Plan: | Bestemmingsplan Helpman |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP471Helpman-oh01 |
Dit hoofdstuk bevat de milieuaspecten die relevant zijn voor het bestemmingsplan Helpman. Het plangebied betreft een woonwijk met daarin bedrijvigheid. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem en duurzaamheid.
De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving. Vooral wanneer het woongebieden of gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.
Helpman is een woonwijk met daarin bedrijvigheid. In het gebied zijn uitsluitend bedrijven toegestaan in de categorieën 1 tot en met 2 zoals die door de VNG in “Bedrijven en milieuzonering” zijn beschreven. Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving. Verder zijn in de voorschriften bedrijven expliciet uitgesloten die vanwege de aard van de bedrijvigheid risicocontouren hebben die buiten het eigen terrein liggen.
De bestaande bedrijven met een hogere categorie kunnen binnen het plangebied worden gehandhaafd. Het betreft hier de volgende twee bedrijven met categorie 3:
Op dit moment veroorzaken de hierboven genoemde inrichtingen geen overlast voor de omgeving. Bij vertrek van de inrichting zal hiervoor in de plaats maximaal een categorie 2 inrichting kunnen komen.
Regulering van de milieubelasting door de bedrijven vindt plaats met behulp van de Wet Milieubeheer en/of op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Bij de aanvraag van een nieuwe vestiging van een bedrijf wordt nauwgezet beoordeeld of aan de randvoorwaarden kan worden voldaan en of er hinder zal optreden.
Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient daarom de geluidssituatie in beeld gebracht te worden.
De geluidniveaus op de gevel van nieuwe geluidgevoelige gebouwen (bijvoorbeeld woningen) worden getoetst aan de geluidnormen. Drie bronnen van geluid kunnen hierbij een rol spelen:
In Helpman zijn wegverkeerslawaai en industrielawaai van belang.
Wegverkeerslawaai
In het plangebied liggen veel wegen die zijn aangewezen als 30-kilometerzone. Deze vallen niet onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. Dit is wel het geval bij de volgende drukke wegen in het plangebied (met tussen haakjes de breedte van de geluidzone vanaf de as van de weg):
Ook de andere 50-kilometer-wegen in het plangebied vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder met een bijbehorende geluidzone van 200 meter vanaf de as van de weg. De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor dergelijke bestaande situaties, tenzij hier nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. In dat geval schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor die consequenties kan hebben voor de geluidbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.
Industrielawaai
Een deel van het plangebied ligt binnen het gezoneerde industrieterrein Groningen Zuid Oost. Deze zone is vastgesteld bij Koninklijk Besluit (KB). De zone heeft echter geen invloed op de bestaande situatie. In onderstaande figuur is de zone weergegeven.
Geluidcontour gezoneerd industrieterrein Groningen Zuid-Oost
De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. Kortheidshalve wordt hier gesproken van de 'Wet luchtkwaliteit', die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.
Voor het bestemmingsplan Helpman is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2008 en 2018. De concentraties zijn berekend voor drie wegen in het plangebied Helpman, te weten: Helper Brink, Van Ketwich Verschuurlaan, Verlengde Hereweg. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.
Uit de berekeningen volgt dat alle onderzochte locaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Voor een toelichting/onderbouwing wordt verwezen naar de Notitie luchtkwaliteit ten behoeve van het bestemmingsplan Helpman die als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen.
Externe veiligheid gaat over de omgang met de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd, omdat het (overlijdens)risico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
Het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI, 2004) en de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (2004) verplichten gemeenten rekening te houden met de externe veiligheid bij het maken van een bestemmingsplan. Beide kaders bevatten veiligheidsnormen, uitgedrukt in grens- en richtwaarden.
De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft een inventarisatie uitgevoerd van potentiële risicobronnen in en nabij het plangebied. Uit het onderzoek, dat als losse bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd, blijkt dat drie risicobronnen van belang zijn voor het plangebied
Deze bevinden zich allemaal buiten het plangebied. Het gaat hierbij om:
De drie risicobronnen worden hieronder nader behandeld. Waterwegen die als transportroute voor gevaarlijke stoffen dienen en hoge-druk-buisleidingen komen niet voor in of nabij het plangebied.
Aan de Papiermolenlaan, ten noorden van het plangebied, bevindt zich het zwembad 'De Papiermolen'. In een gebouw van het zwembadcomplex is een tank aanwezig met 3.000 liter chloorbleekloog. Deze inrichting valt niet onder het BEVI. Volgens de Leidraad Risico-inventarisatie geldt voor een opslag van deze omvang geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6). De 1% letaliteitsgrens ligt volgens de leidraad op 110 meter vanaf de tank. Deze contour komt niet tot het plangebied. Voor de externe veiligheid levert deze inrichting geen knelpunt op.
Ten noorden van het plangebied loopt de snelweg A7/N7. Deze transportroute is aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De afstand tot de plangrens bedraagt 130 meter en 170 meter tot de dichtstbijzijnde bebouwing in het plangebied. Vanwege deze grote afstand wordt aan de wettelijke verankerde grenswaarden voor externe veiligheid voldaan. In het kader van de actualisatie van het aangrenzende bestemmingsplan 'de Wijert' is het groepsrisico (GR) voor de A7/N7 berekend. Hieruit blijkt dat sprake is van een laag groepsrisico. De zogenaamde oriëntatiewaarde, een belangrijke toetsingswaarde, wordt niet overschreden. De beoogde actualisatie van het bestemmingsplan heeft geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. Een verantwoordingsplicht bestaat derhalve niet.
Het spoor ligt op een afstand van meer dan 230 meter van het plangebied. Vanwege deze grote afstand is het PR niet aan de orde. De grootte van het invloedsgebied van het GR hangt af van de aard van de vervoerde gevaarlijke stoffen en de hiermee verbonden ongevallenscenario's. Voor de meeste ongevallenscenario's geldt dat het effectgebied veel kleiner is dan 230 meter. Er zijn echter enkele scenario's met een grotere effectafstand. Het plangebied ligt daarom voor een deel binnen het invloedsgebied van het spoor. De geplande actualisatie van het bestemmingsplan heeft echter geen enkele toename van het GR tot gevolg. Er behoeft geen uitgebreide risicoanalyse te worden uitgevoerd. Een verantwoording van de risico's kan achterwege blijven.
Op basis van de uitgevoerde inventarisatie kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan voldoet aan alle normen voor externe veiligheid. Op grond van externe veiligheid bestaat geen bezwaar tegen de realisatie van het bestemmingsplan.
Met deze herziening wordt de bestaande situatie vastgelegd. De functies in dit gebied zijn voornamelijk (grondgebonden) woningen met hierbij de reguliere wijkvoorzieningen, zoals scholen en winkelcentra. In het gebied is op verschillende locaties bedrijvigheid gevestigd. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan dit gebruik/deze functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.
Bronverontreiniging
Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of voortkomen uit een eerder bodemonderzoek. In het gebied zijn veel ophogingen, dempingen en enkele ondergrondse tanks aanwezig zijn, waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn. Daarnaast zijn meerdere (voormalige) bedrijfsterreinen aangemerkt als ernstig verontreinigde locaties.
Binnen het plangebied Helpman bevinden zich acht locaties waar een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld. Drie locaties zijn er aangemerkt als spoedeisend.Dit betekent dat binnen 4 jaar na het afgeven van de beschikking gestart moet zijn met de sanering.
In onderstaande tabel zijn de locaties met een ernstige bodemverontreiniging weergegeven. Hierbij is tevens aangegeven of er al een sanering heeft plaatsgevonden en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.
Globiscode | Locatie naam | Beoordeling verontreiniging |
Sanering Uitgevoerd |
Zorg na sanering | |||
GO001402223 | Emmastraat 35 - 37 | Ernstig, geen spoed | n.v.t. | n.v.t. | |||
GR001400139 | Jullensstraat 5 | Ernstig, geen spoed | n.v.t. | n.v.t. | |||
GR001400234 | Helper Oostsingel 30 - 34 | Ernstig, geen spoed | n.v.t. | n.v.t. | |||
GO001400021 | Helper Oostsingel 54/1 - 56 | Ernstig, spoed niet bepaald | ja | n.v.t. | |||
GR001400110 | Helperplein 2 - 34 / Verlengde Hereweg 91 - 99 | Ernstig, spoed | Ja, deels | n.v.t. | |||
GR001400277 | Helper Oostsingel 15 - 29 | Ernstig, spoed | ja | Ja, gesloten verharding, monitoren, verbod graven en ontrekken | |||
GR001400123 | Helper Westsingel 19/5 | Ernstig, spoed | ja | Nee, leflaag in stand houden | |||
GR001400310 | Helper Westsingel 7 - 19 | Ernstig, spoed | nee | Grondwater-ontrekkingsysteem |
Diffuse verontreinigingen
Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in dit plangebied diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor hergebruik van grond.
