direct naar inhoud van 3.4 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Hoogkerk-Gravenburg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP482HoogkerkGrave-oh01

3.4 Milieu

Dit hoofdstuk gaat in op de milieuaspecten die relevant zijn voor het bestemmingsplan Hoogkerk - Gravenburg. Het plangebied betreft een deel van het dorp Hoogkerk, de wijk Gravenburg en het industrieterrein Hoogkerk-Oost. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem, duurzaamheid en leidingen.

3.4.1 Bedrijven(terreinen)

Bedrijven kunnen hinder of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Een kenmerk van dit plangebied is dat het ligt tussen industriegebieden. Hierdoor heeft het plangebied een eigen structuur. De functies wonen en industrie zijn in het plangebied sterk verbonden.

In de woonwijken van Hoogkerk en Gravenburg zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”. Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving.

In het plangebied bevinden zich ook bedrijven met een hogere categorie. Deze bedrijven zijn in tabel 1 opgenomen.

Bedrijf   Adres   Categorie  
Suikerfabriek Vierverlaten   Fabriekslaan 12   5  
Smurfit Kappa De Halm   Halmstraat 1   4  
Knol's Palingrokerij   Kerkstraat 76   4  
Zwembad Hoogkerk   Hoendiep 185a   3  
LCW Groningen (voorheen Vonck transport)   Hoendiep 199   3  
Koets BV Graveerwerk   Hoendiep 206   3  
Takel- & Bergingsbedrijf Poort   Kerkstraat 52   3  
Constructiewerken H.H. Koenes   Middenweg 6   3  
NMB Motoren   UT Delfiaweg 6e   3  

Tabel 1: Bedrijven met categorie 3 en hoger volgens de VNG “Bedrijven en milieuzonering” in het plangebied.

Bij vertrek van de categorie 3 en 4 bedrijven mogen alleen bedrijven uit een lagere categorie hiervoor terugkomen. De voorschriften van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

De regulering van de milieubelasting door bedrijven vindt plaats met behulp van de Wet milieubeheer en/of op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Bij de aanvraag van een vergunning voor een nieuwe bedrijfsvestiging wordt nauwgezet beoordeeld of aan de geldende randvoorwaarden kan worden voldaan en of er hinder zal optreden.

IMR-contour

Begin 2008 is er voor de suikerfabrieken een nieuwe IMR-contour vastgesteld (zie figuur 1). IMR staat voor Integratie Milieu en Ruimtelijke ordening. Binnen de IMR-contour hanteert de gemeente een restrictief beleid voor de bouw van nieuwe woningen. De IMR-contour heeft geen consequenties voor bestaande woningen of vervangende nieuwbouw. Het plangebied Hoogkerk (centrum en noord) en Gravenburg valt gedeeltelijk binnen de IMR-contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP482HoogkerkGrave-oh01_0017.jpg"

Figuur 1: IMR-contour 2008

Geluid (weg, spoor en industrie)

Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  • 1. industrielawaai
  • 2. wegverkeerslawaai
  • 3. spoorweglawaai

In dit plangebied zijn alle drie de bronnen van geluidhinder relevant.

Wegverkeerslawaai

In het plangebied liggen veel wegen die zijn aangewezen als 30 kilometerzone. Deze vallen niet onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. Dit is wel het geval bij de volgende drukke wegen in het plangebied (met tussen haakjes de breedte van de geluidzone vanaf de as van de weg):

Kerkstraat 200 meter

Johan van Zwedenlaan 200 meter

Hoendiep 200 meter

Aduarderdiepsterweg 200 meter

Vierverlatenweg 200 meter

Zuiderweg 200 meter

Noodweg 200 meter

Ook de andere 50 kilometer wegen in het plangebied vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder met een bijbehorende geluidzone van 200 meter vanaf de as van de weg.

De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor dergelijke bestaande situaties, tenzij hier nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. In dat geval schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor die consequenties kan hebben voor de geluidbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en technisch mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

Spoorweglawaai

Het plangebied ligt langs de spoorlijn Leeuwarden-Groningen. Zoals in veel binnenstedelijke gebieden wordt de voorkeursgrenswaarde van 53 dB voor woningen langs het spoor overschreden. Voor de huidige situatie heeft de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde geen gevolgen. Dit in tegenstelling tot nieuwe situaties. Bouwactiviteiten voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van de spoorlijn mogen niet zonder meer plaatsvinden. Hiervoor moet de gemeente een hogere waarde vast stellen.

