens mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenstapmolen', met dien verstande dat:
    • 1. de hier genoemde bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevel van het dichtst bij de weg staande gebouw, dan wel het verlengde daarvan, worden gebouwd;
    • 2. de diameter niet meer dan 20 meter bedraagt;
    • 3. er een open omheining wordt toegepast met een maximale hoogte van 2 meter;
    • 4. er niet meer dan één lichtmast wordt geplaatst met een maximale hoogte van 6 meter.
  • e. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vòòr de voorgevelrooilijn c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • f. De hoogte van bedrijfsgebonden reclame-uitingen in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 1,5 meter bedragen, mag uitsluitend worden opgericht op het voorerf of ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf'.
  • g. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen en mag uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf'.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verblijfsituatie:
  • b. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld:
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de milieusituatie:

Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.2, onder e voor een grotere goothoogte van de bedrijfsgebouwen tot maximaal 6 meter;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2, onder e voor een grotere bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen tot maximaal 15 meter;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.2 onder e voor een afwijkende of platte afdekking van de bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.3, onder b voor een grotere bedrijfswoning tot maximaal 250 m2;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.3 onder c en d voor een grotere goothoogte tot maximaal 6 meter;
  • f. het bepaalde in lid 4.2.4 onder c en d voor het bouwen van paardenbakken en/of paardenstapmolens buiten de aanduidingsvlakken, waarbij het gestelde onder 4.2.4 onder c sub 1 en 2 respectievelijk onder d sub 1 tot en met 4 van overeenkomstige toepassing is.
4.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, ald bedoeld in lid 4.4.1, is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. het landschaps- en bebouwingsbeeld;

b. de verblijfsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in paragraaf 4.3 van de toelichting onder het kopje Nadere eisen is hierbij van overeenkomstige toepassing.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  • b. reclamedoeleinden anders dan voor het op de gronden gevestigde bedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze regel is niet van toepassing op de opslag van materialen welke strekken tot realisering van de aan de grond gegeven bestemming, voor de opslag ten behoeve van de normale agrarische bedrijfsvoering en het normale onderhoud van tuinen en erven, waterlopen, paden en wegen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor woonwagens;
  • e. het gebruik van de gronden voor het plaatsen van stacaravans, chalets en trekkershutten en het gebruik als nachtverblijf, behoudens het kleinschalig kamperen bij de boer tot maximaal 15 plaatsen tijdens het kampeerseizoen van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • f. het gebruik van de gebouwen voor kamerverhuur;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • h. het gebruik van bijbehorende bebouwing voor zelfstandige bewoning;
  • i. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak en/of een paardenstapmolen buiten het bouwvlak;
  • j. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van het oprichten van stallen, onderkomens voor (klein)vee, bergingen voor landbouwmaterieel en bouwwerken voor de opslag van hooi of veevoeder in de vorm van overkappingen of anderszins;
  • k. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de realisering van mestsilo's, mestbassins of andere werken of bouwwerken voor de opslag van mest, waaronder mestzakken;
  • l. het gebruik van de gronden voor biomassavergisting;
  • m. het veranderen van het profiel van de wegen, paden en structuren ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • n. de aanleg van nieuw bos, houtteelt en boomgaarden.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 juncto lid 4.5 onder e voor het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van maximaal 20 kampeermiddelen per agrarisch bedrijf;
  • b. lid 4.1 juncto 4.5 onder c voor het gebruik van een deel van de bebouwing ten behoeve van de berging van caravans en boten, campers, aanhangwagens/paardentrailers, mits de stalling niet op het open erf plaatsvindt, niet zichtbaar is in het landschap, maar binnen de bestaande bebouwing;
  • c. lid 4.1 juncto 4.5 onder i voor de aanleg van een paardenbak, mits:
    • 1. de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden ten minste 50 meter bedraagt;
    • 2. de paardenbak direct of in iedergeval zo dicht mogelijk achter het hoofdgebouw c.q. de bedrijfsgebouwen word gesitueerd;
    • 3. de oppervlakte van de paardenbak niet meer dan 800 m2 bedraagt;
    • 4. er een open omheining wordt toegepast met een maximale hoogte van 2 meter;
    • 5. de paardenbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    • 6. er niet meer dan één lichtmast wordt geplaatst met een maximale hoogte van 6 meter;
  • d. het bepaalde in lid 4.1 juncto 4.5 onder i voor de aanleg van een paardenstapmolen, mits:
    • 1. de afstand tussen de paardenstapmolen en een woning van derden ten minste 50 meter bedraagt;
    • 1. de paardenstapmolen direct of in iedergeval zo dicht mogelijk achter het hoofdgebouw c.q. de bedrijfsgebouwen word gesitueerd;
    • 1. de diameter niet meer dan 20 meter bedraagt;
    • 2. er een open omheining wordt toegepast met een maximale hoogte van 2 meter;
    • 3. er niet meer dan één lichtmast wordt geplaatst met een maximale hoogte van 6 meter.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
4.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren:

  • a. Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwperceel, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 50 m².
  • b. Het aanleggen en/of verharden of halfverharden van wegen en paden.
  • c. Het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik met een oppervlakte van meer dan 200 m².
  • d. Het graven of dempen, verdiepen of verbreden van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, hieronder greppels niet inbegrepen.
  • e. Het verwijderen van houtopstanden, houtopstanden in het kader van de hout- en/of boomteelt uitgezonderd.
  • f. Het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 40 centimeter.
4.7.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het in lid 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.7.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De in lid 4.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden in het gebied.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak niet toeneemt;
    • 2. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - 4, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal zelfstandige wooneenheden niet meer dan 2 zal bedragen en de oppervlakte per wooneenheid niet meer dan 200 m2 bedraagt, tenzij de bestaande oppervlakte van de wooneenheid groter is. Dan geldt de bestaande oppervlakte;
    • 2. de woonfunctie beperkt blijft tot het bestaande hoofdgebouw, behoudens geringe uitwendige aanpassingen;
    • 3. de gehele aanduiding 'agrarisch bedrijf' van de verbeelding wordt gehaald;
    • 4. het bepaalde in artikel 18 van overeenkomstige toepassing is.
  • c. de bestemming voor zover grenzend aan de Middelberterweg wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - 3, met dien verstande dat:
    • 1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in de zoekgebieden zoals genoemd in de Nota Lintdorpen en Ruischerbrug en opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
    • 2. de geprojecteerde woning(en) op de Middelberterweg georiënteerd zijn;
    • 3. het perceel/de percelen waarop de woningen worden geprojecteerd een minimale breedte van 15 meter krijgen;
    • 4. de geprojecteerde woningen een minimale oppervlakte van 150 en een maximale oppervlakte van 250 m2 krijgen;
    • 5. het bepaalde in artikel 17 van overeenkomstige toepassing is;
  • d. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Maatschappelijk, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie in de bestaande bebouwing uitgeoefend worden;
    • 2. de aanduiding 'agrarisch bedrijf' (gedeeltelijk) van de kaart wordt verwijderd.

Het gestelde in lid 4.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.