Plan: | Bestemmingsplan Reitdiep 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP495Reitdiep2012-vg01 |
1. Inleiding
1 Externe veiligheidsstudie
Ten behoeve van de beoordeling van het aspect Externe Veiligheid voor het bestemmingsplan 'Reitdiep' heeft de Milieudienst van de gemeente Groningen een veiligheidsstudie uitgevoerd. Deze studie bestaat uit de volgende onderdelen:
De studie is uitgevoerd in oktober 2010 ten behoeve van de beoordeling van het voorliggend bestemmingsplan. De uitkomsten van de studie vormen de basis voor de externe veiligheidsparagraaf van het bestemmingsplan.
2 Toelichting Externe Veiligheid
2.1 Definitie Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en door buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen (externen) die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
In het begrip risico zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Bij externe veiligheid gaat het om ongelukken met kleine kansen en grote effecten. Het beleidsveld externe veiligheid richt zich op de beheersing van deze risico's.
2.2 Risiconormen
De risiconormering voor externe veiligheid concentreert zich rond twee begrippen, plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Hieronder worden deze toegelicht.
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft het minimale wettelijke niveau voor de bescherming van individuele burgers.
Het is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval bij een risicobron, aangenomen dat de persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.
In het plaatsgebonden risico zijn twee kansen verwerkt:
Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn.
Men kan de kans met een risicocontour ruimtelijk weergeven. Deze contour verbindt plaatsen in de omgeving van de risicobron met een overlijdenskans van één op een miljoen. Binnen de 10-6-contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen) worden geplaatst.
Met het groepsrisico (GR) wordt een maat gegeven voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp.
Het is de kans per jaar dat een groep van tenminste 10 personen tegelijk overlijdt als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron én een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
De hoogte van het groepsrisicois afhankelijk van twee factoren:
Het GR legt een relatie tussen deze twee factoren.
Men kan het groepsrisico niet ruimtelijk weergeven. Het wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin het aantal slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat de groep slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen: de fN-curve. Het groepsrisico dient te worden bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.
3 Wettelijk kader
3.1 Inleiding
Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de Rijksoverheid een aantal nota's, circulaires en besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het Rijksbeleid staat niet op zichzelf. Ook de provincie Groningen en de gemeente Groningen hebben veiligheidskaders vastgesteld.
3.2 Rijksbeleid
Risicobedrijven
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Daarnaast stelt het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO-1999) eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Het BEVI verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) is onlangs vastgesteld. Het BTEV is vergelijkbaar met het BEVI en bevat risiconormen voor transportroutes. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met VROM.
Hogedruk-buisleidingen
Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (1-1-2011). Voor buisleidingen gelden geen vaste afstanden meer, maar wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
3.3 Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Groningen
In januari 2010 heeft de gemeente Groningen eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (Beleidsregel Externe Veiligheid gemeente Groningen, 2010). Hierin geeft de gemeente Groningen aan hoe zij binnen haar grenzen met het milieuaspect externe veiligheid om wil gaan. In de visie worden randvoorwaarden geformuleerd voor nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bevat de visie een afwegingskader voor de initiatieffase van nieuwe ontwikkelingen.
3.4 Provinciaal Basisnet Groningen
Voor de provinciale wegen heeft de provincie het provinciaal basisnet Groningen opgesteld (“Veilig op weg, veiligheid rondom de weg, De uitwerking: Het provinciaal basisnet Groningen”, 2010). Het provinciaal basisnet bevat daarnaast aanvullende regels voor rijks- en spoorwegen ten behoeve voor extra bescherming van minder zelfredzame personen. Het provinciaal basisnet Groningen betreft een robuust systeem, waarin de externe risico's van transport van gevaarlijke stoffen zijn beschouwd en de gevolgen inzichtelijk zijn gemaakt.
4. Risicosituatie plangebied
4.1 Inventarisatie risicosituatie
De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd.
Risicobronnen zijn:
Bedrijven/inrichtingen
LPG-tankstation Friesestraatweg 231,
Het bestemmingsplan staat in het zuidwesten van het plangebied onder de bestemming Bedrijf een lpg-verkooppunt toe. Op grond van het BEVI is een minimale afstand tot kwetsbare objecten noodzakelijk van 35 meter tot het vulpunt, 25 meter tot de tank en 15 meter tot de afleverzuil. De aangrenzende dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning laat binnen een zone van 100 meter grenzend aan de bestemming Bedrijf geen gebouwen toe. Hierdoor is de minimale afstand tot kwetsbare objecten gewaarborgd.
