Plan: | Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01 |
12. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
b. sloten, poelen, en daarmee gelijk te stellen water;
met daaraan ondergeschikt:
c. het extensief agrarisch medegebruik;
d. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
e. paden.
12. 2. Bouwregels
12. 2. 1. Op of in de gronden als bedoeld in lid 12.1.
mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
andere
bouwwerken, zoals terreinafscheidingen.
12. 2. 2. Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3 m bedragen.
12. 3. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
c. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
d. het dempen van sloten, poelen en/of andere watergangen en/of -partijen.
12. 4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
12. 4. 1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
a. het af- en/of vergraven en/of ophogen van gronden;
b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
12. 4. 2. Het bepaalde in lid 12.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12. 4. 3. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden.