direct naar inhoud van Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lg2011-0010

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • b. een gemaal ten behoeve van de waterhuishouding respectievelijk het reguleren van de waterstand, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' (gm);

en mede bestemd voor:

  • c. de instandhouding, versterking en/of het herstel van cultuurhistorische waarde van de aanwezige bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (cw)

met de daarbij behorende:

  • d. bebouwing en noodvoorzieningen;
  • e. ontsluitingswegen, paden en parkeerplaatsen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. waterlopen.

9.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 9.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor de bestemming(en) 'Leiding - Gas', 'Leiding - Water', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie lage verwachting', 'Waarde- Ecologie' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en), primair van toepassing.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2.2, uitsluitend bouwwerken ten dienste van en noodzakelijk voor de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bebouwing ruimtelijk dan wel landschappelijk goed dient te worden ingepast, met inachtneming van de in de Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf beschreven ruimtelijke kwaliteit en karakteristiek van het gebied;
  • b. burgemeester en wethouders over de landschappelijke inpassing van bebouwing advies kunnen inwinnen bij een landschapsdeskundige.

9.2.2 Inrichting bestemmingsvlak en maatvoering bebouwing

Voor de plaatsing van bouwwerken als bedoeld in lid 9.2.1 in het bestemmingsvlak gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gesitueerd, met dien verstande dat (bedrijfs)woningen niet zijn toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen ten behoeve van de bestemming mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 20 m²;
  • c. voor de gebouwen behorende bij de nutsvoorzieningen op de gronden ter plaatse van het in onderstaande tabel aangegeven adressen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan genoemd onder b., gelden de bij het betreffende adres aangegeven gezamenlijke oppervlakte en goot- en/of bouwhoogte als maximum toegestaan:

ter plaatse van het adres   type nutsvoorziening   max. oppervlakte gebouwen (m²)   max. goothoogte gebouwen (m)   max. bouwhoogte gebouwen (m)  
Dr. Van Noortstraat 2   gemaal   100   -   4  
Oostvlietweg tussen 22 en 22a   gemaal   22   -   2,5  
Stompwijkseweg 11   gemaal   117   3   6  
Westeinderweg t.o. 6-8   gemaal   32   -   5  

  • d. de hoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel:

Bouwwerken   max. goothoogte (m)   max. bouwhoogte (m)  
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevel(rooi)lijn:   -   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   -   1 m  
licht- en vlaggenmasten   -   12 m  
technische installaties en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   10 m  

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aanvullend op het bepaalde in lid 9.2 nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van bouwwerken, in verband met:

  • a. een goede ruimtelijke dan wel landschappelijke inpassing van bebouwing op het (bouw)perceel dan wel in het gebied;
  • b. het behoud, herstel dan wel de versterking van de karakteristieken dan wel waarden van het gebied en/of van (de cultuurhistorische waarde van) de bebouwing;
  • c. de situering, gebruiksmogelijkheden en/of de (beperking van) bezonning van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • d. geluidaspecten, milieuaspecten, verkeersveiligheid en/of andere veiligheidsaspecten.

Het een ander met inachtneming van hetgeen in de Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is beschreven.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Erf- en perceelafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder d. ten behoeve van erf- en/of perceelafscheidingen voor de voorgevel(rooi)lijn tot een bouwhoogte van 3 m.

9.4.2 Toelaatbaarheid afwijking

Burgemeester en wethouders maken uitsluitend gebruik van de in lid 9.3.1 genoemde afwijkingsmogelijkheid, indien en voor zover:

  • a. vaststaat dat de afwijking of bebouwing ten dienste is van de bestemming, noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van de onderhavige gronden en geen onevenredige hinder veroorzaakt voor de omgeving;
  • b. door toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit en/of waarden van de gronden dan wel de waarden (landschappelijke en/of natuurwaarden) verbonden aan de bestemming van de gronden, die aan het bestemmingsvlak grenzen;
  • c. de afwijking of bebouwing ruimtelijk dan wel landschappelijk goed worden ingepast, met inachtneming van de in de Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf beschreven ruimtelijke kwaliteit en karakteristiek van het gebied, ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders advies kunnen inwinnen bij een landschapsdeskundige.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Beëindiging nutsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro bevoegd de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' te wijzigen in de bestemming van de gronden die direct aan het bestemmingsvlak grenzen, indien is komen vast te staan dat de nutsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd en het instandhouden van de bestemming niet langer noodzakelijk dan wel gewenst is. Bij wijziging is het bepaalde in het bij de betreffende bestemming behorende artikel, dienovereenkomstig van toepassing.

9.5.2 Voorwaarden wijziging

Voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid genoemd in lid 9.5.1 gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging mag in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen verslechtering voor de omgeving met zich meebrengen;
  • b. de wijziging mag de waarden van de omliggende gronden dan wel bebouwing geen schade toebrengen;
  • c. de bebouwing dan wel voorzieningen dienen, voor zover deze geen geen cultuurhistorische waarden hebben, te worden verwijderd.