Transport gevaarlijke stoffen
Provinciale weg N355 (Friesestraatweg),
Waterwegen
Er zijn geen waterwegen binnen of nabij het plangebied aanwezig.
Spoorwegen
Er zijn geen spoorwegen binnen of nabij het plangebied aanwezig.
Buisleidingen
2 hogedruk-aardgasleidingen: N-507-26-KR en N-507-50-KR
Figuur 1: overzicht risicobronnen Reitdiep
4.2 Samenvatting en conclusie
Uit de inventarisatie blijkt dat er zowel binnen het plangebied als in de omgeving van het plangebied een aantal risicobronnen aanwezig is. De volgende risicobronnen liggen binnen het plangebied:
Onderstaande risicobron ligt nabij het plangebied: het LPG-tankstation aan de Friesestraatweg 213.
Vanwege de grote afstand van LPG tankstation aan de Friesestraatweg tot het plangebied, is deze risicobron in deze niet relevant en wordt ze daarom in het vervolg van deze studie niet meer benoemd.
Ook het geprojecteerde lpg-verkooppunt in de bestemming Bedrijf is niet relevant, omdat de aangrenzende dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning binnen een zone van 100 meter direct grenzend aan de bestemming Bedrijf geen gebouwen toelaat, zodat de minimale afstand tot kwetsbare objecten gewaarborgd is.
De invloed van de overige risicobronnen worden in het volgende hoofdstuk beschreven.
5 Nader onderzoek relevante risicobronnen
5.1 Inleiding
De aanwezigheid van risicobronnen heeft consequenties voor de veiligheid van het bestemmingsplan als er harde risicocontouren (PR of PAG) of invloedsgebieden van het groepsrisico (GR) over het plangebied liggen. Zoals hiervoor beschreven vallen de risicocontouren en de invloedsgebieden van het de provinciale wegen N355 en de hogedruk-aardgasleidingen over het plangebied.
In dit hoofdstuk worden deze risicobronnen en hun invloed op het bestemmingsplan nader beschreven. Tevens wordt aangegeven of het groepsrisico moet worden verantwoord en of de hoogte ervan aanvaardbaar is. Ook wordt toegelicht of de aanwezigheid van de risicobronnen het treffen van veiligheidsmaatregelen of het opnemen van aanvullende voorschriften noodzakelijk maakt.
5.2 Provinciale weg N355 (Friesestraatweg)
Beschrijving traject
De provinciale weg N355 loopt vanuit de zuidoostpunt van het plangebied richting het noordwesten. Aangezien er over deze transportroute vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, heeft de provincie Groningen deze weg opgenomen in het provinciale basisnet. Hierbij dient vermeld te worden dat deze geen deel uitmaakt van het landelijke basisnet.
Plaatsgebonden risico
Gebaseerd op deze gegevens van het provinciale basisnet kan worden vastgesteld dat het PR van 10-6op de N355 zelf ligt. De risicocontouren komen dus niet buiten de weg.
Dit betekent dat het PR ten gevolge van het wegtransport geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.
Plasbrand-aandachtsgebied (PAG)
Naast het PR dient ook rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrandscenario. Voor de weg bedraagt het PAG 30 meter (volgens het provinciale basisnet de zogenoemde '30 meter zone'). In deze zone mag in principe geen nieuwbouw worden gerealiseerd voor minder zelfredzame personen. Hiermee wordt rekening gehouden in het bestemmingsplan Reitdiep. De bebouwings- vlakken voor nieuwbouw zijn teruggelegd tot 30 meter van de weg.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de bestaande situatie wel bebouwing staat op minder dan 30 meter vanaf de N355. Het betreft één woning aan de zuidkant van de Friesestraatweg (circa 16 meter vanaf de N355). Aangezien het om bestaande bebouwing gaat, wordt voldaan aan het Basisnet.
Groepsrisico
Het invloedsgebied van de N355 waarbinnen het groepsrisico moet worden bekeken, ligt voor een deel over het plangebied. Met behulp van het rekenprogramma RBM-II heeft de Milieudienst het groepsrisico berekend voor de N355.
De berekeningen zijn uitgevoerd met vervoersaantallen zoals genoemd in Bijlage III van het Provinciaal Basisnet Groningen. Hierbij is rekening gehouden met de benutting van niet ingevulde bestemmingsplancapaciteit ter plaatse van de Eemshaven en het chemiepark Delfzijl ('Vervoer basisnet relevante gevaarlijke stoffen over weg en spoor naar chemiepark Delfzijl en de Eemshaven', provincie Groningen, mei 2010).
