direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen - 1
Plan: Bestemmingsplan Ruskenveen 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP522Ruskenveen-vg01

Artikel 18 Wonen - 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  • c. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf' mogen uitsluitend bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen worden opgericht, tenzij een bestaand bedrijf met vergunning in een hogere milieucategorie valt, in welk geval de hogere milieucategorie van toepassing is;
  • e. garageboxen ter plaatse van de functieaanduiding 'garageboxen';
  • f. additionele voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde doeleinden.

18.2.2 Hoofdgebouwen en bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Woningen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'hoofdgebouw' eveneens uitsluitend woningen mogen worden opgericht en dat ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf' uitsluitend bedrijfsgebouwen mogen worden opgericht.
  • b. Woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter vervanging van bestaande woningen.
  • c. De bouw-en goothoogte en het bebouwingspercentage mogen maximaal de aangegeven bouw- en goothoogte en het bebouwingspercentage bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte en het bestaande bebouwingspercentage meer bedragen, in welk geval de bestaande situatie geldt.
  • d. De hoofdgebouwen en bedrijfsgebouwen worden afgedekt met een kap, met een dakhelling van minimaal 25 graden en maximaal 60 graden, tenzij de bestaande afdekking geheel of gedeeltijk plat is, in welk geval de bestaande situatie geldt.
  • e. De afstand tussen vrijstaande hoofdgebouwen en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt.
  • f. De afstand tussen twee aaneengebouwde hoofdgebouwen en één van beide zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt.
18.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend aan de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, minimaal 1 meter bedraagt.
  • b. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, minimaal 1 meter bedraagt;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen eveneens worden gebouwd op het achtererf ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf' en ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'hoofdgebouw'.
  • c. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied maximaal 70 m² bedragen, met dien verstande dat achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte geldt.
    Tot de bijbehorende bouwwerken worden niet gerekend de bedrijfsgebouwen op de gronden met de functieaanduiding 'bedrijf'.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Voor zover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend in achtererfgebied worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel maximaal 1 meter bedragen en achter (het verlengde van) de voorgevel maximaal 2 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.
  • d. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied maximaal 60 m² bedragen,
  • e. verstande dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.

18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 18.2.2 onder d voor het geheel of gedeeltelijk voorzien van de woning van een plat dak;
  • b. lid 18.2.2 onder d voor een afwijking van de voorgeschreven dakhelling met 5 graden bij bedrijfsgebouwen op de gronden met de functieaanduiding 'bedrijf';
  • c. lid 18.2.3 onder a.1 en a.2 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, echter uitsluitend ten behoeve van een kap en met dien verstande dat de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  • d. lid 18.2.3 onder a.3 voor het vergroten van de toegestane diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing tot maximaal 5 meter;
  • e. lid 18.2.3 onder a.3 voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk achter een oorspronkelijk aangebouwd bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale diepte achter het oorspronkelijk aangebouwd bijbehorende bouwwerk 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale breedte gelijk is aan de breedte van het oorspronkelijk aangebouwde bijbehorende bouwwerk;
  • f. lid 18.2.3 onder a.4 voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  • g. lid 18.2.3 onder a voor het oprichten van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale goothoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale breedte, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 2 een kap is toegestaan;
  • h. lid 18.2.3 onder b.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot maximaal 4,50 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
  • i. lid 18.2.3 onder b.2 voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  • j. lid 18.2.3 onder b voor het oprichten van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op het voorerfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. het vrijstaand bijbehorend bouwwerk achter (het verlengde van) de voorgevel moet zijn gesitueerd;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,50 meter bedraagt, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
    • 4. door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 70 m2 bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
    • 5. voor vrijstaande woningen geldt dat door het hier bedoelde bouwen de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 100 m2 mag bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter (het verlengde van) de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
  • k. lid 18.2.3 onder c voor vergroting van de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied tot maximaal 80 m² waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte geldt.
  • l. lid 18.2.3 onder c voor vergroting van de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied van vrijstaande woningen tot maximaal 100 m2 waarbij achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd.
18.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 18.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in 18.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 18.1 is toegestaan.
18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 18.5 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m². Het gestelde in lid 18.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  • b. lid 18.5 onder d voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten wonen-werken. Het gestelde in lid 18.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  • c. lid 18.1 onder d, juncto lid 18.5 onder d, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in een hogere dan de aldaar genoemde categorieën, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 18.1, sub d, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • d. lid 18.1 onder d, juncto lid 5.5 onder d, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die niet in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn opgenomen, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 18.1 onder d genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen.