direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein - 2
Plan: Bestemmingsplan Oosterhoogebrug en Ulgersmaborg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP491OosterhbUborg-oh01

Artikel 5 Bedrijventerrein - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak mag bestaan uit kantoorruimte ten dienste aan het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  • b. bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3', als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak mag bestaan uit kantoorruimte ten dienste aan het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  • c. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. kantoren tot een maximum van 500 m2 bruto vloeroppervlakte per perceel;
  • e. kantoren met een bruto vloeroppervlakte per perceel van meer dan 500m2, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • f. detailhandel in volumineuze goederen, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  • g. maatschappelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • h. onderwijs, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
  • i. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg',
  • j. wegen, voet- en fietspaden;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water;
  • m. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouw van bedrijfswoningen is, voor zover dit al niet is toegestaan op grond van artikel 5.1.c, niet toegestaan.
  • b. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • c. De bouwhoogtemag maximaal de aangegeven bouwhoogte bedragen.
  • d. Het bebouwingspercentage mag maximaal het aangegeven bebouwingspercentage bedragen.
  • e. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag maximaal 3 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de bereikbaarheid van gebouwen:

Met het oog op mogelijke calamiteiten dient de bereikbaarheid van gebouwen, zowel vanaf de openbare weg als ten opzichte van elkaar op één bouwperceel voldoende gewaarborgd te zijn.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn bijvoorbeeld de bezonningssituatie, de lichttoetreding, zichtlijnen.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.2 onder a, voor de bouw van bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal bedrijfswoningen per bedrijf maximaal één mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een bedrijfswoning met inachtneming van het voor het desbetreffende bouwperceel aangegeven bebouwingspercentage maximaal 100m2 mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een bedrijfswoning maximaal 9 meter mag bedragen.
  • b. lid 5.2.2 onder c, voor het vergroten van de maximaal toegestane bouwhoogte met maximaal 4 meter;
  • c. het bepaalde in lid 5.2.2 onder d, voor het vergroten van het maximaal toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
  • d. het bepaalde in lid 5.2.2 onder e, voor een overschrijding van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen.
5.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 5.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 5.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 5.1 onder a en b zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met dien verstande dat dit gebruik is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren met een bruto vloeroppervlak van meer dan 500 m2, voorzover niet elders uitdrukkelijk toegestaan;
  • d. standplaatsen voor woonwagens dan wel het gebruik van gronden anderszins voor bewoning, anders dan bedrijfswoningen.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1 onder a en b, juncto lid 5.5 onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in een hogere dan de aldaar genoemde categorieën, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 5.1, sub a, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • b. het bepaalde in lid 5.1 onder a en b, juncto lid 5.5 onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 5.1 onder a genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • c. het bepaalde in lid 5.1 onder a en b ten behoeve van het toestaan van maximaal 70% van de bruto vloeroppervlakte voor kantoorruimte die ten dienste staat aan het ter plaatse gevestigde bedrijf.
5.6.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 5.6.1 onder a en b is slechts mogelijk, nadat een advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van het milieu is ingewonnen.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van:
  • a. detailhandel in auto's, boten en caravans,
  • b. detailhandel in kampeerartikelen,
  • c. detailhandel in landbouwwerktuigen,
  • d. detailhandel in grove bouwmaterialen,
  • e. detailhandel in keukens en sanitair,
  • f. detailhandel in tuininrichtingsartikelen,
  • g. inrichtingscentra voor kantoorinterieur en
  • h. bouwmarkten,

met dien verstande dat

  • detailhandel in niet-volumineus, branchevreemd assortiment als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse gevestigd volumineus detailhandelsbedrijf is toegestaan, mits de omvang niet meer bedraagt dan 10% van de totale verkoopvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m2 per vestiging;
  • detailhandel in voedings- en genotmiddelen is uitgesloten.

Hierbij worden de volgende aspecten betrokken:

a. verkeerskundige aspecten:

De vestiging of uitbreiding van een detailhandelsvoorziening dient uit een oogpunt van verkeersafwikkeling en voorziening in de parkeerbehoefte aanvaardbaar te zijn. Hierbij dient tevens in de beoordeling te worden betrokken of en in hoeverre de locatie is of kan worden ontsloten door het openbaar vervoer.

b. ruimtelijke spreiding en concentratie:

Bij het toelaten van een nieuwe functie wordt enerzijds in beschouwing genomen of het detailhandelsaanbod in volumineuze goederen uit een oogpunt van verzorging evenwichtig over het gemeentelijk grondgebied is verspreid en anderzijds of uit een oogpunt van mobiliteit, synergie en complementariteit voldoende wordt aangesloten bij bestaande voorzieningenclusters.