Over de N355 worden verschillende soorten gevaarlijke stoffen vervoerd. Hieronder zijn de stofcategorieën en een overzicht van de vervoersfrequenties opgenomen.
stofcategorie | voorbeeld | ||
LF1 | brandbare vloeistoffen | dieselolie | |
LF2 | brandbare vloeistoffen | benzine | |
LT1 | toxische vloeistoffen | acrylnitril | |
LT2 | toxische vloeistoffen | propylamine | |
GF3 | brandbaar gas | propaan |
Overzicht stofcategorieën
stofcategorie | N355 |
LF1 | 1000 |
LF2 | 2000 |
LT1 | 0 |
LT2 | 0 |
GF3 | 75 |
Overzicht vervoersfrequenties N355
Resultaten groepsrisicoberekening
Conform de eisen van de Circulaire RVGS dient het risico per kilometer tracé te worden beschouwd. Hieronder staat een afbeelding van het onderzochte gebied.
Figuur 2: modelomgeving RBM2-berekening N355
Groepsrisico bestaande situatie
In de volgende figuur staat het groepsrisico weergegeven voor de provinciale weg N355 uitgaande van de bestaande bevolkingsgegevens.
Figuur 3: groepsrisico N355
Op basis van de fN curve in figuur 3 kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico geheel beneden de oriëntatiewaarde ligt.
5.3 Hogedruk-aardgasleidingen N-507-26-KR en N-507-50-KR
Beschrijving trajecten
Binnen het plangebied liggen twee ondergrondse buisleidingen van de Gasunie voor transport van aardgas onder hoge druk (40 bar). Een leiding (N-507-26-KR-007) loopt door de noordwestkant van het plangebied, de andere (N-507-50-KR-014) doorsnijdt het plangebied aan de zuidkant.
Plaatsgebonden risico
Er is geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour (PR10-6).
Groepsrisico
De toetsingsgebieden GR strekken zich uit over een afstand van 70 tot 170 meter ter weerszijden van de leidingen binnen het plangebied. Daarbinnen zijn woningen gelegen. Met behulp van het rekenprogramma CAROLA versie 1.0.0.50. heeft het SteunPunt externe veiligheid van de provincie Groningen een risicoberekening voor beide buisleidingen gemaakt.
De berekeningen zijn gemaakt op basis van leidinggegevens van de Gasunie.
Resultaten groepsrisicoberekening
Hieronder staat een afbeelding van het onderzochte gebied, het zogenoemde 'interessegebied'. Zichtbaar zijn de buisleidingen die zijn meegenomen in de GR-berekening.
Figuur 4: interessegebied CAROLA-berekening
Groepsrisico bestaande en nieuwe situatie
Voor zowel de bestaande als de nieuwe situatie is het groepsrisico voor beide buisleidingen berekend.
In onderstaande figuren staat dit groepsrisico weergegeven.
Figuur 5: FN curve voor N-507-26 van
N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 2860.00
en stationing 3860.00 – bestaande situatie
Figuur 6: FN curve voor N-507-26 van
N.V. Nederlandse Gasunie voor de nieuwbouwsituatie
met een populatiedichtheid van 120 pers/ha.
Figuur 7: FN curve voor N-507-50 van
N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing
6600.00 en stationing 7600.00- bestaande situatie
Figuur 8: FN curve voor N-507-50 (zie ook Fig. 3.5) van
N.V. Nederlandse Gasunie voor de nieuwbouwsituatie met
een populatiedichtheid van 120 pers/ha.
Conclusies groepsrisico hogedruk-aardgasleidingen
Op basis van de FN-curves kan geconcludeerd worden dat, in geen enkel geval is bij de hoogte van het groepsrisico over de 'slechtste kilometer' sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Tevens kan gesteld worden dat, de hoogte van het groepsrisico zich beperkt in al deze situaties inclusief nieuwbouw tot minder dan 10 procent van de oriëntatiewaarde.
Voor de leiding N-507-50 levert de hogere personendichtheid als gevolg van de geprojecteerde nieuwbouw geen significante stijging van het groepsrisico op.
Voor de leiding N-507-26 levert de hogere personendichtheid als gevolg van de geprojecteerde nieuwbouw wel een duidelijke stijging van het groepsrisico op.
