direct naar inhoud van Artikel 6 Centrum
Plan: Altweerterheide, Stramproy, Swartbroek en Tungelroy
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPAltwStraSwarTung-VA01

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aan huis gebonden beroep en bedrijf, uitsluitend op de begane grond;
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • d. het uitoefenen van een horecabedrijf op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • e. het uitoefenen van een horecabedrijf van categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • f. kantoor met baliefunctie, uitsluitend op de begane grond;
  • g. wonen;

een en ander met de daarbij behorende parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, verhardingen en andere voorzieningen zoals energievoorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.4.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken passende binnen deze bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen passen binnen deze bestemming.
6.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
  • a. Het hoofdgebouw moet en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag in zijn geheel worden bebouwd.
  • c. Het hoofdgebouw dient georiënteerd te blijven op hetzelfde voorerf als in de situatie die bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
  • d. De voorgevel dient uitsluitend in de naar de weg gekeerde bouwgrens, te worden opgericht; ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers en balkons met een oppervlakte van maximaal 5 m2 mogen de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met maximaal 1,20 meter, mits daarmee de bestemmingsgrens of de perceelsgrens die het dichtst aan de zijde van de weg gelegen is, niet wordt overschreden; luifels en andere droogloopvoorzieningen mogen eveneens de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met maximaal 3,00 meter, mits daarmee de bestemmingsgrens of perceelsgrens die het dichtst aan de zijde van de weg gelegen is, niet wordt overschreden.
  • e. Ten aanzien van de maatvoering van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 6,00 meter bedragen tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een afwijkende goothoogte is aangegeven of maximaal de goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is;
  • 2. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 9,00 meter bedragen tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is aangegeven of maximaal de bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is.
  • f. De functie dienstverlening, detailhandel, horeca, kantoor mogen uitsluitend uitgeoefend worden in het bouwvlak. De buiten het bouwvlak gelegen bijgebouwen mogen wel ten dienste van de genoemde functies worden gebruikt, bijv. als opslagruimte. Functies die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het plan reeds buiten het bouwvlak plaatsgevonden mogen worden voortgezet.
6.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'
  • a. Bijgebouwen mogen worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • c. De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 150 m² per pand bedragen, mits ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' het vlak per perceel door dat bouwen voor niet meer dan 50% wordt bebouwd, waarbij bijgebouwen en overkappingen, gelegen binnen het bouwvlak, niet meegerekend worden bij de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen.
  • d. Ten aanzien van de maatvoering van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  • De goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,20 m bedragen of maximaal de bestaande goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is.
  • De bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 6,00 m bedragen of maximaal de bestaande bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is.
6.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en afmetingen bij de bestemming te passen.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4,00 meter bedragen, met uitzondering van:
  • erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen;
  • bouwwerken met een gering oppervlak, zoals vlaggenmasten, waarvan de hoogte maximaal 12,00 m mag bedragen;
6.2.5 Antenne-opstelpunten

Op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 15,00 meter mogen antenne-opstelpunten worden opgericht, mits deze antennemasten niet hoger zijn dan 5,00 meter gemeten vanaf bovenkant gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
  • b. dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken ten behoeve van het toestaan van een dakterras

Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken voor een dakterras op een plat dak mits:

  • a. de hoogte van de vloerafscheiding/balustrade maximaal 1,20 m bedraagt, gemeten vanaf de bovenkant van het plat dak;
  • b. geen bouwwerken, anders dan onder a. bedoeld, op het dakterras worden opgericht;
  • c. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • d. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • e. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Gebruik van de gronden en opstallen

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:

  • a. opslagdoeleinden, anders dan overeenkomstig het normale gebruik binnen de bestemming 'Centrum';
  • b. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, met uitzondering van de in de bestemmingsomschrijving omschreven vormen van bedrijfmatig gebruik en met uitzondering van het gebruik van hoofd- en bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf tot een oppervlakte van 50 m2;
  • c. prostitutiedoeleinden;
  • d. digitale verkoop;
  • e. zelfstandige bewoning of afhankelijke woonruimte, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • f. het vellen of rooien van karakteristieke beplanting ter plaatsing van de aanduiding 'waardevolle boom';
  • g. het gebruik van aangebouwde bijgebouwen als afhankelijke woonruimte.
6.5.2 Horeca

