Plan: | Bestemmingsplan Oosterhoogebrug en Ulgersmaborg |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP491OosterhbUborg-oh01 |
De op de kaart voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat
Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de bereikbaarheid van gebouwen:
Met het oog op mogelijke calamiteiten dient de bereikbaarheid van gebouwen, zowel vanaf de openbare weg als ten opzichte van elkaar op één bouwperceel voldoende gewaarborgd te zijn.
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn bijvoorbeeld de bezonningssituatie, de lichttoetreding, zichtlijnen.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Afwijken van de regels met toepassing van lid 4.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Het gestelde in lid 4.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Afwijken van de regels met toepassing van lid 4.6.1 onder a en b is slechts mogelijk, nadat een advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van het milieu is ingewonnen.