direct naar inhoud van Artikel 23 Leiding - Gas
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lg2011-0010

Artikel 23 Leiding - Gas

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een (ondergrondse) aardgastransportleiding met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - gas'.

23.1.2 Beschermings- en Veiligheidszones

Voor de aardgastransportleiding genoemd in onderstaande tabel, gelden de daarbij aangegeven beschermingszone en veiligheidszone:

Leidingnummer   Beschermingszone 1)(m)   Veiligheidszone (m)  
A-517-kr-004 t/m 012   5   120  
W-514-01-KR-033 t/m 047   4   30  
W-514-19-KR-001   4   20  
1) gemeten ter weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'  

23.1.3 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 23.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor de bestemming(en) 'Leiding - Water', 'Leiding - Riool', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie lage verwachting', 'Waarde- Ecologie' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is daarbij tevens het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) van toepassing. De hier genoemde bestemmingen en de bestemming genoemd in lid 23.1.1 zijn ten opzichte van elkaar nevengeschikt.

23.1.4 Andere bestemmingen

Voor zover de in lid 23.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor (een) andere daar voorkomende bestemming(en), is daarbij het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) secundair van toepassing.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 23.1 mogen bouwwerken ten behoeve van de genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. ten dienste van de aardgastransportleiding(en) uitsluitend gebouwen mogen worden gebouwd, met een grondoppervlakte van maximaal 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  • b. ten dienste van de aardgastransportleiding(en) uitsluitend andere bouwwerken mogen worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 2 m;
  • c. indien de betreffende gronden tevens zijn aangewezen voor (een) dubbelbestemming(en) genoemd in lid 23.1.3, burgemeester en wethouders voor de bouw van de bouwwerken genoemd in dit lid onder a. en b. uitsluitend een omgevingsvergunning verlenen, indien tevens aan het bepaalde in de regels behorende bij die dubbelbestemming(en) is voldaan.

23.2.2 Beschermingszone

Binnen de beschermingszone, als bedoeld in lid 23.1.2, mag niet worden gebouwd.

23.2.3 Veiligheidszone

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mogen geen nieuwe woningen en/of andere bouwwerken, die in een regelmatig verblijf van personen voorzien, worden gesitueerd.

23.2.4 Samenvallende bestemming(en)

Voor zover de gronden genoemd in lid 23.1.1 samenvallen met (een) andere daar voorkomende bestemming(en), mag ten behoeve van die andere bestemming(en) -met inachtneming van de voor die bestemming(en) geldende regels - uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover:

  • a. de belangen van de gastransportleiding(en) de betreffende bebouwing verdragen, door de bebouwing geen schade aan de gastransportleiding(en) wordt toegebracht en geen gevaar voor personen en goederen ontstaat of kan ontstaan;
  • b. burgemeester en wethouders vóór het verlenen van de voor de betreffende bebouwing benodigde omgevingsvergunning, over dat bouwwerk dan wel die werkzaamheden schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de gasleiding en deze een positief advies heeft uitgebracht.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.1.3 ten behoeve van de vestiging van personen binnen de in dat lid bedoelde veiligheidszone, indien en zover:

  • a. op grond van technische, planologische, bedrijfseconomische en/of bedrijfsdoelmatige redenen vestiging binnen die zone gewenst of noodzakelijk is;
  • b. burgemeester en wethouders alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de gasleiding en deze een positief advies heeft uitgebracht;
  • c. de veiligheid van personen ter plaatse niet in het geding is of kan komen.

23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en/of bouwwerken met deze bestemming wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 32, in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden/bouwwerken voor andere doeleinden dan de doeleinden genoemd in lid 23.1 dan wel voor andere doeleinden dan de doeleinden behorende bij de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en);
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden op een wijze die schadelijk is voor de belangen van de aardgasleiding.

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en/of in de gronden met de in onderstaande tabel aangegeven dubbelbestemming, de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

Dubbelbestemming(en)   werken en werkzaamheden1  
  a.   b.   c.   d.   e.   f.   g.   h.   i.   j.   k.  
Leiding - Gas   x   x   x   x   o   x   x   x   o   x   x  
Verklaring:
x = omgevingsvergunningplichtige activiteit
o= niet-omgevingsvergunningplichtige activiteit  

¹werken en werkzaamheden:

  • a. het aanleggen en/of verharden van (kavel)wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de bodem, het afgraven, ontgrondingen, ophogen en/of egaliseren van de gronden, het ophogen van gronden (meer dan 10 cm) in verband met grootschalige verwerking van bagger;
  • c. het aanleggen en/of dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;
  • d. het aanbrengen van boven- en/of ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • f. diepwoelen, diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 m of meer diep);
  • g. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren dan wel het leggen van drainageleidingen;
  • h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden of het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of diepwortelende beplanting, waaronder begrepen rietplanting;
  • i. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor normaal onderhoud of graslandverbetering;
  • j. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;
  • k. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.

23.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud van graslanden;
  • b. reeds in uitvoering zijnde (legale) werken en werkzaamheden bij de tervisielegging van het ontwerp van dit plan of werken en werkzaamheden waarvoor reeds een aanlegvergunning is verleend;
  • c. de aanleg en/of normaal onderhoud van natuurvriendelijke oevers;
  • d. het onderhoud en/of beheer van de aanwezige leidingen;
  • e. het leggen van drainageleidingen, indien deze leidingen niet dieper dan 0,5 m beneden het maaiveld worden aangelegd.

23.5.3 Toelaatbaarheid omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.5.1 wordt slechts verleend, indien en voor zover:

  • a. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft geen schade aan de aardgastransportleiding(en) veroorzaken of kunnen veroorzaken;
  • b. een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen de belangen van (een) andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), tot uitkomst heeft dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

23.5.4 Advies omtrent omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen alvorens omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning te beslissen advies inwinnen bij de beheerder van de aardgastransportleiding(en).