Artikel 6 Bedrijventerrein 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. bedrijven als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij dit plan behorende
Staat van Bedrijfsactiviteiten met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
-
b. wegen, voet- en fietspaden;
-
c. gronddepot, ter plaatse van het gebied met de functieaanduiding 'gronddepot';
-
d. groenvoorzieningen;
-
e. een waterkering ter plaatse van de functieaanduiding 'waterkering';
-
f. water;
-
g. nutsvoorzieningen;
-
h.
additionele voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemene bouwregels
Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde doeleinden.
6.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
b. De bouwhoogte mag maximaal de aangegeven bouwhoogte bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
a. De bouwhoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag maximaal 3 meter bedragen.
-
b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van lichtmasten maximaal 12 meter mogen bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
a. de bereikbaarheid van gebouwen;
-
b. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. de sociale veiligheid;
-
e. de milieusituatie;
-
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 6.1 onder a zijn toegestaan;
-
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
-
d. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor woon- en bedrijfsschepen,
-
e. het gebruik van gronden voor bewoning.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. lid 6.1 onder a, juncto lid 6.4 onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in een hogere dan de aldaar genoemde categorieën, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 6.1, sub a, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
-
b. lid 6.1 onder a, juncto lid 6.4 onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 6.1 onder a genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
-
c. lid 6.1 onder a, juncto lid 6.4 onder b, voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en dat detailhandel in voedings- en genotmiddelen niet is toegestaan.
6.5.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 6.5.1, onder a en b is slechts mogelijk nadat een advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van het milieu is ingewonnen.