De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op het moment van de inventarisatie. Individuele locaties zullen telkens opnieuw moeten worden beoordeeld op het aspect van geschiktheid. De inventarisatie is uitgevoerd op 6 februari 2009 en is gebaseerd op de op dat moment bij de Milieudienst beschikbare gegevens over (potentiële) ernstige verontreinigingen. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties verwijzen wij daarom naar www.eloket.groningen.nl.
Voor een toelichting/onderbouwing wordt verwezen naar de Inventarisatie bodemkwaliteitsgegevens plangebied Helpman die als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen. De verantwoordelijkheid voor eventueel aanvullend onderzoek en voor een sanering ligt bij de betreffende projectontwikkelaar. De wijze waarop een sanering wordt uitgevoerd en het tijdstip waarop met een sanering wordt gestart, moet worden afgestemd op de planning van de betreffende bouwactiviteiten. Het uitgangspunt is dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik. Voordat met een sanering kan worden begonnen, moet de gemeente Groningen als bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming instemmen met de voorgestelde sanering. De gemeente ziet toe op de juiste uitvoering van een sanering en van grondverzet in het algemeen.
De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025”.
In het beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl is beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.
In de Routekaart Groningen Energieneutraal+2025 staat opgeschreven hoe, met wie, waarmee en wanneer de gemeente deze ambitie wil realiseren. De ambitie 'Groningen energieneutraal' krijgt inhoud door het gelijk te trekken met 'CO2-neutraal' met een extra plus op energie besparen. Binnen de Routekaart is een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder is hét gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.
De Groningse energieladder bestaat uit de volgende vijf onderdelen:
Kortom vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande alinea's staat hoe deze thema's in het kader van dit bestemmingplan worden ingevuld.
Energie
Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Bijvoorbeeld dient er naast aandacht aan een optimale isolatie en besparingen op het gebied van elektra ook gekeken te worden of er ook andere mogelijkheden in de buurt aanwezig zijn. Zoals bijvoorbeeld restwarmte van nabijgelegen bedrijven/kantoren/scholen. Het gebruik van aardwarmte in de vorm van warmte/koudeopslag in de bodem in combinatie met warmtepompen is een duurzaam alternatief voor verwarming door middel van aardgas. Daarnaast is het raadzaam om bij grote (nieuwbouw)projecten te kijken naar een centraal gebruik van duurzame energie in combinatie met het inrichten van de omgeving. Hierbij wordt gedacht aan een gezamenlijk systeem voor warmte-/koudeopslag met centrale warmtepompen en een warmtedistributiesysteem. Deze warmte/koudeopslag kan eventueel gecombineerd worden met het binnen dit bestemmingsplan aanwezige oppervlaktewater, dus een optimaal gebruik van duurzame energiebronnen en een maximale efficiency.
In de nabije omgeving van het plangebied (Kempkensberg / Engelse Kamp) wordt over een aantal jaren door de ontwikkelingen rondom de nieuwbouw Belastingdienst / Informatie Beheer Groep een duurzaam warmte/koudenet aangelegd. Een eventuele uitbreiding van dit systeem naar concrete bouwplannen aan bijvoorbeeld de Helper Westsingel is mogelijk. Bij de start van eventuele nieuwbouw moet gekeken worden of deze initiatieven op één of andere manier gekoppeld kunnen worden.
Kwaliteit van de leefomgeving
In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier waarop wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kan geconcludeerd worden dat duurzaamheid een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.
Overige (duurzaamheid)aspecten
Op het gebied van materiaalgebruik wordt er naar gestreefd om materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.
Op het gebied van materiaalgebruik is het gewenst gebruik te maken van materialen, die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt zijn voor hergebruik. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.
Aanvullende eisen over duurzaam bouwen staan in het Nationale pakket duurzame woningbouw (NPDW) en het Nationale pakket duurzame utiliteitsbouw (NPDU). Sinds 2008 zijn deze nationale pakketten ondergebracht in het themapakket Dubo van SBR. Ook in de Toolkit duurzame woningbouw (april 2005, uitgeverij Aeneas, isbn: 90-75365-72-1) bevat relevantie informatie over de milieukwaliteit van maatregelen voor nieuwbouw. Voor renovatieprojecten is de toolkit over bestaande bouw te gebruiken (december 2008, uitgeverij Aeneas, isbn: 978-90-75365-90-0). Daarnaast is het computerprogramma GPR nieuwbouw en bestaande bouw (van W/E adviseurs) geschikt om afwegingen in het te gebruiken materiaal te kunnen maken. Ook kan met dit computersysteem gekeken worden naar de thema's energie, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Daarnaast zijn er de minimale eisen uit het Bouwbesluit en het intentiebesluit Groninger WoonKwaliteit (GWk).