Industrielawaai

Een deel van het plangebied ligt binnen het gezoneerde industrieterrein Groningen West Hoogkerk. Deze zone is vastgesteld bij Koninklijk Besluit (KB). In het bestemmingsplan ligt een deel van het gezoneerde industrieterrein (bedrijfsterrein van de CSM). De zone heeft echter geen invloed op de bestaande situatie. In figuur 2 is de zone weergegeven. Voor de bestaande situatie heeft de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde geen gevolgen. Dit in tegenstelling tot nieuwe situaties. Bouwactiviteiten voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de akoestische invloedssfeer van de industrieterreinen mogen niet zonder meer plaatsvinden. Hiervoor moet een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder worden vastgesteld. Dit mag maximaal tot 55 dB(A). Deze geluidzone is op de plankaart aangegeven (gebiedsaanduiding geluidzone-industrie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP482HoogkerkGrave-oh01_0018.jpg"

Figuur 2: Geluidzone industrieterrein Groningen West Hoogkerk

3.4.2 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit1 geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. De gemeente heeft in haar Duurzaamheidbeleid opgenomen dat er ook getoetst wordt aan de veel strengere gezondheidskundige advieswaarden voor fijn stof van de Wereld Gezondheidsraad (WHO).

Voor dit bestemmingsplan is nagegaan of er op basis van de huidige en toekomstige verkeersintensiteiten risico's zijn op het overschrijden van luchtkwaliteitsnormen. Hierbij is gekeken naar de jaren 2008 en 2018. De concentraties langs de Kerkstraat, het Hoendiep en de Vierverlatenweg zijn geschat op basis van de verkeersintensiteiten uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.

Alle onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. De gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof wordt wel overschreden. Dit betekent dat gezondheidsklachten die gerelateerd zijn aan de luchtkwaliteit niet kunnen worden uitgesloten.

Geur

De belangrijkste bron van geur vanwege bedrijvigheid is de suikerfabriek. De suikerfabriek veroorzaakt in de herfstperiode een geurbelasting. De normen waaraan de suikerfabriek moet voldoen zijn in de vergunningen, welke zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer, vastgelegd.

3.4.3 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Inleiding

Externe veiligheid gaat over de omgang met de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

Wettelijk kader

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Voor het vervoer gelden op dit moment de normen uit de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS). Binnenkort wordt een AMvB van kracht, het Besluit transportroutes externe veiligheid (BTEV).

Voor aardgastransportleidingen geldt op dit moment de Circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984' (VROM). De Circulaire uit 1984 wordt vervangen door een AMvB (Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen, BEVB) naar analogie van het BEVI.

De circulaire RNVGS en het BEVI bevatten eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Beide kaders verplichten gemeenten en provincies, hiermee rekening te houden bij het maken van ruimtelijke plannen.

Externe veiligheidsstudie

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het plangebied Gravenburg, Hoogkerk Noord en Centrum een externe veiligheidsstudie uitgevoerd. De studie bevat een inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied en een analyse van de invloed van deze bronnen voor het bestemmingsplan. Het resultaat is getoetst aan de geldende veiligheidsnormen. Ook is gekeken na de noodzaak om extra veiligheidsmaatregelen te treffen of aanvullende voorschriften in het plan op te nemen. De externe veiligheidsstudie maakt als bijlage deel uit van het bestemmingsplan.

Uit de EV-studie blijkt dat het bestemmingsplan te maken heeft met meerdere risicobronnen, allemaal gelegen in het zuidelijke deel van het plangebied. Het gaat hierbij om:

  • Suikerfabriek Vierverlaten
  • Kartonfabriek Smurfit Kappa Solidboard
  • Gasontvangststation (GOS) N106
  • GOS N239
  • Zwembad Hoogkerk
  • Buisleidingen Gasunie

Andere risicovolle inrichtingen of transportassen van vervoer gevaarlijke stoffen zijn niet van invloed voor het plangebied. De aangrenzende spoorlijn Groningen – Leeuwarden betreft geen reguliere transportroute voor vervoer van gevaarlijke stoffen.

Uit de toetsing blijkt dat voor alle risicobronnen aan de harde eisen van het plaatsgebonden risico wordt voldaan. Ook de richtwaarden voor het groepsrisico vormen geen probleem. De zogenaamde oriëntatiewaarde, een belangrijke ijkwaarde, wordt nergens overschreden. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de risicoafstanden voor buisleiding uit de Circulaire zonering langs hogedruk-aardgastransportleidingen uit 1984. De vaststelling van nieuwe regelgeving voor buisleidingen en vervoer van gevaarlijke stoffen zal in de toekomst eveneens niet leiden tot een knelpunt op het gebied van externe veiligheid.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid van de locatie Suiker Unie Vierverlaten adviseert de regionale brandweer om de bereikbaarheid te verbeteren, door een derde toegangsweg te

realiseren. Indien zich hier namelijk een scenario voordoet waarbij zwaveldioxide vrijkomt bij een ongunstige windrichting, dan zal het terrein moeilijk bereikbaar zijn voor hulpverleners.

In de planregels (artikel 13) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanleg van deze derde toegangsweg mogelijk te maken.

Op grond van externe veiligheid bestaat geen bezwaar tegen de actualisatie van het bestemmingsplan.

3.4.4 Bodem

Met de herziening van de bestemmingsplannen Hoogkerk-Centrum, Hoogkerk-Noord en Gravenburg wordt in het voorliggende bestemmingsplan Hoogkerk-Gravenburg de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties benoemd.

De functies in dit gebied hebben voornamelijk (grondgebonden) woningen met hierbij de reguliere wijkvoorzieningen zoals scholen en winkelcentra. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is er mogelijk sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.

Binnen het plangebied bevindt zich een aantal locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. Binnen het plangebied bevinden zich meerdere verdachte locaties ter plaatse van huidige- en voormalige bedrijfsterreinen. Daarnaast ligt binnen het plangebied een stortplaats en bevinden zich diverse ophogingen, dempingen en ondergrondse tanks waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn.

Er zijn meerdere locaties gesaneerd. Bij verschillende locaties is sprake van een ernstige bodemverontreiniging. Een aantal zijn nog niet gesaneerd. Een spoedige sanering is ook niet noodzakelijk. Bij ontwikkelingen op de locatie kan de verontreiniging worden aangepakt.

In onderstaande tabel zijn de gesaneerde en ernstig verontreinigde locaties weergegeven. Tevens is aangegeven of een sanering is afgerond en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.

Locatie code   Locatie naam   Beoordeling verontreiniging   Sanering uitgevoerd*   Zorg na sanering  
AA001400011   Hoendiep 160   Ernstig, niet spoedeisend   Ja (deels)   4+5  
AA001400017   Kerkstraat 91 - 97   Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd   Ja   2+8  
AA001400033   Van Ewsumstraat 9   Zorgplicht   Ja   n.v.t.  
AA001400038   Zuiderweg 44 - 46   Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd   Ja (deels)   5+8  
AA001400064   Kerkstraat 52   Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd   Ja   n.v.t.  
AA001400318   Johan van Zwedenlaan, spoorwegovergang   Pot. ernstig, niet spoedeisend   Ja   3+8  
AA001400534   Middenweg 22 - 24   Pot. ernstig, niet spoedeisend   Ja   3+8  
AA001400689   Hoendiep 205   Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd   Ja (deels)   n.v.t.  
AA001400762   Hoendiep 174   Zorgplicht   Ja   n.v.t.  
AA001400987   Halmstraat 1 - 3   Pot. ernstig, niet spoedeisend   Nee   n.v.t.  
AA001401167   Kerkstraat, naast nr. 73   Ernstig, niet spoedeisend   Nee    
AA001402247   Arteveldestraat 19 - 37   Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd   Ja   8  
AA001402458   Middenweg, voor nr. 22 - 24   Zorgplicht   Ja   n.v.t.  
AA001402570   Schoenerstraat 67   Niet verontreinigd   Ja   n.v.t.  
AA001402580   Kerkstraat 46   Zorgplicht   Ja   n.v.t.  
AA001403110   Hoendiep, slootdemping achter nr 219 - 233   Pot. ernstig, niet spoedeisend   Nee   4 (provincie)  
AA001403163   Halmstraat nabij nr. 3, stortplaats   Ernstig, niet spoedeisend   Ja (deels)   4  
AA001403196   Hoendiep 250   Ernstig, niet urgent   Ja (deels)   4+6+8  
AA001403206   U.T. Delfiaweg 6 - 6e   Pot. ernstig, niet spoedeisend   Ja (deels)   2+8  
AA001403373   U.T. Delfiaweg 7a   Ernstig, niet spoedeisend   Nee   n.v.t.  
AA001403382   Fabriekslaan 12   Ernstig, niet spoedeisend   Nee   n.v.t.  

Zorgmaatregelen en gebruiksbeperkingen na sanering
1. bestemmingswijzigingen melden bij bevoegd gezag Wet bodembescherming
2. leeflaag in stand houden
3. verharding in stand houden
4. monitoring grondwater
5. verbod graafactiviteiten
6. grondwateronttrekkingsysteem aanwezig
7. verbod op bouwwerkzaamheden
8. registratie

* Bij functiewijzigingen zal nagegaan moeten worden of de sanering voldoende uitgevoerd is voor het beoogde gebruik.  

Diffuse verontreinigingen

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in dit plangebied diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor hergebruik van grond. Het meest noordelijke deel van het plangebied bestaat uit schone grond. Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem” in acht genomen te worden.

3.4.5 Duurzaamheid

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025”.

In het beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl is beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.

In de Routekaart Groningen Energieneutraal+2025 staat opgeschreven hoe, met wie, waarmee en wanneer deze we deze ambitie willen realiseren. De ambitie 'Groningen energieneutraal' krijgt inhoud door het gelijk te trekken met 'CO2-neutraal' met een extra plus op energie besparen. Binnen de Routekaart is een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder is hét gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

De Groningse energieladder

  • 4. Energievrij
  • 5. Vermindering energieverbruik
  • 6. Gebruik en productie van duurzame energie
  • 7. Efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen
  • 8. Compensatie van fossiele energiebronnen

Kortom vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande paragrafen staat hoe deze thema's in het kader van dit bestemmingplan worden ingevuld.

Energie

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Bijvoorbeeld dient er naast aandacht aan een optimale isolatie en besparingen op het gebied van elektra ook gekeken te worden of er ook andere mogelijkheden in de buurt aanwezig zijn. Zoals bijvoorbeeld restwarmte van nabij gelegen bedrijven / kantoren / scholen. Het gebruik van aardwarmte in de vorm van warmte/koude opslag in de bodem in combinatie met warmtepompen is een duurzaam alternatief voor verwarming door middel van aardgas. Daarnaast is het raadzaam om bij grote (nieuwbouw) projecten te kijken naar een centraal gebruik van duurzame energie in combinatie met het inrichten van de omgeving. Hierbij wordt gedacht aan een gezamenlijk systeem voor warmte, koudeopslag met centrale warmtepompen en een warmte distributiesysteem. Deze warmte koudeopslag kan eventueel gecombineerd worden met het binnen dit bestemmingsplan aanwezige oppervlaktewater. Dus een optimaal gebruik van duurzame energiebronnen en een maximale efficiency.

Kwaliteit van de leefomgeving

In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kunnen we dan concluderen dat duurzaamheid al een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.

Overige (duurzaamheid)aspecten

Op het gebied van materiaalgebruik wordt gestreefd om materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.

Aanvullende eisen over duurzaam staan in het Nationale pakket duurzame woningbouw (NPDW) en het Nationale pakket duurzame utiliteitsbouw (NPDU). Sinds 2008 zijn deze nationale pakketten ondergebracht in het themapakket Dubo van SBR. Ook de Toolkit duurzame woningbouw bevat relevantie informatie over de milieukwaliteit van maatregelen voor nieuwbouw. Voor renovatieprojecten is de toolkit over bestaande bouw te gebruiken Daarnaast is het computerprogramma GPR geschikt om afwegingen in het te gebruiken materiaal te. Ook kan met dit computersysteem gekeken worden naar de thema's energie, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Daarnaast zijn er de minimale eisen uit het Bouwbesluit en het intentiebesluit Groninger WoonKwaliteit (GWk).

3.4.6 Leidingen

Hoogpanningsverbinding

Door het noordelijk plangebied, Gravenburg, loopt een hoogspanningsleiding, waaronder geen bebouwing mag plaatsvinden. De onderliggende bestemmingen zijn Water en Groen. De bebouwingsgrenzen zijn bepaald op basis van de ligging van de bestaande bouwblokken, waartussen ongeveer 80 meter ruimte aanwezig is. De hoogspanningsleiding is op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding (artikel 17).

Gasleidingen

In het zuidelijk plangebied, Hoogkerk, liggen vlak ten noorden van de spoorlijn in de bestemming Bedrijventerrein twee gasleidingen, waarvoor een belemmerende strook van 4 meter ter weerszijden van het hart van de leiding geldt. Zie planregels, artikel 16. Deze zone is op de verbeelding opgenomen met de dubbelbestemming Leiding-Gas.

Straalverbinding

Over het plangebied van Hoogkerk-Centrum loopt een straalverbindingspad vanaf de KPN-locatie aan de Peizerweg richting noordwesten (richting Zuidhorn), met een hoogtebeperking van 62 meter aan de zuidoostzijde tot 45 meter aan de noordwestzijde van het plangebied.

Ter plaatse van het terrein van Suiker Unie is een bebouwingshoogte tot 55 meter mogelijk. Deze staat op de plankaart aangegeven. Bij deze hoogte is er nog net geen sprake van een verstoring van het communicatieverkeer. Als er voor de bouw van nieuwe silo's met een dergelijke hoogte hoge hijskranen moeten worden ingezet, kunnen deze tot een verstoring leiden.

In dat geval is het verstandig contact opnemen met KPN Straalverbindingen.