De hoogte van het groepsrisico blijft echter onder de grens van 10% van de oriëntatiewaarde.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de aanwezigheid van de buisleidingen N-507-26-KR en N-507-50-KR geen bezwaar vormt voor de actualisatie van het bestemmingsplan.
6 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid
Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de regionale brandweer Groningen het volgende advies gegeven.
6.1 Bestrijdbaarheid
Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen verantwoorden, zijn de volgende aspecten door de regionale brandweer beoordeeld:
Effecten
De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de effecten die hier kunnen optreden in geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij is gekeken welke stoffen dan wel stofcategorieën een gevaar opleveren en tot op welke afstand effecten kunnen optreden. Het aspect bestrijdbaarheid is weliswaar niet ruimtelijk relevant, maar wel van belang voor de ruimtelijke afweging (verantwoording groepsrisico). Uit de beoordeling blijkt het volgende:
Effectafstanden hogedruk-aardgastransportleidingen | ||||
Leidingnummer | Diameter | Druk | 100% letaal | 1% letaal |
N-507-25 | 8,63 inch | 40 bar | 50m | 95m |
N-507-26 | 16 inch | 40 bar | 80m | 170m |
N-507-50 (-KR-13) | 6,26 inch | 40 bar | 50m | 70m |
N-507-50 (-KR-14) | 12,75 inch | 40 bar | 70m | 140m |
Figuur 9: Effectafstanden vanaf het hart van de aardgastransportleiding
Bron: Risicokaart (maart 2011)
Bereikbaarheid
De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Om te bepalen of zij tijdens een ramp of een zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden, is de opkomsttijd beoordeeld. Om te bepalen of het plangebied en de risicobron bovenwinds (met de windrichting mee) zijn te benaderen, is de tweezijdige bereikbaarheid beoordeeld. Het aspect bereikbaarheid is ruimtelijk relevant en daardoor te borgen in het bestemmingsplan. Uit de beoordeling blijkt het volgende.
Het plangebied is via de Friesestraatweg en de Professor Uilkensweg voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar. In het plangebied liggen wel enkele woonbuurten die eenzijdig ontsloten zijn. Dit betreft bestaande situaties met een beperkte omvang. Voor de woonbuurt Kleiwerd is echter een tweede ontsluiting wenselijk. Daarom wordt geadviseerd om voor de bestemming 'Wonen nader uit te werken' nadere voorwaarden op te nemen, zodat de woonbuurt Kleiwerd een tweede ontsluiting krijgt. Daarnaast wordt voor de bestemming 'Wonen nader uit te werken' geadviseerd om in de uitwerkingsregels nadere voorwaarden op te nemen, zodat de tweezijdige bereikbaarheid van deze bestemming wordt gegarandeerd. De handreiking 'Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen' geldt daarbij als uitgangspunt.
Bluswatervoorzieningen
De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de aanwezigheid en de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen. Om te bepalen of de brandweer snel kan beschikken over voldoende bluswater, is de beschikbaarheid van zowel primaire (brandkranen) als secundaire (open water) bluswatervoorzieningen beoordeeld. Het aspect bluswatervoorziening is weliswaar niet ruimtelijk relevant, maar wel van belang voor de ruimtelijke afweging. Verbeteringen ten aanzien van bluswatervoorzieningen zijn te borgen in de uitvoeringsfase van het plan. Uit de beoordeling blijkt het volgende.
6.2 Zelfredzaamheid
Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron om zichzelf in veiligheid te brengen indien een ramp of een zwaar ongeval plaatsvindt. Belangrijk aspect hierbij is, dat zij zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten, bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid in het rampgebied is bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid van de aanwezige personen te beoordelen, zijn de volgende aspecten beoordeeld:
Zelfredzaam vermogen
De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de mate van zelfredzaamheid van personen. Hierbij is het fysieke vermogen beoordeeld, zoals geestelijke en/of lichamelijke beperkingen van groepen personen. Het aspect zelfredzaamheid is niet ruimtelijk relevant, maar is wel zwaarwegend voor de verantwoording van het groepsrisico. Uit de beoordeling blijk het volgende.
