direct naar inhoud van 2.5 Regionaal beleid
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lg2011-0010

2.5 Regionaal beleid

2.5.1 Haaglanden in 2020, Internationaal sterk en duurzaam ontwikkeld, Regionaal Structuurplan 2020 (2008)

Het Regionaal Structuurplan bouwt voort op de sterke punten van de regio: de economische specialisaties, de mooie landschappen en de kwaliteit van leven.

Kiezen voor bouwen binnen de bestaande stad betekent dat het landschap open en groen kan blijven. Haaglanden kent veel verschillende landschappen, elk met een eigen schoonheid: de duinen en het strand, de landgoederen, de weilanden. Er liggen kansen om landschappen nog aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door natuurontwikkeling of door meer fiets- en wandelpaden aan te leggen.

Groene verbindingen tussen open gebieden zijn belangrijk voor de recreatie, een gezonde natuur en de gezondheid van de inwoners. De regio wil bereiken dat duinen, weiden, landgoederen, parken en recreatiegebieden onderling met elkaar worden verbonden en dat landschappen verder worden ontwikkeld. Door de overgangen van de stad naar de groengebieden te verbeteren wordt het voor de bewoners van Haaglanden aantrekkelijk en gemakkelijk om op korte afstand van hun huis een ommetje of een fietstocht door de natuur te maken.

2.5.2 Integrale visie greenport Westland-Oostland, 2020 (2008)

Het glastuinbouwcluster is voor de Nederlandse economie van grote betekenis. Het levert, als derde mainport van Nederland, een belangrijke bijdrage aan de werkgelegenheid en aan het handelsoverschot.
Reden voor de rijksoverheid om condities te creƫren om de glastuinbouwsector krachtig te houden. In de Nota Ruimte heeft het Rijk daartoe de Greenports als ruimtelijk-economische concentratiegebieden benoemd. Ruimtelijk beleid en financiƫle middelen zullen worden ingezet om de Greenports een goede toekomst te verzekeren. Daarbij is een goede afstemming met andere ruimtelijke functies vereist.
De gemeenten van de Greenport Westland-Oostland spannen zich gezamenlijk met andere partijen in om de glastuinbouw als vitale, economische sector toekomstperspectief te bieden.

Om het glastuinbouwcluster krachtig te houden, is ook ruimte nodig voor agro-gerelateerde bedrijvigheid. In Westland leidt dit tot een 'economische as' langs de N213, in het Oostland ontstaat een concentratie langs de A12, van veiling tot de Bleizo-locatie. Ten aanzien van de infrastructuur worden verschillende grote werken genoemd, waarvan de realisatie echter (nog steeds) niet is gegarandeerd: de A4 noord, aansluiting A13-A16 en de Oranjetunnel, naast verschillende meer regionale en lokale verbeteringen.

Als tegenhanger van de verstedelijking is een groenstructuur gerealiseerd, die is gebaseerd op een aantal grote landschappelijke eenheden (kust, Midden-Delfland, Groene Hart) en een stelsel van groene verbindingen vanuit de verstedelijkte gebieden. Veel verspreid glas is hiertoe gesaneerd en moet nog verdwijnen om de kwaliteit die we in het landschap nastreven te bereiken. Ook hierdoor ontstaat een ruimtevraag. De wateropgave is en wordt vertaald in concrete plannen. De Poelzone in Westland, de Bergboezem tussen Berkel en Pijnacker en de waterstructuur als onderdeel van de ontwikkeling van de Zuidplaspolder zijn hier voorbeelden van.

2.5.3 Landschapsontwikkelingsplan Zoetermeerse Meerpolder (2001)

De voormalige gemeente Leidschendam en de gemeente Zoetermeer hebben voor de Zoetermeerse Meerpolder een landschapsontwikkelingsplan opgesteld. De polder is herkenbaar als landschapselement. De doelstellingen voor de Zoetermeerse Meerpolder zijn:

  • het behouden of versterken van de openheid van de polder;
  • het behouden van het landelijk karakter;
  • het benutten van de bebouwing en erven om het contrast met de openheid van de polder en de ronde vorm van de ringsloot met de kaden te accentueren;
  • het ruimtelijk versterken van de cultuurhistorische betekenis van tochten, ringsloot, molens en gemaal;
  • het verbeteren van de recreatieve gebruiksmogelijkheden van de polder.

2.5.4 Waterbeheerplan 2010-2015 (2010)

In 2010 is door het Hoogheemraadschap van Rijnland een nieuw Waterbeheerplan (WBP) vastgesteld. Daarin zijn de ambities van Rijnland opgenomen en de maatregelen die Rijnland de tot 2015 in het watersysteem zal treffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op de uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het hoogheemraadschap dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het WBP sorteert voor op deze ontwikkelingen.

2.5.5 Cultuurhistorische impuls Duin, Horst en Weide (2004)

De nota Cultuurhistorische impuls Duin, Horst en Weide is opgesteld door de provincie in samenwerking met de gemeenten Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam-Voorburg. De nota heeft betrekking op de buitengebieden van de gemeenten en voor de voormalige Rijksbufferzone Den Haag - Katwijk. Het doel van de nota is de cultuurhistorie blijvend beter te positioneren binnen ruimtelijke afwegingsprocessen voor het werkingsgebied, zoals is overeengekomen in het pact van Duivenvoorde. De nadruk ligt op behoud door ontwikkeling. De nota geeft de volgende ontwikkelingsrichting aan.

  • De waterhuishouding van buitengebieden moet onafhankelijk worden van het omringende gebied. Gebiedseigen water en afstromend water uit de binnenduinrand en strandvlakten dient in eigen gebied te worden geconserveerd en benut.
  • De lage gebieden zullen door bodemdaling en klimaatsveranderingen in toenemende mate vernatten. Behoud van het huidige grondwaterpeil is onzeker. De bruikbaarheid als agrarisch gebied zal daardoor verder afnemen. Een actief peilbeheer, gericht op de aanwezige functies, is noodzakelijk.
  • De buitengebieden bevatten hoge natuurwaarden welke grotendeels wettelijk worden beschermd. Van de duinen naar het oosten moeten de ecologische verbindingen worden versterkt.
  • De landbouw, met name in veengebieden, komt onder druk te staan door toenemende vernatting, klimaatsverandering en bodemdaling. Er moet ruimte worden gegeven aan het opzetten van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven.
  • De provincie zet in op verplaatsen van de glastuinbouw.
  • De buitengebieden zijn het uitloopgebied voor de stedelijke agglomeraties Haaglanden, Zoetermeer en Holland Rijnland. Het recreatieve netwerk dient te worden uitgebreid.
  • De ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden binnen de bufferzone dienen behouden te blijven. Waar deze waarden niet voorkomen (de randen van de bufferzones), is verstedelijking mogelijk.

2.5.6 Het bodemarchief ontrafeld, Nota archeologie "Duin, Horst en Weidegebied" (2008)

Gelet op het Verdrag van malta en de herziene archeologiewetgeving, is de rol van de gemeente essentieel geworden binnen het archeologietraject. De gemeenten Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam-Voorburg zullen daarom in toenemende mate te maken krijgen met archeologie. Om praktisch invulling te geven aan deze veranderingen, hebben de drie gemeenten een nota archeologie opgesteld. In de nota worden beleidsregels en wensen ten aanzien van de omgang met het archeologisch erfgoed geformuleerd en maken de gemeenten duidelijk hoe waardevol het archeologisch erfgoed voor de identiteit van het gebied is.

.afbeelding "i_NL.IMRO.1916.lg2011-0010_0006.png"Figuur 2.3: Structuurvisie Leidschendam- Voorburg