Plan: | Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01 |
29. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor
de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het
behoud van de archeologische waarden.
29. 2.
Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de
bodem dieper dan 40 cm -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:
- bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 15 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
De gebouwen die bestaan ten tijde van de ter-inzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn hiervan uitgezonderd.
29. 3.
Afwijken
van de bouwregels
29. 3. 1. Met een omgevingsvergunning kan worden
afgeweken van het bepaalde in lid 29.2., mits:
a.
op
basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is
aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
b.
op
basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is
aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet
onevenredig worden geschaad, of;
c.
één of
meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
1.
een
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
2.
een
verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van
opgravingen, of;
3.
een
verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op
het terrein van de archeologische monumentenzorg.
29. 3. 2. Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
29. 4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
29. 4. 1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere
op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning
vereist:
a.
het
ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden over een totaal
aaneengesloten oppervlakte groter dan 5 m², waarbij in acht genomen de
oppervlakte welke reeds eerder door voornoemde werken is bewerkt;
b.
het woelen,
mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen
grondbewerking dieper dan 0,4
m;
c.
het
graven, uitbaggeren of dempen van watergangen;
d.
het
aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 0,4 m;
e.
het
graven van sleuven breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m ten behoeve van het aanbrengen
van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen, drainage,
en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f.
het
permanent verlagen van het waterpeil.
29. 4. 2. Het bepaalde in lid 29.4.1. is niet van
toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
a.
het
normale onderhoud betreffen;
b.
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c.
mogen
worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
d.
aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is
gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
29. 4. 3. De omgevingsvergunning zal slechts worden
verleend indien:
a.
op
basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond
dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
b.
op
basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is
aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden
niet onevenredig worden geschaad, of;
c.
één of
meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
1.
een
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
2.
een
verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van
opgravingen, of;
3.
een
verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbinden, wordt eerst
een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
29. 5.
Wijzigingsbevoegdheid
Het bestemmingsplan kan worden gewijzigd in die zin dat:
- de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.