Voor de percelen waar horeca is toegestaan geldt dat uitsluitend de horecavorm, welke ter plaatse aanwezig is op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is toegestaan. In ieder geval zijn een discotheek, amusementenhal, speelautomatenhal, bingozaal en gebruik voor prostitutiedoeleinden niet toegestaan. Voor de percelen met de aanduiding 'horeca van categorie 2' geldt dat uitsluitend een bedrijf 'horeca van categorie 2' is toegestaan.

6.5.3 Parkeren

Elke voorziening dient op eigen terrein te voorzien in de behoefte aan parkeergelegenheid (zowel voor personeel als voor bezoekers) en in gelegenheid voor laden en lossen, waarbij voldaan dient te worden aan de normen in de Parkeerbeleidsnota 2006, tenzij voldoende openbare plaatsen aanwezig zijn volgens een beoordeling van burgemeester en wethouders.

6.5.4 Wet geluidhinder

Bij het nieuw oprichten van geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder dient het bepaalde in artikel 28 in acht genomen te worden.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken voor handel in de vorm van digitale verkoop per internet

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.1 sub d, voor handel in de vorm van digitale verkoop per internet, mits:

  • a. de producten door de klant niet ter plaatse besteld worden;
  • b. de bestelde producten door de ondernemer zelf of via de post c.q. een pakketdienst bij de klant thuis bezorgd worden;
  • c. er geen verkoop aan huis plaatsvindt;
  • d. maximaal 30 m² van het vloeroppervlak van de woning gebruikt wordt voor de digitale verkoop per internet, in de vorm van administratie en opslag goederen.
6.6.2 Afwijken voor een grotere oppervlakte dan 50 m2, of als bedrijfsruimte voor een aan huis gebonden bedrijf of een ambachtelijk bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.1 sub b, voor een grotere oppervlakte dan 50 m2, of als bedrijfsruimte voor een aan huis gebonden bedrijf of een ambachtelijk bedrijf in een deel van een woning of de daarbij behorende bijgebouwen, mits:

  • a. de daar gepleegde activiteiten ondergeschikt zijn aan de woonfunctie;
  • b. het gebruik naar de aard met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • c. de woonfunctie op het betrokken perceel niet in betekenende mate wordt aangetast;
  • d. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen als zodanig wordt gebruikt;
  • e. geen gebruik plaatsvindt, dat meldings- of vergunningsplichtig is in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij ten aanzien van meldingsplichtige activiteiten door de aanvrager middels onderzoek kan worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat door desbetreffende activiteit niet onevenredig worden aangetast;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met het beroep of bedrijf;
  • g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn en die niet binnen het perceelsgedeelte, dat binnen het bestemmingvlak gelegen is, gerealiseerd kunnen worden.
6.6.3 Afwijken voor het gebruik van een aangebouwd bijgebouw als afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.1 sub e, teneinde toe te staan dat een aangebouwd bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. er geen sprake is van een zelfstandige woning;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er maximaal één afhankelijke woonruimte per woning ontstaat.
6.6.4 Afwijken horeca van categorie 2

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.2 teneinde toe te staan dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca' een bedrijf van 'horeca van categorie 2' is toegestaan, welke op het tijdstip van tervisielegging van het plan niet aanwezig was, mits:

  • a. deze horeca winkelgebonden openingstijden heeft;
  • b. er geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving kan ontstaan.
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
6.7.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op de voor 'Centrum' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom': het vellen of rooien van karakteristieke beplanting.
6.7.2 Normaal onderhoud

Het onder 6.7.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een (omgevings)vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  • b. die het normale onderhoud en beheer betreffen.
6.7.3 Toelaatbaarheid

Werken als bedoeld in 6.7.1 onder a. zijn slechts toelaatbaar indien door deze werken en werkzaamheden, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarden van de desbetreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.