Plan: | Bestemmingsplan Korrewegwijk-De Hoogte 2009 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP467Korrewegwijk-oh01 |
Externe veiligheid (EV) betreft de risico's die burgers lopen vanwege gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen in hun omgeving. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het (overlijdens)risico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die niet deelnemen aan de activiteit die het risico met zich meebrengt. Het veiligheidsbeleid richt zich op de beheersing van deze risico's.
Voor externe veiligheid gelden risicoafstanden en veiligheidsnormen, vertaald in grens- en richtwaarden. Deze zijn vastgelegd in het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI, 2004), de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (2004) en in de Circulaire 'Zonering langs hogedruk-aardgastransportleidingen 1984'. De genoemde kaders verplichten gemeenten rekening te houden met externe veiligheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en in het groepsrisico (GR). Het PR vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het GR is een maat voor de verantwoorde omgang met het overlijdensrisico van een hele groep mensen.
De gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan Korrewegwijk-De Hoogte 2009 een veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek bestaat uit een inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied en uit de analyse van de invloed die deze bronnen hebben op de veiligheid. De uitkomsten zijn getoetst aan de geldende veiligheidsnormen. Tenslotte is gekeken naar de noodzaak om veiligheidsmaatregelen te treffen of voorschriften in het plan op te nemen. Het externe veiligheidsonderzoek maakt deel uit van het bestemmingsplan. Voor de details kan worden verwezen naar het onderzoek dat in bijlage 2 bij deze bestemmingsplantoelichting is gevoegd.
Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied te maken heeft met diverse risicobronnen. Deze bevinden zich zowel binnen het plangebied als in de omgeving. Het gaat hierbij onder andere om risico's die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, de wegen, het water of via hogedruk-aardgasleidingen en het gebruik van LPG-tankstations, olieopslag en industriële bedrijven. Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van één of meerdere van deze risicobronnen. Personen binnen het plangebied staan bloot aan de gevaren van risico's als gevolg van handelingen met en vervoer van gevaarlijke stoffen.
Uit de risicoberekeningen en de toetsing aan de grens- en richtwaarden blijkt dat aan de harde normen van het PR wordt voldaan. Voor de meeste risicobronnen vormt het GR eveneens geen probleem. Het GR vanwege het spoortransport leidt wel tot een hoog groepsrisico. De zogenaamde oriëntatiewaarde, een belangrijke ijkwaarde, wordt overschreden. Vanwege de overschrijding van de oriëntatiewaarde dient het GR te worden verantwoord (bijlage 2 bij deze bestemmingsplantoelichting). De verantwoording vindt plaats volgens een aparte procedure zoals beschreven in de 'Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico'.
Met het onderhavige bestemmingsplan wordt op een aantal locaties de bestemming gewijzigd. Voor deze ontwikkellocaties is specifiek gekeken of de wijziging consequenties heeft voor de veiligheidssituatie. Dit is niet het geval, met dien verstande dat ter plaatse van de hoek Van Starkenborghkanaal-Oosterhamrikkanaal na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid sprake is van een lichte toename van het risico. De wijziging leidt niet tot overschrijding van de normen voor het plaatsgebonden risico. Het risico blijft, ook in de toekomstige situatie, ver beneden de oriënterende waarde. De uiteindelijke verantwoording van het groepsrisico vindt plaats bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
Het voorgaande samenvattend bestaat op grond van externe veiligheid geen bezwaar tegen de actualisatie van het bestemmingsplan. Het college van Burgemeester en Wethouders stelt de verantwoording vast voorafgaand aan de vaststelling van dit bestemmingsplan.