Plan: | Bestemmingsplan Reitdiep 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP495Reitdiep2012-vg01 |
Algemeen
Het beleid ten aanzien van water is vastgelegd in het 'Waterwerk, verbreed Groninger Rioleringsplan' van de gemeente Groningen (planperiode 2009-2013). Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijke wateropgave van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's.
De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen de bodem, de natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. Het Reitdiep valt onder het beheer van het waterschap Hunze en Aa's, die een adviserende en toetsende rol vervult.
Drooglegging
Het totale gebied maakt onderdeel uit van polder Jonge Held (winterpeil NAP -1,1 meter; zomerpeil NAP -0,9 meter). Het Reitdiep in het oosten heeft een boezempeil van NAP + 0,53 meter NAP; dit kan in extreme situaties oplopen tot NAP +1.50 meter.
Schouwsloten en hoofdwatergangen van het waterschap,
alsmede peilgebieden
Bouwmaterialen
Bij de bouw van de gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit, welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.
Het toepassen van vegetatiedaken is wenselijk. De aanleg van een vegetatiedak is positief voor de rioleringsopgave vanwege de vertraagde afvoer van water. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen.
Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.
Ecologisch gezien bieden vegetatiedaken ook de nodige voordelen, zoals meer ruimte voor insecten en vogels.
Deelgebieden
Het plangebied bevindt zich in het noordwesten van de stad nabij Dorkwerd. In de huidige situatie zijn de noord-, de oost- en, ter plaatse van Reitdiephaven, de zuidzijde ontwikkeld en is het middengebied nog onbebouwd. De betreffende gebieden zijn weergegeven op de hierna opgenomen afbeelding en worden per onderdeel beschreven.
Deelgebieden
Reitdiephaven
De Reitdiephaven staat in open verbinding met het Reitdiep en hanteert hierdoor hetzelfde peil.
Reitdiep-noord
Het oostelijke deel van Reitdiep-noord, dat ligt tussen het Reitdiep en de Hoogeweg, is uitgevoerd met - voor het overgrote deel - bevaarbaar water. Twee kleine sluizen overbruggen het peilverschil tussen het Reitdiep en het waterpeil van de woonwijk. Het gebied is grotendeels aangelegd als eilandenzone.
Het middengebied direct ten westen van de noordkant van de Hoogeweg is momenteel nog grasland. Dit gebied is aangewezen als groene enclave en zal worden ingericht als water- en groengebied.
Reitdiep-noord is aan de westzijde omrand door brede watergangen.
Het te ontwikkelen woongebied
Watergangen
Het middendeel van het plangebied is momenteel nog grasland, met uitzondering van het gedeelte waar de bouw van een school is gepland. Deze locatie ligt buiten het plangebied.
Het overige gebied heeft de bestemming Wonen uit te werken. Het behouden van de hoofdwaterstructuren is wenselijk. Daar waar ontwikkelingen komen, is ook compensatie van oppervlaktewater noodzakelijk.
Op de watergang ten (zuid)oosten van de weg Joeswerd is de aansluiting van de toekomstige aanvoer van Drents water gepland. Voor dit Drentse water is al een deel van de route gerealiseerd. De route begint in het plangebied bij de ringweg, waar het water via een duiker aangevoerd kan worden. Vervolgens moet het water via een watergang in het nog te ontwikkelen middengebied getransporteerd worden. Deze watergang moet van voldoende afmeting zijn. Op de hierna opgenomen afbeelding is deze verbinding met een lichtblauwe lijn aangegeven. De locatie van de watergang wordt nog nader bepaald, maar moet meegenomen worden in het ontwerp. Het water vervolgt zijn weg via de watergang langs de weg Joeswerd in noordelijke richting. Via een duiker komt het terecht in het watersysteem tussen de Hoogeweg en het Reitdiep. Het water stroomt vervolgens in zuidelijke richting langs de Professor Uilkensweg en voert dan af via een infiltratieriool/duiker langs de Reitdiephaven. Tot slot gaat het via een duiker onder de ringweg door en stroomt dan zuidelijk van de ringweg richting het oosten naar de vijvers van Vinkhuizen.
Waterafvoerrichtingen
Verklaring: de donkerblauwe lijnen zijn bestaande verbindingen, de rode lijnen zijn duikers, de lichtblauwe lijn is de ontbrekende schakel in het te ontwikkelen gebied.
Water en riolering
Bij de bouw van de woningen in het middengebied moet rekening worden gehouden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak, waardoor regenwater sneller tot afstroming komt. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting: er moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater geëist. Als vuistregel gaat het om een compensatie van 10% van de toename van het verharde en / of bebouwde oppervlak in de vorm van oppervlaktewater. Binnen het plan moet hier ruimte voor worden gereserveerd. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen/partijen. Het water moet, indien mogelijk, vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.
Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is dat regenwater niet in de bodem kan zakken. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd en kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.
De aanleg van een vegetatiedak kan een bijdrage leveren aan de compensatie van de toename van het verharde en bebouwde oppervlak (zie ook deze paragraaf onder het kopje Algemeen).
In de verdere uitwerking van de plannen moet duidelijk worden hoe de compensatie van de toename van het verharde oppervlak gerealiseerd wordt.
Bodem
De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1 meter en bij gebouwen minimaal 1,3 meter zijn ten opzichte van maaiveld. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0.20 meter beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn er inzake het te ontwikkelen woongebied onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de drooglegging en de ontwateringsdiepte.
Riolering
In het plangebied is een gescheiden stelsel aanwezig. In de Hoogeweg ligt een d.w.a . (droogweer afvoer)-leiding naar het gemaal.
Bij de realisatie van woningbouw in het middengebied (het te ontwikkelen woongebied) moet een gescheiden rioolsysteem aangelegd worden, waarbij regenwater gescheiden wordt van het afvalwater.
Het huishoudelijk afvalwater van onder meer toilet, douche en keuken wordt aangesloten op het dwa-stelsel. Of aansluiting op het bestaande stelsel mogelijk is in relatie tot diepteligging en capaciteit moet uitgezocht worden. Dit zal ook afhankelijk zijn van de stedenbouwkundige inrichting. Het dakwater plus het overige regenwater gaat naar het oppervlaktewater. Ook eventuele drainage- systemen moeten, indien mogelijk, afwateren op het oppervlaktewater. Daar waar woningen rechtstreeks aan oppervlaktewater grenzen, kan rechtstreeks afgevoerd worden op oppervlaktewater.