Objecten met verminderd zelfredzame personen in invloedsgebieden | ||||||||
straat | categorie | LPG best. | LPG nieuw | N355/N370 | N-507-25 | N-507-26 | N-507-50 | |
1% letaliteit | - | - | 230m | 230m | 230m | 95m | 170m | 70m |
JJI Het Poortje | Hoogeweg 9 | gevangenissen | 250m | 360m | 170m | 300m | 420m | 60m |
Figuur 10: Afstanden kwetsbare objecten tot risicobronnen, bron Risicokaart (maart 2011)
Ontvluchtingsmogelijkheden
De brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de mogelijkheden voor ontvluchten van het mogelijke rampgebied. Hierbij zijn de vluchtmogelijkheden loodrecht van de risicobron beoordeeld. Dit aspect is niet ruimtelijk relevant, maar wel te borgen bij de inrichting van het plangebied. Uit de beoordeling blijkt het volgende.
Het plangebied en de directe omgeving daarvan bieden over het algemeen voldoende vluchtmogelijkheden, die loodrecht van de risicobronnen wegleiden. Uitzondering hierop is de bestaande bebouwing naast de hogedruk aardgastransportleiding N-507-50. Deze bebouwing is eenzijdig ontsloten richting de transportleiding. Daarom adviseert de brandweer om in overleg met Gasunie passende maatregelen te treffen om de kans op schade aan de leiding te beperken. Bijvoorbeeld door een betere aanduiding van de leidingen. Daarnaast adviseert de brandweer om voor de bestemming 'Wonen nader uit te werken' nadere eisen op te nemen, zodat ontvluchting loodrecht van de risicobronnen is gewaarborgd.
Signaleringsmogelijkheden
Tot slot heeft de brandweer het plangebied beoordeeld op de mogelijkheden voor signalering. Hierbij is beoordeeld of het plangebied in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) ligt. Het aspect signalering is niet ruimtelijk relevant, maar wel zwaarwegend voor de verantwoording van het groepsrisico. Uit de beoordeling blijkt het volgende.
Het plangebied ligt nagenoeg geheel in het sirenebereik van het bestaande WAS. Hierdoor is een snelle signalering mogelijk. Het aspect signaleringsmogelijkheden geeft daarom geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.
Conclusie
De externe veiligheidssituatie voor het bestemmingsplan Reitdiep is in beeld gebracht. Binnen het plangebied zijn risicobronnen aanwezig die invloed hebben op de veiligheidssituatie binnen het plangebied, te weten:
Onderstaande risicobron ligt nabij het plangebied: het LPG-tankstation aan de Friesestraatweg 213.
Voorts is een LPG-station toegestaan aan de zuidwestzijde van het plangebied.
Uit nader onderzoek is gebleken dat aan veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). De harde veiligheidsnormen worden in acht genomen en zijn gewaarborgd.
Voor de N355 geldt een effectgebied van 200 meter. Het plangebied ligt daarom voor een deel binnen het invloedsgebied van de provinciale weg N355. Uit berekeningen is gebleken dat het groepsrisico geheel beneden de oriëntatiewaarde ligt.
Voor beide hogedruk-aardgasleidingen geldt een toetsingsgebied GR van respectievelijk 70 en 170 meter. Berekeningen laten zien dat de geprojecteerde nieuwbouw slechts een geringe toename van het GR tot gevolg heeft. Deze veiligheidsstudie geldt als de verantwoording groepsrisico in deze.
De regionale brandweer heeft daarnaast geconstateerd, dat er in het plangebied sprake is van een beperkte bestrijdbaarheid. Om de tweezijdige bereikbaarheid van de bestemming 'Wonen nader uit te werken' te garanderen, adviseert de brandweer om in de uitwerkingsregels nadere voorwaarden op te nemen. Dit geldt zowel voor objecten in de bestemming 'Wonen nader uit te werken' als voor de woonbuurt Kleiwerd. Opdat de bluswatervoorzieningen in de uitvoeringsfase worden meegenomen, adviseert de brandweer om voor de bestemmingen 'Wonen nader uit te werken' en 'Bedrijf (verkoop motorbrandstoffen LPG)' nadere voorwaarden op te nemen.
In het plangebied is in de bestaande situatie sprake van een beperkte zelfredzaamheid. Om de veiligheid te verbeteren, adviseert de brandweer om in overleg met de Gasunie passende maatregelen te treffen, zodat de kans op schade aan de hogedruk aardgastransportleiding wordt beperkt. Ook wordt geadviseerd om het bestuur van JJI Het Poortje te informeren over de externe veiligheidsrisico's. Tot slot adviseert de brandweer om voor de bestemming 'Wonen nader uit te werken' nadere voorwaarden op te nemen, zodat nieuwe objecten voor verminderd zelfredzame personen in de 30- meterzone van de Friesestraatweg en de 100%-letaliteitsgrens van de transportleidingen worden uitgesloten.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.